Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
Een Reynaertdrukje in de winkel van H. Verdussen in 1635Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 276]
| |
werd besproken door L. Willems in diverse publikatiesGa naar voetnoot(7). Men heeft veelal -hoewel hypothetisch- het bestaan van twee vroeg-zeventiende-eeuwse drukken (van 1614 en 1631) aangenomen. Menke vermeldt ook een Verdussendruk van 1631Ga naar voetnoot(8): ‘zoekgeraakte druk, vastgesteld uit oudere vermelding’, waarschijnlijk in navolging van Verzandvoort en Wackers, die zeer sceptisch zijn m.b.t. het bestaan ervanGa naar voetnoot(9). Sinds kort is nieuw bewijsmateriaal opgedoken en mag men aannemen dat inderdaad vroeg-zeventiende-eeuwse Reynaertdrukken van de persen kwamen. Dank zij E. Duvergers publikatie van de inboedelbeschrijving van het sterfhuis van de Antwerpse boekdrukker en -verkoper Hieronymus Verdussen (†1635)Ga naar voetnoot(10), kan men opmaken dat Verdussen in zijn boekhandel in 1635 een Reynaertdrukje had liggen. Vanzelfsprekend is de gepubliceerde ‘magazijncatalogus’ op meer vlakken interessant. Hoewel het accent in deze bijdrage op de Reynaertdrukjes ligt, worden toch een aantal andere bevindingen die door de publikatie van Antwerpse kunstinventarissen aan het licht kwamen, vanuit literairhistorisch perspectief gesignaleerd. Het gaat eerder om signaleren dan interpreteren. Een grondigere studie zou kunnen leiden tot een aantal conclusies m.b.t. de literaire gewoontes van boekhandelaars en drukkers te Antwerpen in de eerste decennia van de zeventiende eeuwGa naar voetnoot(11). In zijn | |
[pagina 277]
| |
proefschrift wijst B. van Selm -zij het met enige reserve- op het nut van boedelbeschrijvingen voor de boek- en literairhistoriciGa naar voetnoot(12). In tegenstelling tot de kunsthistorici zijn nog relatief weinig literairhistorici er echt voor gewonnen om boedelbeschrijvingen in het onderzoek te betrekken. (Gelukkig zijn er uitzonderingenGa naar voetnoot(13) en dank zij werken als dat van Van Selm zal hierin vlug verandering komen). Een aantal onder hen zijn er weinig of niet mee vertrouwd en weer anderen vinden -terecht-dat de overgeleverde lijsten niet steeds een representatief beeld geven van bepaalde (privé)collecties, omdat boekjes van ‘weinig belang’ zelden of niet werden opgenomen. Een goudmijn aan materiaal betreffende boedelbeschrijvingen vindt de literairhistoricus in de bovenvermelde (nog onvoltooide) reeks Antwerpse kunstinventarissen uit de zeventiende eeuw, waarin de samensteller veel aandacht heeft besteed aan enkele interessante boekencollecties. Ze werden vooral verzameld uit het Antwerpse Stadsarchief (o.a. notarisprotocollen en staten van goederen van weeskamers) en het O.C.M.W.-archief. Per decennium wordt één boedelbeschrijving in extenso beschrevenGa naar voetnoot(14). Belangrijke boekencollecties worden -voor zover ze terug te vinden zijn- steeds vermeld. Voorbeelden hiervan zijn de opsomming van de Leesboecken van notaris Jan I Nicolai († 15.10.1626), die naast een aantal religieuze en geschiedkundige drukjes o.a. een Historie van den Riddere Galmien Hoochduyts bezitGa naar voetnoot(15), de in- | |
[pagina 278]
| |
drukwekkende bibliotheekinventaris van geneesheer Jean Ferreux (opgemaakt op 3.8.1620)Ga naar voetnoot(16), de beperkte inventaris van het sterfhuis van boekdrukker en -verkoper Pauwels I Stroobant, opgemaakt te Antwerpen op 20 en 23 februari 1621Ga naar voetnoot(17) en de staat van goederen van zijn collega Jan van Keerberghen uit 1606Ga naar voetnoot(18). Veruit de interessantste boedelbeschrijving voor de boek- en de literairhistoricus is die van de Antwerpse drukker en boekverkoper Hieronymus Verdussen. Niet alleen Verdussens magazijnfonds, maar ook zijn drukkerij en volledige inboedel worden beschrevenGa naar voetnoot(19). De notaris die de lijst opmaakte, heeft voor het nageslacht een boeiend document bewaard. Dikwijls heeft hij het exacte aantal aanwezige boeken tot op het laatste exemplaar laten natellen (bijv. zo liggen er op de zolder 610 Naervolgingen Christi in-12o, 760 Cluchtboecken en 1037 Hortulus in-8oGa naar voetnoot(20)). We krijgen een momentopname van Verdussens collectie en zien hoe (gebonden of in riemenGa naar voetnoot(21) en waar (winkel, gangen, kamers en zolders) bepaalde boeken opgestapeld lagen en in welke hoeveelheden ze leverbaar waren. Men krijgt zo een kijk op werk en winkel van een Antwerps drukker-boekverkoper. Wellicht geeft een nauwkeurige analyse van de lijsten ons een beeld van de rangschikking van de boeken. Het lijkt niet onmogelijk dat de boeken rek na rek beschreven werden, hoewel een classificatie aan de hand van winkelboeken niet uit te sluiten is. Blijkbaar lagen de drukjes eerst per taal (zo zou er ook bij Verdussen, zoals bij Van Keerberghen, sprake kunnen zijn van een ‘Latijnse kamer’). Men kan verder ook nagaan hoe het fonds van Verdussen was samengesteld (wetenschappelijke werken, schoolboeken etc.) en welke de verhouding was tussen de door hem gedrukte werken en de andere. Toch is dit laatste verschil niet altijd duidelijk op te maken. Van Selm wijst erop dat zelfs de presentatie van een omvangrijk aantal exemplaren van een werk, niet volstaat om zomaar te besluiten dat een boek- | |
[pagina 279]
| |
verkoper een werkje zelf drukteGa naar voetnoot(22). Hij kon het verkrijgen door ruil, door opkoping tijdens een veiling, verwerving na een faillissement of stopzetting, overlijden van een collega, depotvorming, etc. Een werkje kon ook door meerdere drukkers gedrukt worden. Men moet zich hoeden voor té voor de hand liggende en voorbarige interpretaties en conclusies. Veelal zijn de door de notaris of zijn klerken genoteerde titels te vaag en onvolledig, waardoor men geen zekerheid krijgt over de bedoelde edities. Verder is onze kennis omtrent zeventiende-eeuwse drukken beperkt en zijn er weinig catalogi beschikbaarGa naar voetnoot(23). Een aantal keren moet de interpretator van de lijsten zich tevreden stellen met vage opsommingen als Eenen bundel no 1 inhoudende vyfthien cleyn boexkens in-16 of No 98 een bundel diversche cleyn historikensGa naar voetnoot(24). Een exacte reconstructie van het volledige magazijnfonds is onmogelijk. Ook precieze gegevens betreffende de identificatie van de drukjes, hun aantal en hun ligging zijn niet steeds achterhaalbaar. Meestal is echter wel een summiere beschrijving van de aanwezige titels overgeleverd (soms één of meer woorden uit de titel, soms met de auteur erbij). Het geheel geeft toch een uniek inzicht in het boekenaanbod in een Antwerpse winkel anno 1635. Voor een goed begrijpen van Verdussens bedrijvigheid zijn eerst een aantal biografische gegevens noodzakelijk. Hieronymus, zoon van Jacob Verdussen, werd omstreeks 1553 te Antwerpen geborenGa naar voetnoot(25). Het drukkersambacht leerde hij bij Hendrik Wouters. In 1585-86 werd hij meester-boekverkoper in de Sint-LucasgildeGa naar voetnoot(26). Op 9 mei 1589 ontving hij een octrooi om te moeghen | |
[pagina 280]
| |
drucken binnen der stadt van Antwerpen alderhande medailien, belden, figueren, boecken ende andere dinghenGa naar voetnoot(27). Over zijn drukkersactiviteit schreef A. Rouzet: ‘Il imprima, de 1591 à 1635, au minimum une cinquantaine d'ouvrages, notamment des livres liturgiques en néerlandais, parfois avec musique notée, quelques textes espagnols, des ouvrages historiques, des récits d'actualités’Ga naar voetnoot(28). Dat Verdussen echter meer drukte, zal blijken uit de verdere gegevens. Vanaf 1616 tot aan zijn dood drukte hij In den Rooden Leeu in de Corte (of Rechte) Cammerstrate te Antwerpen. Na zijn dood (27.9.1635) neemt zijn zoon Hieroymus (II) de zaak over. Over de drukkersactiviteiten van de stamvader van het drukkersgeslacht Verdussen zijn we slecht ingelicht. Een overzicht van de door hem gedrukte werken bestaat niet en wie dat poogt te reconstrueren, moet diverse bibliografieën raadplegen. De Belgica TypographicaGa naar voetnoot(29) geeft een aanzet (het betreft hier alleen de edities aanwezig in de K.B.-Brussel) tot een beeld van Verdussens produktie tussen 1591 en 1600. Verder komen o.a. de Bibliotheca BelgicaGa naar voetnoot(30), de STC of Dutch BooksGa naar voetnoot(31) en de Bibliotheca Catholica Neerlandica ImpressaGa naar voetnoot(32) in aanmerking. De laatste drie geven ook werken na 1600. Zo vermeldt de BCNI ruim 130 titels (ook herdrukken) die Verdussen drukte tussen 1600 en 1635. Meteen bevat de BCNI een beeld van Verdussens fonds van religieuze boeken. Er bestaat wat betreft de genealogie van de Verdussens een probleem: Hieronymus (I, of de Oude) gaf zijn oudste zoon ook de naam Hieronymus (II, of de Jonge, geboren op 5.4.1583)Ga naar voetnoot(33). M.a.w. over welke | |
[pagina 281]
| |
(H.) Verdussen het in een impressum van een boekje of een (bibliotheek- of veiling-)catalogus gaat, is niet steeds even duidelijk. Van Hieronymus II weten we dat hij op 14 mei 1618 een vennootschap stichtte met Jan (II) van Keerberghen om gedurende een periode van zes jaar samen religieuze boeken te drukkenGa naar voetnoot(34) en dat hij meester in de Sint-Lucasgilde werd in 1635-36Ga naar voetnoot(35). In tegenstelling tot het Plantijn-Moretusarchief is het Verdussenarchief versnipperd en zijn er weinig documenten overgeleverdGa naar voetnoot(36). Wellicht is het daaraan te wijten dat over deze Antwerpse drukkersfamilie nog zo weinig gegevens bijeengebracht zijn. Over de samenwerking tussen de vader en de zoons Verdussen weet men alleen dat er een vorm van coöperatie was tussen de Hieronymussen sr. en jr. sinds 1623Ga naar voetnoot(37). De inventaris van het sterfhuis van Hieronymus I Verdussen werd tussen de sterfdag en 3 oktober 1635 opgemaakt door notaris H. Duys ‘op verzoek en ten overstaan van Gaspard Estricx, priester en plebaan van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Antwerpen en executeur-testamentair, evenals op verzoek van de kinderen van de overledene (...). Allen willen voorlopig de erfenis niet aanvaarden.’Ga naar voetnoot(38). Wellicht is de oorzaak van deze weigering de omvangrijke schuldenlast van H. VerdussenGa naar voetnoot(39).
Een kleine wandeling door de woning in de Cammerstraat op 27 september 1635 leert heel wat. Slechts enkele literairhistorische feiten krijgen hier de aandacht. Meer dan eens zullen we een druk ontmoeten waarvan we de populariteit omstreeks 1635 anders inschatten. Voorzichtigheid is hier echter geboden. Een grote oplage kan zowel wijzen op een grote populariteit of een recente druk, als op een slechte verkoop. Meteen zullen we ook de fondslijst van H. Verdussen juister en vollediger kunnen schetsen. In de groote Neercamer vinden we waarschijnlijk Verdussens eigen hand- (en presentie?-)bibliotheek. Het betreft vooral door Verdussen gedrukte | |
[pagina 282]
| |
religieuze werken in de volkstaalGa naar voetnoot(40), in vergulde en kalfsleren banden. Na een bezoek aan de Pletse en de Keucken stappen we de Winckel binnen, waar ruim 300 titels te vinden zijn, samen meer dan 3000 exemplaren. Dit is slechts een fractie van het totale magazijnfonds: alles samen bijna 80.000 boeken, meer dan 400 riemen en talrijke bundels en hopen, die in de vele kamers van het huis zijn samengepropt. Wat meteen opvalt is dat de boeken in de winkel per taal (Latijn versus volkstaal) worden gegroepeerd. Zowat alle genres komen aan bod: historiën (waaronder vele ridderverhalen), heiligenlevens, exempelen, kluchtboeken, dichtbundels, liedboeken, spiegels, almanakken, bijbels, sermoenen en voorts allerlei (andere) schoolboekjes (reken- en leesboekjes) etc. Zelfs kookboekjes worden verkocht. Opvallend groot is het aantal Nederlandstalige werken. De boekjes liggen wellicht deels volgens grootte, wat af te leiden is uit het feit dat diverse bundels van hetzelfde formaat na elkaar worden beschreven. Opmerkelijk is verder is de aanwezigheid van werk van een aantal Noordnederlandse auteurs in een Antwerpse boekhandel rond 1635, zoals I. Westerbaen (Minnedicht, uitg. van 1624 en 1635), D. Heinsius (Emblemata, uitgeg. vanaf 1601), G.A. Bredero (Spelen, uitg. 1617 en 1622), J. Cats (Twee Houwelycken, uitgave ervan in 1625) en meermaals vinden we notities als diversche Hollantsche Lietboecken en eenen bundel goet Hollants goet van diversche soorteGa naar voetnoot(41). Het aantal prozaromans (volksboeken) is opvallend groot. Wellicht moet in de opvallende belangstelling voor dit genre de belangrijkste verdienste van Verdussens humanistisch bezig zijn met boeken worden vermoed. Zowel in de winkel (verspreiding) als in de magazijnen (eventuele druk) liggen massale stapels volksboeken. Van een aantal van deze boeken werd geen enkel exemplaar overgeleverdGa naar voetnoot(42). Enkele waren zelfs in het geheel niet gekend. Bij een vluch- | |
[pagina 283]
| |
tige blik op de rekken zien we 25 Tobias printGa naar voetnoot(43), 43 Vrouwe Peerlen, 7 Fortunatus, 4 Peeter van Provencin, 17 Julius Ceasar, 12 Destructie van Jerusalem François ende Duyts, 4 Margriete van LimborchGa naar voetnoot(44), 6 Galio ende Kether, 9 Barla Josaphat, 2 Huyge van Bordeau, 11 Ridder Galmi, 9 Barlaymont groote letter, 1 Dolinde Mayence, 9 Seven SwaenenGa naar voetnoot(45) etc. Meteen wordt duidelijk dat de studies van Van Heurck en DebaeneGa naar voetnoot(46) -hoewel de laatste slechts sporadisch uitweidt over de volksboeken na 1540- en de talrijke kleinere studies en inleidingen van facsimiles op vele punten kunnen worden aangevuld. De identificatie van al deze edities is echter moeilijk omdat vele volksboekjes niet gedateerd werden. Van een aantal ervan mogen we, als ze in grote oplage in de magazijnen te vinden zijn, suggereren dat ze door Verdussen gedrukt werden. Zo liggen er bij Verdussen o.a. 925 Hercules, 875 Jasons, 400 Destructie van Jeruzalem, Elf hoopen à 1/2 riem van Keyser Carel, 600 Vrouwepeerlen, 400 Julius CeasarGa naar voetnoot(47). Ook boeken waarvan een iets kleinere, maar toch nog aanzienlijke oplage aanwezig is, bijv. anderhalve riem én 175 Fortunatius in-4o, en zelfs kleinere oplagen (de dertien (in het magazijn) en zes (in de winkel) exemplaren van Reynaert de Vos) zouden restanten kunnen zijn van een vroegere Verdussendruk. Verdussen drukte in 1610 trouwens een FortunatusGa naar voetnoot(48). De vraag is nu of hij dit werkje meermaals drukte, zoniet of de in de winkel aanwezige exemplaren specimens zijn van het drukje uit 1610 (wat we minder waarschijnlijk achten). We mogen alleszins aannemen dat hij | |
[pagina 284]
| |
een aantal boekjes drukte waarvan ons geen enkel exemplaar meer bekend isGa naar voetnoot(49). Verdussen mag, denken wij, beschouwd worden als één van de belangrijkste Antwerpse drukkers van prozaromans in de vroege zeventiende eeuw. Om hoeveel en welke drukken het precies gaat, is niet te achterhalen. Verder staat het ook niet vast of hij die werkjes alleen drukte of samen met andere boekhandelarenGa naar voetnoot(50). Met zekerheid kunnen we aan Verdussen die drukjes toeschrijven, waarvan in het huis aan de Cammerstraat misdrukkenGa naar voetnoot(51) te vinden zijn. Het betreft een vijftiental drukjes, waarvan de Letaniën Pater Gouda, Catharina van de Senen en 't Cabinet der Devotiën enkele Nederlandstalige voorbeelden zijn. Op de groote Voorcamer boven den Winckel vindt men vooral boeken, matrijzen en illustratiemateriaal (o.a. voor het Schatboeck der Historiën, Thobias en de Apocalipsis, en dus ook aan drukker Verdussen toe te schrijven). Op den eersten Ganck liggen weer heel wat volksboeken, waarvan reeds enkele exemplaren in de winkel lagen en ook enkele werkjes die daar niet vermeld werden, o.a. 2 Riemen Jacque en één riem van de Verloren Sone en van Heer Frederick. Daarnaast liggen er ook heel wat religieuze werkjes. Een aantal daarvan zijn zeker door Verdussen gedruktGa naar voetnoot(52). Omdat hier heel wat drukjes staan die niet in de winkel werden beschreven, moeten we ons afvragen of de gang een verlengstuk van de winkel wasGa naar voetnoot(53), ofwel of het om onverkoopbare restanten ging. De tweede Voorcamer is a.h.w. een ‘Latijnse kamer’, waar ruim 30.000 exemplaren van klassieken liggen (Cicero, Horatius, Seneca, Vergilius, Ceasar...). Ook de ander tweede Bovencamer ligt vol | |
[pagina 285]
| |
met vooral Latijnse en enkele Griekse geschriften. Wellicht gaat het hier om drukken die deels voor de export bestemd waren. Op de Franchyne Camer (eig. ‘perkamentkamer’) ligt papier opgestapeld en staan Een pleechpersse met eenen yseren boom daerin en Een groote ende een gemeyn persse. In de eigenlijke drukkerij staan nog eens drie persen en bakken en kastjes vol letters. Op de opperste zolder vindt men een aantal manden met ‘defecten’ en bakken met letters. Comptant gelt en rekenboecken met schulden en tegoeden bewaarde Verdussen in zijn slaapkamer. De lijst van de notaris wordt afgesloten met de opsomming van een aantal rekeningen, contracten (o.a. met pastoor Willem van der Elst van Bouchout, gedateerd 26 augustus 1622Ga naar voetnoot(54) en Copere figuren of platen. Door de aanwezigheid van die platen kunnen we nog een aantal drukken met zekerheid aan Verdussen toeschrijven (o.a. de Aeneidos van Vergilius). Na deze rondgang kan men besluiten dat de activiteiten van Verdussen belangwekkend waren. Hij bezat in totaal minstens zes persen. Hiermee was een grote produktie verzekerd. Men mag aannemen dat in de jaren 1600-1630 de drukkerij van Verdussen in volle bloei was. Daarom moeten we veel meer drukken van Hieronymus Verdussen veronderstellen dan het aantal dat tot nu toe kon vastgesteld worden. We mogen veronderstellen dat een gemiddelde uitgave van een werk niet meer dan een paar maanden in beslag namGa naar voetnoot(55). Natuurlijk spelen hier factoren als de tekstlengte en de oplage een rol. Er is vastgesteld dat Plantijn drukte in oplagen van 1250 en 1500 exemplarenGa naar voetnoot(56). Men kan onder voorbehoud dergelijke cijfers voor Verdussen aannemen, ook al moet men elk drukje afzonderlijk bekijken. Zo drukte Verdussen de EthymologiaGa naar voetnoot(57) in een oplage van minstens 2500 exemplaren (2260 ex. op de tweede gang). | |
[pagina 286]
| |
De belangrijkste verdienste van Hieronymus Verdussen blijft ondertussen het drukken van veel Nederlandstalig werk, waarvan de meeste drukjes gebruikt werden als schoolboekjes. De magazijncatalogus van Verdussen wijst o.i. op een continuïteit tussen de vroeg-zestiende-eeuwse volksboekjes en de latere achttiende-eeuwse. Verder blijkt eens te meer hoe veel van dit soort drukwerk verloren is gegaanGa naar voetnoot(58).
Eén van de interessantste bevindingen bij het doorlopen van deze lijst is de ‘negatieve’ vondst (we bezitten er namelijk geen exemplaar van) van een Reynaertdruk in Verdussens winkel. In september 1635 liggen er ten minste zes exemplaren van Reynaert de Vos in de winkelruimte te koop en nog eens ten minste dertien op zolderGa naar voetnoot(59). M.a.w. Reynaert werd verkocht en gelezen in Antwerpen in 1635. Meteen mogen we geloof hechten aan de door bibliograaf L. Petit opgenomen vermelding van een Reynaert uit 1631Ga naar voetnoot(60) en komt de beruchte approbatie van 1631 in een ander licht te staan. Definitief uitgemaakt dat het hier om een druk van 1631 gaat, is het evenwel nog steeds niet. Daarvoor staat de overlijdensdatum van M. van Eynatten, die op ‘15 Nov. 1631’ de approbatie tot het drukken van de Reynaert gaf nog in de weg, nl. 29 juni 1631Ga naar voetnoot(61). Vooraf willen we de vroeger aangebrachte gegevens m.b.t. de Reynaertvolksboeken op een rijtje zetten. In 1569-70 werd de Plantijndruk van het Reynaertverhaal, een tweetalig schoolboekje uit 1566, op de Index librorum prohibitorum geplaatst. Wellicht heeft Plantijn zich toen genoodzaakt gezien de nog niet verkochte voorraad van het boekje te verbrandenGa naar voetnoot(62). Ondertussen verschenen in het Noorden steeds nieuwe Reynaertuitgaven. Men heeft aangenomen dat Reynaert door zijn ‘verbanning’ een hele tijd van het Zuidnederlandse toneel verdwenen was. | |
[pagina 287]
| |
Toch duikt steeds weer in de Reynaertstudie een vermeend drukje van 1614 op. L. Willems heeft duidelijk aangetoond dat deze notitie, die door verschillende bibliografenGa naar voetnoot(63) opgenomen werd, teruggaat op de vermelding van het werkje in de Dictionnaire van Prosper Marchant uit 1758. Meestal hebben latere bibliografen deze vermelding van elkaar overgenomen, zonder te controleren welke uitgave bedoeld werd. Een bewijs voor een vroeg-zeventiende-eeuwse Reynaert is volgens L. Willems de vermelding van de Reynaert op een lijst van verboden boeken, uitgevaardigd door bisschop Rodoan van Brugge op 29 januari 1612Ga naar voetnoot(64). Op een soortgelijke lijst voor bisschop Malderus van Antwerpen uit 1618 en opgesteld door M. van Eynatten ontbreekt Reynaert de Vos echterGa naar voetnoot(65). Dit doet Willems besluiten dat er tussen 1612 en 1618 een gecastigeerde uitgave van de Reynaert op de markt moet zijn gebracht die Van Eynattens goedkeuring had. Vandaar dat Willems zich afvraagt of de approbatie van 1631, die door Van Eynatten werd ondertekend, geen drukfout bevat (waarbij de laatste twee cijfers werden omgewisseld: 1631 wordt 1613). Van Eynatten stierf immers vijf maanden voor de dagtekening van de approbatie. Wat mogen we hieruit nu besluiten? Vooreerst dat het Reynaertverhaal vóór 1612 in Brugge (als schoolboek) bekend was en gebruikt werd. Verder is uit de boedelbeschrijving en de vroegere vermeldingen voorzichtig op te maken dat de approbatie van 1631 wél juist zou kunnen zijn. Dit sluit echter een druk van 1614 niet uit. De redenering van Willems -een Antwerpse Reynaertdruk tussen 1612 en 1618- wordt problematisch wanneer we de vos ineens niet terugvinden in Van Eynattens groot reglement van 1621, waarin hij o.a. een categorie opneemt van | |
[pagina 288]
| |
vroeger verboden, maar dan toegelaten, gecastigeerde uitgavenGa naar voetnoot(66). O.i. verwijst de datum van ‘15 Nov. 1631’ naar het jaar (1631) waarin het werkje gedrukt werd. Later hebben een aantal andere drukkers deze approbatie gewoon overgenomen, terwijl in 1661 een andere drukker ‘15 Nov.’ liet staan, maar 1631 wijzigde tot het jaar van de nieuwe uitgave. Deze nieuwe datum van ‘15 Nov. 1661’ werd op zijn beurt eeuwenlang overgenomen door latere Reynaertdrukkers. In 1642 vinden we Reynaert de Vos terug in een Taxatie oft priisen vande ghemeyne school-boeckenGa naar voetnoot(67). Wellicht is het daar beschreven boekje het drukje uit Verdussens winkel. Volgens een mededeling moet het boekje vier stuivers kosten en beslaat het 9. en 10. bladers; het formaat is quarto. Terecht merkt L. Willems op dat deze opgave niet strookt met de nu bekende drukken van 64 pagina's in 8o en hij besluit: ‘9 à 10 bladen zal dus het cijfer zijn van de volksuitgaven van vóór 1642’Ga naar voetnoot(68).
Het zou echter verkeerd zijn de indruk te wekken dat deze fondscatalogus alleen op het vlak van de Reynaertvolksboekentraditie nieuw materiaal biedt. Bij wijze van uitsmijter nog iets betreffende Mariken van Nieumeghen. Van dit werkje zijn tot op heden vier verschillende oude, Nederlandstalige drukjes bekend, allen vóór 1621, het jaar waarin het werkje in Antwerpen op een lijst van verboden boeken verscheen: een in 1514 bij W. Vorsterman en drie vroeg zeventiende-eeuwse, resp. te Utrecht (in 1608) en te Antwerpen (bij Pauwels Stroobant in 1615 en een kort nadien). Van latere datum zijn geen drukken van Mariken overgeleverd, wat misschien een gevolg kan zijn van een kerkelijk drukverbodGa naar voetnoot(69). Op Van Eynatttens lijst van verboden boeken voor de gilde der Antwerpse schoolmeesters van 1618 komt Mariken nog niet voor. Drie jaar later, op 16 april 1621 op een nieuwe lijst, komt het boekje wel voor. Het werkje mag ‘in de scholen niet gelezen, ja zelfs in de winkels niet verkocht worden’Ga naar voetnoot(70). Mariken wordt samen met o.a. Parthoples, Floris ende Blancefleur, Sandryn ende Lancelot, Malegys, Het bagynken van Parys, Ulenspieghel en Robrecht den Duyvel als | |
[pagina 289]
| |
een verboden boek gebrandmerkt. Uit de gegevens die D. CoigneauGa naar voetnoot(71) verstrekt, menen we te mogen afleiden dat het ontbreken van latere drukjes van Mariken (we moeten wachten tot een tweetal laatachttiende-eeuwse drukjes waarin de tekst als lied verschijnt) verband houdt met de kerkelijke censuur. De (waarschijnlijk reeds geapprobeerde) Malegys echter, ligt in 1635 in 5 exemplaren in de winkel en er liggen er nog eens 521 op zolder. Men vindt ook 29 Beghynken van Parys in de winkel. Mariken van Nieumeghen ligt (wellicht) niet in de winkel. Maar op zolder liggen er nog liefst zeshonderd exemplaren. De vraag of Verdussen dit werkje na 1621 drukte, kan en mag gesteld worden. Er is dus nog werk aan de winkel. |
|