Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpse ‘consten ende secreten’ voor verlichters en ‘afsetters’ van gedrukte prenten (17de E.)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap werd door de kunstzinnige verpakking, naar men hoopte, in sterke mate bevorderd.
Hoe werden deze kleuren bereid, wat waren de grondstoffen? Hoe werden die geprepareerd en gemengd? Welke waren geschikt om aangezichten, haar, baarden, naakte lichaamsdelen, bomen, luchten, wolken, planten, huizen, klederen weer te geven? Hoe werd de grondlaag voor kleur of voor de zilver- en goudlaag aangebracht? Welke kleurenmengsels werden boven deze grondlaag gelegd? Hoe werden de kleurstoffen aangelegd, verdund of aangedikt, donkerder of lichter gemaakt? Steunde men daarbij alleen op mondelinge, van generatie tot generatie in beperkte kring doorgegeven know-how, of waren er ook schriftelijke bronnen in handschrift of in druk waarin deze kennis en kunde toen reeds vastgelegd en beschikbaar waren?
Deze en andere, gelijkaardige vragen van technische aard zou men zich tot op heden tevergeefs gesteld hebben. Het antwoord erop moest men immers schuldig blijven. Geen enkel technisch, op de praktijk gericht handboek van een man of een vrouw van bij ons, die dagelijks bij dit produktieproces betrokken was, was immers bewaard gebleven. Dat dacht men althans, maar dat blijkt onjuist te zijn. Wel waar is dat dit belangrijk, technisch aspect van de Antwerpse prentproduktie tot op heden niet de minste aandacht heeft gekregen.
Een uniek, uitvoerig en gedetailleerd zeventiende-eeuws handgeschreven boekje voor het schilderen van miniaturen en het inkleuren van gedrukte prenten, geeft nochtans omstandig antwoord op de hierboven gestelde en op nog vele andere vragen. Voor de studie van de miniatuurkunst in de Nederlanden in het algemeen, en voor de gekleurde Antwerpse devotieprenten in het bijzonder, is het zonder twijfel een bijzonder belangrijke aanwinst.
Bovendien waren er ook gedrukte binnen- en buitenlandse handleidingen in omloop voor miniaturisten en afzetters van gedrukte prenten. Ook zij zijn tot op heden zo goed als geheel onbekend gebleven, vooral dan de Nederlandstalige. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het HandschriftHet enige manuscript waarin dit technisch handboekje bewaard is, bevindt zich in de Bibliotheca apostolica Vaticana te RomeGa naar voetnoot(2). Het is mogelijk dat het afkomstig is uit de bibliotheek van de familie Conti, her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
togen van PoliGa naar voetnoot(3). Zeker is dat het zich sinds 1786 in de bibliotheek van het Vatikaan bevindtGa naar voetnoot(4), maar verdere informatie over de lotgevallen van dit handschrift, vóór het te Rome terechtkwam, is niet voorhanden. Het bestaan ervan is zogoed als geheel onbekend geblevenGa naar voetnoot(5) en de inhoud werd nooit gedetailleerd geanaliseerd.
Het is een handschrift op papier, in een handig oblong octavoformaat (afmet. 10 × 15 cm), gebonden in een half-perkamenten band uit de late achttiende of vroege negentiende eeuw. Het telt 74 folio's. Voor de datering is men aangewezen op de twee handen die de ganse, overwegend in het Nederlands gestelde inhoud voor hun rekening hebben genomen. Op basis daarvan kan men het manuscript naar alle waarschijnlijkheid dateren in de eerste helft van de zeventiende eeuwGa naar voetnoot(6). Een klein gedeelte (fols. 62-67) is in een achttiende-eeuwse hand, de overige bladen zijn van een enkele, zeventiende-eeuwse hand. Het achttiende-eeuwse deel werd wellicht geschreven op bladen die door de oudere hand blanco waren gelaten. Dezelfde achttiende-eeuwse hand heeft ook vele titels in het oudere gedeelte van een niet altijd accurate Franse vertaling voorzien. Deze werd in de regel in de kantlijn of boven de Nederlandse titels aangebrachtGa naar voetnoot(7). Daar de teksten van de 18de-eeuwse hand alle in het Frans of Waals zijn gesteld, moet het handschrift in die eeuw waarschijnlijk in Wallonië zijn terechtgekomen.
Het lezen en kopiëren van de inhoud is heel moeilijk en tijdrovend gebleken. Dit is te wijten aan de samenloop van de volgende twee omstandigheden. Het handschrift is in de loop van zijn bestaan geleidelijk bijna onleesbaar geworden door de inwerking van de bruine inkt die op alle bladen (tot fol. 52 inkluis) het papier heeft aangetast. De inkt is uitgelopen en geleidelijk door het dunne papier heen gedrongen, zodat de letters door het papier heen op de andere zijde van het blad vaag zichtbaar worden. Bovendien werd het papier, dat door de tijd en mogelijks ook door vochtschade, broos was geworden, op een wel efficiënte, maar de leesbaarheid nog meer bemoeilijkende manier versterkt. Op de schriftspiegel van elke bladzijde werd een dun, min of meer doorschijnend papier gekleefd. Verdere desintegratie van de oorspronkelijke bladen werd daar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door gestopt, maar deze deklaag die in de loop van de tijd okerkleurig is geworden, maakt het lezen niet makkelijker. Dit steeds donkerder geworden, niet houtvrij dekpapier heeft nu immers een tint aangenomen die de kleur van de bruine inkt sterk benadert. Het papier van het handschrift is ook bijzonder broos geworden en dreigt bij de minste aanleiding te breken als glas.
Het gevolg van deze omstandigheden is dat het alleen mogelijk geweest is het handschrift in situ te ontcijferen met behulp van ultraviolet licht.
De inhoud bestaat uit twee grote delen en enkele korte, minder belangrijke tekstjesGa naar voetnoot(8):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen, produktiecentrum van devotieprentenZoals gezegd was Antwerpen in de 17de en de 18de eeuw in West-Europa en ver daarbuiten bekend als een heel belangrijk centrum voor de produktie van devotieprentenGa naar voetnoot(10).
De ledenlijst van de Antwerpse Sint-Lucasgilde vermeldt in de jaren 1616-17 een vijftiental graveurs, twee drukkers en drie ‘afzetters’ van ‘belekens’Ga naar voetnoot(11). Onder de vele andere namen van ‘afzetters’ die in de ledenlijsten opduiken, vermelden we lukraak Angèle-Marie Dircx, Elizabeth Mertens en Anne van Germont. In 1666 is er sprake van ‘geschilderde beeldekens’, d.i. volledig met de hand geschilderde miniaturenGa naar voetnoot(12). Deze werden gemaakt door zg. ‘verlichters’, b.v. Gerard Donck, Pieter van Lanckveldt I en II, Guillaume Muys, Jean-Baptist de Wit, Marc, Jan en Catherine Lommelin, e.a.Ga naar voetnoot(13).
Het is duidelijk dat er in dit bloeiende bedrijf met een massale produktie allerlei specialisten aan het werk waren. Elk van deze groepen had een eigen taak en tussen hen bestond een zekere hiërarchie van vakmanschap.
Aan de top stonden zij die de moeilijkste en meest creatieve inbreng hadden, nl. de makers van de ‘geschilderde beeldekens’, miniaturisten of verlichters. Zij schilderden afbeeldingen en miniaturen volledig uit de eigen scheppingskracht. Zij zijn de echte kunstenaars en zij leveren de duurste, want volledig handgeschilderde prenten, meestal op de fijnste drager, vellum of francijn, d.i. perkament van de fijnste kwaliteitGa naar voetnoot(14). Verder zijn ze ook, naast de afzetters, actief bij het kleuren en beschilderen van gegraveerde prenten. Bij de gravuren met een volledig handgeschilderde randversiering nemen ze deze laatste voor hun rekening.
De talrijke graveurs en de drukkers voor wie ze werkten, leverden duizenden en duizenden prenten op papier of perkament, van klein of groot formaat, met of zonder ruime zijkanten. Deze kopergravures werden ofwel zo, d.i. ongekleurd verkocht of eerst nog ingekleurd, gehoogd of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met kleur opgewerkt. Dit inkleuren van gravures was het werk van de afzetters. Dit was veelal routinewerk aan de lopende band, zodat de afzetters ook wel ‘dozijnwerkers’ werden genoemd. Zij lieten zich leiden door de gegraveerde zwartwit voorstelling. Het aantal gebruikte kleuren, soms nog verrijkt met goud of zilver, bepaalde de graad van afwerking en dus de prijs. Wanneer deze luxeprenten zeer brede marges hadden, werden die met de hand beschilderd met bloemenkorven, hoornen des overvloeds, vogeltjes, vruchten en allerlei bloem- en ornamentswerkGa naar voetnoot(15). Deze randversieringen zijn weer volledig creatief handwerk en dus, zoals reeds gezegd, het domein van de verlichters.
Het onderscheid tussen verlichten en afzetten wordt ook in het hier uitgegeven traktaat duidelijk gemaakt (15.4 Nota)Ga naar voetnoot(16): Verlichterije is te seggen yet opt pampier offt parckement te schilderen offt te trecken met die penne offt pinceel, maer ick noem affsetten te weeten ghedruckte conste. Uit: Jacobus de Voragine, Heiligenleben (Nürnberg, 1488).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een Antwerpse ordonnantie van 25 juni 1689 worden alle soorten leden opgesomd die deel uitmaken van het reeds genoemde Sint-Lucasgilde. Ook hier komt dit onderscheid aan het licht. Men noemt er o.m. ‘Verlichters, Afsetters, Beldekens-vercoopers, 't zij geschilderde, gedruckte op papier oft parquementen’Ga naar voetnoot(17). Verlichters en afzetters worden hier dus ook als twee wel verwante, maar toch verschillende beroepen onderscheiden.
Deze prentkunst - gravures en versiering - stond in de Scheldestad gedurende de zeventiende eeuw op een kwalitatief hoog niveau. Naarmate de vraag steeg en bestellingen uit binnen- en buitenland bleven toestromen, groeide de tendens tot industrialisering met standardisering en dus vervlakking als onvermijdelijk gevolg. De geschilderde bloemenslingers in de marges worden stereotiep en steeds weer herhaald, de afzetting van de gravures wordt slordiger en fragmentarischer... Dit begint reeds in de tweede helft van de zeventiende eeuw, maar nam in de achttiende eeuw toe, en bereidde op termijn het einde voor van deze Antwerpse industrie.
Reeds in 1627 wordt ook reeds geklaagd over het ‘nasnijden offt conterfeyten’ van de gravures van de grote meesters. Dit steeds hergebruiken van oude platen, i.pl.v. nieuwe composities te ontwerpen, markeerde het intredende verval. Voorlopig echter leek er nog geen vuiltje aan de lucht. De graveurs en drukkers namen steeds meer mensen in dienst om de vraag te kunnen bijhouden. In 1655 had de plaatsnijder Alexander Voet, die vele devotieprenten heeft ontworpenGa naar voetnoot(18), gemiddeld 60 à 70 personeelsleden in dienst, waaronder ‘verlichters, afsetters, druckers ende plaetsnyders’Ga naar voetnoot(19).
Onvermijdelijk verliezen de gravures en de opwerking ervan aan intensiteit, inspiratie en compositievermogen. Reeds in 1653 moest door het Gilde worden opgetreden om de faam van de gekleurde prenten op peil te houden. In dat jaar stelde het een soort inspecteur aan, een ‘ouderman’ die als opdracht had de ateliers te bezoeken van hen ‘die het verlichten oft afsetten van prenten zyn exercerende’Ga naar voetnoot(20). Hij moest erop toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien dat b.v. geen gewreven koper of ander goedkoop ersatz-preparaat werd gebruikt in de plaats van fijn goud of zilver.
Slechte ambachtslui konden ook de goede in diskrediet brengen. Men beoordeelde hen en hun werk naar de maatstaf van wat gebruikelijk was voor de kwaliteit. Vandaar dat de gilden, of het nu in Italië of in Antwerpen was, aandrongen op het gebruik van zuivere materialen. Eerlijke grondstoffen betekenden een eerlijke beroepsuitoefeningGa naar voetnoot(21). Reeds in de vroege middeleeuwen dachten schrijvers als de monnik Theofilus Presbyter en op het einde van dezelfde periode Cennino Cennini gewoonlijk in termen van een erfelijke vaardigheid en traditionele kennis van de behandeling van de materialen, niet in die van niet-erfelijk talent of eigen persoonlijke creativiteit.
Dit is een van de redenen, waarom de uitgebreide middeleeuwse traktaten over schilderen, ‘hoofdzakelijk technische handboeken zijn die tot in de kleinste details de voorbereiding van een kalkonderlaag, kleurstoffen, oplosmiddelen... behandelen’Ga naar voetnoot(22). Inzicht in de gebruikte materialen en degelijke grondstoffen staan in het centrum van de belangstelling. Dat bleef eeuwenlang zo, zeker bij de volkse kunst van de Antwerpse devotieprenten. In het hier uitgegeven ‘handboekje’ krijgen de zoëven genoemde aspecten dan ook de volle aandacht.
Een afzetter en een verlichter bereidden zelf hun kleuren. De basisprodukten werden zorgvuldig gekozen, verpulverd of fijngewreven, gezift, gedroogd of geloogd, al naar gelang van de eigenschappen van de grondstoffenGa naar voetnoot(23). Aangelengd met water, Arabische gom, gal of eiwit, werden ze met een fijn penseel zorgvuldig aangebracht en daarna eventueel gehoogd of verdiept.
De schittering van de kleuren, het eigen palet van elke verlichter en opwerker, of tenminste toch van elk atelier, was in de eerste plaats afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte grondstoffen en de verwerking | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit een Frans hs. van Boccaccio's De Claris Mulicribus (vroege 15de E.). Let op de verfschalen, de penselen en op het wrijven van de verfstof.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ervan. Daarop, en niet op het creatieve, innovatieve van de voorstelling werd alle aandacht toegespitst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stand van het onderzoekZoals dit voor zovele deelgebieden van de artes-literatuur, waartoe het hierna uitgegeven traktaat behoort, het geval is, staat het onderzoek naar de kleur- en verftechniek bij ons nog in de kinderschoenen. Zowel in vijftiende-eeuwse handschriftenGa naar voetnoot(24) als in zestiende-eeuwse drukwerkjesGa naar voetnoot(25) is heel wat materiaal voorhanden, maar, vooral voor vroege drukwerken, is nog geen systematisch onderzoek verricht.
Verfrecepten in de ruimste zin van het woord, met inbegrip van het leggen van goud en zilver, treft men sporadisch aan in verzamelingen Middelnederlandse medische en technische recepten. Ze staan er gewoonlijk geïsoleerd en toevallig tussen overwegend geneeskundige voorschriften. Bovendien is hun aantal niet bijster groot. Zo vindt men er instructies om gouden of zilveren letters te schrijven of om een ondergrond klaar te maken waarop goud op perkament wordt aangebrachtGa naar voetnoot(26).
De uitvoerigste groepen verfrecepten die tot op heden gemakkelijk toegankelijk zijn gemaakt, zijn in 1986 samengebracht in een deel van de Scripta-reeks, waarnaar ik hierbij dan ook verwijsGa naar voetnoot(27). De meeste recepten die men daar aantreft zijn bestemd voor het verven van laken en garen, hout, been, enz. De kleinste groep vormen de recepten om kleuren op perkament of papier te leggen. Er zijn er bij om de basiskleuren te bereiden en ook instructies om kleuren te mengen, b.v. ‘om een doot verwe te maken tot aensichten’ of om ‘gheel hair verwe te maken’. Alleen de dertien recepten ‘om te scriuen oft floreren’ uit een handschrift uit de eerste helft van de zestiende eeuwGa naar voetnoot(28), vormen een homogeen geheel. Verscheidene preparaten die daar voorkomen, zijn bestemd voor een bereiding die ook in het hier uitgegeven handschrift aangetrof- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fen wordt. Bij gedetailleerde vergelijking van de inhoud echter blijkt dat ze geheel onafhankelijk van elkaar zijnGa naar voetnoot(29). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandstalige gedrukte handboekenOngeveer gelijktijdig met het hierna uitgegeven Romeinse traktaat is een klein zakboekje in 16de formaat dat in 1634 te Leiden werd gedrukt. Het is het werk van een in zijn tijd blijkbaar als ‘voortreflijken kunst-Verligter’ bekend staande Geerard ter Brugghen. Verlichtery Kunst-Boeck, in de welcke de rechte fondamenten ende het volcoomen ghebruyck der illuminatie met alle hare eyghenschappen klaerlijcken werden voor oogen ghesteltGa naar voetnoot(30). Over deze Mr. ter Brugghen is mij geen verdere informatie bekend. Het is niet onmogelijk dat hij, zoals zovele andere kunstenaars, uit het Zuiden, b.v. uit Antwerpen, naar Noord-Nederland was gaan wonen uit godsdienstige of andere overwegingen. Maar dit is niets meer dan een hypothese.
Het eerste deel, ‘Illuminatie rechte fondament ende eygenschap’, bestaat uit vijfendertig hoofdstukjes. De eerste zes handelen respectievelijk over het ‘planeren ende bereyden der witter Conste die men Verlichten wil’, het gereedmaken van de zwart-wit prenten, de drie basistechnieken (aanleggen, diepen en verhogen), de gal, de gom, de volgorde van de delen van de prent die men kleurt en ‘de Temperantie’, d.i. het wrijven van de verfstoffen. Daarna volgen de kleurstoffen: rode verven, purpere of violette, de blauwe, de gele, de groene, enz. Dit deel eindigt met de gouden zilververven en het vernissen.
Het tweede deel (16 hoofdst.) bespreekt de lucht, de grond, de vleeskleuren, de haren, de gebouwen, rotsen, bergen, dieren, voorwerpen, bloemen en vruchten. Op het laatste hoofdstukje ‘om allerley gemarbert Papier te maecken’ volgen nog twee kleine bladvullingen, ‘vande grondt... daermen alderhande fraye Printen in Coper mede Etze oft byte’ en om drukinkt te maken en te temperen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit Verlichtery Kunst-Boeck moet wel heel wat belangstelling hebben gehad. Het werd immers herhaalde malen herdrukt, zij het dan ‘met noodige aanmerkingen vermeerderd’ door een andere, wat later actieve Noordnederlandse verlichter W. GoereeGa naar voetnoot(31). De titel luidt nu: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verligterie-Kunde, Of regt Gebruik der Water-Verwen... Eertijds uytgegeven door een Voortreflijken Verligter M. Geerard ter Brugge ende nu tot nut der Liefhebbers... vermeerderd... door W. Goeree. Willem Goeree werd als zoon van een beroemd geneesheer in 1635 te Middelburg geboren. Hij werd boekhandelaar met een grote belangstelling voor de beoefening van de kunstenGa naar voetnoot(32).
Ook hier werd de inhoud verdeeld in twee delen, voorafgegaan door een inleiding waarin Goeree, sprekende over de inhoud van zijn werk, zegt: Als mede, hoemen die [= de kleuren] op gedrukte Printkonst verstandiglyk bezigen moet: welke manier men gemeenlijk Af-setten in de wandeling noemd, en wel meest gepleegd word by die, welke haer Geneeren met opgeplakte Land-kaarten, Atlassen, Stede-boeken, Devotie-beeldekens, en diergelijke, met Koleuren te verligten. Waer toe den Autheur dit Boekje eerstelyk ontworpen en uytgegeven had, eer het van ons dus vermeerderd wierd. Het eerste deel begint met de bespreking van ‘de Verwen en Gereedschappen diemen in de Verligterie gebruikt’, onderverdeeld in de ‘zoorten der Verwen’ die in het ‘water verwen’ gebruikt worden, de gereedschappen nl. de wrijfsteen, de penselen en de stukken glas ‘dienende om sijne verwen op te leggen’. Daarop volgen hoofdstukjes waarbij ‘van yder koleur, en die Verwen die daar onder behooren, kortelijk yder zijn aart, Temperantie en gebruik’ besproken worden. Eerst komen lood- en schelpwit en schelpzilver aan de beurt, gevolgd door de blauwe, de geleGa naar voetnoot(33), de groene, de rode, de bruine en de zwarteGa naar voetnoot(34) verfstoffen.
Vermelden we dat bij de behandeling van ‘smalt’, een bruin-blauwe stof, Goeree zegt (p. 17): Maer alsoo zy wat dik en kladdig valt, soo isze wat moeijelijk om wel te handelen, insonderheid alsmen ze alleen soude willen aenleggen, gelijk van veele gedaen wort, insonderheid in 't Af-zetten van Devotie-printen, of ook dingen van geringe Prijs. In een volgende hoofdstuk heeft Goeree het over ‘de Natmaking der Water-verwen’ en over wat men zal doen met verven ‘die niet willen loopen, of op het Papier vatten’, hoe men ze ‘zuyver zal bewaren’ en hoe men papier ‘moet lijmen of planeeren en vast maken’, indien dit nodig is om ‘doorslaan’ van de kleur te voorkomen. Dit deel eindigt met enkele algemene begrippen (aanleggen, verdiepen en verhogen) en de volgorde waarin men de delen (grond, lucht, personen, enz.) zal kleuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tweede deel vangt aan met enkele algemeenheden en besteedt dan gedetailleerde aandacht aan het ‘aanleggen, handelen en koloreeren’ van ‘alderhande Lugten’, aan ‘de Gronden, en verscheide Muuren, van Kamers, Salen en diergelijke’, het ‘Naakt’ van vrouwen en kinderen, oude vrouwen, dode jonge vrouwen, kinderen en oude vrouwen, jonge, oude en dode mannen, en ‘Satyrs en Veld-duyvelen’. Daarop volgen korte hoofdstukjes over ‘alderhande Hairen’, ‘Boomen, Steelen, Takken, Schepen, Boere-Huysen en ander Hout-Werck’, steden, kastelen en vervallen ruïnes, zowel op de voor- als in de achtergrond, klippen, rotsen, marmeren kolommen, landschappen (bergen, bomen, velden en ‘groenighede’), viervoetige dieren, kruipende en ‘fenijnige’ dieren (serpenten, slangen, ‘egdisse’, schildpad, aardpad, kikvorsen), vogels (arend, griffioen, valk, kalkoen, zwaan, gans, eendvogel, duif, hoenders, struisvogel, fazant, uil, ooievaar), ‘alderhande Wateren en Vissen’, boomvruchten (appels, peren, kersen, moerbei, aardbei, druif, perzik en abrikoos, pruimen en noten), aardvruchten (radijs, witte en rode kool, gele wortels, komkommers, kauwoerde, rapen), bloemen (rozen, akelei, goudsbloem, korenbloem, genoffel of anjelieren, ‘tulipaan’). Dit tweede en laatste deel eindigt met een kort hoofdstuk over het kleuren van ‘alderhande Goud, Silver, Koper, Tin en Yser-Werck’.
Gedurende de ganse achttiende eeuw bleef het werkje uit 1634, langs de bewerking van W. Goeree om, een zekere bekendheid genieten. Zo werd het tweede deel uit Goeree's boekje opgenomen (1ste deel, 3de hfst.) in de Nieuwen Almanach der Konst-Schilders, Vernissers, Vergulders en Marmelaers voor... MDCCLXXVII dat in 1776 door Ph. Gimblet te Gent op de markt werd gebrachtGa naar voetnoot(35).
In dit werk komen buiten het zoëven genoemde derde hoofdstuk in het eerste deel nog twee andere voor die dezelfde materie behandelenGa naar voetnoot(36). Het moge hier volstaan erop te wijzen dat er geen enkel rechtstreeks verband bestaat met het hier uitgegeven traktaatje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volledigheidshalve en ook wegens het uitzonderlijk belang vermelden we uit de achttiende eeuw ook het anonieme werk: De geheime Illuminierkonst (Amsterdam, 1775-80) dat - zoals de ondertitel aangeeft - informatie bevat die ‘uit veelerlei taalen en raare manuscripten by een verzamelt, en ten algemeenen nutte in het licht gegeeven [werd] door een Liefhebber der konsten’Ga naar voetnoot(37).
Het is een bijzonder uitvoerig werk waarvan de inhoud uit drie delen bestaat: gomwater, vernissen, mondlijm ‘en andere tot de schilderkonst nodige dingen’, gevolgd door zeven hoofdstukken telkens gewijd aan de verfstoffen van een bepaald kleur: ‘Roode Veruen’, bruine, gele, groene, blauwe, ‘roetverf tot haairverwen’Ga naar voetnoot(38) en witte verfstoffen.
Het tweede deel begint met de ‘Lyf-verwen’Ga naar voetnoot(39) en gaat verder met haarverven, ‘koperloot’, perkament, witschrift, zwartschrift, zwarte brieven, doorzichtig papier, etswater, pluime-, been- en paardeverf te bereiden. Daarna komen vogels, viervoetige dieren, kruipende en ‘fenynige’ dieren, vruchten, bloemen, metalen en houtwerk aan de beurt.
In het derde deel vindt men o.m. een uitvoerig bijvoegsel bij het eerste deel, een ‘Naaukeurige beschryving van het schilderen der zwarte konstprinten’, de manier ‘van de plans te wassen’, om karmijn en ultramarijnblauw te maken, een ‘nieuwe uitgevondene Verlakkonst’, vele soorten vernissen en ‘eenige heerlyke en raare lakken’.
De weinig systematische geordende inhoud wijst erop dat dit anoniem werk inderdaad uit verscheidene bronnen werd samengesteld. Op zijn gespecialiseerd vakgebied is het zonder twijfel het volledigste en grondigste dat mij uit de Nederlanden tot het einde van het Ancien Regime bekend is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boltz von Ruffachs ‘Illuminierbuch’In 1549 liet predikant Valentinus Boltz von Ruffach in Bazel zijn Illuminierbuch verschijnen. Meer dan twee eeuwen heeft dit uit de praktijk ontstane en duidelijk op dezelfde praktijk gerichte handboek een enorm aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien genoten. Dat blijkt uit de talrijke herdrukken die het mocht beleven, tot op het einde van de zeventiende eeuw toeGa naar voetnoot(40). In 1600 werden er meer dan honderd recepten door de naar Noord-Nederland uitgeweken Gentenaar Carolus Battus (Karel Baten) uit overgenomen in zijn Secreet-BoeckGa naar voetnoot(41). In de late achttiende eeuw werd het werk van Boltz nog eens in het Nederlands vertaaldGa naar voetnoot(42).
Valentinus Boltz, geboren te Ruffach in de buurt van Colmar, was er zich natuurlijk van bewust dat door zijn handboek de tot dan toe zorgvuldig geheimgehouden kunst van het kleuren mengen en bereiden in bredere kringen toegankelijk werd. Zijn werk geeft immers op een gemakkelijk verstaanbare manier, sterk contrasterend met de geheimtaal van de alchemisten, een aantal niet te dure bereidingen van de kleurstoffen en mengsels die in zijn tijd meest in gebruik waren.
De invloed van het boekje was groot. Zo is het waarschijnlijk dat Jost Amman in Neurenberg en Tobias Stimmer in Straatsburg in hun vormingsjaren met de bereidingen van Boltz gewerkt hebben. Wanneer ze dan zelf beroemde meesters waren geworden, hebben ze gelijkaardige handboekjes op de markt gebracht. Zo verscheen in 1578 het Kunst- und Lehrbüchlein für die anfahenden Jungen dat uit twee delen bestaatGa naar voetnoot(43). Het eerste vermeldt Amman als enige auteur, het tweede deel voegt daar Stimmer als co-auteur aan toe.
Het boekje van Boltz verscheen wat meer dan een decennium na het zg. Augsburgs Kunstbüchlein (1535), het oudste gedrukte Duitse boekje met recepten voor schilders dat evenwel ook andere voorschriften van technische aard bevat. Het is te situeren in de traditie van de Duitse verfrecepten uit middeleeuwse handschriftenGa naar voetnoot(44).
Het is zeer onwaarschijnlijk dat Boltz voor zijn recepten zowel als voor de structurering van zijn boekje geen voorbeeld zou hebben nagevolgd. Wellicht heeft hij het welbekende Straatsburgse handschrift gebruikt dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit de late veertiende en de vroege vijftiende eeuw dateert. Het ging in 1870 door brand verloren, maar is wel in een afschrift bewaardGa naar voetnoot(45). Of hij ook Franse schildershandboeken heeft gekend is onzekerGa naar voetnoot(46), maar een aantal recepten die we bij hem aantreffen, komen eveneens voor in het zg. Liber illuministarius, een vijftiende-eeuwse collectie recepten in een handschrift van de abdij van TegernseeGa naar voetnoot(47).
Het hierna uitgegeven Nederlands secreet-boekje vertoont gelijkenis met het Illuminierbuch, wat niet te verwonderen is aangezien beide dezelfde materie behandelen. De basisstruktuur van beide is identiek: eerst de enkelvoudige kleuren en hun bereiding, daarna de gemengde met hun toepassingen en de manieren om ze te hogen of te verdiepen. Alhoewel beide dus een gelijklopende struktuur hebben is er geen enkele noemenswaardige overeenstemming in de verwoording. Onvermijdelijk is er wel een algemene verwantschap in de inhoud, maar zelfs dan zijn er verschillen. Een voorbeeld:
Men vergelijke de passage over ‘Grouw haer’ (15.3) met Boltz (p. 93): Grauwe har Hier valt een betrekkelijk sterke overeenkomst te noteren. Dit is echter de uitzondering. In de regel zijn de bereidingswijzen die voor eenzelfde kleur in beide werken aangegeven worden sterk verschillend. Een lukraak gekozen voorbeeld: men vergelijke met 14.9 de volgende instructie bij Boltz (p. 91): Totenbeynfarb Het is duidelijk dat het Antwerpse traktaat geheel onafhankelijk is van het Illuminierbuch en als een eigen, in hoofdzaak uit de praktijk gegroeid handboek is te beschouwen. De auteur was wellicht bekend met enkele gelijkaardige traktaten uit de ons omringende landen, maar heeft zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar - voor zover ik heb kunnen nagaan - niet noemenswaardig door laten beïnvloedenGa naar voetnoot(49).
Een ander, bijzonder populair werkje, nu van Nederlandse origine, is het traktaat dat onder verschillende titels in verscheidene uitgaven met niet steeds precies dezelfde inhoud, vanaf 1551 in omloop wasGa naar voetnoot(50). Het werd geschreven of althans samengesteld door een zekere Simon Andriessen uit Amsterdam. Naast allerlei technische recepten en ‘schoone secreten’ voor allerlei ambachtslui, vindt men in sommige uitgaven (b.v. die van 1581) ook Een schoon Tractaet van sommighe werckingen der Alchemistische dinghen, d.i. een ‘boecxken, inholdende van allerley verwen te maecken ende ooc hoe men alderlije verwen wrijven ende legghen sal’. Hierin wordt in vierentwintig ‘capittels’ o.m. uiteengezet hoe men vernis zal maken ‘tot schrijuers behoef’, of ‘schrijuers creet’, of nog een manier om ‘Berchgroene’ te maken, ‘lasuer’, ‘roosen van Parijs’, ‘brezielrood’, om boeken te vergulden, met gouden of zilveren letters te schrijven, enz.
Buiten de - gezien het om hetzelfde onderwerp gaat - onvermijdelijke algemene, vage gelijkenis, valt er echter geen noemenswaardige overeenkomst te bespeuren met het hierna uitgegeven handboekje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eigenheid van het Antwerps handboekjeHet boekje is zonder twijfel afkomstig van een geboren Antwerpenaar of van een inwijkeling die nauw bij de ‘verlichterije’ en het afzetten van drukwerk betrokken was. Dat het handboekje uit Antwerpen afkomstig is kan weliswaar niet bewezen worden. Het enige houvast zijn de eigenaardigheden van de taal, waarbij niets te noteren valt dat Antwerpen als plaats van herkomst zou uitsluiten. De taal is zeer algemeen Nederlands met slechts weinig locale dialectismen. Deze wijzen in alle geval duidelijk op een Brabantse origine, d.i. het oude hertogdom Brabant waarbij ook Antwerpen hoorde. Dit blijkt uit vormen en spellingen als cleijn (2), luttel (1, 8, 41, 47), dwelck (4, 6, 10), suyt (8), veurts (9), poosken (10), dout (10) en douwen (4.3.1), doeghet (11.2.6), ghenouch (11.4.3), weicken (11.4.4), schoen (11.2.1), enz. Daar Antwerpen in de 17de eeuw het enige belang- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijke centrum was waar deze kunst op grote schaal werd beoefend, ligt het voor de hand dat dit traktaat daar thuishoort.
Opvallend is dat nergens een beroep wordt gedaan op autoriteiten om de recepten meer geloofwaardigheid en gewicht te verlenenGa naar voetnoot(51). Slechts één uitzondering dient vermeld te worden, die echter niet in het eigenlijke verlichterstraktaat voorkomt. In een nota die volgt op nr. 50 wordt een extract uit Theophilus in het Latijn aangehaald met middelen om ivoor, glas en hoorn week te maken. Een gedeelte van dit citaat vinden we inderdaad in de Schedula diversarum artium van Theophilus Presbyter terugGa naar voetnoot(52).
De kringen van verlichters en afzetters komen ook duidelijk naar voren als de wereld waarin het handboek thuishoort, door het zogoed als geheel ontbreken van olieverfstoffen. Deze werden immers op papier of perkament niet gebruikt. Olieverf komt alleen helemaal op het einde (nr. 54) even ter sprake bij de toevoegingen bij het eigenlijke verftraktaat.
Het lijkt waarschijnlijk dat het eigenlijke handboek (nrs. 1-34), d.i. de tekst zonder de addenda (nrs. 34-54), een afschrift is van een ander, contemporain of ouder traktaat. Daarop wijzen slechts een paar gegevens. In nr. 41 kwam in de legger van de scribent blijkbaar een tekening voor; in de tekst wordt ernaar verwezen maar de tekening zelf ontbreekt. Een weinig verder (in hetzelfde nummer) is een deel tekst door de scribent overgeslagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Structurering van de tekstHet hierna uitgegeven handboek voor verlichters en afzetters (nrs. 1-34) bestaat uit twee delen, voorafgegaan door een aantal ‘hoofdstukjes’ die als voorwerk of aanloop tot het eigenlijke traktaat te beschouwen zijn: de keuze van het juiste penseel, het leggen van goud en zilver en - vooral - de oplos- en bindmiddelen voor de grondstoffen: de ‘Temperatuurwasser’, d.i. gomwater en lijmwaterGa naar voetnoot(53), eiwit en gal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarop volgt het eigenlijke traktaat, waarin we - zoals gezegd - twee delen kunnen onderscheiden:
Na dit eigenlijke, gedetailleerde handboek volgt een ruim aantal recepten voor verwante materies (nrs. 35-38, 41) en vooral bijzonder interessante en zeldzame recepten die slechts onrechtstreeks of helemaal niet met de ‘verlichterije’ verwant zijn. Dit gedeelte is duidelijk als een toevoeging te beschouwen, waarmee helemaal niet bedoeld is dat het minder belangrijk zou zijn. Wel integendeel.
Zo is er het merkwaardig recept om ‘witte tafelkens’ te maken (nr. 39), waarmee waarschijnlijk op een houten plankje gespannen bladen wit perkament bedoeld worden. Vermoedelijk werd op die bladen een schets aangebracht die dan later door de verlichter met kleur werd opgevuldGa naar voetnoot(54). Ze konden echter ook worden gebruikt om er teksten op te schrijven zoals op ander perkament. Het daaropvolgende nummer (nr. 40) en ook nr. 48 geven aan hoe men afbeeldingen op glas of kristal zal schilderen en hoe men het daartoe nodige ‘pintuer’ zal bereiden (nr. 49).
De overige recepten zijn van sterk uiteenlopende aard: het wassen van zwarte stoffen (nr. 42) en witte wol (nr. 50), zilverwerk wit maken (nr. 43), zwarte lijsten, wellicht voor schilderijen, van imitatie-ebbenhout (nrs. 44 en 45), twee inktrecepten (nrs. 51 en 52)Ga naar voetnoot(55).
Bijzonder zeldzaam zijn recepten om kunstmatige bloemen te makenGa naar voetnoot(56). IJs- of talkbloemen (nr. 46) zijn een wellicht uniek voorbeeld daarvan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte is er nog een recept om ‘rossen witten wijn’ klaar te maken (nr. 47)Ga naar voetnoot(57), een medisch (?) recept om ‘hooftpillekens’ te maken (nr. 53) en een korte tekst met aanwijzingen bij het schilderen met olieverf (nr. 54), de enige waar olie als bindmiddel gebruikt wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedetailleerd inhoudsoverzicht van nrs 1 en 3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tekstGa naar voetnoot(59)Ga naar margenoot+ Dit is den boeck waer in veel schoone consten ende secreten staen aengaende die verlichterie, hoemen allen colueren wasschen ende bereijden sal ende die selve ghebruijcken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 1. [Vanden pinceelen]Inden eersten wil ick ulieden scrijuen vanden pinceelen, die welck daertoe mest bequaemGa naar voetnoot(1) sijn. Alsmen pinceelen coopen wilt, soo zalmen sien naer die ghene die welck voereGa naar voetnoot(2) scherp ende stijff zijn, op deze maniere:Want die ghene die welcke lanc ende slap zijn, die en canmen niet wel ghebruijcken, als hier benedenGa naar voetnoot(3): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 2. Hier volcht een maniere hoemen ghemaelen goudt ghebruijcken zal.Alsmen hiervan ghebruijcken wilt, soo salmen het wterste van den vinger steken in schoen regenwater, ende alsoe sal men een druppelken laeten vallen in die gaude scheelpeGa naar voetnoot(4); dan salmen goudt oft silver meteen cleijn stampen ende daerinne roeren aen eenen cant vander schelpe ende daermede wercken. Ende men sal eerst .ij. oft .iij. oft .iiij. keren met het gout oft silver besmeren ende laeten (fol. 3v) droogen, ende dan metten vinger daerover vrijven. Indien dat het niet af en gaet, soe ist wel, maer indien dat het afgaet, soe moet men een luttel gomwater soe groet als een spellehoeft daeronder mengelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Hoemen gheslagen goudt leggen sal.Nempt een wijnich wit van een eije gheslaegen, ende mengt daeronder een luttel safferans, oft oock lichten oocker, ende bestrecktGa naar voetnoot(5) daermede die plaetse die ghij wilt met goudt beleggen, ende terwijlen dat noch nat is en[de] vochtich, soe suldij dat goudt daer (fol. 4r) properlijck op leggen met cattoen ende laetent wel droeghen. Als dus wel gedroocht es, soe seldij daer eerst weer wrijven met het cattoen ende daernaer met eenen tandtGa naar voetnoot(6) licken ende suyverenGa naar voetnoot(7). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Vanden silver.Wildij zilveren bladerenGa naar voetnoot(8) oock alsoe leggen, soe strijckt oock den grondt met lootwit dat wel cleijn ghevreven is, ghetempert met gomwater, ende alst wel hardt worden is, soe overstrijckt met wit van eije dunnekens oft mager, ende dan soe lecht den silver daerop. Alst dan droech es, soe bruyneretGa naar voetnoot(9) met den tandt als voerseit is. Ga naar margenoot+ Men mach oock wel het ghemaelen goudt wrijven, oft licken met eenen honstandt, oft oock met eenen wolftandt, dwelck op gheelen oft bruijnen ocker gheleijt is, maer anders niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Manieren hoemen gomwater maecken salGa naar voetnoot(10).Men sal nemen eenen clijnen wijt comme of een schoen clijn potteken wel schoon claer reghenwater. Indien datter geen regenwater te crijghen en es, sal men minder claer water nemen, ende daerinne doen een clijn stuckxken gomme van arabien, ende laetent daerinne liggen eenen dach ende nacht, alsoe ist goet om te ghebrucken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 6. Hoemen wit van eye breeken sal.Men sal het witte van eije doen in een ghelaes offt teelkenGa naar voetnoot(11), dan soe sal men nemen een penne van eene swaene offt een schacht, ende snijden in vieren, ende steken int gelas tot den gront toe daer het wit vanden eij is, ende vrijven den schacht wel tusschen uwe handen totter tijd dat het wit teelemaeleGa naar voetnoot(12) schuijm es gheworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alst nu soe wel ghevreven is, ende het schuijm seer dick is dat men ghelijc metten schuijm mach (fol. 5v) omroeren, ende soe sal ment laeten sincken ende dan d'welck claer gheworden is, salmen in een ander ghelas doen offt schelpe, ende dat is goet om daermede te wercken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Om wit van eije te bewaeren dat het niet en stincke.Men sal nemen foleij, celidonien ende gouwortel, ende leggense in het wit van eye eenen dach ende nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Om wit van eye te bewaeren dattet niet suijtGa naar voetnoot(13) en wort.Nemt aluijn die groote van een clijn boenken, ende werpet in het wit van eij, het en sal nemmermeer bederven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 9. Om gal te bereyden datse lange goedt blijft.Nempt die galle van eenen osse offte hert, doetse in een gelas, ende doet daertoe een wijnich ghesmonten alluyn ende een wijnich soudts. Laetet alsoe .iij.Ga naar voetnoot(14) oft .iiij. dagen staen. Daernaer soe clijn[s]et offt sijghetGa naar voetnoot(15) doer eenen doeck ende bewaeret alsoe in een gelas, het sal altijt goedt blijven. Ende indien dat bijnae inne droecht, soe salmen daerop gieten schoen regenwater ende alsoe wel onderroeren, het sal wederom goedt sijn. Dese galle wordt meestendeel ghebruyckt alsmen eene (fol. 6v) conste affsetten wilt die seer groef ghedruckt is offt die te vet van inct is, alsoe dat die verve daerGa naar voetnoot(16) op niet vloeijen en willen. Soe salmen het buijtenste van pinceele steeken in de voerseide galle ende daermede die verwe temperenGa naar voetnoot(17) ende sal terstonts veurts schietenGa naar voetnoot(18) ende vloeijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Hoemen lijmwater maken sal.Item ghelijck sommige verwen gheen gomme en moegen verdraegen, ende daer leelijck af woorden, soe salmen oock altijt nghereet hebben goet, schoen, claer lijmwater, dwelc men maeken sal als hiernaer volcht. Nempt een deel stucgkens offt snijelinghe van fijn (fol. 7r) perkement, settet te wijke eenen nacht in schoon claer regenwaeter, daernaer settet opt vier ende laet sieden een poosken, ende dan nemet vanden vier ende sijget doer eenen doeck ende laetet cout worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alse nu coudt gheworden is, soe dout met den vinger daerop: indien dat gheheel stijf is, soe doet daer noch water bij ende laetet wederom smelten, ende dat sal men seer langhesGa naar voetnoot(19) doen. Dan, tselve coudt sijnde, nauwelijck aen sij ghecommen ende beeft soe wanneer men die properlijckenGa naar voetnoot(20) aenroert. Alst wel soe veerre ghebrocht is, soe sal men daer bij doen eenen lepel rosewater ende laetet alsoe te samen staen (fol. 7v) tot dattet wederom begint te dissolveren ende tot water te commen. Dan ist seer bequaem tot fijne ende subtijler werken, zonderlijnghe tot lack, ende gheneraelijcken tot alle colleuren daermen mede verhoogen wilt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Hier volcht een maniere hoemen alderhande coleuren wasschen ende bereijden sal.Alsmen eenigherhande colleuren wasschen wilt, soe moet men een sachGa naar voetnoot(21) crijts ghereet hebben dat plaet is, ontrent soe breet als een teliooreGa naar voetnoot(22) offt meerder, om daer die coleuren op te doen, daermede te doen ghelijck hiernaer volcht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.1 [Van witte colleuren]11.1.1. [Lootwit]Lootwit is een verwe die op loot wassenGa naar voetnoot(23) (fol. 8r) ende als die selve noch niet gevreven en is, so sijnt witte stuckxkens ghelijck offt plaekersGa naar voetnoot(24) van loot waren, ende is oock soe swaer van substantie als loot zelve. Ende dit sal men vryven met schoen regenwater tot dattet wel clijn ende subtijl sij. Ende wel ghevreven sijnde, salme[n] tselve op den steen inder sonnen laeten droogen ende daernaer met versch water bespringenGa naar voetnoot(25) ende vrijven. Ende naer dattet noch een poosken sal sijn ghevreven, sal men dat met den opstrijkerGa naar voetnoot(26) vanden steen doen ende alsoe opt voerseide crijt laeten vallen aen verscheijde stucxkens offt claddekensGa naar voetnoot(27). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende weder tsamen met datmen ghevreven heeft (fol. 8v) salmen het crijt inder sonnen stellen ende laeten droogen. Ghedrocht sijnde, sal men dat in een doexken bewaren ende daervan telckke reijseGa naar voetnoot(28) een stucxken nemen ende in een schelpe doen. Dit wit machmen temperen met gomwater offte lijmwater alsoe men wilt. Maer indien datmen daeronder temperen wilt besiengheeluw oft bresilie, soe moetmen het wit temperen met gomwater, anders souden die couleuren bij den anderen rennenGa naar voetnoot(29). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.1.2. Venetswit ofte ceruse.Dit wit coopemen in een vat. Dit salmen (fol. 9r) vrijven met den vinger in een groete schelpe ende daernaer doorghieten door een fijn doeckxken in een ander schelpe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2. Van gheluwe couleuren.11.2.1. Masticot.Daer is een licht gheluw ghenoempt masticot offte massecot, die welcke men niet wassenGa naar voetnoot(30) en moet overmidts datse haer schonte int wasschen verliest, maer men salse vrijven ende doer eenen doek doen ghelijck hiernaer volcht. Nempt een commeken met schoen regenwater, lecht daerover een schoen lijnen doecxken dat wel dichtGa naar voetnoot(31) is. Daernaer leecht daerop een deel van uwen masticot, daer(fol. 9v) naer nempt die vier hoeckxkens van het voerseide doexcken tsamen, ende spoelt alsoe die verwe int voerseide water tot dat ghij ghewaer wordt dat het fijnste vande voerseide verwe doer den doeck int water ghecommen zij. Dan suldij het groefste dat inden doeck ghebleven is wt nemen, ende wederom ander daerinne doen, ende dat soo lange tot dat alle die verwe die ghij wasschen wilt doerghedaen ende ghehandelt sij. Daernaer suldij die verwe, dwelck indt water is, laten sincken. Gesoncke[n] sijnde, het water afgieten ende die verwe opt crijt laeten droegen ende het groefste dat inden doeck bleven is (fol. 10r) machmen vrijven ende in lantschapkens ghebruijcken om ander lichte couleuren aen te leggen ende te temperen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2.2. Lichten oker.Alsmen lichten oker coopen wilt, soo salmen vraegen naer lichten Inghelschen oker, ende hoe die vetter is hoe beeter, dwelcken men sal probeeren metten vinger daerover vrijven[de] want soe desen verwe [beter is], soe die quaelijcker af den vinger te crijgen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Desen sal men drooch vrijven op eenen steen sonder eenich water offt vochticheijt daerinne te doene, ende daernaer wasschen ende also doen ghelijck van masticot voerseijt is. Een verwe die soo sacht waere (ghelijck men wel vindt) datmen die met den (fol. 10v) vinger in de schelpe mocht breeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2.3. Bruijnen Enghelschen oker.Desen wordt oock ghevreven ende ghewasschen ghelijck den lichten oker als voerscreven is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2.4. Operiment.Men vindt gheluwe ende rooden operiment, maer den gheluwe en is niet bequamGa naar voetnoot(32) in verlichterije. Ende in die plaetse van den selven soo ghebruijckt men schoon masticot. Maer den roeden is seer bequaem tot verlichterije ende wat ghevreven alleen met ghebranden wijn, ende men sallen op de steen laeten droegen; droech sijnde, noch eens besprengen ende vrijven, (fol. 11r) dan opt crijt in de sonnen laeten droegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2.5. Scijtgheluwe.Scijtgheluwe salmen wrijven met simpel water ende opt crijt droegen. Men maeckt oock een doorschijnich gheluwe van witte roosen. Soo nemt twee of drij hantvollen witte roosenbladeren, de welcken men stooten moet in eenen steenen mortier ofte vijsel. Ende wel gestooten zijnde, soo salment daeronder strooien witten cleynen gestooten alluijn ende wel ondereen gestooten sijnde, soo salmen door eenen fijnen doeck duwen offt vringhen ende dat is een schoon gheluwe. (fol. 11v) Alst nu droech is ende ghij daer mede wercken wilt, soe verwerckment met schoon regenwater. Item het sapGa naar voetnoot(33) van witte lelienbladeren ende daer alluijn inne dat is schoon gheel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.2.6. Routverve als sout.Men maeckt oock een doerschijnende coleure van sout wt de schouwe of den hertGa naar voetnoot(34) ghenomen. Nempt .ij. offt .iij. hantfol van het beste sout dat ghij crijghen kont, ende laetse een poosken sieden over trier in een panneken met regenwater. Daernaer sijghet doer eenen doeck in een ander panneken offt potteken. Maec dan het eerste panneken wel schoon, ende doet (fol. 12r) daerinne het doergheslagen sap, set het wederom op tvier, ende laetet seer lange | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sieden tot dat het water bijnae inghesoden is. Dan soe doeghet in een schelpe ende laetet daerinne voorts droogen. Alsmen hier van ghebruijcken wilt, soe salmen nemen een nat ghemaeckt pinceele, nae datmen tselve dick offt dunne begert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3. Van groene coeleuren.11.3.1. SpaensgroenGa naar voetnoot(35).Nempt twee loot spaensgroen ende een vierendeel loots witten wijnsteen, ende vrijvet op eenen steen met witten wijnasijn, ende alst wel ghevreven is, soe suldijt opstrijckenGa naar voetnoot(36) ende doen in een gelaesken, daerbij doende noch wat wijnazijn. Daernaer salment (fol. 12v) cleijnsen doer eenen doeck, ende indien dat niet wel doer loopen en wilt, soe salment met den vinger toe douwen offt vringen. Dit groen machmen bewaeren iaer ende dach ende goet houden. Indien dattet te droch werde van lancheijt van tijt, soo salmen een wijnich schoon water daerop gieten, ende wel omroeren, ende alsoe laten staen. Hiervan salmen temperen alderhande lichte ende bruijne groenen alsmen daer wit, offt masticot, offt ascsche bij doet. Ende tsamen temperen naer dat ment tselve begeert te hebben. Indien dat men eenighe lichte groene begert bruijnder, offt schonder te hebben, soe salmen een wijnich van het voerseide spaensgroen daeronder mengelen. Het tesGa naar voetnoot(37) seer schoon ende (fol. 13r) bequaem tot boomen alsmen daer wijnich sapgroen onder mengt. Dit groen en wordt maer op pampier ghebesichtGa naar voetnoot(38). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.2. Asuijrgroen.Asuijrgroen es een schoon groet groen maer groef van substantie, ende moet daerom zeer wel worden ghevreven met schon regenwater ende een cleijn stucksken flesgelas. Men salt dan seere laeten droogen ende daernaer wederom besproen. Daernaer salmen dese verwe in een groote schelpe wasschen soo lange dat het sal groen wederom wt gewasschen es, ende dan salmen of gieten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.3. Engelsgroen.Men vindt veelderhande Engelssche groenen die men niet (fol. 13v) wel en can onderkennen offt onderscheijden dan bij monsterkens diemen daer van hauden moet, die welc oock ghevreven ende ghewassen worden als van asuijrgroen geseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.4. BerchgroenGa naar voetnoot(39).Alsmen berchgroen coopen wilt, soe salmen sien naer die grootste stuckenGa naar voetnoot(40) want tselve oock veelderhande es, soo zalmen sien naer den genen die meest nae den blouwen offt doncker groen compt ende die gheheel bleeck is. Dit groen salmen vrijven ende temperen int verwercken met weynich gomwater ende ghevreven sijnde, wasschen als voerseit. Indien men dese wat groender begeert, so salmen weynich spaensgroen daeronder mengelen, maer dan en moeter geen lijm (fol. 14r) water bij ghedaen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.5. Cedergroen.Cedergroen is het schoonste ende costelickste groen datmen vindt, ende hoe dit fijnder is hoe beter, ende hoe meer oock naer den blouwen hoe ooc beter. Men salt toewrijvenGa naar voetnoot(41) met gomwaeter ende wasschen als voorseit is. NOTA. - Men moet generaelijken weten dat alle de voerseide groenen als sij ghewreven sijn ende gewassen worden, verscheijden afgroenen tot .ij. offt .iij.derhande van een groen ende lichter als dander commen, welck men moet waernemen ende elck bysonder wasschen, wantse wel to passe commen om andere groenen ende boomen mede te verhoogen, offt in verdurringeGa naar voetnoot(42) van lantschappen, offt tot steelenGa naar voetnoot(43) van bloemen offt cruyden (fol. 14v) ghelijck die experientie beeter toonen sal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.6. Sapsgroen.Wanneer men sapsgroen coopen wil, soe salmen sien nae de gheene die wel schoon ende vet es, ende niet oudt, ofte te drooge, offt te mager. Ende men sal allderande stuckxkens nat maeken opt pampier, ende indien dat het compt nae den geluwe soe doechse niet, maer hoe groender hoe beter. Ende als men hoer begherdt te verwercken, soe salmen een clijn stucxken met regenwater in een schelpe te weijke stellen om tselve te besigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.3.7. Schelpgroen.Gheen sap dwelck allen anderen sapgroen te boven gaet ende (fol. 15r) wordt gemaeckt van blouw offt purper lisbloemen diemen noemet pij[n]s- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terbloemenGa naar voetnoot(44) offt onser vrouwen liesGa naar voetnoot(45). dit sap sal men maecken als volcht. Die voerscreven salmen hebben driederhande nederhangende bladeren purpur van coleure, hebbende vanden steel, offt tot bijnaer aen het midden van elck blat voerseit een geluwe streepe. Dese purpur bladeren sal men afftrecken tot het voerseit geluwe toe, ende die salmen stoten in eenen meulsel offt moertier, daerbij doende seer wijnich alluijns, te weeten tot vijftich bladeren die grootte van een boone offt eerteGa naar voetnoot(46). Ende als sij wat ghestooten ende gheque[t]st sijn, soo salmen het sap daer uijt vringen in een (fol. 15v) lijnen doecxken niet seer breet, maer lancachticher te beter te vaten, ende dat sap gieten in verscheijden mosselschelpen maken de selve tot houden bequaem ende daer salmen die van selve wter sonnen laeten geheel droegen tot datse wel stijf ende hardt verdroocht sijn. Dan soo mach mense wech legghen ende bewaeren in sticken so .ij. oft .iij. jaeren ende goet blijven alsse op drooge plaetsen worden gheleyt ende bewaerdt. Als dit voerseide groen int drugendeGa naar voetnoot(47) is, soe moetmen dat daghelyckx .ij. ofte 3 mael onderroeren ende elck schelpe moet een besonder stoecxkenGa naar voetnoot(48) hebben. Alsmen hiervan wilt verwercken, soe salmen een pinceele nat maecken in schoon water ende daermede temperen (fol. 16r) aen de canten vande schelpe ten eersten ende allenkens voerder, soe sal dat groen langhe goet blijven ende verstercken. Item sap van roode roosen ende daertoe alluijn is schoen groen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4. Roode colueren.11.4.1. [Menie].Menie is een schoen licht root. Dit en machmen ooc niet vrijven want doert vrijven zoude gheheel verbleecken ende haer schoente verliesen. Daerom soo salment wasschen ende doer eenen doeck clijnsen ghelijck vanden masticot gheseijt is. Het groefste dat inden doeck ghebleven is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
machmen ghebruycken tot groeve dingen als op vloeren, mueren offt eenich handtwerck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 11.4.2. Fer[m]elioen.Fermelioen dit salmen vrijven met goeden stercken Rijnsschen wijn (maer beter met ghebranden wijn), ende alst wel clijn is ghevreven, soo salment op den steen laeten verdrogen ende daernaer wederom besproen ende [wrijven] met ghebranden wijn, ende daermede noch een poosken ghevreven, ende dan salment vanden steen opt crijt doen ende alsoe laeten droogen. Alsmen daermede wilt wercken, soe salmen een stucxken in een schelpe leggen ende dat temperen met gomwater. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.3. [Gesette] bresilie.Men maeckt van bresiliehoudt een schoon roode coleur (fol. 17r) den lac niet ongelijck. Dese machmen te wijke setten offt sieden naer datmen wilt offt haest mach ghebruycken, want die gheset werdt tot werke, die moet wel eerst in de sonne staen ende die ghesoden machmen terstont ghebruycken. Ende die setten wilt machmen tracterenGa naar voetnoot(49) als hier naest volcht. Nempt een gelas offt steene potken, duet daerinne een wijnich ghestooten alluyn al stroeyende. Daernae wat bresiliehoudts saemen ende dan wederom wijnich alluyns, daernaer wederom houdts, ende alsoe van elcx tot .iij. oft .iiij. reysen. Dan giet daerop goeden stercken wijnasijn dat het houdt eenen (fol. 17v) duym breet bedeckt sij, ende dan salme[n] wel toedecken ende alsoe inde sonne setten. Alst nu 8 offt 10 dagen also gestaen heft ende root ghenoch gheworden is, soe salmen metten pinceele weynich daer uijt nemen ende doen in een groete witte schelpe. Ende alst daer een wijnich tijts, te weeten 3 oft .iiij. pater noster lanck, in ghetoeftGa naar voetnoot(50) es, soe ist gheheel scoon root ende bequaem om aen te leggenGa naar voetnoot(51). Ende hoe dat langer inder schelpe blijft, hoe dat bruijnder root worden sal. Als nu het nat soe lange op de materie heft ghestaen dat het root ghenouch is, soe machment wel doer een doecxken doen offt properlijck affgieten (fol. 18r) in een ander gelaesken ende het sal langen tijt goet ende schoon blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.4. Gesoden bresilieGa naar voetnoot(52).Alsmen bresilie sieden wilt, soo salmen .iiij. loot b[r]esilienhoudt doen in eenen hoochachtich, wel geloijden pot, ende daerop gieten so veel regenwaters dat het houdt eenen vinger breet bedect sij. Item een half loot alluijn ghestoten ende dat sal men so eenen gheheelen nacht laeten staen weicken. Des anderdaechs salmen daerin doen twee lepelen stercken wijnasijn met een biergelas vol sterck claer bier ende een vierendeels loots gommi van arabien. Daernaer salment setten in een clijn vier ende laetent (fol. 18v) een poosken, tot dat het root ghenoech is, properlijck sieden, maer men moet wel wachten van het oversieden, want die vetticheijt soude daer uijt sieden ende loopen. Alst daernaer root ghenoech is salment van tvier nemen ende laeten coudt worden ende daernaer doer een doecxken weder in een gelas [doen] ende daerinne wel ghesloten ende bewaeren, werpende daerinne een stucxken ghevreven lootswit. Wanneer men hiermede wercken wilt, soo salmense ghebruycken als vanden gesette bresilie geseit is. Men moet wel weeten dat men dese bresilie niet sieden (fol. 19r) en mach dan alst schoon weer is ende claer sonneschijn, want hoe die sonne clarder schijnt ende die lucht schonder es, hoe dat die couleuren schoonder sullen sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.5. Provins[c]he couleur.Provinschenhoudt en is den bresilienhoudt niet seer onghelijck, maer roeder van couleure. Hiervan maeckt men een schoon purper coluer alsmen het voorseyde houdt te weycke sette in wijnasijn ende alle dijn[c] in gelijcker manieren als vanden bresilie gheseyt is. Wanneer men hiervan ghebruycken wilt, soe salmen metten pinceele een wynich in een schelpe doen ghelijck vanden bresilie (fol. 19v) geseijt es, ende hoe dat het langer in de schelpe blijft, hoe dat het bruijnder worden sal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.6. Root crijt.Root crijt salmen vrijven ende verwercken met simpel water ende ghevreven sijnde op crijt laten verdrooghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.7. Lac.Men vindt veelderhande lac maer die Indiaensche lac is onder alle die soorten den besten. Allen anderen lac moet men vrijven met gomwater | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende opt crijt laeten verdrooghen. Maer vanden voerseijden Indiaenschen lac leydtGa naar voetnoot(53) men alleen een clijn stucxken te weycken in gomwater (fol. 20r) ende naer dattet een half ure gheweyckt heefft, soe vrijftmen dat met een vinger aen stucken want hem lichtelijc laet breeken. Ende alst dan wederom in de schelpe gedroocht es, soo laedt men eenen druppel gomwater in de schelpe vallen ende temperet met uwen pinceele. Andere lacken sal men vergiten ende ghebruycken gomwaters, maer als sij verdrooghet, soe moet men beteren: eerst wederom vrijve[n] met den vinger ende onderroeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.8. Bruijn Engels root.Dit root salmen vriven met simpel water ende opt crijt laeten staen verdroegen. Int verwercken soo salment temperen met gomwater. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.9. Ematites.Inde apouteeken vindtmen eenen steen ghenaemt ematites, den welcken ghevreven sijnde, het voorseide bruijnroot niet en is onghelijck. Alsmen desen steen vrijven wilt, soo moetmen dien eerst stooten in een vijserGa naar voetnoot(54), want het anders opden steen te seer soude scrassenGa naar voetnoot(55), ende naer dat hij clijn ghenoch is ghestooten, soo salmen vrijven met simpel waeter ende opt crijt laten verdroogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.4.10. Tornisol.Men sal een deelle tornisol te weijcke stellen in schoon water eenen dach lanck ende nacht. Daernaer salmen het nat seer wel oudtdauwenGa naar voetnoot(56) in een panneken, ende daernaer opt t'vier setten, ghelijck van het roudt gheseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.5. Van blauwe coleuren.Ga naar margenoot+ 11.5.1. [Lasuer].Lasuer is wel het costelijckste ende schoonste blauw dat men vindt ende het is (ghelijck oock alle andere blouwen ende assen) seer qualijck te coope dan bij monsterkens, maer hoe dat het fijnder is hoe beter. Dit salmen vrijven met dickachtich offt sterck water op eenen harden steen wel een ure lanck. Daernaer sal ment vanden steen doen in een groote schelpe offt steenen commeken ende ghieten daerop schoen regenwater ende onderroerent wel met den vinger ende dan laten sincken. Alst nu luttel ghesoncken es, soo salmen dat boven aff gieten in een ander schelpe ende ghieten op die eerste (fol. 21v) wederom schoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
water, ende dat salmen soe dighelsGa naar voetnoot(57) doen tot dat d'eerste schelpe gheheel van witt[i]gheijt offt assche ghesuvert sal wesen. Daernaer salmen die tweede schelpe oock van ghelijcke doen ende suyveren ende soo voorts. Ende alsoo doende salmen .iij. offt .iiij.derhande asschen van lasuer trecken, het een lichter dan dander, alsoo dat het eerste offt princepaelste sal worden genoempt lasur, ende alle dandere blouwen die daer oeck ghetogen offt ghespoelt worden noemen asschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.5.2.Sanderblouw.Men vindt veelderhande asschen maer die Duytsche ende (fol. 22r) oock die Ungaerssche sijn die beste. Dese en can men niet wel bekennen dan bij monsterkens, maer hoe die fijnder off vetter sijn hoe beter. Alsmen dese coopen wilt salmen een weijnich daervan nemen op een meesGa naar voetnoot(58) ende dan wederom aff laeten vallen: indien datter veel aen het mes blijfft hangen, dat is een teecken datse fijn sijn. Maer indien sij affallen, dats een teecken datse groeff sijn. Dese asschen moetmen oock wel vrijven wanneer die te grooff sijn, ende daernaer wasschen ghelijck van lasur is gheseyt. Men salse temperen met gomwater int verwercken, ende indien datse sijn gheheel fijn, soe salmense temperen met den (fol. 22v) vinger in een schelpe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.5.3. Smalte.Daer is noch een ander blouw die smalte wordt ghenoempt: hoe die fijnder ende bruijner is hoe beter. Men vindt oock veelderlijende soorten van dit blouwe. Daerom moetmen ooc monsterkens bij hebben. Alsmen dit coopen wilt soe moetmen sien in welcken mate ten purperen is commendeGa naar voetnoot(59) [... ...] naer het veel meer naer den purperen compt van gedaene. Alst te groff is soo salment ooc wrijven met sterck gomwater ende wederom wasschen ghelijck vanden lasuer gheseit es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 11.5.4. Lacmoes offt legmoes.Lecmoes is een vochtac[h]tige substantie ende die selve salmen sieden ende doerslaen, ende daernaer wederom laeten insieden, in ghelijcker manieren als van het rout oft sout geseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.5.5. Indienblouw.Indienblouw salmen vrijven met gomwater, ende alst een reysekenGa naar voetnoot(60) ghevreven is, soe salment opt crijt doen ende laetense droegenGa naar voetnoot(61) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 23v). Dit salmen int verwercken temperen met simpel water alsmen dat doerschijnich leggen wilt (doerschijnich is op eenen simpelen gront). Maer alsmen daermede begert te diepen, soe moetme[n]t maken wat dicker van substantie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6. Van swarte coleuren.11.6.1. Lampeswart.Lampswart sal men vrijven met gomwater, ende alst een poosken gevreven is, soo salment opt crijt doen ende laeten verdroogen. Alst men wilt ghebruijcken, soo salment temperen met gomwater, maer indien datmen eenighe canten van chartenGa naar voetnoot(62) offt briven daermede wilt swarten, soo salmen sterck lijmwater daeronder mengelen, ende alst wel drooghe es, soo salmen daerover vrijven (fol. 24r) met een wullen lapken, dan salt swaerdt een schoonen glans krijghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.2. Coelssche aerde.Coelssche aerde is een swardt dwelck compt nae den roeden ende wordt gevreven ende int verwercken ghetempert met gomwater. Men laetet oock opt crijt droogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.3. Pampierswaert.Dit swardt wordt ghemaeckt vande boexckens daer het gaudt offt silver in gheleijt is. Dese boecxkens salmen ontsteeken met een kersscheGa naar voetnoot(63) ende laeten branden. Alssche gheheel verbrandt sijn, dan salmense laeten vallen in een commeken met water. Daernaer salmense wel clijn (fol. 24v) vrijven ende opt crijt laeten droogen. Dit swaert is seer bequaem om naecte mans hande te verdiepen ende tot haer ende baerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.4. Yvoorenswardt.Dit swardt wordt ghemaeckt aldus. Nempt een stuxck yvooren bensGa naar voetnoot(64), laetet verbranden tot dattet swardt is. Daernaer vryven op eenen steen met simpel water ende laetet opt crijt droogen. Dit swardt gaet alle andere swardten in bruynicheijt te boven ende is bequaem om swardt fluweel daermee te maecken offt aen te leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.5. Luyckerswardt.Men maekt oock een goet swardt van steencoolen alsmen (fol. 25r) die wel vrijft met schoon water ende verwercken met schoon gomwater. Dit is seer bequaem swardt om wullen laecken mede aen te legghen ende wordt getempertGa naar voetnoot(65) [... ...]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.6. Kolswart.Van houdtcolen maekt men een blouw offt grauw swardt alsmen die wel clijn vrijft ende opt crijt laet verdroogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.6.7. Mumiam offt mommi.Mumiam oft momi het[s] menschenvleesch, het welcke ghevonden wordt inde gheberchten van Babilonien gheheel verdroocht, maer nochtans gheconservert doer den balsemGa naar voetnoot(66) die daer wast. Dit vintmen te coope op dappo(fol. 25v)teken ende men salt vrijven met simpel water ende opt crijt laten droogen. Het is een bequaem coleur tot haer ende baerden ende tot naecte mans ende doode lichaemen ende tot gheberchten ende steenrootsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.Hiernaer volgen verscheijden weerschijnendeGa naar voetnoot(67) ende sijdecoleuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.1.Menie ende masticot aengeleyt, salmen verdiepen met lac ende wit, offt met geluw assche, ende in de meeste dieptenGa naar voetnoot(68) met lac alleen; verhoogen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.2.Menie, wit ende masticot aengeleyt, salmen verdiepen (fol. 26r) met lac ende wit, ende inde meeste diepten met assche; verhooghen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.3.Menie ende wit aengeleijt, salmen verdiepen met lac ende wit, inde meeste diepten met lac offt tornesol alleen; verhoogen met goudt. Offt men salt verdiepen met smalte offt assche offt cedergroen; verhoogen met gout offt silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.4.Fermelioen ende wit aengeleyt, salmen verdiepen met lac ende wit, offt metGa naar voetnoot(69) [... ...] ende die meeste diepten met lac alleen. Offt men salt verdiepen met assche ende wit ende in de meeste diepten met Indien blouw; verhoogen met (fol. 26v) masticot. Offt men salt verdiepen met smalte offt met berchgroen offt cedergroen, in de meeste diepten met schelpgroen offt sapsgroen; verhoogen met goudt offt silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.5.Lac ende wit aengeleyt, sal men verdiepen met desscheGa naar voetnoot(70) assche offt smalte, offt met lac alleen ende verhoogen met goudt offt het sil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver(?) metGa naar voetnoot(71) [... ...] Oft men mach verdiepen met [saps?]groen offt met berchgroen offt met schelpgroen; verhoogen met silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.6.Breselie ende wit aengeleyt, sal men verdiepen ende (fol. 27r) verhoogen ghelijck vanden lac gheseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.7.Cedergroen aengeleyt, sal men verdiepen met tornisol offt menie ende wit, ende met menie alleen; verhoogen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.8.Berchgroen ende masticot aengeleyt, salmen verdiepen met sapgroen offt schelpgroen offt met assche ende wit, offt met smalte, ende in die meeste diepten met Indien blouw offt lecmoes offt tornisol; verhoogen met masticot offt met goudtGa naar voetnoot(72). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.9.Sapgroen ende wit aengeleijt, salmen verdiepen met schelpgroen offt met tornisol, ende in de meeste diepten met sapgroen ende Indien blouw tsamen; verhoogen met silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 12.10.Rood ende opriment aengeleyt, sal men verdiepen met fermilioen ende wit, offt met lac ende wit, ende in de meeste diepten met lac alleen; verhooghen met goudt offt geluw masticot. Offt men macht verdiepen met cedergroen offt met assche ende die meeste diepten met lac. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.11.Assche ende wit aengeleijt, salmen verdiepen met smalt, offt met asschen alleen, offt met lac ende wit, offt met tornisol, ende in de meeste diepten met lac alleen. Offt men macht verdiepen met schel[p]groen, ende verhoogen met goudt, offt silver, offt masticot ende wit, offt masticot alleen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 13.Die maniere om verscheyden coleuren van laecken ende drapperijen aen te leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.1. Een wit cleet.Salmen aenleggen met wit ende dat mach men verdiepen met allen dese naevolgende colueren, doch bijsonder met lac, tornisol, cedergroen, schijtgeel, fermelioen, schelpgroen, Indien blouw, smalten, swardt, sofferaen offt rooden operment, ende men salt hoogen met silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.2. Een geluw cleedt.Salmen aenleggen van rooden operment ende ver(fol. 28r)diepen met sout, root crijt, lac, vermelioen, lac ende wit, bruijnroot, assche; verhoogen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Masticot offt besiengheluwe aengeleijt, salmen verdiepen met berchgroen, schelpgroen, cedergroen, aschblouw, menie ende lac, lack ende wit, vermelioen, bruijnen oker, schijtgeel ende sout; verhoogen met wit offt goudt. Schijtgeel aengeleijt, salmen temperen met simpel water, verdiepen met wat schel[p]groen, berchgroen, rooden operment, aschblouw, coelsche aerde, tornisol; verhoogen met goudt offt masticot. Ga naar margenoot+ Gheluwen offt lichten oker aengeleijt, salmen verdiepen met fermilioen ende wit, lac ende wit, berchgroen offt cedergroen, lac, roet crijt, offt coelsche aerde, offt bruijnen oker; verhoogen met goudt. Sofferaen aengeleijt, salmen verdiepen met sout, offt lac ende wit, offt met bruijnen oker, offt schel[p]groen, offt sapsgroen; verhoogen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.3. Een root cleedt.Menie aengeleijt, salmen verdiepen met lac, offt fermelioen, offt met breselie; verhoogen met goudt. Fermelioen aengeleijt, salmen verdiepen met lac ende wit; die meeste diepten met lac, offt, ist van noode (fol. 29v), die meeste diepten betreckenGa naar voetnoot(73) met coelsche aerde; verhoogen met goudt offt blouw lichtelike. Lac lichtelike angeleijt met weijnich wit, salmen verdiepen met het selve wit wat dicke ghenomen; verhoogen met goudt ofte silver, offt menie ende wit. Breselie aengeleijt, salmen verdiepen met lac, offt tornisol; verhoogen met goudt, offt menie ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.4. Een purper cleet.Tornisol met wit ende aschblouw ghetempert ende aengeleijt, salme[n] met het tselve offt met Indien blouw, beter met lac, verdiepen, ende verhoogen met silver, offt licht aschblouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 13.5. Ghetempert purper.Men mach oock seer schoon purper temperen van lac, smalte ende wit, offt oock van lac, wit ende vermelioens, ende dese worden beide ghediept met tornisol offt lac, maer beter met lac, verhoocht met wit offte silver. Ende dit is die rechte coluer van acquelijen offt fioletten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.6. Root fluweel.Vermelioen aengeleijt salmen verdiepen met lac; verhoogen met yvorenwit, offt goudt. Offt men salt verdiepen met bruijnen lac ende wit, offt van lac; verhoogen met menie ende daernaer (fol. 30v) met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.7. Van groen coleuren.Spaensgroen is seer bequaem om ghedruckte conste aen te leggen offt af te setten.Ga naar voetnoot(74) [Men sal] die temperen met schelpgroen, offt masticot, offt wit offt sapgroen, verhoecht met silver maer opte parkement en werdet niet ghebruijckt. Cedergroen aengeleijt, salmen verdiepen met schelpgroen; hoogen met goudt. Ende men maeckt hiervan een seer lieffelijck groen alsmen masticot daerbij mengt. Dit salmen verdiepen met assche, offt schelpgroen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.8. Van blouwe coleuren.Smalte aengeleijt met lijmwater laet hem wel effen (fol. 31r) leggen, ende dit salmen verdiepen met kalmoes, offte met tornisol ende met assche, ende niet verhoogen, offt met wit alleene. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.9. Lazuer.Lasuer aengeleijt, sal men temperen met gomwater, verdiepenGa naar voetnoot(75) ende verhoegen ghelijck voerseit is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.10. Asschen ende Duytsblouwen.Salmen temperen ende aenleggen metGa naar voetnoot(76) [... ...] verdiepen met Indien blouw, offt smals, offt tornisol, offt assche; verhoogen met wit, offt lac ende wit. Men moetGa naar voetnoot(77) [... ...] alsmen eenighe blouwen (fol. 31v), hoe danich die selve fijn sijn, wel effen leggen wilt, soe moet men die selven aldus dunckesGa naar voetnoot(78) aenleggen, ende alst droch is noch eens overleggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.11. Van swarte coleuren.Wullen laecken salmen aenleggen met Luyckerswardt, verdiepen met het selve, verhoogen met swardt ende wit inGa naar voetnoot(79) de meeste soo verdiepen met ander swardt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fluweel salmen aenleggen met ijvoorenswardt, verdiepen met tselven, verhoogenGa naar voetnoot(80) [... ... ...]. Carmesijn salmen aenleggen van coelswardt, wit ende Indien blouw, ondereen getempert, verdiepen met lampswardt (fol. 32r), offt ijvoorenswardt, verhoogen met licht grauw, offt wit. Toch soe leijt men een swardt cleet aen met lampswardt, verdiepen met ijvoor, ende verhoogen met grouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.12. MinnebroederenGa naar voetnoot(82) grouw.Salmen aenleggen ende temperen van wit ende weynich swardt ende oocker, verdiepen met swardt ende mumiam dunnekens; verhoogen met wit, offt silver. Offt men salt aenleggen met assche ende wit, verdiepen met lampswardt daer wijnich ocker onder is; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.13. BrigittebroedersGa naar voetnoot(81) grauw.Den mantel salmen aenleggen met wijnich swardt, verdiepen (fol. 32v) met tornesol, verhoogen met ematites ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Die naecte coleuren int afsetten.14.1. Naecte vrouwen oft kinderen in ghedruckte belden.Salmen de diepten lichtekens overwasschen met wit, fermelioen ende wenich lacks, ende die hoofdenGa naar voetnoot(83) verdiepen tot die diepte toe met wit. Die ooren, nuese, wangen, kinne, tepelen, ellebogen, handen, vingeren, knien, teenen ende voeten ende enckelen blosende maeken met lac ende menie ende vermelioen ondereen ghetempert ende ghemengt, die lippen met oker ende wit; verdiepen met lac. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.2. Mans ende oude vrouwen int afsetten.Men sal die diepten over doen met die hoochdenGa naar voetnoot(84) met (fol. 33r) fermelioen, lack ende wit, ende elck lichtekens; men salt verdiepen met weynich lac, wit ende coelsche aerde; verhooghen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.3. Naecte kinderen in verlichterije.Die kinderen sal men aenleggen met lac ende wit ende fermilioen wel ondereen ghemengt, maer moet toesien dattet niet te roet en sij, anders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moest meer wit daerbij ghedaen sijn. Men salt lichtekens verdiepen met lichten oker, menie ende fermelioen. Item blosende als boven. Daernaer machment noch wel een wijnich diepen met lampswart ende wit, zeer suijverlick ende dunnekens; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 14.4. Vrouwen in verlichterije.Dese moetmen aenleggen naer ghelegenheijt vanGa naar voetnoot(85) ouderdom. Jonghe dochters offt ionghe vrouwen sal men aenleggen ghelijc vande kinderen gheseijt is, maer men moet daer meer widts toe doen. Men salse verdiepen met licht lampswardt gheheel dunnekens, ende bloesende maken als boven. Den omtreck maecken met lac ende sout, offt coelsche aerde; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.5. Mans ende vrouwen in verlichterijen.Mans ende aude vrouwen salmen aenleggen met lichten ocker, een wijnich fermelioen, verdiepen met coelswardt offt mumiam, blosende maken met lac ende fermelioen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 14.6. BruijneGa naar voetnoot(86) lieden.Salmen aenleggen van wit, oker ende bruijnroot naer die rechte maeteGa naar voetnoot(87) ghetempert. Men salt verdiepen met bruijnroot, met ematites, offt coelsche aerde, beter luijckswardt; verhoogen met wit, dunnekens ghenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.7. Bleecke lieden verwe.Salmen aenleggen met wit, lichten oker ende menie, verdiepen met bruijnen oker, Indien blouw offt sout; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.8. Doodt lichamen.Salmen aenleggen met wit, oker ende wijnich menie (fol. 34v), verdiepen met sout offt mumia, beter coelsche aerde daer een wynich Indien blouw onder is; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.9. Doode beenenGa naar voetnoot(88).Salmen aenleggen met wit ende wijnich souts offt mumiam, verdiepen met coelsche aerde; hooghen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. Haer verwe.Schijtgeel aengeleijt, sal men verdiepen met sout. Lac, sout ende pampierswardt aengeleijt, sal men verdiepen met pampierswardt. LapesGa naar voetnoot(89) ematites aengeleijt ende ghemengt met pampier-swardt, salmen verdiepen met Indien blouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 15.1. Root haer.Bruijnroot aengeleijt, salmen verdiepen met fermilioen ende ijvoerenswardt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15.2. Bruijn haer.Lichten ocker aengeleijt, salmen verdiepen met bruijnen oeker, in de meeste diepten met coelsche aerde; verhoogen met masticot ende wit. Bruijnen oeker aengeleijt, salmen verdiepen met coelsche aerde; verhoogen met masticot ende wit. Assche, wit ende wijnich lichten oecker aengeleyt, salmen verdiepen met omberGa naar voetnoot(90) offt coelsche aerde; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 15.3. Grouw haer.Salmen aenleggen met wit ende wijnich assche ende pampierswardt, verdiepen met dunne Indien blouw; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15.4. Eselsgrouw.Salmen aenleggen met wit, Indien blouw ende swardt inde verlichterije, verdiepen met coelsche aerde; verhogen met wit. NOTA. - Inde verlichterije is te seggen yet opt pampier offt parckement te schilderen offt te trecken met die penne offt pinceel, maer ick noem affsetten te weeten ghedruckte conste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 15.5. Peerden.Machmen aenleggen met suver root crijt, offt sout, offt coelsche aerde, offt met wit, offt met assche, wit ende swart, verdiepen met lampswart, offt coelsche aerde, naer datmen die selve begert te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15.6. Wolfsverve.Coelsche aerde ende wit aengeleijt, salmen verdiepen met coelsche aerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15.7. Coluer van den vosch.Eenen vosch salmen aenleggen met root crijt heel dunnekens ende naeGa naar voetnoot(91) [met] wat dicker vanden selven verdiepen. Insghelijckx mach men oock doen peerden, honden, itemGa naar voetnoot(92) herte[n] ende dierghelijcke beesten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. [Lochten aen te leggen.]Ga naar margenoot+ 16.1. Maniere om verschijden lochten aen te leggen.Men sal die locht van beneden af beginen aen te leggen met masticot ende wit, daernaer wat hoogen met bresilie ende wit, ende van daer af tot boven toe met assche ende wit, ende het opperste salmen noch eens overleggen met assche offt smalt wel onder den anderen, altijt verdrijvendeGa naar voetnoot(93) dat het niet te hardt tegen den anderen aff en steeke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16.2. Van blouw locht.Een blouw locht sal men van beneden aen beginnen met wit ende wijnich assche, danGa naar voetnoot(94) vorts tot boven toeGa naar voetnoot(95) met assche ende wit. Ende het opperste salmen noch eens overdoen met assche offt smalte alleen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 17. Wolcken.Dese machmen aenleggen met assche ende wit, offt met Indien-blouw ende wit, ende dat verdiepen met assche, offt smaelte, ofte tornisol, offt crijt, offt Indienblouw, naer dat me[n]se begert te hebben, ende verhoogen met roet, offt met menie ende wit. Offt men machse aenleggen met menie ende wit, offt tornisol ende wit, verdiepen met assche, offt smalt, offt tornisol, verhoogen met silver ofte wit. Die rechte maniere van loochten is dese: men salse aenleggen van assche ende wit, oft silver ende wit, met assche, offt smalt; verhoegen met wit, offt masticot daer wit onder is. Ga naar margenoot+ Oft men mach aenleggen van clar wit ende assche tsamen ghemengt, verdiepen met tselve bruyn, op den omtrek met tornisol oft lac; verhoogen met wit. Ende dit is die oprechte maniere van een lochte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. Van bergen en lantschappen.Die opperste bergen salmen aenleggen van assche ende wit, oft smalte ende wit, diepen met assche, offt smalte, verlichten met wit, offt masticot ende wit. Ende het lantscap daernaest salmen aenleggen met wit daer een luttel spaensgroen offt cedergroen onder is, verdiepen met assche, verhoogen met masticot ende (fol. 38r) wit, neederwaerts spaensgroen (offt cedergroen), masticot ende wit, verdiepen met berchgroen, verhoogen met masticot, ende daeronder met spaensgroen (offt cedergroen) ende masticot, verdiepen met spaensgroen, verhoogen met masticot ofte cedergroen, schelpgroen. Het neersteGa naar voetnoot(96) offt onderste met spaensgroen ende sapgroen, offt ocker, offt coelsche aerde, offt schijtgeel, verhoogen met masticot, offt menie ende wit, offt fermilioen ende wit, offt bruijnen ocker, verdiepen met coelsche aerde. Offt men macht aenleggen met schijtgeluw, verdiepen met sout, offt mumian, offt bruijnroot, verhoogen met masticot ende wit. Ga naar margenoot+ Die weghen oft paden int achterste lantschapGa naar voetnoot(97) [... ...]. In de tweede ofte derde met lac ende wit maer niet te roet. Int vierde ende vijfde met cuelsche aerde ende wit, offt bruynen oker ende wit, offt coelsche aerde alleen lichtekens genomen, verdiepen een wijnich met sapgroen, offt schelpgroen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. Wateren.Die wateren in het onderste landscap salmen aenleggen met dunne Indienblouw, verdiepen met tselve. Die wateren die wat verder coemen salmen aenleggen met assche ende wit, verdiepen met Indienblouw, verhoogen met wit. Wateren die in ververijngheGa naar voetnoot(98) sijn ende int blouw lantschappen (fol. 39r) commen, salmen aenleggen met wit alleen sonder de selve te dicken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. Stammen van boomen.Sommighe stammen machmen dunnekens overleggen met root crijt; verhoogen met wit.
Sommighe van Indienblouw; verhoogen met masticot ende wit, verdiepen met coelsche aerde.
Item machmen met coelsche aerde aenleggen, diepen met sapgroen, hoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item groote boomen salmen coleuren met veelderhande verven, alsoe dat alle die voerseide colueren aen eenen boom wel te passe comen. Men moet oock die stammen advenantGa naar voetnoot(99) wat blouwer maecken (fol. 39v) naer datse verre staen int lantschap, also datse in het ververrenGa naar voetnoot(100) gheheel blouw ghemaeckt, ende ooc met masticot ende wit verhoocht moeten worden. Die clijne boomkens in het blouw lantschap sal men aenleggen met assche coluer, verdiepen met Indienblouw, verhoogen met wit, offt menie ende wit, offt met masticot ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. Het looff offt blaedere der boomen.Dat looff vande boomen sal men naer advenant groen offte blouw maecken, naer dat den gront is daer die selve op staen. Dat is te verstaen hoe datse verder int lantschap comen, hoe datse meer metten blouwen moeten aengeleyt woorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Steenroetsen.Ga naar margenoot+ Dese machmen maecken van alderhande colueren maer men moet daerinne die blouwicheijtGa naar voetnoot(101) [...] naer datse verre int landschap comen. Men salse aenleggen met bruynroot offt ematites, verdiepen met tselve, verhoegen met masticot ende wit. Oock men machse verdiepen met assche offt Indienblouw; verhoogen met berchgroen. Sommijge salmen aenleggen met coelsche aerde ende wit, verdiepen met coelsche aerde ende swardt; verhoegen met menie ende wit. Ander salmen aenleggen met tornisol ende wit, verdiepen met tornisol, verhoogen met masticot ende wit. (fol. 40v) Oock van we[e]l ander diversche colueren, alsoo dat men nauwelijck en kan ghekennen wat colueren daertoe gevought sijn. Men mach se aenleggen van yvorenswardt, diepen metGa naar voetnoot(102) [...] swardt, offt coelscheGa naar voetnoot(103) aerde offt tornisol; verhoogen met menie ende wit, offt schijtgeluwe ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. Roode huysen ende casteelen.Salmen aenleggen met lichten fermilioen ende wit, offt menie doerschijnich ende wit, offt met roet ende wit, offt met licht bruijnroot; verhoegen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Offt men salse aenleggen met lac ende wit, verdiepen met dat wit ende tornisol; dunnekens hoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Grauwen steen.Machmen aenleggen met Indienblouw alleen, offt Indien(fol. 41r)blouw ende luttel swardts, verdiepen met Indienblouw; verhoogen met wit, offt assche ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. Groote roode huijsen offt mueren.Machmen aenleggen met wit ende bruijnroot, verdiepen met bruijnroot alleen; verhoegen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. DuijvensteenGa naar voetnoot(104).Salmen aenleggen van lichten oker en[de] wit, offt van wit ende mumiam, verdiepen met bruijnen oecker offt roetsele; verhoogen met wit, ende daernaer hier en daer soetkens maecken met schijtgeluwe, offt besiengeluw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. Van verscheijden daecken opt die huijsen.27.1. Een root dach.Roet dach salmen aenleggen alst van verre comptGa naar voetnoot(105) met (fol. 41v) menie ende wit, diepen met assche, hoogen met wit; naebij van menie, offt fermelioen ende wit, diepen met lac; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.2. Blouw dach.Salmen aenleggen van asschen, offt asschen ende wit naer dattet verdere offt bij compt, verdiepen met smalt, offt Duytsblouw; hoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.3. Stroeyen dach.Een stroeijen dach salmen aenleggen met lichten oocker ende wit, offt met omber ende wit, verdiepen met omber, ende daernaer hier ende daer toetskens gheven met schijtgeel, offt besiengeeluw, verdiepen met (fol. 42r) mumiam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.4. Purper dach.Salmen aenleggen van lac ende wit, offt bresilie ende wit, verdiepen met tornisol, verhoogen met wit. Alle dese voerseide huijsingen machmen wel hier ende daer toetskens gheven met een licht groenken, soo hevet beterGa naar voetnoot(106) [... ...]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item wildi noch meer maken soo dat die huijsen ende casteelen verder commen, hoe datse meer wt den purperen ende op den blouwen moeghen commen ende flauwer aengeleijt worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. Metael offt coperwerck.Salmen aenleggen met schijtgeluwe, verdiepen met (fol. 42v) blouw; verhoogen met wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29. Yserwerck.Salmen aenleggen met Indienblouw ende wijnich wit, verdiepen met Indienblouw, verhoogen met assche ende wit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. Tinnewerck.Salmen aenleggen van assche ende wit, verdiepen met Indienblouw; verhoogen met wit ofte silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31. Roock.Roock sal men van wijnich Indienblouw ende wit ende coelsche aerde onder een ghemengt aenleggen, verdiepen met coelsche aerde ende Indienblouw, in de (fol. 43r) meeste diepten met swardtGa naar voetnoot(107), offt met Luijckerswardt; verhoogen met doncker grouw van coelsche aerde ende wit ghetempert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. Roock ende vlammen.Vlammen salmen aenleggen met masticot, daer of salmen diepen eerst met menie, daer naer met lack; hoogen met goudt. Rooc als boven gheseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. Hemels licht.Salmen aenleggen met menie, lac ende wit, die stralen verdiepende met goudt. Ende die wolcken salmen aenleggen met lac, assche ende wit. In het donckerste salmen wijnich Indienblouw bijdoen (fol. 43v), verdiepen met lac, offt tornisol, offt assche. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34. Houtwerck.Salmen aenleggen van lichten ocker, verdiepen met omber, offt bruijnen oocker, offt coelsche aerde. Offt men salt aenleggen met bruijnen oker, verdiepen met coelsche aerde; verhoogen met goudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Root crijt ende lichten oocker ghemengelt, salmenGa naar voetnoot(108) verdiepen met coelsche aerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35. NOTA. Alsmen eenighe conste verlichteren offt afsetten wilt, soe salmen al soe seer alst moeygelijck is die natuere daer inne volghen ende met die na(fol. 44r)tuere wercken.Men sal dan eerst beginnen van boven aen die locht die het opperste landscapGa naar voetnoot(109) treckt soe tot boven toe. Daernaer salmen commen vanGa naar voetnoot(110) aen het opperste lantschap tot tonder toe, ende dan tot het looff der boomen, soe voirts tot die tacken ende troncken der boomen; van daer tot die beesten, van daer tot die huijsen, steenrotsen ende casteelen, van daer tot die cleensten beesten, tot die incarnatienGa naar voetnoot(111). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. Om seer excellenten lasuer van over zee te maeckenGa naar voetnoot(112).Nempt inden ersten een pont lapis lasuli die ghemarbeertGa naar voetnoot(113) sij ende lasuerachtich van coluere, met sommighe goudtachtige ende groene aderkens, waeraf ghij die (fol. 44v) groene nemen sult in die navolghende maniere. Nempt een stucxken ende legget op gloeijende colen een ure lanck, met eenen blaesbalch blasende; daernaer laetet coudt worden ende stoetter aenGa naar voetnoot(114). Ist dattet vaneen gaet ghelijck aerde, soo en doeget niet, maer ist dattet hardt blijft ende lasuerachtich, soe ist goet. Nemet daer een pont, breket in clijne stucxkens die welcke ghij over het vier te smelten doen sult een gheheele ure lanck, altijt blasende. Dat ghedaen sijnde, nempt goeden ghedistileerden asijn in een vat, in den welcken ghij de voerseide stucxkens blusschen sult. Laetse droegen ende nempt daernaer sulcks waeter als hier volcht. Nempt een gheloijtGa naar voetnoot(115) (fol. 45r) panneken ende doet daerinne eenen pot schoon waeter ende een wijnich witte honichraten. Laetet op sieden ende schuymet soe langhe tot datter gheenen schuijn meer oppe comt ende laetet daernaer cout worden. Nempt daernaer sanguinis draconis een oker- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noette groet, seer wel ghestampt, ende temperet allenskensGa naar voetnoot(116) met het voorseide waeter. Ghetempert sijnde, suldijt doer eenen schoonen doeck in een gheloeden vat legghen ende het tis te aenmercken dat het waeter noch te rood noch te claer behoert te wesen maer tusschen bijden, opdat den lasuer violetverwich woerde. Breeckt daernaer desen lapis lasuli aldus gecalcineertGa naar voetnoot(117) met het voerseide waeter (gelijckmen ghemeenlijcken denGa naar voetnoot(118) [...] brect) een gheheele uere lanck oft noch langer (fol. 45v). Daernaer verghaderten weder in een gelas oft geloeden vat dat wijt ende breet sij, ende laeten in de lommere drogen, niet in de sonne want hij sauder sijn glans af verliesen. Ende alst wel drooge sal sijn pulveresierten wel, ende bewaerten in eenen schoenen witten doeck enkel toeghebonden, makende daernaer die naervolgende deech. Nempt twee onsen witten resine pini, twee onsen pex greca, twee onsen mastix, lijnolie, teermentijn ende nieuw was, van elckx twee onsen. Stampt het geene datter te stampen is, snijt het was in clijn stuckxkens ende doet het altesamen in een nieuwe panne, laetet soe langhe sieden tot dattet genoch zijn sal, het welck dus beproeft (fol. 46r) sal worden: Werpet een druppel in cout water ende alsment daernaer met die hant al nat ute [doet], ist dattet aen de hant niet en cleeft, soe ist genoch. Alsdan soe sijghetGa naar voetnoot(119) al werm doer eenen schonen doeck in een vat vol cout waters, want waert caut ten saude hem niet laeten doerdoen. Ende laetet soe langhe int water ligge[n] tot dattet hardt gheworden sij, ende dan nemet wte ende laetet drooghen. Alst ghij het poeder incorporerenGa naar voetnoot(120) wilt, soo doettet volghender mannieren. Snijt de voe[r]seide confectieGa naar voetnoot(121) in cleijne stuckxkens, die welcke ghij in eenen vertendenGa naar voetnoot(122) ketel doen sult, ende hanghtet alsoe overGa naar voetnoot(123). Als begint te bobbelenGa naar voetnoot(124) offt te sieden, soe doeter bij een once olie van bitter amandelen ende laetet sieden twee miserere lanck. Terwilen bereijt dit poeder van lapis lasuli in een vat met een cleijn stocxken (fol. 46v) dat daertoe ghemaeck sij. Daernaer nempt den ketel ende ghiet allenskens int voerscreven vat op het poeder van lapis lasuli tot dattet wel al ondereen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghe[in]corporeert sij, altijts ende sonder ophouden met het voerscreven stocxken wel omme ruerende. Dit gedaen sijnde, laetet cout worden, smeerdt u handen met olie van olijven, ende nempt die voorscreven substantie met de handen, wel ondereen knedende om des te beter te incorporeren.Ende als ghijer tfatsoenGa naar voetnoot(125) van een broijke aff ghemaect hebt, doet dat dan in een geloeijt vat ende bewaeret alsoe thien dagen lanck alderminsten. Ende als ghijer den lasuer aff hebben wilt, soe maeckt eertsGa naar voetnoot(126) claer looge met wij[n]gaert assen, daeraff ghij eenen keetel vol (fol. 47r) over hangen suult [?], ende laetse alsoe heet werden als gheijer die handt in gelijdenGa naar voetnoot(127) moocht. Ende doet daerna vander voerscreven confectie offt deech in een gheloeijt vat ende doeter alsoe in den voerscreven loogen ende als u goet duncken sal ruert dan de voerscreven substantie al suetkens omme tot dat ghijer den lasuer siet wtcommen. Ende ghesien hebbende datter lasuer certeinGa naar voetnoot(128) gecommen es, soe giet de voerscreven looge met den lasuer in gheloijt vat, der welcker vaten ghij een menichte hebben moet. Ende doeter weder onder werme looge bij, doende als booven gheseit. Daernaer weder in een ander vat, alsoe continuerende te doene tot dat ghij siet datter geenen lasuer meer wt en compt. Ende merckt datter van een pont lapis (fol. 47v) lasuli (al soe verre als hij wel fijn wesen sal) een once verlooren an gaet, soe datter elf oncen lasuers aff commen, te weeten vijff oncen fijnsten, drij onsen middelbaeren, ende drij onsen vanden minsten. Ende den fijnen is ten alderminsten weert drie croonen, den slechten een croone. Als ghyer nu al den lasuer wtghetrocken sult hebben, soe schauwt welck malcanderen ghelijcken, om elck bijsonderGa naar voetnoot(129) te leggen in den deelen als booven verhaelt es. Wasschen daernaer wel met scone ende claere looghe, van deen vat in dander ghiet, ende tot dattet goet van coluere ende wel reijn sij. Het welck ghedaen wesende, laetet in de lommer droogen in eenighe camere, ende alst drooge is (fol. 48r) nempt een gelas goeden gebranden wijn, ende laettet een weijnich goede bresilie in weijcken. Daernaer bereijt den lasuer met den gebranden wijn ende laetten droogen aldus drij dagen lanck continuerende totdat den lasuer sulcke vochticheijt deelachtich sij, ende tsal seer excellent van colluere sijn. Bewaert elcke soort op hem selven in drij leijnen sacxkens wel genaeijt ende vast toeghebonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37. Om lasuer van over zee sonder lapis lasuli te maecken.Nempt eenGa naar voetnoot(130) once silvers ghecalcinert met suver water, anderhalf once sal armoniacum, mengt dit wel al te samen met goeden azijn, ende laetet een wijnich claer wordden. Ist dat den azijn de voerseide (fol. 48v) dingen te boeven gaet, soo nempt wechGa naar voetnoot(131) het gone datter te veel sijn sal, ende doet de reste in een wel geloeijt vat met ruetGa naar voetnoot(132) dicht toegheslooten, ende laetet alsoo .xxv. daegen lanck staen, ten eynde van welcke ghij het lasuer van over zee seer schoon vinden sult. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38. Om lacca te maecken van fijnen greijneGa naar voetnoot(133).Nempt afschoorhaijr van fijn scharlaken in een nieuwe panne volGa naar voetnoot(134) looghen die niet te sterck en sij, ende laetet zoo lange sieden tot datte de looghe de verwe aff ghenomen hebbe. Dit ghedaen hebbende, nempt een sacxken dat onder enge ende boven bret zij, int welcke ghij [het] voerseide tschoerhaer metter loghen ghieten sult (fol. 49r) ende doeter een vaetken onder. Duw daernaer het sacxken wel stijff wte soe datter alle de substantie ende die verve dier inne is wt loope. Daer[naer] wascht het sacxken ende het schoorhaer wte int tselve vat daer die verve in gheloopen is. Ende dunckt u dat het schoerhaijr noch enighe verwe inne heft, soe laete noch met andere looghe opsieden, doende als booven. Dit ghedaen sijnde, doet die gheverwde looghe inne maer en laetse niet sieden. Ende men moet een reijn kanneken met schoon water al ghereidt booven tvier staende hebben, met welck, als twater heet is, ghij vijff oortenGa naar voetnoot(135) ghepulveriseerden rootsalluyn doen sult (fol. 49v). Ende terstont als ghijen siet dissolveren, nemt e[e]n sacxken als boven ende als die verwe daerin is, doetse vanden viere. Doetter den voerseiden alluijn inne ende ghieter alsoe alle tsamen int voerseide sacxken, daer een gheloeijt vat onder gheset hebbende, ende siet offte die verwe root onder wt leechtGa naar voetnoot(136). Alsdan nempt werm water ende ghietet inden sack mitsgaders oock al tghene datter int vaetken onder den sack gheloopen was. Ende ghieter tghene datter onder wtleecht wederomme soe dichgelsGa naar voetnoot(137) oppe, tot dat ghij siet dattet niet meer root en sij, maer claer als looghe. Dus sal alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die verwe inden sack blijven die welcke ghij met een haute spatule breken sult in den gront vanden sack al in eenen (fol. 50r) clootGa naar voetnoot(138) drijvende. Maeckter daernaer eenen clomp offt koecxkens aff nae uwe belieffte. Laetse daernaer op eenen schoonen careelsteenGa naar voetnoot(139) in de lommere offte in de locht droogen ende niet in de sonne. Soe sult ghij een seer excellenten lack hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39. Een schoon vernis om goudt ende silver ende alle andere dingen mete te vernissen.Nempt beniom ende breeckten al soe seere als ghij cont tusschen twee pampieren, doeter daernaer in een phioleGa naar voetnoot(140) ende ghieter seer goden ghebranden wijn oppe tot dat hij drie off vier vingeren hooger ligghe dan den beniom. Laetet alsoe eenen dach lanck off twee staen. Ende tot een half phioole van stercken ghebranden wijn (fol. 50v) sult ghij noch vijff offt sesse droepkensGa naar voetnoot(141) gheheelen offt gebroecken saffraen in doen. Dit ghedaen sijnde, gietet af ende met een pinceel muecht ghij er alderhande vergult werck mede vernissen, het welck daer seer schoon ende blinckende aff woorden sal, het sal haest droegen ende langen tijt dueren. Ende wilt ghij het silver oock op sulcker manieren bereijden soot leefftGa naar voetnoot(142), [doet] in alle maniere met het gheslagen silver als van het gheslagen goudt hier boven gheseijt is. Maer ghij en sulter geen saffraen bij doen dan van dwit dat inden beniom ghevonden wordt. NOTA. Dit vernis van beniom ende ghebranden wijn, sonder yet ander daerbij, is seer goet om alle dingen mede (fol. 51r) te vernissen tsij schilderijen offt andersins, ende oock die tafelen, kistenGa naar voetnoot(143) ende andere dingen mede te vernissen die van nootboomhoudt ghemaeckt zijn. Diesghelijc van coopere vergulde dingen, want het maeckt blinckende, het preservirt ende helpt vernieuwen, ende wordt aenstont drooghe sonder eenich stoff daerop te vallen, soe dat men met eenen doeck offt vossensteert veel beter sal connen ghereijnighen dan offtet niet vernist en waere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 40.Om witte tafelkens te maecken daermen met coopere, latoene offt silvere primenGa naar voetnoot(144) mach in schrijvenGa naar voetnoot(145). Nempt gipsum (een plaester) duer een seve ghedaen, (fol. 51v) ontweijcketGa naar voetnoot(146) met hardt lijm offt oud ben, ende legter een laghe aff op u francijnGa naar voetnoot(147). Alst droogh is, scrabbet tot dattet effen sij, ende begiet het noch eens metten voerseiden gipsum offte plaester, ende scrabbet als vooren; daernaer nemt ceruse wel ghestooten ende ghesiefft, ende tempert die met gesoden lijnsaetolie. Smeert het francijn met dese mixtieGa naar voetnoot(148) ende laetet inde lommer droegen vijff offte seeven dagen lanck. Dit ghedaen sijnde, nemt eenen groeven doeck, daer ghij het francijn mede effenen sult, ende laetet alsoe liggen .xv. offt .xx. dagen lanck tot dattet wel drooge sij, ende dan meuchdijt gebruijcken alsoo ghij wilt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 41.Een seer schoone, vremde conste om colueren te maken allerendeGa naar voetnoot(149), om penseenGa naar voetnoot(150) ende agnus deiGa naar voetnoot(151) ende diergelijcke te schilderen op gelas offt crijstalleijn. Ga naar margenoot+ Nemt inden eersten seer schoon lack ende vrijft die seer met luttel lijnsaetolie ende nempt gomme diemen mach roeren, maecket die seer schoone ende schoonen witten Venetschen termentijnGa naar voetnoot(152), mingelt dat tsamen op een stuxken gelas offt ruijte over het vier, ende ruert dat wel lange tot dat van selve herdt ende schoone wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alsoe doetGa naar voetnoot(153) met schoon smalte, ende desghelijckx met spaensgroen, maer tot het groen moet toe ghedaen wordden wat saps van ruijtte gedroocht. Ende droecht aldus: neemt een deel ruytte ende stampt die al cleijne, doudt daer dan het sap uute ende laet dat sap in hem selven (fol. 52v) staen droogen, ende van dese nemt om u groen te maecken. Aldus hebdij seer excellente coleuren als blouw ende groen. Als ghij dese colueren sult willen gebruijcken, soe suldij den rugge offt binnenste van het cristalijn ofte gelas dwelck ghij schilderen wilt, geheel vergulden offt soo veele alst u goet duncken sal met schelpgoudt getempert met gomwater. Dat droech wesende, soo suldij nemen eenen silveren offt cooperen priem ende daermede op het vergult figuerenGa naar voetnoot(154) oft trecken ghelijck ghij begeert, ende men sal soo diep treecken datmen tgelas claerlijck doer het vergult sien kan. Dan sult ghij nemen vanden voerseiden coleuren, sulckx alst u goedduncken sal, een cleijn stucxken ende leggen dat met een tancxken offt cleijn (fol. 53r) ijserken op het graversel, den welck ghij op het vergult gegraveert sult hebben, dan soo suldij het gelas offt cristalijn met die coleuren daerop een wijnich op de gloeijende kolen setten met een tancxken, dwelck ghij daertoe gereedtGa naar voetnoot(155) moet hebben, ende als die colueren beginnen te smelten, soo suldijt terstont met het tancxken vanden viere nemen, ende latent cout worden, zoo suldij een schoon werck hebben. So [men] dingen ghecoluertGa naar voetnoot(156) hebben [wil], soo legget daer achter oppe ghebruijnertGa naar voetnoot(157) geslagen silver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 42.Die maniere van goudt te vrijven ende in de schelpe te brenghen gelijc die verluchters gebruijcken. Soo wanneer men goudt begeert te vrijven, soo moetmen eerst daertoe berijden een schoon suyver gomwater op dese maniere. Nempt een gelaesken met schoon regenwater, werpt daerinne een groot deel witte ende clare gommi van Arabien die van onreynicheijt wel gesuijvert is, ende als die wel doorweijckt ende ghesmol(fol. 54r)ten is salment doerGa naar voetnoot(158) een doecxken laten sijpenGa naar voetnoot(159), maer dit gomwater moet soo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dick sijn dat het van langer handtGa naar voetnoot(160) ende seer qualijcGa naar voetnoot(161) door het doecxken can geraken, immers soo dicke als goede ende vette olie. Ende ter wijle de voerseide gomme wijckt, sal men ghereet maecken een schoonen suijveren wrijffsteen die alsoo hertGa naar voetnoot(162) is datse int vrijven niet aff en vlijteGa naar voetnoot(163), off een stuck gelas, ten minsten eenen voet int viercant, met sement in een blocxken vast ende effen geleijt, want het gelas anders lichtelijck soude breken door het vrijven ende douwen. Daernaer salmen nemen soo veel alsmen tusschen twee, drij vingeren can nemen schoon souts, dat (fol. 54v) wit ende suijver is, ende dat leggen op een schalie oft tegel ende dat stellen op een coelken viers soo lange dattet wel herdt gebraden is ende geheel verdroecht. Dwelck alsoo gedaen sijnde, salmen tvoerseide soudt op den wrijfsteen doen inde maniere van een circule ende daeromme salmen leggen druppelen van tvoerseide gomwater aldusGa naar voetnoot(164). Ende dan salmen beginnen te vrijven, ende soo lange harderenGa naar voetnoot(165) tot dat het saut geheel te niet gebracht is, ende datmen niet anders en siet dan een witte materie gelijck het witte van een eije. Alst nu gheeel tot schuijme geslagen isGa naar voetnoot(166). Maer indien dattet eenige andere coleur hadde dan gheheel suijver wit, soo moetmen (fol. 55r) aff doen, ende wederom ander vrijven. Maer ist gheheel wit, soo salment met den loeperGa naar voetnoot(167) uutspreijden ende met een pennemesse daerop leggen, vier offt vijff bladeren geslagen goudts, ende dat een poosken vrijven tot dat het goudt hem een wijnich verlooren heeft. Daernaer salmen wederom soo veel bladeren opleggen, ende dat soo lange tot datter 25 oft 30 bladeren op gedaen sijn. Ende alst nu te tsamen daerop gedaen is, soo salmen continueerlijckGa naar voetnoot(168) vrijven wel een goede ure lanck tot dat het goudt cleen genoech is, ende oft gebeurde dat het veel te droech worde, alsoo dat men den looper nauwelijck omcrijgen conde, soo salmen met een vederken een weijnich schoon water daerop doen, maer niet te veel, want hoe dattet corter is, hoe dattet (fol. 55v) meer ledtGa naar voetnoot(169), ende daerom oock te eer ghevreven is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alst nu alsoo omtrent een ure gevreven is, soo salmen met een vederken een druppel schoon water daerop doen, ende laeten dat daerop een poosken stil liggen. Daernaer salment met een vederken een wijnich omroeren, ende indien dattet soo clijn is, datmen geen stucxkens vant goudt daerin en siet oft en can bemercken, maer dattet schijnt oft goude wolcken waren, soo ist genoech gevreven, anders soudement noch meer moeten vrijven. Aldus dan genoech gevreven sijnde, salment tgoudt met den opstrijcker vanden steen oft gelas doen in een steenen commeken, daerop gietende schoon regenwater dattet ontrent twee vingeren bedeckt sij. Ende (fol. 56r) alst alsoo een poosken heeft gestaen weijcken, soo salment wel onderroeren met een vederken soo lange alst tsamen wel vaneen gescheijden is, datter geen stucxkens goudt meer in gevonden worden. Dit alsoo gedaen sijnde, salment noch een poosken stille laeten staen, ende daernaer overgieten in een ander commeken, ende men sal inden bodem van het eerst commeken bevinden veel goudts, opt dwelcke men wederomme schoon water sal gieten, ende daermede wel onderroeren, ende alsoo beijde die commekens laten staen tot datse wel gesoncken sijn. Daernaer salment water van beijde die commekens affgieten in een groote testeGa naar voetnoot(170) off teijleGa naar voetnoot(171) van binnen wel geloijt sijnde, die men daertoe hebben ende houden moet. Ga naar margenoot+ Ende opt goudt inde commekens salmen wederom schoon water gieten, ende daermede wel onderroeren, ende dan salmen tgoudt uut elck commeken gieten in twee diversche schelpen, dat is tot elck commeken salmen nemen een schelpe. Ende als dat goudt wederomme inde schelpe wel besoncken is, salmen het water van beijde die schelpen affgieten in een vande voerseide commekens ende doen inde schelpe wederomme versch water, ende dat alsoo tot drije oft vier reijsen toe, oft soo lange datmen siet dat het goudt wel schoon is. Dan laetmen staen besincken, ende gietet water daernaer aff, soo nauwe alsmen can, ende tgoudt doetmen met een vederken in verscheijden cleene schelpen, naer datmen veel offt weijnich goudts heeft. Ende als die clijne schelpen wel besoncken sijn, soo salmen het water schoon aff laten loopen ende houdense tegen (fol. 57r) een eijcken vier om voorts te droogen oft inder sonnen. Daernaer salmen sien offter noch eenich goudt inde commekens gesoncken is, ende dat machmen oock voorts affgieten ende spoelen gelijck van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het ander geseijt is, ende twater datmen daeraff giet, salmen altoos gieten inde voerseide teijle. Ende twater dat inde groete teijle is salmen eenen gheheelen dach ende nacht laten besincken, ende salmen tsamen haestelijck affgieten, ende het goudt datmen op den gront ende canten vindt salmen oock noch spoelen ende reinighen, soo wel alsmen can ende dan in schelpen doen, ende dit goudt is schoon genoech om den gront mede te leggen. Het silver wordt op gelijcker manieren gevreven ende gewassen gelijck van tgoudt geseijt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 43. Remedien om eenighe swarten stoffen te wassen als lanianten, corratten, momfeluwen, etc.Nempt een halff pont provenshoudt dat gesoden in eenen eemer regenwater tote op de helfft, daernaer vanden vier geset ende de voerseide stoeff daerinne gedaen ende een wijnich tsamen laten weijcken, ende alsoe inde locht laeten droogen, ende sal weesen offt sij vers wt de verve quaem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 44. Om eenich silverwerck wit te sieden.Maecket silver geloijenGa naar voetnoot(172) maer niet seer, dan nempt regenwater, item wijnsteen ende soudt tsamen mettet silver gesoden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 45. Om te maecken swaerte leestenGa naar voetnoot(173) op die maniere van ebbenhoudt.Om een ebbenhoudt wel naer te maecken, soo ist dat men sal nemen houdt van espenboomenGa naar voetnoot(174) oft soo wanneer dat aldaer sulcken houdt niet en is, soo machmen nemen alderhande houdt dat hem wel effen laet schaven sonder te hebben eenighe weerenGa naar voetnoot(175), dat ist beste houdt. Daernaer moet den leest geschildert woorden met goet swertsel met wijnich lijm gesoden in goet bruijn bier, ende wel clijn gevreven op den steen. (fol. 59r) Ende soe verre dat den leest de eerste rijseGa naar voetnoot(176) niet swaert genoech is, soo salmen noch eens overschilderen. Daernaer, wel droech sijnde, salmen wel stijff met een stuck canifasGa naar voetnoot(177) overvrijven tot dat hij blinckt. Daernaer noch een[s] overvrijven met de wiecke van een witte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hijtsseGa naar voetnoot(178), ende daernaer opgepalleseertGa naar voetnoot(179) met een wolle stuck laken oft linnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46. Op een andere maniere.Nempt een deel galnoten gestooten ende gesoden met regenwater, ende vrijft u haudt daermede wel stijffGa naar voetnoot(180). Daernaer nempt een deel ijser ende nagelen ende laetet droegen. Droech sijnde, doet weeder tergelijckGa naar voetnoot(181), tot ses ofte seven mael. (fol. 59v) Giet daer asijn op, laetse 24 uren tsamen wijcken, daernaer laetse opsieden ende vrijft daermede wederomme ten selve haudt voerseijt. Ten laesten geliecketGa naar voetnoot(182) met wiecke van witte heijtse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 47. Maniere van dieckeGa naar voetnoot(183) eys ofte talckblommen te maecken.Nempt een goede hantvol wit perkement daer men de beldekens van maeckt, doet dat in eenen suijveren pot ofte panne, doeter soo veel regenwater op dattet wel oversopt is. Laetse sieden tot dat alle het perkement bijnaer om stucken gesoden is, maer roert, want het soude brandenGa naar voetnoot(184), vringet doer eenen groeven doeck. Als ghij nu u koopersGa naar voetnoot(185) ofte blommen gecrompt hebt, steeckse daer inne den lijm, dan sullen daerin blijven gelijck gelaeskens. Laetse wel drooghen, nempt dan een ons vischlijm, een pint regenwater ende virendeel lodts alluijn, siedet te tsamen een half (fol. 60v) ure, doeget dan doer eenen doeck die niet heel groff en is. Mengter u colleuren in die ghij begeert. Om wit te maecken, nempt lootwit gemengt met soo luttel regenwater alst mogelijck is; tot blou Engelsche assen; tot geel solferaen: om root bresilienhoudt maer den bresilien moet metten voerseiden lijm ende alluijn sieden ende dan doergedaen. Nempt dan een gecromt blommeken met acht ofte tien bladeren, bint dat aen eenen stock oft stocxken gelijck een stamperken, stampt dan daermede in u verve gelijckmen boter stamptGa naar voetnoot(186), ende het schuijm datter op comt, treckt dat aen een sijde met [t]selve blommeken. (fol. 61r) Nempt een vere van een penne ende leght dien schuijm op die voerseijde gelaes- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kens, haudtse te droeghen maer moeten met schoen weder gemaeckt weerden. Maer claer talckblommen die maeckt ghij als u lust. Nempt een ons vischlijm, een uperkenGa naar voetnoot(187) regenwater ende een half virendeel lodts alluijn, en latet oock een halff ure sieden. Dan oock doer eenen doeck gedaen, oock die collueren gemengelt als voerseit es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 48. Remedie om rossen witten wijn claer te maecken.Men salder inne doen schavelingh van buckenhoudt ende sal claer weerdenGa naar voetnoot(188). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 49.Een mijneGa naar voetnoot(189) conste om op gelas te schilderen (offte gelijcme[n]se gemijnelijc noempt gelase scrijvers) alsoe om vensters-gelasen te schilderen als kercke[gelasen]. NOTA. Ten eersten moetmen weeten als dat tot alle hunne verwe offte colleuren maer een verdiepinge en is ende wordt genoempt pintuer. En is hier vervolgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 50. Om pintuer te makene.Nempt een deel ijsere paelleGa naar voetnoot(190), ende een deelle copere paelle, de helft meer van het ijsere paelle, ijctGa naar voetnoot(191), soo veelle alst alle weecht ende noch een vierendeel meer, elck specie moet eerst al clijne gestooten weesen eer me[n]se weecht, ende daernaer gesieft doer een clijn dookenGa naar voetnoot(192), ende dan gevreven op een copere plate met schoen water een clijne ure, ende dan daerinne gedaen twee eertenGa naar voetnoot(193) groet gomme van Arabie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(194) 51. Om wit wullen te suy[v]eren.Als wit wullen gewassen is sonder crijt, gelijckmen allen cleederen wascht, soo suldijt hangen alst wint drooge is boven eenich instrument met eenen reep, waeronder ordineertGa naar voetnoot(195) een teylken viers, worpt daer solfer in ende settet wel onder den roeck omgekeert. Daernaer hangten inde sonne off locht tot dat den quaden rueck vergaen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NOTA
Theophilus in breviloquia diversarum artium dixitGa naar voetnoot(196) quod ebur decoctum vino forti flexibile efficitur ad instar cere. Item vitrum in sanguine hirci; cornu in oleo, ovium in aceto mollescunt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
52. Maniere om swarten inc te maecken..j. pont galnoten, gommi van Arabien een halff pont, [.j.] pont coperroot, vier potten regenwater. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 53. Een ander om inct te maecken.Nempt tot drij pinten regenwaters, .s.Ga naar voetnoot(197) loot gommi, .s. loot galnooten, ende .4. loot coperroot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
54. Maniere om hooftpillekens te maecken.Nempt een halff once aloe, een zatijnGa naar voetnoot(198) mirre, een satijn safferaen, gemengt tsamen met een druppele offt twee wijn in een aerde schotelkenGa naar voetnoot(199). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 55. Om met olieverve te schilderen.LyfftenturGa naar voetnoot(200) salmen den ouderdom aensien. Item de jonckheyt etc. Men sal nemen wit, geelen ocker, vermiloen, een wijnich lack, wijnichGa naar voetnoot(201) [...]. Item verdiepen met schijtgeel, lack ende wijnich omber. Item de meeste verdiepinge lack, vermiloen, oocker ende wijnich schijtgeel. Item den omtreck lack ende omber.
NOTA.
Men moet hemGa naar voetnoot(202) wachten van swaert inde troynienGa naar voetnoot(203) te besighen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GlossariumA
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Y
|
|