Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onopgemerkt gebleven fragment van de Spiegel Historiael in drie kolommen: codicologische en tekstkritische benadering
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vries & E. Verwijs verwezen wordt, kan geen verbazing wekken: het convoluut werd door de Koninklijke Bibliotheek immers aangekocht in hetzelfde jaar waarin het deel verscheen dat de betrokken fragmenten bevatGa naar voetnoot(5). De verwijzing maakt het derhalve mogelijk de tekst gemakkelijk weer te vinden in de doolhof die de Spiegel Historiael nu eenmaal vormt als men voor fragmenten staatGa naar voetnoot(6). Na collatie van beide folio's met de editie is het volgende gebleken: (a) het vervolg van fol. 37ro staat op fol. 38ro; (b) de tekst loopt dan verder op fol. 37vo en 38vo. De folio's 37 en 38 zijn dus twee helften van één en hetzelfde blad, zodat ze, tekstueel gezien, slechts één fragment vormen. Na ‘samenvoeging’ - enerzijds van fol. 37ro en 38ro, anderzijds van fol. 37vo en 38vo - blijken de twee helften hetzelfde euvel te vertonen: het ontbreken van een tekstgedeelte aan de linkerzijde, resp. de rechterzijde. Het ‘samengestelde’ blad is bijgevolg in zijn geheel uit een katern van de Spiegel Historiael geknipt. Het heeft dus weinig zin de twee bladen verder fol. 37 en 38 te blijven noemen. Wij voerden een nieuwe foliëring in die er overigens rekening mee houdt dat twee helften van één blad tot ons gekomen zijn: fol. 1ro en 2ro (overeenstemmend met fol. 37ro en 38ro), en fol. 1vo en 2vo (overeenstemmend met fol. 37vo en 38vo). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Beschrijving van het fragment2.1. Afmetingen en toestandEén in tweeën gesneden blad perkament, daterend uit de 14de eeuwGa naar voetnoot(7). Fol. 1 en 2 zijn resp. 15 cm en 15 à 15,5 cm hoog; beide folio's zijn 19 à 19,5 cm breed. De totale hoogte in originele toestand (de oorspronkelijke boven- en onderrand zijn intact) varieert bijgevolg tussen 30 en 30,5 cm. De originele breedte kan op basis van de ontbrekende tekst geschat worden op 21,5 à 22,5 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 1 heeft een plooi en gaatjes onderaan, fol. 2 bovenaan. Fol. 1ro en 2ro vertonen rondom lijm- en papiersporen, en zijn bovendien zwaar gevlekt. Beide stukken hebben dus in verticale richting gediend als versteviging van een boekband in-12o: ze waren geplakt op de binnenzijde van het voor- en achterbord, en waren gedeeltelijk ingenaaid in de rug. Op fol. 2vo bevindt zich onderaan rechts een (laat-16de-eeuws?) monogram ‘AG kuijck’ (in horizontale richting), waarvan de top gedeeltelijk afgesneden is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. OpmaakSchrift: littera textualis (één hand). Bladspiegel: ca. 23 cm hoog, ca. 18,5 cm breed. Marges: ca. 2 cm bovenaan, ca. 5,5 cm onderaan. Drie kolommen van 50 regels per bladzijde. Boven de middenkolom van fol. 1ro staat ‘VI’, ter aanduiding van Boek 6. Foliëring en prikken zijn niet aanwezig. Fol. 1ro en 2ro zijn afgeschreven en gelinieerd: enerzijds horizontaal per regel, anderzijds verticaal (dubbele lijn) als kolom voor de uitstaande hoofdletters van elk vers. Vóór sommige regels staan één of twee zwarte stippen, die slechts in twee gevallen door een paragraafteken gevolgd worden. In het rood geschreven zijn: ‘VI’ op fol. 1ro, de kapittelopschriften en de paragraaftekens. De uitstaande hoofdletters zijn niet gerubriceerd. LombardenGa naar voetnoot(8):
Hieruit kan afgeleid worden dat de hoofdstukken in de codex afwisselend begonnen met een ‘kleine’ groene en een ‘grote’ rode lombarde. Daar de versozijde van het fragment begint met een grotere en versierde lombarde, kan bovendien nog aangenomen worden dat ook elke rectozijde ten minste met een evenwaardige kapitaal begonGa naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Vergelijking van het fragment met het Haagse handschrift3.1. Inleidende opmerkingHet fragment (verder afgekort tot F) bevat een gedeelte van het 6de boek van de 3de partie. Deze redactie, in totaal 300 regels, stemt ruim overeen met de editie van De Vries & Verwijs (verder afgekort tot ED)Ga naar voetnoot(10). Aangezien een vergelijking tussen beide afschriften onontbeerlijk was, moesten wij een beroep doen op ED. Dit bleek spoedig een onmogelijke taak te zijn, alleen al omdat ED niet-diplomatisch isGa naar voetnoot(11). Wij zagen ons dus verplicht het origineel (verder afgekort tot HS) te raadplegenGa naar voetnoot(12). Na collatie blijkt ED de volgende eigenaardigheden en tekortkomingen te vertonen:
In het licht van die gegevens, en mede om niet alle mogelijke (deels kleinere) verschillen te moeten vermelden, besloten wij de afschriften F en HS samen weer te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Vormelijke gegevens3.2.1. Dialectische kenmerkenF vervangt alle typisch Vlaamse vormen [cf. VL II 121Ga naar voetnoot(16)] door vormen die niet kenmerkend zijn voor een bepaald dialectgebied:
F is dus in eerste instantie geen zuiver Vlaamse redactie. Enkele andere wijzigingen geven F een Brabantse kleur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat F ook geen zuiver Brabantse redactie is, blijkt uit een aantal varianten die zowel in het Brabants als in andere dialecten voorkomen:
Het feit dat in F geen typisch Hollandse en Limburgse vormen voorkomen, beperkt de herkomst van deze redactie (of van de kopiist) tot een regio waar hoofdzakelijk Brabantse invloeden golden. Daar anderzijds sommige Vlaamse vormen niet gewijzigd zijn in Brabantse vormen, kan men de streek van herkomst als een randgebied beschouwen. Er kan hier meer bepaald aan oostelijk Vlaanderen of westelijk Brabant gedacht worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2. SpellingsverschijnselenVergeleken met HS bevat F enkele opvallende spellingsvormen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3. Fonetische verschijnselen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.4. Morfologische verschijnselenSubstantief
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adjectief
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werkwoord
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.5. Fraseologische verschijnselenWoordkeuze
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorvoegsels
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dubbele negatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Inhoudelijke gegevens3.3.1. Betere lezingenGa naar voetnoot(40)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.2. Slechtere lezingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.3. Afwijkende lezingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.4. Betwiste lezingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Tekstuitgave4.1. Wijze van uitgaveDiplomatisch [de opgeloste afkortingen zijn cursief weergegeven]Ga naar voetnoot(47). Verklaring der gebruikte tekens in ed. F: ... geen tekst (afgesneden); (...) onleesbaar (zeer verbleekt of beschadigd); [x] fragmentarische letter; <...> gat; ¶ paragraafteken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Transcriptie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 21.859, fol. 37ro/38ro [fol. 1ro/2ro]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 21.859, fol. 37vo/38vo [fol. 1vo/2vo]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde partie, boek VI, Kap. 49 (partim) - 53 (partim)F - Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 21.859 ....coninc. ende versuchteGa naar margenoot+
...ie haer der plagen duchte
...e haer der sonden ontsach
...ie alle dinc vermach
5[regelnummer]
... ons ghespaert lange stonde
...enege dorperlik(...) sonde
... heeft hi ons te blouwen
...uele met anderen rouwen
...ine betren ons clene no groot
10[regelnummer]
...n onse kindere doot
...[o]gen jammerlike vreesen
...ane der weduwen ende der weesen
...i gecort hebben haer lijf
...al ons go(...)e wi sijn keitijf
15[regelnummer]
... al vol scure scrine . kelre
...l dat hebben ende voerent elre
... [s]aelt sijn alst al es gespaert
... [w]i hadden liefst ende waert
...s meest stont inden moet
20[regelnummer]
...s verlo(...) (...) sal dit goet
...[e] werct bi minen rade
...en wi hebben ged(...) scade
... ons haer goet hem keren
...[f] doen oec gode teeren
25[regelnummer]
...attinge die quade brieue
...nse dor ons heren (...)
... ons die kindere ontstoruen
... [w]i niet bliuen bedoruen
... eweliken tormentGa naar margenoot+
30[regelnummer]
...inc wart aldus ge(...)
...c br(...) (...)
...[b]randt die quade wet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde partie, boek VI, Kap. 49 (partim) - 53 (partim)HS - Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, hs. KA XX an den coninc ende versuchteGa naar margenoot+
Om dat soe hare der plagen duchte
ende soe hare der zonden duchte
God die alle dinc ver machGa naar voetnoot(a)
5[regelnummer]
heuet ons gespaert lange stonde
jn meneger dorperliker zonde
dicken heuet hi ons te blouwenGa naar voetnoot(b)
met evele ende met andren rouwen
ende wine betren ons clene no groet
10[regelnummer]
Nv sijn onse kindere doot
wi mogen jammerlike vreesen
de tranen der weduwen enter weesen
dat si gecort ebben haer lijfGa naar voetnoot(c)
wat sal ons goet wi sijn keytijf
15[regelnummer]
hets al vul scure . scrinen . kelre
wie sal dit ebben ende voerent elreGa naar voetnoot(d)
wies saelt sijn alst es gespaert
dat wi liefst hadden ende waert
ende ons meest stont jnden moet
20[regelnummer]
dats al verloren wat sal dit goet
Nv here werct bi minen rade
ende dien wi hebben gedaen scade
laet ons hem haer goet keren
ende af doen oec gode teeren
25[regelnummer]
die scattinge entie quade brieue
ende verbernense dor ons heren lieue
al sijn ons die kindere ontstoruen
dat wi niet en bliuen verdoruen
jnden euweliken torment
30[regelnummer]
dese dinc wart aldus gehent
Cylpric brac ende heuet ontset
ende verbrant die quade wet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
...e die brieue ende al die dingen
...e borden ter reimeringen
35[regelnummer]
...oe bleuen hem .ij. sonen doot
... hi hadde rouwe groot
sente gregorius beghin .l.
...[a]nden fransoisen laten wi bliuen
[W]i selre wel hier na af scriuen
40[regelnummer]
...[l]len onse ystorie keren
...eisere ten roemschen heren
...[n] pausen vander stede
...riuen haer auonture mede
...berius vierde Jaer
45[regelnummer]
... (...) [w]as lesen wi vor waer
...t (...) [r]ome paus vercoren
...n(...)us die was te voren
... (...)[g]ius met wille tsamen
...[e] was h(...) (...) deser namen
50[regelnummer]
... (...) pause was vercoren
Plachmen lange stont te vorenGa naar margenoot+
Dat alse die kerke enen paus coes
Datsi te constantinoble altoes
Anden keiser screef of hijt woude
55[regelnummer]
Dat hi den paus louen soude
Ende so onboot hi sine lieue
Ende sinen wille met sinen brieue
Ende louedene eer menne wide
Ofte te pause benedide
60[regelnummer]
Maer nv was metten lombarden
Rome beseten met houarden
Ende tyberius en conde
Die stat ontsetten niet ter stonde
Dus wart hi dierste paus int hof
65[regelnummer]
Gewijt sonder des keisers orlof
Dese ordineerde in die messe
Drie prefacien ende sesse
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
entie brieue ende alle de dinge
die boerden ter reimeringe
35[regelnummer]
Nochtan bleuen hem .ij. sonen doot
dies hi hadde rouwe groot
Sante Gregorius begin .l.Ga naar voetnoot(e)
Vanden fransoyse laten wi bliuenGa naar voetnoot(f)
wi sulre wel hier na af scriuen
40[regelnummer]
ende sullen onse ystorie keren
Ten keyseren enten roemscen heren
enten pauesen vander stede
ende scriuen hare auenture mede
¶ jn tyberius vierde jaer
45[regelnummer]
die keyser was leestmen vor waer
So wart te rome paues gecoren
Na benedictus diet was te voren
pelagius met wille te samen
die ander waest van dier namen
50[regelnummer]
eer dese paues was gecoren
So plachmen langen stont te vorenGa naar margenoot+
dat alse die kerke enen paues coos
datmen te constantinobele altoes
anden keyser screef of hi woude
55[regelnummer]
dat hi den paues louen soude
ende so ontboot hi sine lieue
ende sinen wille met sinen brieue
ende louedene eermenne wijede
Ofte alse paues benedijede
60[regelnummer]
maer nv was metten lumbaerden
Rome beseten met ouaerdenGa naar voetnoot(g)
ende tyberius en conde
dje stat ontsetten niet tier stonde
dus wart deerste paues jnt hof
65[regelnummer]
Ghewijet sonder skeysers lof
dese ordineerde jndie lesse
drie profacien ende sesseGa naar voetnoot(h)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
¶ Doe paus was dese pelagius
Doe was clerc greg[o]rius
70[regelnummer]
Die na hem paus was vander port
Eens senatuers so[n](...) alsmen hort
Rike ende edel vter p(...)
Sine grote erue broc(...) al vort
Te geuene dor onsen here
75[regelnummer]
Want hi maecte dor sine ere
vj cloestre in cicile
Ende in rome ter seluer wile
Maecti enen cloester mede
Daer hi hem moenc in cleden dedeGa naar margenoot+
80[regelnummer]
Sijn ander goet gaf hi den armen
(...) Jng<...> an h(...) (...)
Alse een mensche al openbare
Ende seide dat hi te broken ware
Op die zee ende al verloren
85[regelnummer]
Ende seide want wi van di horen
Dattu best van herten milde
Alse tote enen vredescilde
Comen wi te di dor dine goede
Dat di ontfarme onser armoede
90[regelnummer]
¶ Gregorius riep sinen drossate
Ende seide doe hem karitate
Ghef[t] [h]em dattu heefs daer
Die knape gaf hem vi .d. swaer
Dinge echt gregorius bit
95[regelnummer]
Ay here sprac hi wat sal dit
Jc ha(...)[e] allene op di troest
Van anderen bliuic onuerloest
Of ghi mi aldus verstect
Mettien hi echt den drossate sprect
100[regelnummer]
Of hi els iet hadde te gheuen
Hier es sprac hi els niet bleuenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
¶ doe paues was dese pelagius
doe was clerc Gregorius
70[regelnummer]
die na hem paues was vander port
eens senaturs sone alsemen hort
Rike ende edel alsemen hort
Sijn grote herue brochti vortGa naar voetnoot(i)
Te gevene dore onsen here
75[regelnummer]
want hi maecte dor sine ere
.vi. cloestren jn cycile
ende jn rome ter seluer wile
maecti eenen cloester mede
daer hi hem moenc in cleden dede
80[regelnummer]
Sijn ander goet gaf hi den aermen
eens quam dingel an hem caermen
alse een mensche al openbare
ende clagede dat hi te broken wareGa naar voetnoot(j)
vptie zee ende al verloren
85[regelnummer]
ende seide om dat wi van di horenGa naar voetnoot(k)
dattu sijs van herten milde
alse tote eenen vrede scildeGa naar voetnoot(l)
Comen wi te di dor dine goede
dat di ontfaerme onser armoede
90[regelnummer]
Gregorius riep sinen drussate
ende seide doe hem karitate
Ghef hem dattu heues daer
die knape gaf hem .vij. d swaerGa naar voetnoot(m)
dander echter Gregoriuse bit
95[regelnummer]
ay here sprachi wat sal mi ditGa naar voetnoot(n)
jc hadde alleene vpdi troostGa naar voetnoot(o)
vanderen bliuic onverloest
Of ghi mi aldus versteect
mettien hi echt ten drussate spreect
100[regelnummer]
ende seide es hier nv jet bleuen
hi seide neent dat men mach geven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan een ziluerijn plateel
Gheft den armen sprac hi geheel
Dus ginc dingel sire straten
105[regelnummer]
Met gregorius karitaten
Hier na suldi horen die dinc
Hoe hem dit teeren verginc
Jn desen tiden voeren die lombarde
Op vrancrike met houarde
110[regelnummer]
Ende wonnen ende verloren
Alse ten orloge moet behoren
Maer dlant lietensi ongewonnen
Alse diet gemeestren niet en connen
¶ Jn desen tiden so quam mede
115[regelnummer]
Jn vlaenderen in ene stede
Die bi namen berghen heet
Sente winnoc als men weet
Vut grote bartaengen daer hi was
Ende verdiende an gode das
120[regelnummer]
So dat god sider dede
Miraclen dor hem dats warhede
Die sine vite wille lesen
Hi vindt scone dinc van desen
Jn desen tiden quamen mede
125[regelnummer]
Tote bordeaus in die stede
Die wulue ende en scad(...) (...)
Manne no wiue no kint
Maer si verbeten ende aten
Der stat honde achter stratenGa naar margenoot+
130[regelnummer]
hoe hi dinghelsche beweende .lj.
H (...) (...) in desen (...)
Dat dese gregorius soude liden
Daer hier voren of bleef die tale
Te rom[e] (...) [m]en altemale
135[regelnummer]
Op die m(...) hilt comanscepe
Doe w(...) (...)rcomen met scepe
Kindere vut bartaengen groot
Van scoenheiden sonder genoot
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan een seluerijn plateel
Ghef den aermen sprachi geheel
dus ginc dingel siere straten
105[regelnummer]
met Gregorius karitaten
[om.]
[om.]
¶ jn desen tiden voeren de lumbarden
vp vrankerike met haren swardenGa naar voetnoot(p)
110[regelnummer]
ende wonnen ende verloren
alse ten orloge moet behoren
maer tlant lietensi ongewonnen
¶ Alse diet ghemeestren niet en connenGa naar margenoot+
jn desen tiden so quam mede
115[regelnummer]
jn vlaenderen jn eene stede
die bi namen berghene heet
Sente winnoc alsemen weet
vte grote bartaengen danen hi was
ende verdiende an gode das
120[regelnummer]
dat hi wart heilech ende god dede
dor hem menege miracle mede
die sine vite wille lesen
daer vint hi scone dinc van desen
¶ jn desen tiden quamen mede
125[regelnummer]
Te bordeaus jndie stede
dje wuluen ende en scaden twint
no weder manne wijf no kint
maer si verbeten ende aten
al die honde achter straten
130[regelnummer]
hoe hi dinghelsche beweende .li.
Het gheviel in desen tiden
dat dese Gregorius soude liden
daer hier voren af bleef de tale
Te rome daermen alte maleGa naar voetnoot(q)
135[regelnummer]
vptie maerct hilt comanscepe
doe waerre ouer comen met scepeGa naar voetnoot(r)
kinder vte bartaengen groot
van scoonheden sonder genoot
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die ginder met anderen waren
140[regelnummer]
Ende saten te cope teere scaren
Die claer waren ende wit gehuut
Van hare sere scone ende hinc al vut
Want hem inder herten dochte
Dat niet scoenre wesen mochte
145[regelnummer]
Jnder menscheliker naturen
Daer vragedi ter seluer vren
Wanen selke kindere quamen
Ende men seidem altesamen
Van groten bartaengen daer manne ende wiue
150[regelnummer]
Meest waren van so sconen liue
Doe vragedi ofte selke barenGa naar margenoot+
Heidijn ofte kerstijn waren
Ende men seide heidijn here
Doe versuchti diepe ende sere
155[regelnummer]
Ende sprac wacharme keitiue
Dat liede van so sconen liue
Die meester vander demsterheden
Besit met sire mogentheden
Ende dat so edele gedane
160[regelnummer]
Binnen niet en heeft ane
Die hope van hemelrike
Doe vragedi echt nernstelike
Hoe men tfolc hiete bi namen
Men seide jngelsche alte samen
165[regelnummer]
Met rechte sprac hi heeten si soe
So scone anscijn ende so vroe
Sijn wel sculdich sekerlike
Met jnglen te sine in hemelrike
Die Jegenode daer si vut quamen
170[regelnummer]
Sprac hi . hoe heetsi bi namen
Deia andworddemen hem doe
Met rechte seit hi heet si soe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die ghinder met andren ware
140[regelnummer]
Te cope saten teere schare
die sach hi claer ende wit gehuut
van hare so scone dat ginc al wt
want hem jnder herten dochte
dat niet scoenres wesen mochte
145[regelnummer]
jnder menscelikere nature
daer vragedehi ter seluer vreGa naar voetnoot(s)
wanen sulke kindere quamenGa naar voetnoot(t)
ende men seidem alte samenGa naar voetnoot(u)
van grote bartaenge daer manne ende wiueGa naar voetnoot(v)
150[regelnummer]
meest waren van so sconen liue
doe vragedi ofte selke baren
heidijn ofte kerstijn waren
ende men seidem heidijn here
doe versuchte hi diepe ende sere
155[regelnummer]
ende sprac wachaermen keytiue
dat liede van so sconen liue
die meester vander deemsterheden
besit met siere mogentheden
ende dat so edele gedane
160[regelnummer]
binnen niet en heuet ane
die hope van hemelrike
doe vragedi echt nerenstelike
hoemen tvolc hiete bi namen
men seide Jngelsce alte samenGa naar voetnoot(w)
165[regelnummer]
met rechte sprac hi heeten si so
So scone anscijn ende so vro
Sijn schuldich wel sekerlike
met jngelen tsine jn hemelrike
dje jegenode daer si wt quamen
170[regelnummer]
Sprac hi hoe heet soe bi namen
deyra antwordemen hem doe
met rechte seit hi heet soe alsoe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men salse vander gramscap keren
Ende bringense ter genaden ons heren
175[regelnummer]
Doe sprac hi hoe es die here genant
Die daer .coninc. es int lant
Ella andwordde die coepman
Dat luudt sprac gregorius daer an
Den lof gods dien men noch salGa naar margenoot+
180[regelnummer]
Singen daer inden lande al
.¶ Nu es gregorius ten p[au]s gegaen
Ende beiagede an hem saen
Datmen den Jngelschen te hant
Die woenden in bartaengen lant
185[regelnummer]
Predecaren senden soude
Oec seidi dat hi selue woude
Op dat den paus bequame ware
Mede varen . op datmer vare
Eerst heuet hem die paus ontseit
190[regelnummer]
Maer so vaste hi hem ane leit
Dat hi ontfinc sine bede
Met herde groter heimelijchede
Heeft hi benedixie ontfaen
Ende es also wech ghegaen
195[regelnummer]
Want hadt geweten die stat
Si en hadde niet gehingt dat
Ende tierst dat dit port vernam
Al rome vore den paus quam
Jn drien partien screien weenen
200[regelnummer]
Alse oft si den paus souden steenen
Dat hine wech hadde gesentGa naar margenoot+
Ende seiden die stat ware gescent
Die paus was vro nader talen
Dat hine weder dede halen
205[regelnummer]
Dus es sijn wille gheuorst
Want hi en hadde niet gedorst
Jet doen jegen des paus wille
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men salse vander gramscap kerenGa naar margenoot+
ende bringhense ter genaden ons heren
175[regelnummer]
doe sprac hi hoes die here genant
die daer coninc es jnt lant
Ella antworde die coepman
dat luut sprac Gregorius daer an
den lof gods diemen noch sal
180[regelnummer]
Singen jnden lande ouer al
¶ Nv es Gregorius ten paues gegaen
ende beiagede ane hem saen
dat men den jngelschen te hant
die wonen in barraenyen lantGa naar voetnoot(x)
185[regelnummer]
predicaren senden soude
Oec seidi dat hi mede woude
vp dat den paues bequame wareGa naar voetnoot(y)
porren vp dat merre vareGa naar voetnoot(z)
Teerst heuet hem die paues ontseit
190[regelnummer]
maer so vaste hi hem ane leitGa naar voetnoot(aa)
dat hi ontfinc sine bede
met harder groter heimelichedeGa naar voetnoot(bb)
heuet hi benedictie ontfaen
ende es also henen gegaen
195[regelnummer]
want hadt geweten de stat
Soene hadde niet gehinget dat
ende teersten dat de port vernam
al rome vorden paues quam
jn .iij. paertijen screien . weenen
200[regelnummer]
alse of sine souden steenen
dat hine woch hadde gesent
ende seiden die stat ware gescent
die paues was vro nader talen
dat hine weder dede halen
205[regelnummer]
dus es sijn wille ghevuerst
want hine adde niet geduerstGa naar voetnoot(cc)
jet doen weder des paues wille
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te rome keerdi droeue ende stille
Maer doen hi was paus daer naer
210[regelnummer]
Volbrochti sinen wille daer
hoe die coninc sinen
sone vermoerde .lij.
IN tyberius seste Jaer
Regneerde in spaengen ouer waer
215[regelnummer]
Leuigilt ouer die westergoten
Die nochtoe met haren roten
Waren ongeloeuege arriane
Die sendde den fransoisen ane
Om die dochter des .coninx. zegebrecht
220[regelnummer]
Die vore dorneke int geuecht
Ghemort was alst staet voren
Sire dochter haddi vercoren
Te geuene sinen sone ermengilde
Alse diene edelike huwen wilde
225[regelnummer]
Die vrouwe was kerstijn goet
Ende heeft haren man beuroet
Dat si hem tgeloeue dede lyen
Ende brochten vter heresien
Jngont was der vrouwen nameGa naar margenoot+
230[regelnummer]
Dit was leandre bequame
Die bisscop was te yspal<...>
Dat nv grote sibilien is
Alse die vader dit bekende
Dreigedi den sone met genende
235[regelnummer]
Dat hi weder keren soude
Ter wet die hi selue woude
Die sone sprac mijns lijfs mi roeue
Maer in late niet dware geloeue
Dat ic eens hebbe bekent
240[regelnummer]
Om van desen liue te sine gescent
Die vader nam hem tconincrike
Ende al sijn goet gemeenlike
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te rome keerdi droeue & stille
maer doe hi paues was seluen daer naerGa naar voetnoot(dd)
210[regelnummer]
vulbrachti sinen wille daer
hoe coninc. lewigilt
sinen sone vermorde .lij.Ga naar voetnoot(ee)
IN tyberius seste jaer
regneerde jn spaengen vor waer
215[regelnummer]
lewighilt ouer die wester Goten
die nochtoe met haren roten
waren ongeloue arrianeGa naar voetnoot(ff)
ende senden den fransoysen ane
om de dochter coninx segebrecht
220[regelnummer]
die vor dorneke jnt gevecht
vermort was alst staet hier voren
Sire dochter haddi vercoren
Te ghevene sinen sone ermengilde
alse die edelijc huwen wilde
225[regelnummer]
die vrouwe was kerstijn goet
ende heuet haren man bevroet
dat soene tgeloue dede lijen
ende brochtene vter bucgerien
jngont was der vrouwen name
230[regelnummer]
djt was leandere bequame
die bisscop was jn jspalis
dat nv groot sibille js
alse die vader dit bekende
Togede hi den sone met genendeGa naar margenoot+
235[regelnummer]
dat hi hem weder koren soudeGa naar voetnoot(gg)
Ter wet die hi selue houden woude
die sone sprac mijns lijfs mi roue
maer ic en late niet tware geloue
dat ic eens ebbe bekentGa naar voetnoot(hh)
240[regelnummer]
Om tesen liue tsine gescent
die vader nam hem tconincrike
ende al sijn goet gemeenlike
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende sloten in enen kerker Jnghe
. Niet en dieden dese dinge
245[regelnummer]
. Op enen paesch nacht senddi saen
Enen bisscop arriaen
Ten kerkere dat hine monegen soude
Maer ermengilt altoes en woude
Oms vader hulde om geenen pant
250[regelnummer]
Ghemonecht wesen van sire hant
Die bisscop settem t...Ga naar margenoot+
Ende sijn vader die fell...
Dede in sijn prisoen...
Sijn leuen nemen om...
255[regelnummer]
Maer god dede na sine do...
Dor hem menege mir...
Die vader was droeu...
Alse hi horde vander [m]...
Dat hi den sone hadde...
260[regelnummer]
Doch en was niet also groo...
Sijn rouwe van ermen...
Dat hi hem iet bekeren [w]...
Maer als hi siec was in si[n]...
Om den bisscop leander...
265[regelnummer]
Dien hi dicke hadde...
Torment gedaen ende...
Ende seide hine dorste...
Om sijn volc om sine...
Want hise te sere onts...
270[regelnummer]
Doch beghiede hi daer h...
Dat haer geloeue ware...
Ende kerstenlijc geloeue...
An die roemsche kerke...
Den bisscop bat hi ende...
275[regelnummer]
Dat hi soude leren m...
Sinen sone ricarede
Alse hi dede ermengil...
Doe storf hi wildi of e[n]...
.. Ricaert na des vader...Ga naar margenoot+
280[regelnummer]
Die en hilt hem clene n...
Ane des vader heresien
Sidert brachte hi al die...
Vanden westergoten dat...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende slotene jn enen karker jnge
maer niet en dieden dese dinge
245[regelnummer]
¶ vp enen paschenacht sendi saen
eenen bisscop arriaen
Ten kerkere dat hine monegen soude
maer Ermenghilt die en woude
Om svaders hulde om genen pant
250[regelnummer]
Ghemonecht wesen van sire hant
die bisscop sette hem ten kere
Sijn vader die felle here
dede in sinen prisoene den sone
Sijn lijf nemen omme tgone
255[regelnummer]
maer god vertogede na sine doot
van hem vele miracle groot
dies was sijn vader droeue te waren
als hi de waerheit horde vander maren
dat hi den sone hadde doot
260[regelnummer]
doch en was niet also groot
Sinen rouwe van Ermenghilde
dat hi hem jet betren wilde
maer alse hi ziec was in sinen ende
Om den bisscop leander hi sende
265[regelnummer]
dien hi dicken hadde te voren
Torment gedaen ende toren
ende seide hine dorstem niet beheten
Omme dat sijn volc soude weten
want hise te sere ontsach
270[regelnummer]
doch beghiede hi daer hi lach
dat hare geloue ware quaet
ende kerstijnlijc geloue staet
an dat die roemsche kerke ghiet
den bisscop bat hi ende riet
275[regelnummer]
dat hi wilde leren mede
Sinen sone ricarede
alse hi dede Ermenghilde
doe staerf hi wildi of en wilde
¶ Ricareit na des vaders doot
280[regelnummer]
die en hilt hem clene no groot
Na des vaders heresie
Sidert brochti al die partije
vanden wester Goten dat si lieten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dongeloeue ende kerstij[n]...
285[regelnummer]
. ¶ Vort suldi horen bedi[e]...
Van some heilegen li[e]...
Die in deser keisere ti[d]...
Consten die werelt dore...
van sente benedictus...
290[regelnummer]
Benedictus die grote...
Die die regle ende...
Den swerten moencken h...
Was een heilich man [v]...
Ende geboren vut yta...
295[regelnummer]
Te monte cassijn wee...
Maecte hi ierst sine...
Nochtan eer hi der m...
An hem trac . sat hi v...
Jn ere rootsen gat...
300[regelnummer]
.iij. Jaer onbekent ge...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dongeloue ende kerstijn hieten
285[regelnummer]
vort suldi horen bedieden
Some vanden heilegen lieden
dje jn deser keysere tiden
Consten die werelt dore lidenGa naar voetnoot(ii)
van sente benedictuse .liii.
290[regelnummer]
Benedictus die grote here
die de reghele entie lere
den swarten moenken eeft gelatenGa naar voetnoot(jj)
was een heilech man vtermaten
Ende geboren wt ytaleGa naar margenoot+
295[regelnummer]
Te montecassijn weetmen wale
maecti eerst sine abdie
Nochtan eer hi der moenke paertije
ane hem trac sat hi verholen
jn eere roetsen gat verstolen
300[regelnummer]
.iij. jaer ombekent ghemeene
|
|