| |
| |
| |
Over de benaming(en) van onze letterkunde. Een voorbeeld uit Spanje
door Marcel Janssens Lid van de Academie
Een mens heeft zo zijn tics of beroepsmisvormingen. Wanneer ik aan een universiteit in het buitenland ben, kan ik het niet laten om in de centrale bibliotheek even in de catalogussen te gaan snuffelen. Desgevallend ook in de faculteitsbibliotheek van Letteren en Wijsbegeerte, of in de instituutsbibliotheek van Germanistiek, of in die van een nog kleinere eenheid als Neerlandistiek (zo die apart bestaat, natuurlijk). Het leerrijkst zijn echter de centrale bibliotheken. Ik zoek dan naar de catalografische verwerking of classificatie van teksten uit en over de Nederlandse letterkunde, vanzelfsprekend in systematische catalogussen per land of per taalgebied opgesteld. In de meeste bibliotheken wordt het UDC-systeem gevolgd, in sommige bestaat nog een catalogisering van eigen vinding die elke verbeelding tart waar het erom gaat de Nederlanden, Nederland, België, Vlaanderen, Frans-Belgische literatuur, Belgische literatuur, zuidnederlandse en middelnederlandse literatuur en dergelijke exotische onderscheidingen uit elkaar te houden. De verwarring tiert alom, tot over de rand van het groteske. Waar het uit het Nederlands vertaalde werken betreft, laten catalografen die bovenvermelde subtiele onderscheidingen niet weten te hanteren, zich nogal misleiden door de doeltaal waarnaar vertaald werd (het Frans, bijvoorbeeld), door de vermelding van de brontaal van waaruit vertaald werd (‘hollandais’, bij voorbeeld), of door de plaats van uitgave (de niet zo vermaarde auteur, over wie een studie verscheen bij ‘Palais des Académies Bruxelles’, zal wel een Belg zijn. De substitutie van het land van herkomst van de auteur door de plaats van uitgave van een studie over hem of haar, komt geregeld voor.) Om van die verwarringen één voorbeeld te geven: zo vond ik in de centrale bibliotheek van een universiteit in Oost-Europa Conscience, Henri met zijn Oeuvres Complètes in de steekkaartenbak van de Franse
literatuur. Le Lion des Flandres dus als behorend tot het patrimonium van de Franse literatuur! Dat zijn leuke dingen voor
| |
| |
een in het buitenland vertoevend academicus. (Maar pas op, die leeuw klauwt in Madrid ook in een verkeerde kooi).
Blijven we echter bij het UDC-systeem, daar woekeren al vergissingen genoeg. Ik geef daarvan één voorbeeld dat ik recent onder handen heb kunnen nemen, met name de invulling van het UDC-systeem in de Biblioteca Nacional, Centro de Investigacción, in Madrid. (Het systeem heet daar CDU.) Ik heb de toestand in de steekkaartenbak 839 opgenomen op 31 juli 1989. (Het is in Madrid nog altijd manueel zoeken geblazen.) Ik breng kort verslag uit over mijn bevindingen. Als u nog weet dat de opstellers van de systematische catalogus in Madrid zelfs geen flauw benul hebben van een alfabetische rangschikking, kunt u zich indenken tot wat voor tijdrovend heen-en-weer-gesnuffel zij mij verplicht hebben. Ik heb ze urenlang stilletjes zitten verwensen. Om schrijffouten heb ik me na verloop van tijd niet meer druk gemaakt. Het Franse adjectief ‘néerlandais’ heb ik op vele wijzen gespeld gezien, Paul Gillaerts vind ik op zijn Spaans als ‘Guillaerts’, een Hollands toneelschrijver heet (bovenaan de steekkaart) Jan de Hastog en iemand die tegelijk Franstalige Belg en Vlaming is geweest zoals nog zal blijken, is Hendrik Consciencie. Die schrijffouten heb ik in mijn rapport maar overgeschreven zoals ze er staan.
Ik vrees dat ik in het komende half uur een zeer verward verhaal ga houden. Wat de steekkaartenkasten in Madrid de onderzoeker aanbieden, ontsnapt immers aan de meest verwoede pogingen tot systematisering. Ik heb alleen getracht in dit verhaal de verwarring niet nog te vergroten.
Naar gewoonte kon ik niet nalaten even na te trekken wat er zoal bij Literatura belga gecatalogiseerd wordt. Die zit immers in het UDC-systeem in nummer 840-0, Literatura francesca, (Otras), waar inderdaad Frans-Belgische, Zwitserse en Frans-Afrikaanse literaturen opgesteld staan, zij het in een Dali-achtige alfabetische volgorde. De Literatura belga onder nummer 840 (493) telt ongeveer 800 steekkaarten, wat vijf en een half keer méér is dan de Literatura holandesa en de Literatura flamenca samen. Maar wat zit er nou in dat vat van Literatura belga? Naast de gekende klassieken en kleinere goden uit de Frans-Belgische literatuur, die in Madrid echt massaal aanwezig zijn, ook Maxence van der Meersch en Marguerite Yourcenar die ook als Belgen beschouwd worden, en Jean Ray/John Flanders, kennelijk op grond van een Franse tentoonstellingscatalogus. Vanzelfsprekend wordt ook hier de tweetalige bloemlezing Poesia belga contemporanea francesca y neerlandesa van
| |
| |
Karel Jonckheere en Edmond Vandercammen, in een Spaanse vertaling dan nog wel en in een editie van 1967 (Madrid), opgenomen - die gaan we een beetje overal aantreffen, zelfs in verscheidene exemplaren.
Maar verder loopt er toch een en ander mis. Vincent van Gogh, die we ook zowat overal zullen tegenkomen, zit hier ook bij de Literatura belga met een in Mexico in 1979 uitgegeven bundel brieven (Cartas desde la locura). De vermelde substitutie-transformatie kan hier toch niet gespeeld hebben. Misschien heeft de catalograaf (ik zal hem of haar nu zo maar blijven noemen) geweten dat Van Gogh in Cuesmes dominee geweest is? Je hebt er het raden naar. En dan het geval Hendrik Conscience. In deze steekkaartentroep is hij vertegenwoordigd met een in Spaans brailleschrift omgezette tekst, Siervos en Flandes (Barcelona, 1959), en met nog drie andere Spaanse vertalingen: El leon de Flandes (Bilbao, 1965, in Colleccion Juventud, v. 11), Los buscadores de oro (Valencia 1960, geschreven door Enrique Conscience en opgenomen in de reeks Selecciones Juveniles Gaisa, vol. 18), en het kurieuze boekje El Castillo de Bodeghem (Barcelona, 1958, in de reeks Collecciones ‘Horizontes Juveniles’, vol. 22).
Dat laatste boek, een bewerking van het verhaal Het ijzeren graf uit 1860, verdient bij wijze van voorbeeld een woordje meer. Het ziet eruit als een echt jeugdboek, is met kleurrijke tekeningen geïllustreerd in de gestileerd-realistische stijl van de tekenverhalen uit de jaren 1950, en bevat na het titelblad een tekening van een Spaans-Moors kasteel zoals er in Bodeghem in de Antwerpse Kempen zeker en vast nooit een gestaan heeft, met suggestieve details van een Spaans landschap en met daaroverheen getekend een uithangbord als op een afspanning aan de muur gespijkerd met de titel El Castillo de Bodeghem, en... met als mooi getekende auteursnaam: por Enrique Consciencie (die auteursnaam duikt zelfs bovenaan de steekkaart op in de rubriek Literaturas germanicas bij het boek Los buscadores de oro). Op de voorflap een adellijk uitziende oudere heer met baard, in jacquet en met bloemen op een lijkkist en achter hem een fraai meisjesgelaat dat ongeveer de hele bladspiegel vult. Op de stofwikkel wordt de auteur als volgt voorgesteld: ‘Este famoso escritor es el novelista flamenco de mas relieve. (...) es uno de los fundadores de la literatura flamenca’. Hij was ‘profesor y educador de los hijos del Rey Leopoldo’. Zijn verhaal wordt de jeugd aangeprezen als een ontroerende liefdesgeschiedenis waarin het hoofdpersonage zijn geliefde trouw blijft tot aan de dood en erna. Het boek verschijnt in de reeks Horizontes Juveniles naast (ongetwijfeld aangepaste en uitgedunde) verhalen van o.m. Jules Verne, Hans C. Ander- | |
| |
sen, Mark Twain, Finimore Cooper, Walter Scott, Robert L. Stevenson en Harriet Beecher-Stowe. Achteraan in dat boek van Conscience worden zonder boe of ba nog 70 bladzijden tekst met twee verhalen van Washington Irving, Los sueños dorados en La aventura del negro
pescador, afgedrukt. In de Indice achteraan staan de titels van die verhalen wel, maar niet de naam van de auteur, die in geen geval Conscience is, zelfs niet Consciencie!
Ik onthoud uit dat opmerkelijke Spaanse avontuur van Conscience vooral dat hij in Spanje - en bij mijn weten ook meer en meer elders, inclusief het thuisfront - als jeugdschrijver gepercipieerd en navenant aangepast en aangeboden wordt. Zou de Witte dan toch niet een zo ongepaste lectuurpiste aangewezen hebben, toen hij, gestraft door de meester, in het kolenhok van de school De Leeuw van Vlaanderen met rode oortjes zat te lezen? Die Spaanse transformatie van Bodeghem is misschien een symptoom van een buitenlandse Conscience-receptie die eens grondig onderzocht zou mogen worden. Hoe worden wij in het buitenland gepercipieerd via één van de ‘fundadores de la literatura flamenca’? En dat in de steekkaartenbak van Literatura belga. Want daar waren we vanuitgegaan.
Er lopen nog meer dingen spaak in die Literatura belga, daar in die slagschaduwen van de Verhaerens, de de Ghelderodes, de Simenons. Onder de uit het Frans vertaalde teksten komen drie boeken voor met telkens flamand in de titel of ondertitel: André de Ridder & Willy Timmermans, Anthologie des Ecrivains Flamands Contemporains (Anvers/Paris, 1926), waar de catalograaf onbegrijpelijkerwijze bij aanvult op de steekkaart: Literatura belga (Francés); Poèmes flamands. Traduits par l'auteur van Jan Schepens (Ostende, 1972) en... Felix Timmermans, Pallieter. Traduit du flamand par Bod Claessens. (4e éd., Paris, 1923) in de reeks Les prosateurs étrangers modernes. Tot dusver dus allemaal teksten in het Spaans of het Frans, waarbij flamand kennelijk als belge gelezen werd. Maar in deze steekkaarten van Literatura belga zit één enkel boek in het Nederlands, met name: Raymond Vervliet, De literaire manifesten van het fin de siècle in de zuidnederlandse periodieken: 1878-1914 (Gent, Rijksuniversiteit, 1982). De catalograaf schrijft onverstoorbaar op de steekkaart: Literatura belga. Van Vervliet geen enkel spoor meer verderop in mijn verhaal. Ik neem aan dat de term ‘zuidnederlands’ de verwarring nog vergroot heeft, waarop de catalograaf moet beslist hebben: no nonsense, Literatura belga.
En nu de tweedeling Literatura holandesa en Literatura flamenca, waar in Madrid precies om gedobbeld werd. Vooraf moet ik erop wij- | |
| |
zen dat het UDC-systeem zelf aanleiding geeft tot verwarring bij lieden die de taalkundige en staatkundige situatie in de Nederlanden, annex België, niet zo goed (of helemaal niet) kennen. Op de steekkaartenbak 839 in Madrid lees ik dat daarin opgenomen worden: Otras literaturas germanicas. (Holandesa, flamenca, escandinava, etc.) In de steekkaarten komt een eerste reeks voor onder de hoofding 839 Literaturas germanicas. Wat die rubriek daar komt doen, is niet duidelijk. We zullen straks zien hoe de catalografen in Madrid op die uitnodiging om vooraf nog eens Literaturas germanicas in te vullen, zijn ingegaan. Dan komen 839, 31. Literatura holandesa en 839, 32/36 Literatura flamenca; Literatura Afrikaner (Unión Sudafricana). Vanaf 839.5 volgen de Skandinavische literaturen, eerst En general en dan per taal: IJslands, Noors, Zweeds. Dat UDC-systeem maakt dus niet alleen het onderscheid tussen Nederland en Vlaanderen waar wij op het thuisfront al een heuse boom over op kunnen zetten en wat de onkundige catalograaf in den vreemde door de band alleen maar tot gokken inspireert, maar ook de overbodige inleidende hoofding Literaturas germanicas verleidt de onwetenden tot de meest willekeurige losse scharrels. Die spookachtige en volkomen onbewoonbare rubriek zou alvast uit het systeem verwijderd moeten worden.
Laten we eens zien hoe men met dat nummer 839 van het UDC-systeem omspringt in de meest prestigieuze bibliotheek, tevens onderzoekscentrum, van Spanje. In de valstrikrubriek Literaturas germanicas worden, zoals gezegd, de meest onwaarschijnlijke dingen op een hoop gekipt. Ik heb er geen andere systematiek in kunnen vinden tenzij die van de wanhoop van (bovendien allicht volslagen onkundig) bibliotheekpersoneel dat zijn job doet door een rubriek die er niet moet zijn en waar zelfs zij allicht het nut niet van inzien, toch te stofferen met een aantal steekkaarten, misschien wel bij loting opgepikt en ijlings in die spookachtige germaanse anti-chambre gedropt.
Die inleidende rubriek bevat niet meer dan 48 steekkaarten, maar ze zijn het bekijken waard. Om te beginnen komen daar in het Spaans vertaalde teksten voor die verder noch bij holandesa noch bij flamenca terugkeren, zoals allerhande poëziebloemlezingen, algemeen-overzichtelijke of van particuliere oeuvres zoals van J.C. Bloem en Lucebert, al staat er nogal eens in de titel neerlandesa en al wordt er toegevoegd dat die uit het neerlandés of holandés vertaald werden. Om het al vermelde voorbeeld te citeren: de bloemlezing van Jonckheere en Vandercammen, uit het neerlandés vertaald, of de tweetalige bij de Leuvense Cahiers in 1983 verschenen bloemlezing van Erik van Ruysbeek, met Spaanse versie
| |
| |
uit het neerlandés, waar de catalograaf dan toch weer van maakt: Textos encarados en español y holandés. Verder de Antologia de cuentos neerlandeses van Karel Jonckheere, Bert Decorte en José Ferreras (Barcelona 1975), die in de volgende rubrieken niet meer terugkeert en in dit voorgeborchte van Literaturas germanicas wordt achtergelaten.
De Anthologie de la prose néerlandaise. Belgique van Pierre Brachin (Paris, 1966) staat hier. (Die is aan de Literatura belga ontsnapt). Verder het gekende overzicht van R.F. Meijer, Literature of the Low Countries. A short History of Dutch Literature in the Netherlands and Belgium (Den Haag, 1978) - ook in de verdere rubrieken niet thuis te brengen, soms? Verder Spaanse of Franse versies van auteurs van werken die behalve Multatuli niet meer terug zullen keren, zoals van Anna Frank, Frederik van Eeden (Le petit Jean, Traduit du néerlandais, Paris, 1921), Simon Vestdijk, Heere Heeresma, terwijl Cartas a Theo (Barcelona, 1981 en Madrid, 1985) van Vincent van Gogh en via het Italiaans in het Spaans vertaalde teksten van Huub Oosterhuis wél bij holandesa opnieuw opduiken. Daar is toch grote willekeur in het spel, - een catalografie met de Spaanse slag, zou ik zeggen. Van auteurs uit het Koninkrijk der Nederlanden slechts één tekst in het Nederlands: Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg (Amsterdam, 1981). Hoe dat boek daar terechtgekomen is, wie zal het ooit achterhalen?
Onder deze koepel, ten slotte, nog vier Vlamingen die we vreemd genoeg niet meer zullen terugzien: Jan van Ruysbroeck met de tentoonstellingscatalogus uit de Koninklijke Bibliotheek in 1981, Hugo Claus met Vendredi, jeu de liberté (...) adaptée du nérlandais (op de tweede fiche staat: neérlandais) (Bruxelles, 1975), Felix Timmermans met zijn Pallieter nog eens, maar nu Traduit du neérlandais par Bob Claessens (Paris, 1975), blijkbaar een heruitgave van de vroege Franse vertaling rond 1920, maar nu niet meer ‘du flamand’ maar ‘du néerlandais’ en... Ward Ruyslinck met een boek Al margen de la vida. Estudio, notas y comentarios de texto por Micaele Misiego (Madrid, 1976), maar... Traducción del flamenco de Roser Misiego. Dus Pallieter ‘du neérlandais’ en Ward Ruyslinck ‘del flamenco’. Dat die lui in Madrid daar niet aan uitgeraken en dergelijke titels gauw in de Literaturas germanicas onderstoppen, is op de duur begrijpelijk.
Ik neem gauw afscheid van dat voorgeborchte met de vermelding van een boek zoals je er overal ter wereld vindt in de catalogussen van de meest serieuze universiteitsbibliotheken in landen waar men onze taal niet machtig is en ons literair systeem niet kent. De laatste steekkaart van Literatures germanicas draagt als trefwoord ‘Beste’. Daaronder staat
| |
| |
De beste erotica (Amsterdam, 1984, met als waarschijnlijke co-editor voor Spanje, Grijelmo in Bilbao). Het boekje bevat in het Nederlands vertaalde soft porno, zoals Wellust zonder grenzen van Alan Marshall, Bijverdiensten in de slaapkamer van Stephen Lewis en Standjes van een onderwijzeres van Rex Weldon. Waarschijnlijk heeft een afgeleid Nederlands onderzoeker dat boek in de cafetaria van de Biblioteca Nacional achtergelaten en heeft de poetsvrouw het naar de catalografie gebracht, alwaar het volgens de regels van de kunst werd verwerkt. Voorwaar, er zijn nog leuke dingen voor een in het buitenland vorsend Neerlandicus.
De sectie 839.31 Literatura holandesa bevat maar 66 steekkaarten; de daaropvolgende 839.32 Literatura flamenca nog minder (27). Bij de ‘Hollandse’ literatuur valt weer het aandeel van bloemlezingen op, die, zoals Karel Jonckheere placht te zeggen, een visitekaart-functie uitoefenen, en dat inderdaad blijken te doen. Hier vinden we bij voorbeeld een exemplaar van de nu al een halve eeuw oude, Italiaanse bloemlezing van Giacomo Prampolini, La litteratura olandese e fiamminga (1880-1924) (Roma, 1927), die straks bij de Vlamingen terugkeert of een, in het Spaans dan, Antologia de poetas holandeses contemporaneos (Madrid, 1958) en een verzameling Teatro neerlandés contemporaneo (Madrid, 1958), waar neerlandés wel degelijk staat voor holandes. Daarnaast een aantal grote namen, van Erasmus af, hetzij in recente Spaanse vertaling (Jan de Hartog, Antoon Coolen, Harry Mulisch, Cees Nooteboom, Jan Terlouw, Marij Dermoût, Boelie van Leeuwen), of in oudere Franse versies (Lodewijk Couperus, Multatuli). Ook Vincent van Gogh duikt hier weer op met de Cartas a Theo (Barcelona, 1972).
Primaire teksten in de oorspronkelijke Nederlandse versie vond ik bijna niet: hoop en al één Carmiggelt (Het klinkt soms wel aarding. Amsterdam, 1981), een vergissing (de Nederlandse vertaling van een roman van Alja Rachmanona, De rivale van de Czarina, Amsterdam, 1982) en weer een afleggertje uit de cafetaria, zo vermoed ik: een bundeling van vier kioskromans onder de titel De strijd om het geluk. Gouden romanviering (Ede/Antwerpen, 1986, verdeeld door Printer in Barcelona).
Zoals ik in mijn besluit nog zal zeggen, springt de uiterst armtierige vertegenwoordiging van onze literatuur in het boekenbestand van een zo befaamd instituut als de Biblioteca Nacional in het oog. Primaire teksten in het Nederlands zijn praktisch afwezig; vertalingen naar het Spaans zijn ternauwernood voorhanden; secundaire literatuur, die die ongekende teksten wat nader naar een onwetend publiek zouden kun- | |
| |
nen brengen, blijken maar door een duizendste toeval in zo'n boekenbestand terechtgekomen, en in hun oorspronkelijk Nederlandse versie zijn die daar toch ten enenmale verloren gelegd. Zo komt de Vondelstudie van W.A.P. Smit in de sectie 839.31 Literatura holandesa wel voor, maar met welk nuttig effect eigenlijk? Welke rare vogel zal die studie in het Nederlands in Madrid ooit opvragen? Er zou een geconcerteerde actie moeten ontstaan van vertalingen van primaire teksten én van begeleidende, ondersteunende kritische informatieve bijdragen, willen al die moeite, dat geld en dat papier niet in een put zonder bodem verzinken. Zo'n uur bij een systematische steekkaartenbak in Madrid is eigenlijk zeer ontmoedigend, vooral als je dat naar andere buitenlanden extrapoleert, allicht niet ten onrechte. ‘Ab uno disce omnes’ zou kunnen het motto zijn boven dit soort van lezingen.
Maar daarmee is de kous niet af, want nu komt pas dé verwarring bij uitstek te voorschijn. In de sectie Literatura holandesa komt een Amsterdamse dissertatie over de rederijkers Matthijs de Castelyn, Anna Bijns en Lucas de Heere voor (S. Eringa, La Renaissance et les rhétoriqueurs néerlandais. Amsterdam, 1920), - met de plaats van publicatie waarschijnlijk weer als oorzaak van de foute plaatsing. (Dat is ongeveer de énige systematiek die ik in deze ‘madness’ kon vinden.). Ook een Franse vertaling van middelnederlandse teksten (Le cercle des choses. Textes traduits du moyen néerlandais, choisis et présentés par Claudine Lemaire. Bruxelles, Bibliothèque Royale Albert Ier, 1970) wordt door de catalograaf als Literatura holandesa geïdentificeerd, hoewel het straks nog eens opduikt onder Literatura flamenca met nog steeds dezelfde kwalificatie Literatura holandesa op de steekkaart. Onder de individuele auteurs, meestal vertegenwoordigd met slechts één werk, worden echter acht authentieke Vlamingen bij de Literatura holandesa ingelijfd: vijf met een vertaling in het Spaans, één met een vertaling in het Frans, en twee met een Nederlandse tekst. Die twee oorspronkelijke teksten zijn van Ada Deprez, Herdenking Jan Frans Willems, bij de 175e verjaring van zijn geboorte 22-31 Maart 1969 (Gent, 1969), en van Johan Anthierens, De boterhammen van de bakkerin (Amsterdam, 1980) - een vreemd duo, zo te zien, maar we gaan niet naar de mechanismen van dergelijke Madrileense koppelingen vragen. De Franse (eigenlijk tweetalige) tekst is die van Karel Jonckheere, Traduit du sang. Adaptation du neerlandais par Jeanne Buytaert. Préface de Bert Decorte. Bruxelles, 1976: de term
neerlandais (sic) op het titelblad van dat boek heeft er de catalograaf toch niet kunnen toe brengen om op de steekkaart iets anders te schrijven dan: Texto en holandés y francés.
| |
| |
Spaanse vertalingen van werk uit Vlaanderen, nog altijd ondergebracht bij Literatura holandesa, zijn er ten slotte van John Flanders (Entre los piles rojas. Barcelona, 1958, met als oorspronkelijke titel op de steekkaart Bij de roodhuinden), van Stijn Streuvels, Ernest Claes en Hubert Lampo. Maar wat voor spraakverwarring heeft dit niet gekost! El puento del destino (Barcelona, 1944) van Streuvels én El Rubiales van Ernest Claes (Barcelona, 1948) werden vertaald del neerlandés, maar El advenimiento de Joachim Stiller van Hubert Lampo (Barcelona, 1981) werd vertaald del holandés. Je zou misschien kunnen verwachten dat in 1944/45 de meer wetenschappelijke term ‘neerlandés’ nog niet zo ingeburgerd was in het milieu van vertalers en uitgevers, maar dat hij nu, o.m. dank zij het onderricht van onze taal in de lectoraten en verder dankzij allerlei publicaties in het Frans waar ook de term néerlandais verkozen wordt ter benaming van onze taal, meer in gebruik zou gekomen zijn, maar nee, Streuvels en Claes krijgen het label ‘Nederlands’ opgespeld in 1944/45 en Lampo moet het in 1981 doen met ‘Hollands’. Alle drie de vermelde boeken werden overigens in Barcelona uitgegeven. Men is er daar in de uitgeverswereld toch niet op achteruitgegaan? Ik vraag me af of Hubert Lampo gelukkiger is met holandés dan Ward Ruyslinck die in 1976 in Madrid nog flamenco toegestoken kreeg.
Het imbroglio kan nog een beetje leuker. Ik vertelde al dat Pallieter door dezelfde Bob Claessens een keer uit het Vlaams en een keer uit het Nederlands vertaald werd; hetzelfde is Streuvels overkomen. Bij de Literatura holandesa staat de Spaanse vertaling van El puente del destino, straks betreden we bij de Literatura flamenca een Spaanse vlasakker, El campo de lino, in een Traducción del flamenco, opgenomen in de reeks La vuelta a mundo en ochenta libros. Flandes (Barcelona, 1947). Daar kon de catalograaf natuurlijk niet naast kijken: Traducción del flamenco en komende uit Flandes, dat boek moest dus wel van een Vlaming zijn in tegenstelling tot El puente del destino dat op grond van neerlandés bij holandesa kon. Maar het leukst van al is dat de beide teksten voor een uitgever in Barcelona in de jaren 1940 vertaald werden door G.y L. Gossé, de ene keer uit het Nederlands, de andere keer uit het Vlaams. Dat moeten knappe vertalers zijn!
Ik vergat bijna nog een Vlaming onder de Hollanders te noemen: Willy Vandersteen met twee albums van Bob y Bobeta, in het Spaans gepubliceerd in Barcelona in 1969. En daarmee is de kous van Vlamingen bij Hollanders in Madrid werkelijk, maar werkelijk af.
Wat kan ik daar nog voor opbeurends aan toevoegen over de 27 steekkaarten onder Literature flamenca? Niet veel meer, vrees ik.
| |
| |
Om te beginnen een blijkbaar onvermijdelijke vergissing, zoals de opname onder Literatura flamenca van een Amerikaanse studie over de Duitse novelle (Martin Swales, The German novelle. Princeton, 1977). Verder de terugkeer van Le cercle des choses. Textes traduits du moyen néerlandais bij Literatura flamenca, hoewel ook op deze steekkaart blijft staan: Literatura holandesa! Opmerkelijk is wel dat hier geen enkele tekst meer verschijnt met de vokabels ‘Nederlands’ of ‘Hollands’ (of een van hun equivalenten in andere talen) in de titel, de ondertitel of in de vermelding van de brontaal. Alles is hier vertaald du flamand of del flamenco, met twee uitzonderingen: een exemplaar van Marnix Gijsens Lament for Agnes. Translated from the Netherlandic (Library of Netherlandic Literature, vol. 5, Boston, 1975), waar Netherlandic de catalograaf die hier, laten we hopen, toch vrij stevig stond (ten ware hij verstrooid was en een losse scharrel deed), niet in de bekoring bracht om dat boek bij holandesa onder te brengen; en de tweede uitzondering zijn brieven van Hadewych onder de titel Dios, amor y amante: las cartas. Hadewych de Amberes, Traducidas del antiguo medio-neerlandés (Madrid, 1986). Waarschijnlijk heeft de toevoeging de Amberes er Hadewych voor behoed, tegen de verleidelijke vermelding antiguo medioneerlandés in, boven de Moerdijk terecht te komen.
Nog een paar namen om onze minimale aanwezigheid te demonstreren, ter afronding: Conscience keert terug met een oudere editie (Barcelona, 1954) van zijn al vermelde Spaanse goudzoekers, maar toen ook al in een Colección Juvenil Cadete (num. 65). Traduits du flamand zijn teksten van Guido Gezelle, Cyriel Buysse, Lode Baekelmans, August Vermeylen, en nog een roman van Streuvels, L'août. Traduit du flamand par Georges Knopff (Paris, 1928). Dat betreft allemaal vertalingen uit de jaren 1920 en zelfs vroeger. M.a.w. een iet of wat gericht aanwervingsbeleid blijkt daar ook niet achter te zitten, dat blijken meestal pure toevalstreffers te zijn. Onder de Spaanse vertalingen, zonder vermelding van de brontaal, vond ik nog een tweede boek van Ernest Claes (El cura Munte de ilustre memoria), Madrid, 1945), Sencillamente un hombre van Albert van Hoogenbemt (Barcelona, 1951), Entre Dios y la mujer van Raf van de Linde (San Sebastián, 1958), Plegaria para un buen fin van Maurice Roelants (Barcelona, 1951) en Vertigo (Barcelona, 1959) van Johan Daisne (de Spaanse versie van De man die zijn haar kort liet knippen). En dat was ongeveer alles. In elk geval zit daar praktisch geen enkele recente aanwinst van na - zegmaar - 1960 meer tussen.
| |
| |
Natuurlijk heb ik dit verhaal verteld om er een conclusie uit te trekken. Ofwel laten we de bibliotheken in den vreemde maar aanmodderen en laten we de benaming(en) van onze literatuur in vreemde idiomen verder vermoerassen. Ofwel trachten we daar iets aan te doen, zo strategisch en taktisch mogelijk. Ik opteer voor de tweede weg.
De oorzaken van dergelijke Madrileense toestanden zijn waarschijnlijk talrijk. Om te beginnen, onkunde op ongeveer alle niveaus (uitgevers, vertalers, critici, mediamensen, bibliothecarissen, bibliografen). Uitgevers blijken ook niet consequent te zijn in de vermelding van de brontaal van waaruit zij voor eigen huis laten vertalen, wat op hun onwetendheid of nonchalance wijst. Verder het gemis aan belangstelling voor een zo ‘kleine’ literatuur waar toch zo weinig in het Spaans van op de markt komt, waar zo weinig in de media om te doen is, en zo meer. De Nederlandse literatuur is in Madrid zowat ‘the best kept secret in Europe’. Voorts het relatief geringe boekenbestand dat geen extra administratief-technische zorgen en praktisch geen financiële investering vraagt. Het meeste komt waarschijnlijk toch binnen via officiële instanties, of schenkingen, of de ruil (of - wie weet - via de cafetaria). Nu de Spaanse intelligentsia, industrie en zakenwereld zich zo bewust opmaken voor Europa 1992, wat o.m. blijkt uit de onwaarschijnlijke ijver waarmee ze Engels aan het leren zijn of uit de gretigheid waarmee ze samenwerkingsaccoorden sluiten met universiteiten uit Noord-Europa en hele contingenten Erasmus-studenten naar ons uitzenden, zou ik eens willen weten hoe groot het aankoopbudget is van de Biblioteca Nacional voor een literatuur van toch 20 miljoen Europeanen, wat meer is dan alle Denen, Zweden en Noren tesamen. (Hier ontstaat een vicieuze cirkel die het desinteresse alleen maar aanscherpt). Nog een oorzaak van die aperte verwaarlozing van de catalogisering is het al vermelde feit dat waarschijnlijk zeer zelden iemand naar zulke boeken vraagt en dus ook uiterst zelden zijn ongenoegen zal uiten over die ondermaatse chaos. Om die toestand op het spoor te komen, moet een of andere zonderling uit het Noorden daar een paar uren in de referentiezaal in Madrid voor gaan zitten - en die zonderlingen zijn zeldzaam.
Er moet daar nochtans op termijn iets aan te doen zijn. Er moet meer naar het Spaans vertaald worden. Uit de recente Vlaamse literatuur is er in de Biblioteca Nacional één werk in het Spaans van Ward Ruyslinck en één van Hubert Lampo. Dat is toch wat minnetjes. Er zijn officiële instanties om dat vertaalwerk te promoten en te financieren. In de grond raken we hier aan onze aanwezigheid of afwezigheid op de internationale cultuurmarkt, alvast op de Europese. Die vertalingen moeten del
| |
| |
neerlandés aangeboden worden. Als Streuvels en Claus neerlandés schreven, dan toch zeker Ruyslinck en Lampo. Voorts moet de primaire literatuur geregeld en vooral deskundig, met op het doeltaalgebied afgestemde inleidingen, overzichten, commentaren e.dgl. begeleid aangeboden worden in het buitenland. Daar doen wij ook te weinig aan. Die inspanningen zouden van overheidswege georchestreerd kunnen worden, zodat niet meer het toeval of een privé-relatie of een duizendste geluk dat proces van promotie van onze betere teksten moeten bepalen, maar een doordacht en gericht beleid. (Wat het privé-initiatief natuurlijk niet uitsluit). Ik koester nog altijd de illusie dat goed functionerende lectoraten Nederlands aan buitenlandse universiteiten uitgelezen steunpunten kunnen zijn voor de promotie van onze literatuur, allereerst door vertaling. Zo iets opmerkelijks is toch de laatste twintig jaar in Polen gebeurd? Er zullen vanaf 1989 drie lectoraten Nederlands op universitair niveau in Spanje werkzaam zijn: in Madrid, Barcelona en Salamanca, drie strategisch gelegen plaatsen zowel wat het culturele verkeer als wat de uitgeverswereld in Spanje betreft. In de bibliotheek van het lectoraat Nederlands aan de Universidad Complutense in Madrid is de situatie overigens stukken beter, al is die situatie grootstendeels te danken aan boekenzendingen vanwege de beide cultuurministeries, al of niet via de Nederlandse Taalunie.
Is het vermetel te hopen dat daar op middellange termijn iets méér moet uit voortkomen dan 1 Ruyslinck flamenco plus 1 Lampo holandés?
|
|