Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990
(1990)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie nieuwe brieven van Jan Frans Willems aan Jacob Grimm (1836-1837)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
aan Jacobs broer Wilhelm, maar diens handschrift bleek na controle totaal anders. Misschien zijn zij van de hand van de steeds meer in de schaduw gebleven broer Ferdinand? Er was geen controle op een dichtbij bewaard handschrift te Gent, te Leuven of te Basel mogelijk. Tot nader order blijft dit dus een vraagteken, maar veel belang heeft het al bij al niet. Intrigerender is de vindplaats te Basel. De Grimm-SchränkeGa naar voetnoot(4) worden immers sedert decennia in de Preussische Staatsbibliothek te Berlijn bewaard, en de brieven - de originelen althans - hoorden daar te zitten, maar dit is niet het geval. Willem de Vreese, die in 1926 in de Mittelalterliche Handschriften. Festgabe Degering de briefwisseling van Jan Frans Willems en Jacob Grimm uitgafGa naar voetnoot(5), heeft ze daar niet gevonden en dus niet kunnen publiceren. Heeft Andreas Heusler III de stukken in een of ander antiquariaat te Berlijn vóór of in 1919 verworven? De inhoud ervan valt alvast geheel samen met de richting van zijn belangstelling voor de germanistiek en de vroege middeleeuwen. Ondertussen publiceerde C. Soeteman uit Leiden in de Brüder Grimm Gedenken ‘Ein bei de Vreese fehlender Brief von Jacob Grimm an Jan Frans Willems’ van 23 mei 1838Ga naar voetnoot(6), zodat het schema dat wij in 1965 opnamen in de inleiding bij de Brieven van, aan en over Jan Frans Willems 1793-1846Ga naar voetnoot(7) er thans, aangevuld met de vetjes gezette nieuwe vondsten, evenwichtiger gespreid uitziet:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook nu nog lijkt een en ander aan de zijde van Willems te ontbreken: bestaat er een mogelijkheid dat er - net als met de Baselse vondst het geval is - in een of andere Duitse of Duitstalige bibliotheek nog ergens brieven verborgen zitten? De Baselse ontdekking kan ons alleen maar aansporen om met nog meer ijver dan voorheen in buitenlandse universiteitsbibliotheken de bakjes van de catalogi open te trekken of de terminal te consulteren.
Wij geven de tekst van de brieven zo getrouw mogelijk weer. De correcties worden in letternoten onderaan de bladzijden verantwoord in een gelemmatiseerd apparaat. Het gecorrigeerd gedeelte van de tekst wordt er gevolgd door een zgn. ‘Duitse komma’ (/), waarna de foutieve lezing uit de brieftekst volgtGa naar voetnoot(8). Wij volgen daarmee internationaal aanvaarde editorische principes zoals die o.a. terug te vinden zijn in de publikatie Von Umgang mit Editionen (1988)Ga naar voetnoot(9), en ook tot uiting kwamen op het te Basel gehouden colloquium over textologie (19-22 maart 1990). Ook hebben wij rekening gehouden met Winfried Woeslers 126 ‘Vorschläge für eine Normierung von Briefeditionen’Ga naar voetnoot(10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De verklarende noten bij de brieven worden achteraan opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
AddendumBegin augustus 1990 vonden wij in de catalogus van het Deutsches Literaturarchiv te Marbach am Neckar een verwijzing naar een brief van Jacob Grimm aan ‘unbekannt’. Bij opvraging van dit stuk, bewaard onder nr. 87.95.48, dat uit de rijke bibliotheek van de Oostenrijkse germanist en kunsthistoricus Franz Glück (o1899) kwam, waar het los in een niet nader bekend boek had gezeten, bleek het om een soort begeleidingsbriefje bij twee (niet-teruggevonden) aanbevelingsbrieven te gaan. Nazicht in Willem de Vreeses ‘Briefwisseling van Jan Frans Willems en Jacob Grimm’ toonde aan, dat Grimm aan Willems op 26.7.1840 signaleerde dat dr. K. Lanz uit Giessen hem zou komen bezoeken. Hierdoor was de bestemmeling dus bekend. Interessant is dit stuk vooral omdat er een appreciatie van Willems in voorkomt. Gervinus schreibt mir, dass Ew. Wolgeboren empfehlungen nach Brüssel und Gent wünschen. Ich säume nicht Ihnen hierbei briefe an Reiffenberg und Willems zu übermachen; zumal der letzte ist ein äusserst gefälliger mann. Er wird Ihnen weitere briefe nach dem Haag mitgeben oder verschaffen können, wo ich dermalen keinen bekannten habe, von dem ich mich für Sie nutzen verspräche. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief nr. 1Hooggeachte heer,
Sedert langGa naar voetnoot(a) ben ik U eenen brief verschuldigdGa naar eind(1.), en zoudt Gy dien van my gehad hebben, ware het niet geweest dat ik door myne verplaetsing van Eecloo naer GendGa naar eind(2.), en door het overgroote werk daer uit ontstaenGa naar voetnoot(b), my om zoo te zeggen in de onmogelykheid had ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zien correspondentie te houden. Het Gouvernement heeftGa naar voetnoot(c) my eindelyk recht laten wedervaren en my uit myne ballingschap van Eecloo getrokkenGa naar eind(3.) Zelfs heeft het my by de Universiteit dezer stad een ordprofessorat voor de Belgische Geschiedenis en de Vlaemsche letterkunde aengeboden; doch daer het hooger onderwysGa naar eind(4.) hier met geene goede vooruitzichten herbegonnen is (prof. WarnkoenigGa naar eind(5.) vertrekt naer Friburg) Zoo heb ik daervoor bedankt, en heeft men den heer Serrure in myne plaets aengesteldGa naar eind(6.). By myne benoeming tot ontvanger der Registratie te Gend heb ik my dan ook meerGa naar voetnoot(d) in staet gezien om myne Bibliotheek van Antwerpen (sedert 5 jaren ingepakt)Ga naar eind(7.) naer hier te doen overvaren hetgeen myne bezigheden nog merkelyk vermeerderd heeft. Intusschen heb ik de Rymkronyk over den slag van Woeringen van Jan van Heelu voor den druk in gereedheid gebracht en met de uitgave van dat werk bezorgd geweestGa naar eind(8.). Hetzelve is nu geheel afgedrukt (ongeveer 700 bl. in 4o waeronder 225 diplomen) en eerstdaegs zal het in den handel komen. Indien het Gouvernement my over eenige exemplaren laet beschikken, wat echter niet zeker is, zal ik niet nalaten er U een te laten geworden. Dezer dagen heb ik U, onder Couvert van den boekhandelaer Mayer te AkenGa naar eind(9.), een exemplaer toegezonden van het kortelings uitgekomen werk van een' myner Vrienden over het oude strafrecht in Vlaenderen: is u dat boek toegekomen?Ga naar eind(10.) Wat nu het door U gevraegde wegens WonesberthGa naar eind(11.), WodansspanneGa naar eind(12.), den IsengrimusGa naar voetnoot(e)Ga naar eind(13.) en den ReinardusGa naar eind(14.), aenbelangt, ik vreesGa naar voetnoot(f) zeer dat myn antwoord daerop niet zoo voldoende zal zyn als UWelG het verwacht. Vooreerst, kan ik niet instemmen dat de aengehaelde woorden in Mabillons'acta benedict Sec 5 pag 205 zouden kunnen doen gelooven dat de Wonesberg in pagus Gandavensis te zoeken zy. Ik denk veeleer dat deze berg tusschen Bologen en St OmerGa naar eind(15.) ligt en geen andere zal zyn dan de berg van Ardengem of Ardenghem. Immers, men was van Bologen vertrokken en het volk dier plaets was er nog by toen er te Wonesberth een mirakel gebeurde; dus op den eersten dag van den tocht. Meer dan drie dagen werden er vereischt om in pagus Gandavensis aen te komen. Dit belet echter niet dat ik met U het daervoor houde dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wodensberg de ware oude naem zal zyn geweest. Wy vinden dien berg in geene ons bekende oorkonden opgenoemd. Daer ik uwe Mythologie nog niet bezit, noch kenne, zoo kan ik, voor als nog, niet inGa naar voetnoot(g) byzonderheden, treden wegens de andere in uwen brief voorgestelde vraegpunten, waeromtrent ik my dus later zal verklaren, indien zulks my doenlyk is. Alleen zal ik u berichten dat het vlaemsche woord Wodanspanne, schoon niet meer gebruikelyk in Belgie, my reeds meer dan eens is voorgekomen; doch op dit oogenblik weet ik niet waer. Ik bezit een vlaemsch Tractaetjen, over de ChiromantieGa naar voetnoot(h) geschreven in den aenvang der 14o eeuwGa naar eind(16.), vergeefs heb ik het woord daer in gezocht. Noch Serrure noch ik verstaen de zinspeling van Vs 352 & 353 in isengrimus. Arras behoorde voor heen tot Vlaenderen. Niet zeer waerschynlyk acht ik dat het woord GRANO in Vs 353 aen Aken zou kunnen doen denken. Serrure houdt zich onledig met de uitgaef van een Cartulaire des flandresGa naar eind(17.) waervan reeds een paer honderd bladzyden afgedrukt zyn, bevattende de diplomen der Gendsche abtdy van St Baefs, en daeronder vele stukken van de 8e à 12- eeuw, midsgaders de oude rollen der Serven. Zonderling is het dat de namen van vóór, en sedert de 13e eeuw, zoo geweldig van elkanderen verschillen. Men zou zeggen dat die eerstgemelden tot een geheele andere natie behooren. Sedert ik u eene opgave zondGa naar eind(18.) van de door my ontdekte oude vlaemsche gedichten heb ik nog vele andere fragmentenGa naar voetnoot(i) gevonden, veelal maer enkele bladen uit den band van gedrukte boeken. Daeronder ook een strook perkament van eenen Roman waervan de held MAD' wordt genoemd. Ik gis dat dit de MADOK is, schoon het verkortings teeken' nog eenigen twyfel overlaetGa naar eind(19.). Mone, hoor ik, is voornemens een overzicht van de oude nederlandsche poezy, eerstdags, in druk te gevenGa naar eind(20.), in den vorm van Hagen's GrundrissGa naar eind(21.). Ook zal ik in het voorjaer myne liederen van de 12-17e eeuw met een honderdtal genoteerde melodien laten drukkenGa naar eind(22.), waervan ik u een exempl. zal toezenden. Gelief my te melden of den door my gekozenen weg langs Mayer te Aken wel de beste zy. Ik kan u nog het een en andere alzoo toezenden. Met de meeste hoogachting Willems | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Gend 4 february 1836: receveur de l'Enregistrement des Actes Civils à Gand.
P.S. Indien Uwellg. verkiest dat ik u in het fransch schryveGa naar voetnoot(j) het is my om t evenGa naar voetnoot(k)Ga naar eind(23.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief nr. 2Zeer geachte heer,
Toen ik uwen laetsten brief ontving; drukte men de laetste bladen van den Nederlandschen ReinaertGa naar eind(1.), waervan ik u dadelyk, per boekhandelaer Marcus in BonnGa naar eind(2.), een exemplaerGa naar voetnoot(a) heb toegezonden. Ik vertrouw dat U hetzelve reeds lang te hand gekomen zy, en dat de verschyning van den geheelen Reinaert by U, die zooveel voor de dierenfabel gepresteerd hebt, welkom zal zyn geweest. De spoed waermede ik van Gouvernementswege verplicht was de uitgave te bewerken heeft aenleiding gegeven tot eenige drukfeilen en misstellingen, die echter niet van groot gewicht zyn. Toen het boek van de persGa naar voetnoot(b) kwam bemerkte ik eerst, in het onderschrift bladz. 287, dat de naem des afschry- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vers Claes van Aken is (de laetste letters der regels van beneden naer omhoog gelezen zynde) Hetgeen ik, bl XVIII vanGa naar voetnoot(c) het NibelungenliedGa naar voetnoot(d) zegGa naar eind(3.), behoort op de Nederlanden, in derzelver andere grootere uitgestrektheid, toegepast te worden (cfrGa naar voetnoot(e) Du cange Vrs Avalterroe.)Ga naar eind(4.) Over enkele punten heb ik met u moeten verschillen, vooral daer door om dat Gy den Nederlandschen Reinaert later dan de fransche Reinaerts steltGa naar eind(5.). Ik ben zeer benieuwdGa naar voetnoot(f) om uw gevoelen te kennen, over het door my betoogde omtrent den ouderdom des Gedichts, myne verklaring van sommige namen, als CuwaertGa naar eind(6.) enz. Op uwe goedkeuringGa naar voetnoot(g) stel ik den hoogsten prys. In minder dan veertienGa naar voetnoot(h) dagen, is byna de geheele uitgave vertierd.. de drukker houdt nog slechts 30 exemplaren over. MenGa naar voetnoot(i) zou zeggen dat de lust voor historische studien en voor onze oude tael thans in Belgie veel meer levendig is dan in Holland. Het leven van Jesus door prof. Meyer te GroningenGa naar eind(7.) in het licht gegeven, kan ik u als een zeer oud en belangryk werk (immers voor de nederl. taelkunde) aenpryzen. Men zegt dat prof Visscher te Utrecht aen eene editie van den Roman Ferguut en GalieneGa naar voetnoot(j) arbeidtGa naar eind(8.), Ook Hoffmann schryft my dat dezen Winter het 5e en 6e stuk der Horae belgicaeGa naar voetnoot(k) zal verschynenGa naar eind(9.). Van mynen kant zit ik ook niet ledig. By de Commissie voor de Geschiedenis geef ik de Brabantsche YeestenGa naar eind(10.) ter perseGa naar voetnoot(l), en metGa naar voetnoot(m) nieuwjaer zal het eerste stuk van myn Belgisch MuseumGa naar voetnoot(n) voor de Nederd tael en de Geschiedenis des VaderlandsGa naar eind(11.) uitkomen. Om de drie maenden wordt het met een ander vervolgt, zoo dat het jaerlyks een boekdeel van omtrent 500 bl met 3 à 4 platen zal uitmaken. Vele der stukken onzer oude poezy, waervan ik u een lystjenGa naar voetnoot(o) zond, zullen er | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
worden in op genomen, en nu vooreerst een allerbelangrykstGa naar voetnoot(p) rechtsformulier der 13e eeuwGa naar eind(12.), dat verdiend hadde in uwe Rechtsalterthümer te figurerenGa naar eind(13.). Prof Michaelis de TuringenGa naar eind(14.) schryft my dat hy voornemens is onderscheideneGa naar voetnoot(q) opstellen van Rechte, betreffende Vlaenderen in het licht te geven, en daeronder een vlaemschen Sassenspiegel der 13e eeuwGa naar eind(15.). Serrure zal hem het afschrift van een berymdGa naar voetnoot(r) Stadsrecht van Brugge mededeelen. Intusschen worden in vele steden van Belgie MaetschappyenGa naar eind(16.) voor de volkstael opgericht en is men er ieverig bezig om het zoo zeer verachterde vlaemsch op te beuren Koning Leopold heeft op myne voordracht eene prysvraegGa naar eind(17.) gedecreteerd ter nadere kennis onzer belgische dialecten en ter ontwikkeling van ons taelelementGa naar voetnoot(s). Men ziet op den duer dat de verslaefdheid aen het fransch de nationaliteit zou onder den voet helpenGa naar eind(18.). Prof Bormans alhier geeft uit zeer wydloopige Notae in Reinardum vulpem ex editione F.J. MoneGa naar eind(19.); HyGa naar voetnoot(t) zal daerin naer hy my verzekert, ook handelen over de vraegpunten my in uwen brief ten aenzien van HerodiasGa naar voetnoot(u) enz voorgesteld. Waerschynlyk zend hy u zyn werk, waervan reeds een heft verschenen is; Doet hy het niet, en Gy verlangt het te ontvangen, ik zal u het eerste stuk en het tweede (dat binnen weinige dagen van de pers komt) over maken. Indien ik u in deze gewesten eenigen dienst kan bewyzen spaer my toch niet, en gelief de herhaelde verzekering myner hoogachting en vriendschappelyke gevoelens welwillend aen te nemen (Signé) J Willems
Gent den 17 November 1836 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief nr. 3Myn heer en zeer geachte Vriend,
Ik heb aen den boekhandelaer Marcus te Bonn een exemplaerGa naar voetnoot(a) voor U afgezonden van het 1ste Nummer van myn Belgisch Museum, en hem ook lastgegeven de twee eerste stukken van des heeren Bormans NotaeGa naar voetnoot(b) in ReinardumGa naar voetnoot(c) vulpem UE over tezenden. Heb dank voor uwe aenmerkingenGa naar eind(1.) wegens myne uitgave van Reinaert de Vos (dezen titel heb ik behouden omGa naar voetnoot(d) dat dien hiertelande altyd populair geweest is) Ik zie met verlangen uw ArtikelGa naar eind(2.) over dat boek te gemoet, en zal van hetzelve zeer waerschynlyk gebruik maken in een der volgende afleveringen van het B. MuseumGa naar voetnoot(e), waerin ik nog een paer oude ReinaerdienGa naar voetnoot(f) in versen zal mededeelen, door my onlangs gevondenGa naar eind(3.). Het spyt my zeer uit uwen brief te vernemen dat Gy nog niet overtuigd zyt van het in wezen zyn eens Vlaemschen Reinaerts omtrent het jaer 1170Ga naar eind(4.). Ik vermeende nogtans dat dit nu ten minste zoo goed kan worden aengenomen als men B.V. aennemen kan dat GlichsenaeresGa naar voetnoot(g) Reinhart omtrent dien tyd bestond. Wanneer zooveel waerschynlykheden zich vereenigen, dan mag menGa naar voetnoot(h) de zaek zonder gewichtige redenen niet wel meer betwyfelen. Gaerne wil ik den dichter Willem als maker van het eerste gedeelte aen het hoofd laten figureeren; doch dan moet men ook zyne verklaring, als zoude hy naer fransche gedichten gearbeidGa naar voetnoot(i) hebben, of voor een fictie houden (als meer gebeurd is, en waervan men een voorbeeld in Heinrek van AlkmaerGa naar voetnoot(j) aentreftGa naar eind(5.), wiens zeggen, dat hy naer het fransche rymde, zeer zeker valsch is) of voor een toevoegsel van lateren tyd beschouwen. Ongetwyfeld verschild de tael van het Comburgsche M.S. zeer weinig | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van Maerlants schryfwyze; doch ook de tael van Maerlant verschilt weinig of niet van die welke men in oudere charters ontmoet, met name in de keure van Brussel des jaers 1229. Daer men tot laet in de 14e eeuw schier nog dezelfde schryfwyze behield, als welke men in de 13e gebruikte, zoo kan men vermoeden dat ook 80 à 100 jaren vóór Maerlant ons vlaemsch reeds zeer gefixeerd zich voordeed. De franschen weten nog niet wel of Marie de france tot de 12e of tot de 13e eeuw behoore en het is bekend, dat het provencaelsch byna drie eeuwen lang hetzelfde gebleven is. Maerlant spreekt van 5 à 6 dichters die hem vóórgegaen zyn, en ten minste van 10 oudere gedichten. Hoe meer ik de in myn boek herdrukte branche de Renart uit het midden der 13e eeuw met den Reinaert vergelyke, hoe meer ik overtuigd ben dat de laetste ouder en oorspronglyker is (zelfs onaengezienGa naar voetnoot(k) het woord Willecome en de vertaelde versen aengewezen bl XLII der inleiding) Indien gy my objecteert hoe het toch mogelyk zy dat een zoo fraei, gedicht reeds 100 jaren vóór Maerlant kan hebben geschreven zyn, dan vraeg ik u op myne beurt hoe het toch mogelyk zy, dat de ReinaertGa naar voetnoot(l) naerGa naar voetnoot(m) het fr. vertaeld zy, daer er by al de bekende fransche trouveres geen enkel spoor te vinden is van eenen Renart bevattende hetgeen de Vlaemsche Reinaert bevat? De een of andere branche-schryver zou er toch iets van geweten hebben. Zy kennen slechts Perrot de St Cloud, en niemand weet van een zoo voortreffelyk gedicht! Ik zal ook uwe aendacht verzoeken op hetgene door my bygebracht is omtrent de Stage van Steen (zeer zeker uit Vlaenderen en uit de 12e eeuw) de Sage van den oosterschen koning Nobel lion en van zynen zoon Nobiliter den naem Cortois, inGa naar voetnoot(n) geen der fransche branches bewaerd, myne verklaring van Cuwaert, enz. Kan men, na dit alles, nog denken dat de Reinaert eene vertaling naer het fransch zy? Intusschen wil ik niet loochenen dat de text van 1170 vermoedelyk niet geheel overeenkwam met dien van het Comburgsche afschrift. Maerlant heeft ons geleerd dat men Reinaert dikwyls zeer oneerbiedig behandeldeGa naar voetnoot(o), en in geen land ter wereld verschillen de handschriftenGa naar voetnoot(p) van een zelfde gedicht meer dan in Vlaenderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. Bormans heeft den Reinaert sedert zes maenden vers voor vers bestudeerd, vergelekenGa naar voetnoot(q), en op allerlei wyzen getoetst. Hy zal van zyne bevindingen verslag doen in den Messager des artsGa naar eind(6.). Hy zegt my een vasten regel van de versificatie onzer oude dichters gevonden te hebben, en dat hy meer dan 6000 regels by Melis StokeGa naar eind(7.), Maerlant, de door Hoffmann en my gepubliceerde stukken enz, deels door de varianten, deels door de tael- of schryffeilen, hersteld heeft. Gy ziet dat men hier te lande lust in de poezy onzer voorvaderen begint te krygen. Ook de heer Blommaert heeft op dit oogenblik het oude gedicht van den Trojaenschen oorlogGa naar eind(8.) onder de pers Ten aenzien van het schryven Weten gaen, Weten vechten (Huyd. op Stoke II.330) kan ik u geen enkel ander voorbeeld opgeven. In ruimGa naar voetnoot(r) 100,000 versen der 13e-15e eeuw welke ik uit MSS. overgeschreven heb, trof ik nimmer dit woord aen, zoo min als inGa naar voetnoot(s) al wat ik elders van die tyden gelezen heb. Indien er Wemten, instede van Weten stond, dan zou ik zeer goed kunnen aennemen dat het eene samentrekking van Wi moeten zy (Dergelyke verkortingen in de uitspraek zyn hier niet vreemd); doch nu weet ik er geene verklaring voor. Aen heeten (oudtyds ook beloven kan toch niet wel gedachtGa naar voetnoot(t) worden, (en dus Wi heten) in welken zin het beteekenen zoude, Nous nous proposons, wy stellen ons voor? N.B dat slechts dit weten in den Walewein alleen voorkomt. Het is toch zonderling dat een zoo menigvuldigmael gebruikte uitdrukking, als die van laet ons of wi moeten in geen ander MS. door Weten vervangen wordt. Prof. Meyer te groningen heeft eeneGa naar voetnoot(u) evangelieharmonie in Vlaemsch prosa uitgegevenGa naar eind(9.). De text is zeer belangryk om de tael en schryfwyze en zeker 60 à 80 jaren ouder dan Maerlant. Dit boek verdient door U gelezen en beoordeeld te worden. Uit myn Belgisch MuseumGa naar voetnoot(v) zult gy zien wat ik door Nederland Nederduitsch enz versta, en hoeverre zich, volgens my, onze nu belgische, natie zich uitstreckte, weshalve myn gezegde omtrent het Niebel lied minder vreemd luidt danGa naar voetnoot(w) men by het eerste inzien gelooven zoude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Komt Gy dit jaer niet eens naer Vlaenderen over? Zoo ja, dan logeert gy nergens anders dan by my en verblyft gy eenige dagen te gentGa naar voetnoot(x) hartelyk Willems
Raptim Gent 13 april 1837 |
|