| |
| |
| |
Openbare vergadering te Beauvoorde (woensdag 20 juli 1988)
Aanwezig: de heren Keersmaekers, voorzitter, Lampo, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Lissens, Roelandts, Vanacker, Van Elslander, Leys, Decorte, Goossens, Deschamps, De Paepe, Van Herreweghen, Janssens en Van de Perre, leden;
de heren Langvik-Johannessen, Zaalberg en Sötemann, buitenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren De Belser en Spillebeen, leden;
mevrouw Rosseels en de heren Walschap, Pauwels en Demedts, binnenlandse ereleden.
In zijn openingstoespraak verwelkomde de heer Keersmaekers, voorzitter, de volgende prominenten: de heren H.Th. Schaapveld, Ambassadeur der Nederlanden; A. de Schryver, Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent; J. de Coene, Eerste Auditeur bij de Raad van State; J. Ockers, Advokaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; E. de Ryck, Secretaris-generaal van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; Fr. van Parys, emeritus Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; W. de Groote, emeritus Voorzitter van het Hof van Beroep; J. Mortelmans, Ere-Directeur-generaal van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; M. Grommen, emeritus Eerste-Auditeur bij de Raad van State; W. Juwet, Leidend Ambtenaar van de Administratie voor Kunst; R. Elsen, wnd. Inspecteur-generaal van de Dienst Letteren; Prof. Dr. A. Cottenie, Ere-rector van de Rijksuniversiteit Gent; Prof. Dr. J. Maton, emeritus hoogleraar aan de R.U.G.; Prof. Dr. R. van Caenegem; L. Simons, Hoofdbibliothecaris UFSIA; H. van Eecke, Stafhouder van de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel; Dr. P. Huys, Cultureel Adviseur van de Provincie Oost-Vlaanderen; mevrouw C. Maeyaert-Cambien, Gemeenteraadslid van de Stad Veurne, en de heren A. Dujardin, Vrederechter van Veurne-Nieuwpoort; Dr. R. de Smedt, Departementshoofd bij de Koninklijke Bibliotheek van België, Dr. E. Willekens, Ere-conservator van de Stedelijke bibliotheek en van het A.M.V.C. te Antwerpen.
Voorts deed hij voorlezing van de lijst van de notabelen die een bericht van verhindering hadden gestuurd.
| |
| |
Na zijn toespraak verleende de Voorzitter het woord aan de heer Lampo die een lezing hield over: ‘Zin en onzin in de literatuur’. (De tekst van deze lezing is gepubliceerd in de ‘Verslagen en Mededelingen’ jg. 1988, aflevering 1, blz. 109-129, onder de titel ‘Zin en onzin in het literaire leven of de kat de bel aangebonden’).
In zijn slotwoord dankte de heer Keersmaekers de spreker en nodigde hij de aanwezigen uit tot het koffiepartijtje.
Zoals gebruikelijk is, legde het Bestuur van de Academie bloemen neer op het graf van wijlen Jonkheer A. Merghelynck, erflater van het domein Beauvoorde.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 19 oktober 1988
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Keersmaekers, voorzitter, Lampo, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
mevrouw Deprez, de heren Lissens, Roelandts, Vanacker, Moors, Decorte, Coupé, De Belser, Couvreur, Deschamps, De Paepe, Geerts, Janssens, Spillebeen en Van de Perre, leden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gysseling, Van Elslander, Leys, Goossens, Van Herreweghen en Veulemans, leden;
mevrouw Rosseels en de heren Walschap, Pauwels en Demedts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
Opening van de vergadering
De Voorzitter opent de vergadering om 14.15 u.
| |
In memoriam
De heer Keersmaekers, voorzitter, sprak een in memoriam C.C. de Bruin uit. (voor de tekst, zie beneden)
| |
Vaststelling van de agenda
De agenda wordt niet gewijzigd.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering van 13 juli en van de openbare vergadering op het kasteel Beauvoorde van 20 juli 1988 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
I. Overlijden.
Op 9 oktober jl. overleed te Leiden de heer C.C. de Bruin, buitenlands erelid van de Academie. De begrafenis had in besloten kring plaats op 13 oktober 1988.
| |
| |
De Vaste Secretaris liet aan de weduwe De Bruin het rouwbeklag van de Academie toekomen.
| |
II. Gelukwensen.
1. | Op 7 september liet de Vaste Secretaris aan Zijne Majesteit Koning Boudewijn t.g.v. diens verjaardag een telegram met gelukwensen toekomen.
De Kabinetschef van de Koning dankte de Academie in naam van de Koning bij telegram van 30 september 1988. |
2. | Op 12 oktober jl. werd collega Deprez 60 jaar. De Vaste Secretaris deed haar de gelukwensen van de Academie toekomen. |
| |
III. Onderscheidingen.
1. | Het secretariaat van de Academie vernam uit de kranten van 16 september 1988 dat Maria Rosseels ten persoonlijke titel tot barones werd benoemd.
De Vaste Secretaris deed bij deze gelegenheid aan mevrouw Rosseels de felicitaties van het Bestuur en de academieleden toekomen. Collega Rosseels dankt de hooggewaardeerde collega's schriftelijk voor de fijne attentie. |
2. | Eredoctoraat. Zopas bereikte ons het bericht dat de universiteit van Luik aan de heer Jan Goossens een doctoraat honoris causa heeft toegekend. De Vaste Secretaris zal de heer Goossens namens de Academie schriftelijk feliciteren. |
| |
IV. Lidmaatschap.
De verkiezing van de heer Rudolf van de Perre tot gewoon lid van de Academie werd op 5 juli 1988 door de Gemeenschapsminister van Cultuur goedgekeurd.
| |
V. Dankzegging.
1. | De secretaris van de Koningin dankte bij brief van 5 augustus 1988 de Academie voor de gelukwensen die de Vorstin van onze Instelling op Haar verjaardag mocht ontvangen (11 juni). |
2. | Bij brief van 25 juli jl. dankt de heer L. Simons de Academie voor de bekroning van zijn werk met de A. Beernaertprijs (periode 1986-1987). |
3. | Bij brief van 19.10.1988 dankt collega Deprez de Academie voor de gelukwensen die de Vaste Secretaris haar t.g.v. haar 60e verjaardag deed toekomen en voor het ter beschikking stellen van de lokaliteiten van het
|
| |
| |
| academiegebouw. Ze dankt ook de heer Haeck en het personeel voor de bijdrage die ze bij de receptie hebben geleverd. |
| |
VI. Commissie van het Boek.
In het B.S. van 10 augustus 1988 verscheen het besluit van de Vlaamse Executieve houdende de benoeming van de leden van de Commissie van het Boek. Onze collega B. Decorte werd in deze commissie als lid opgenomen.
| |
VII. Vertegenwoordiging van de Academie.
1. | De heer Deschamps vertegenwoordigde de Academie op het Te Deum dat op 21 juli 1988 t.g.v. het Nationale Feest in de Basiliek te Koekelberg werd gezongen. |
2. | Op 7 oktober 1988 vertegenwoordigde de heer Moors onze Academie op de opening van het academiejaar aan de Rijksuniversiteit te Luik. |
3. | De Vaste Secretaris vertegenwoordigde de Academie op de volgende plechtigheden en zittingen:
a. | op 21 juli jl. op het Te Deum dat t.g.v. de verjaardag van de inhuldiging van Z.M. Koning Leopold I, stichter van de dynastie, in de Sint-Baafskathedraal te Gent werd gezongen en waartoe een afgevaardigde van de Academie door de Gouverneur van Oost-Vlaanderen was uitgenodigd; |
b. | op 28 augustus jl. in de Aula van de Rijksuniversiteit Gent op de plechtige openingszitting van het Tiende Colloquium Neerlandicum, ingericht door het bestuur van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek; |
c. | op 3 oktober jl. op de plechtige openingszitting van het academiejaar 1988-1989 aan de Rijksuniversiteit te Gent; |
d. | op 10 oktober jl. op de viering in de Aula van het 25-jarig bestaan van het International Training Centre for Post-Graduate Soil Scientists. Tijdens de zitting werd aan Z.K.H. Prins Albert het eredoctoraat van de Universiteit Gent voor Zijn betrokkenheid op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking uitgereikt. |
|
| |
VIII. Lezing.
Op 10 oktober jl. hield de heer Lampo, ondervoorzitter, in de algemene vergadering van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam een lezing over het magisch realisme.
| |
| |
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
I. Algemene Conferentie van de Nederlandse Taal en Letteren. Aanwijzing van een lid van onze Academie om op 25 november e.k. voor de Conferentie een referaat te houden.
Bij brief van 13 september 1988 liet de Heer Gemeenschapsminister van Cultuur aan Inspecteur-generaal Juwet, leidend ambtenaar van de Administratie Kunst, weten dat hij ingaat op een suggestie van de genoemde Administratie om naar de jaarlijkse Algemene Conferentie, die de Taalunie dit jaar op 25 november e.k. te Amsterdam houdt, een lid van de Koninklijke Academie voor de Nederlandse Taal- en Letterkunde als spreker af te vaardigen. De brief van de Minister werd op 26 september jl. aan de Vaste Secretaris overhandigd.
De Algemene Conferentie wordt onder de titel ‘Mag het een ietsje meer zijn?’ gewijd aan het buitenlandse taal- en letterenbeleid van Nederland en Vlaanderen. Het is de bedoeling van de Conferentie inzicht te krijgen in de manier waarop beleidsmakers, beleidsuitvoerders en particulieren uit Nederland en Vlaanderen het buitenlands beleid op het gebied van de Nederlandse taal en letteren gestalte geven. In overeenstemming met de thematiek en de aard van de Conferentie zijn een conceptlijst van de uit te nodigen personen en/of instanties en een programmaoverzicht van de Conferentie bij de brief gevoegd.
Het Bestuur constateert dat 25.11.1988 niet veraf is en dat bezwaarlijk kon gewacht worden tot de plenaire vergadering van 19 oktober e.k. om een afgevaardigde aan te wijzen en de naam van het door de Academie aangewezen lid aan de Minister en aan de Algemeen Secretaris van de Taalunie mee te delen. Het Bestuur is evenwel van mening dat de Academie de kans die haar hier geboden wordt om zich te manifesteren moet aangrijpen. Het is het Bestuur ook bekend dat de Minister een spoedig antwoord van de Academie verwacht.
Het Bestuur onderzoekt vervolgens de doelstelling van de Conferentie en het voorgestelde programma en gaat na welke punten de spreker in het referaat zou kunnen verwerken en op welke wijze het secretariaat de nodige documentatie betreffende de internationale betrekkingen van de Academie, het Nationaal Fonds voor de Letterkunde en de ruil, te zijner beschikking kan stellen.
Na bespreking heeft de Voorzitter zich bereid verklaard de taak op zich te nemen. De Vaste Secretaris heeft intussen de regeling via het hoofdbestuur aan de Minister meegedeeld.
| |
| |
| |
II. Ingekomen stukken.
1. Brief van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen. Protest tegen een voorstel van Fnac.
Bij brief van 22 augustus 1988 vestigt de VBVB de aandacht van de Academie op het voorstel van wettekst geformuleerd door Fnac om o.m. de B.T.W. op geluidsdragers te verlagen en als compensatie het B.T.W.-tarief voor boeken (en concert- en theatertickets enz.) van 6% naar 8% op te trekken. De VBVB heeft daartegen geprotesteerd bij de Ministers van Financiën, Economische Zaken en Cultuur en vraagt dat de Academie, indien ze reageert of acties overweegt, de VBVB daarover inlicht.
De Academie hecht haar goedkeuring aan het voorstel van het Bestuur om zich aan te sluiten bij het protest van de VBVB. Er zal wel duidelijk worden gesteld dat het protest van de Academie alleen betrekking heeft op het verhogen van het B.T.W.-tarief op boeken.
| |
2. Brief van de heer Leys betreffende het probleem van de omvang van de prijsantwoorden.
In een brief van 21 juli jl. spreekt de heer Leys de wens uit, dat het Bestuur het probleem van de omvang van de antwoorden op prijsvragen in de eerstvolgende vergadering van de Academie opnieuw aan de orde stelt.
Het Bestuur is het met de heer Leys (en met vele andere collega's) erover eens, dat de prijsantwoorden in de laatste tijd steeds omvangrijker worden en vaak de grenzen van een normale doctorale verhandeling overschrijden. Deze toestand heeft het het secretariaat al meer dan eens onmogelijk gemaakt belangrijke prijsantwoorden te publiceren of zelfs binnen een redelijke termijn in delen uit te geven.
Het Bestuur legt de kwestie aan de vergadering voor ten einde de mening van de Academie te kennen. De heer Roelandts doet opmerken dat het moeilijk is van tevoren (bij het uitschrijven van de prijsvraag) de omvang te beperken of een maximum aantal blz. te bepalen. Wat de mogelijkheid van uitgeven betreft, kunnen de jury's richtlijnen geven (wat ze trouwens al doen) betreffende de mogelijke schrappingen. De Academie sluit zich bij deze zienswijze aan.
| |
III. Julivergaderingen van de Academie: bepalen van een min of meer vaste datum waarop de julivergaderingen kunnen worden gehouden.
In haar vergadering van 13 juli 1988 heeft de Academie de moeilijkheden besproken die gerezen zijn ten gevolge van de sedert 1987 van
| |
| |
kracht zijnde verplichting om in juli twee vergaderingen te houden en van het feit dat de laatste openbare vergadering te Beauvoorde voor 20 juli jl. (dus vlak voor 21 juli) werd geprogrammeerd. Het voorstel van het Bestuur om de sedert 1979 gevolgde regeling te behouden en de vergadering te Beauvoorde zoveel mogelijk op de derde woensdag van juli te laten plaatsvinden werd toen na bespreking door de aanwezige leden in beraad gehouden. Zie hiervoor en voor nadere gegevens het verslag van de plenaire vergadering van 13 juli 1988, sub. II.
Onmiddellijk na deze vergadering, en wel nog op 13 juli, schreef de heer LEYS aan de Vaste Secretaris een brief, waaruit blijkt dat collega LEYS tot de bevinding was gekomen, dat zijn voorstel om de Beauvoorde-vergadering voortaan op de 2e woensdag van juli te plaatsen met zich zou meebrengen, dat deze vergadering af en toe op 11 juli valt, tenzij men er niets op tegen heeft die dag te Beauvoorde te vergaderen. Kort nadien heeft de heer Leys in een telefoongesprek aan de Vaste Secretaris nog gezegd, dat het voorstel van het Bestuur nog het beste was en op 21 juli schreef de heer Leys aan de Vaste Secretaris een brief waarin hij vroeg de datum van de vergadering te Beauvoorde opnieuw aan de orde te stellen.
De Vaste Secretaris vestigde er de aandacht van het Bestuur op, dat de moeilijkheden die sedert 1987 gerezen zijn niet alleen het gevolg zijn van de verplichting voor de Academie in juli twee vergaderingen te organiseren, maar ook van het feit dat voor de Vlaamse Gemeenschap de maand juli twee feestdagen telt: 11 juli en 21 juli, en dat met een verschil van maar 10 dagen. Voorts is er de noodzaak om ten behoeve van het toerisme een pragmatische regeling van de openingstijden van het kasteel uit te werken, met een zo vast mogelijke week en dag voor de vergadering te Beauvoorde. Zelfs een vaste afspraak om deze vergadering te verschuiven naar de tweede week van juli wanneer de 3e woensdag ‘in de week van 21 juli valt’ (zie het verslag van de vergadering van 13 juli 1988) is nog te ruim en zal wel meer dan eens voor moeilijkheden zorgen, zoals al in 1989. In dat jaar valt de le woensdag van juli op 5 juli, de 2e woensdag op 12 juli (d.i. de dag na 11 juli!) en de derde woensdag op 19 juli. Indien de vergadering te Beauvoorde volgend jaar de 2e woensdag van juli wordt gehouden, schuift de julivergadering te Gent naar 5 juli, wat geen bezwaar is, maar dan duiken andere moeilijkheden op: dan moet het onderhoudspersoneel binnen een termijn van 8 dagen, waarin een zondag en het 11 julifeest vallen onafgebroken werken: naast het extra werk voor de voorbereiding van de vergadering gaat het gewone werk van alle dag immers door. De Vaste
| |
| |
Secretaris acht een oplossing die in de derde week van juli een beetje speelruimte laat de beste. Er zou b.v. kunnen worden afgesproken, dat de huidige regeling behouden blijft, d.w.z. dat de openbare vergadering te Beauvoorde zoveel mogelijk op de 3e woensdag wordt geplaatst, maar dat de woensdag van de 2e week van juli wordt gekozen, wanneer de 3e woensdag te dicht bij 21 juli valt. De julivergadering te Gent kan dan plaatsvinden op een dag in de le of 2e week van juli en zelfs afhankelijk van de dag waarop de vergadering te Beauvoorde wordt gehouden.
De Voorzitter deelt de vergadering dan mee dat collega Leys op 12 oktober jl. t.g.v. de huldiging van collega Deprez in het Academiegebouw aan de Vaste Secretaris heeft gezegd, dat de meest pragmatische regeling, die de moeilijkheden uit de weg gaat, ook voor hem de beste is, en stelt voor het voorstel dat het Bestuur op 13.7.88 aan de Academie heeft voorgelegd goed te keuren. Het voorstel wordt aanvaard.
| |
IV. Staatsprijzen voor Letterkunde: samenstelling van de jury's.
In haar vergadering van 17 februari 1988 heeft de Academie op voorstel van de heer Janssens de Vaste Secretaris de opdracht gegeven aan de Gemeenschapsminister van Cultuur te vragen dat de wens van de Academie in de jury's voor de staatsprijzen vertegenwoordigd te zijn, wettelijk wordt geregeld. De Vaste Secretaris heeft die opdracht op 29 maart jl. uitgevoerd en op 1 augustus 1988 het antwoord van de Minister ontvangen.
De Minister heeft het advies van de Commissie van Advies tot Bevordering van de Nederlandse Taal- en Letterkunde gevraagd en zich bij dat advies aangesloten. Het is in drie punten gesteld nl.:
‘a. | In het verleden heeft de commissie er steeds naar gestreefd om bij de adviezen tot samenstelling van de staatsprijzen-jury's ook leden van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde voor te stellen. |
b. | De hierboven vermelde geplogenheid mag echter niet verworden tot een bij decreet geïnstitutionaliseerde dwang, want de keuze van de kandidaat-juryleden was steeds afhankelijk van de literaire kennis van de voorgestelde personen, en niet van het feit dat zij lid waren van de K.A.N.T.L. |
c. | De commissie wijst erop dat zij op basis van wederkerigheid ook vertegenwoordiging in de jury's van de fondsprijzen van de K.A.N.T.L. zou kunnen opeisen’. |
| |
| |
Na bespreking komt de Academie tot het besluit dat de Vaste Secretaris aan de Minister een schrijven dient te richten waarin gewezen wordt op het feit dat voor de Fondsprijzen eigen reglementen van kracht zijn die steunen op KB's of Besluiten van de Vlaamse Executieve, zodat het argument van de wederkerigheid niet opgaat.
| |
V. Samenstelling van de Commissie voor Advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde.
In aansluiting op de beslissing van de Academie de Commissie voor Advies voor de periode 1.1.1989 - 31.12.1990 met een niet-lid van de Academie uit te breiden, heeft de Vaste Secretaris bij brief van 22 juni 1988 een oproep gedaan tot de leden, met het verzoek hem namen en adressen van mogelijke kandidaten te doen toekomen (zie het verslag van de plenaire vergadering van 18.5.88 en het verslag van de vergadering van 25.5.88 van de Bestuurscommissie).
Er werden in het totaal 15 kandidaten voorgedragen, wat veel is om dadelijk te stemmen.
Het Bestuur stelt daarom de Academie voor een voorverkiezing te houden en in de vergadering van 16 november e.k. (de uiterste datum) te stemmen voor een beperkt aantal kandidaten (3 à 5). Intussen kan aan de personen van wie de kandidatuur na de voorverkiezing in aanmerking kwam, worden gevraagd of ze bereid zijn het mandaat te aanvaarden. Daarop brengt mw. Deprez een ander voorstel ter tafel. Ze vraagt of het niet mogelijk is eerst de Commissie voor Advies over de kandidaturen te laten oordelen en die te bespreken. Het voorstel wordt aanvaard en er wordt van de commissie verwacht dat ze uiteindelijk drie kandidaten voordraagt.
| |
VI. Door de Academie te voeren taalpolitiek.
De Vaste Secretaris herinnert aan de vergadering van de Vaste Commissie voor Oudere Taal- en Letterkunde van 18.5.88, waarin de heer Geerts n.a.v. een brief van de heer Wandeler en het antwoord van de Academie over het onderwerp: ‘Genusfouten: hollanditis in Vlaanderen?’ de vraag ter tafel bracht of het niet opportuur zou zijn, dat de Academie haar rol in een te voeren taalpolitiek bepaalt.
Het Bestuur is van oordeel dat de kwestie best eerst in een commissievergadering wordt besproken en nadien aan de Academie kan worden voorgelegd. De heer Geerts wordt daarbij gevraagd de bespreking in de commissievergadering te leiden. De Academie en de heer Geerts gaan met deze oplossing akkoord.
| |
| |
| |
VII. Werving van nieuwe leden - scheppende kunstenaars: te volgen procedure.
In aansluiting op een voorstel dat hij in de plenaire vergadering van 20.04.88 m.b.t. de werving van nieuwe leden - scheppende kunstenaars heeft gedaan, heeft de heer Goossens in een brief van 22 augustus jl. zijn zienswijze nader toegelicht.
De heer Goossens schrijft dat de ‘in de laatste jaren steeds sterker geprononceerde wijzigingen in de ideologische verhoudingen en in het levensbeschouwelijke klimaat in Vlaanderen tot gevolg (hebben) dat de toepassing van de procedure bij de verkiezing van nieuwe leden - scheppende kunstenaars, bij wie in tegenstelling tot de taalkundigen en de literatuurwetenschappers een formeel selectiecriterium ontbreekt, in onze Academie niet meer bevredigend zal kunnen functioneren. Om in de toekomst bij deze verkiezingen bevredigende resultaten te kunnen waarborgen lijkt het niet nodig de procedure als zodanig te wijzigen, wel in de toepassing ervan een grotere soepelheid aan de dag te leggen dan thans het geval is.’
De heer Goossens vat zijn zienswijze in de volgende punten samen:
‘1. | De leden van de Academie zouden zich niet langer aan de onuitgesproken restrictie dienen te onderwerpen dat de kandidaten die zij voordragen, tot dezelfde binair geïnterpreteerde ideologische gezindheid behoren als het te vervangen lid; |
2. | de Commissie van Voordracht zou bij de selectie eveneens niet langer rekening dienen te houden met deze restrictie; |
3. | in de plenaire vergadering zou bij de verkiezing zelf de mogelijkheid moeten bestaan, voor kandidaten van verschillende gezindheid te stemmen. Dit impliceert dat het ook mogelijk moet zijn, bij de voordracht van kandidaten met gelijke gezindheid, in de vergadering waarin de verkiezing plaatsheeft een kandidaat van een afwijkende gezindheid aan de kandidatenlijst toe te voegen; |
4. | indien de overheid het nodig acht, over het ideologisch evenwicht in de samenstelling van de Academie te waken, moet zij zelf maar na een verkiezing die dit evenwicht verstoort, maatregelen treffen om een correctie tot stand te brengen. Het is niet de taak van de Academie, zichzelf ideologisch te controleren’. |
Aangezien de heer Goossens afwezig is, beslist de Academie de bespreking van het voorstel te verdagen.
| |
| |
| |
Lezing
‘Het meervoudige ik-verhaal in de Nederlandse letterkunde’, lezing door de heer Janssens.
De tekst van deze lezing is gepubliceerd in de ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1988, aflevering 2, blz. 281-291.
| |
Geheime zitting
I. Toekenning van een fondsprijs.
Na kennisneming en bespreking van het verslag van de jury wordt de Joris EECKHOUTPRIJS (periode 1986-1987), ten bedrage van 20.000 F., toegekend aan de heer Philip VERMOORTEL, Nerviërsstraat 13, 3000 Leuven, voor zijn werk ‘Multatuli. Ik kan met niemand meegaan’.
| |
II. Verslagen van de vergaderingen van de Bestuurscommissie.
De verslagen van de vergaderingen van de Bestuurscommissie van 8 september en 19 oktober 1988 worden aan de Academie voorgelegd.
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste Commissie voor Oudere Taal- en Letterkunde
Verslag door de heer Vanacker, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Geerts, ondervoorzitter, en Vanacker, secretaris;
de heren Roelandts, Gysseling, Moors, Hoebeke, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers en De Paepe, leden.
Hospiterende leden: mevrouw Deprez, de heren Lissens, Van Elslander, Decorte, Coupé, Lampo, Janssens, Spillebeen en Van de Perre.
Afwezig met kennisgeving: de heren Leys en Goossens, leden.
| |
Agenda
‘Inleiding tot een typologie van het scheppingsverhaal in de Rijmbijbel van J. van Maerlant’, lezing door de heer De Paepe.
Dank zij bijdragen van vooral W. Gerritsen, W. van Oostrom, e.a. heeft het oeuvre van J. van Maerlant veel meer ‘waarde’ gekregen
| |
| |
dan de literaire historiografie het vroeger wou toekennen. Maerlant heeft in vrijwel al zijn werken, de aristocratie van zijn tijd willen tegemoetkomen in haar zoeken naar eruditie.
Detailonderzoek evenwel moet een antwoord geven op de vraag of Maerlant in zijn opzet geslaagd is. Het wil ons voorkomen dat dit niet altijd het geval is. In ieder geval is de bewerking van Comestors scheppingsverhaal in het Diets niet een voorbeeld van een geslaagd werkstuk.
Collega Deschamps vraagt zich af waarom Maerlant als bron de Historia Scolastica heeft gekozen. Aanvullend hierbij wijst de spreker erop dat Maerlant teruggegrepen heeft naar geperimeerd werk. Waarom Maerlant de bijbel zelf niet heeft gebruikt, is daardoor te verklaren dat Maerlant dat als leek niet heeft gedaan.
| |
Vaste Commissie voor Moderne Letteren
Verslag door de heer Decorte, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Lampo, voorzitter, Janssens, ondervoorzitter, en Decorte, secretaris;
mevrouw Deprez, de heren Lissens, Van Elslander, Coupé, De Belser, Spillebeen en Van de Perre, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Hoebeke, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers, De Paepe en Geerts.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Herreweghen en Veulemans, leden.
| |
Agenda
Literair salon: de heer Spillebeen spreekt over zijn boek ‘De waarheid van Antonio Salgado’.
De spreker verstrekte in zijn toespraak inlichtingen over het hoofdpersonage en andere figuren van zijn nieuwe roman, waarvan het thema de uitmoording van de autochtone Indianen in het Braziliaanse oerwoud is. Hij gaf lezing van een fragment uit het boek, dat een waarheidsgetrouwe weergave blijkt te zijn van een op band vastgelegde biecht van een beroepsdoder. Verder becommentarieerde hij de bouw van zijn roman en legde hij uit welke de aanleiding is geweest tot het schrijven van dit werk, dat evenals zijn overige geschriften in de grond een afspiegeling is van het eigen wezen van de auteur.
| |
| |
| |
In memoriam Prof. Dr. C.C. de Bruin
door A. Keersmaekers
Voorzitter van de Academie
Op 9 oktober laatstleden overleed Prof. Dr. Cebus Cornelis de Bruin, sedert 1976 erelid van onze Academie. We gedenken hem met een kort in-memoriam.
Van in de jaren '30 werd de naam C.C. de Bruin bekend als die van de bewerker van een verwaarloosd terrein van onze letterkunde: de Nederlandse bijbelvertalingen. In 1934 promoveerde hij op een proefschrift over de Middelnederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament (Eerste deel). In 1937, toen het drie eeuwen geleden was dat de Statenbijbel verscheen, publiceerde De Bruin De Statenbijbel en zijn voorgangers en in 1940 volgde een ‘Bloemlezing’ Middelnederlands geestelijk proza, met een inleiding van Prof. De Vooys, die in 1934 zijn promotor was geweest. Aldus had de jonge geleerde zijn werkterrein alsmaar uitgebreid: van de Middeleeuwen tot aan de Gouden Eeuw, van bijbelvertalingen tot geestelijk proza in het algemeen. Daarbij had hij echter nooit het eigenlijke vertrekpunt uit het oog verloren. Van die keuze-van-bij-den-beginne heeft De Bruin vele jaren later, in een dankwoord met de titel ‘Terugblik in dankbaarheid’, getuigd dat die terugging op z'n familiale omgeving en op jeugdindrukken. Die keuze heeft zijn hele wetenschappelijke loopbaan bepaald en hem voortdurend geleid, tot hij in 1970 begon met de bekroning, het Corpus Sacrae Scripturae Neerlandicae Medii Aevi - Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, een twintigdelige uitgavenreeks, die zo goed als voltooid was toen hem op 17 november 1984 de meesterschapsprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden werd uitgereikt en hem het achttiende en het negentiende deel van de reeks werden aangeboden. Het advies van de jury voor de toekenning van die meesterschapsprijs begon aldus: ‘Het wetenschappelijk werk van De Bruin wordt gekenmerkt door de degelijkheid, een uitzonderlijke homogeniteit, hoge kwaliteit en een grote omvang. Dit laatste treft te meer, als men bedenkt, dat de auteur meer dan vijfentwintig jaar als docent in de Nederlandse taal en letterkunde bij het toenmalige
middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs werkzaam is geweest.
Eerst in 1956 werd hij aan de Leidse universiteit benoemd tot hoogleraar in de Geschiedenis van het christendom en de leerstellingen van de christelijke godsdienst gedurende de Middeleeuwen.’
| |
| |
De Bruin heeft als filoloog én als historicus geschreven over de geestelijke evolutie in de Nederlanden vanaf de Middeleeuwen, over de Moderne Devotie, Erasmus, Calvijn, tot aan de piëtistische sfeer van de achttiende eeuw, en dat met een niet aflatende ijver en een hoge ernst. Daarvoor vertoefde hij ook vaak in Vlaanderen, waar hij vele vrienden telde, niet alleen als man van wetenschap, maar bovendien als man van hoffelijkheid en milde vroomheid.
Voor onze Academie hield Prof. De Bruin op 19 oktober 1977 - vandaag juist elf jaren geleden - een lezing over ‘De Rijmbijbel van Maerlant: een der bronnen van het Luikse Diatessaron’. De toen geponeerde stelling dat de prozabewerker van het zogenaamde Limburgse Leven van Jezus Van Maerlants berijmd verhaal gekend en gebruikt had, die stelling vindt men ook weer in het zoëven vermelde achttiende deel van het CSSN.
Op onze openbare vergaderingen hier te Gent en in Beauvoorde mochten we de vriendelijke Collega De Bruin herhaaldelijk ontmoeten, want hij kwam gaarne en voelde zich thuis in ons midden. Ook wij mochten hem leren kennen als een hoffelijke en beminnelijke geleerde, als een goede, nu betreurde Vriend. De Academie zal zijn nagedachtenis in ere houden. Geachte Collega's, ik moge U verzoeken thans enkele ogenblikken bij die nagedachtenis te verwijlen.
| |
| |
| |
Openbare vergadering van 26 oktober 1988
De jaarlijkse openbare vergadering werd gehouden in het Academiegebouw te Gent op woensdag 26 oktober 1988.
Aanwezig: de heren Keersmaekers, voorzitter, Lampo, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
mevrouw Deprez, de heren Lissens, Roelandts, Vanacker, Van Elslander, Leys, Decorte, Coupé, De Belser, Couvreur, Deschamps, De Paepe, Van Herreweghen, Janssens, Spillebeen en Van de Perre, leden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Moors, Goossens en Veulemans, leden;
mevrouw Rosseels en de heren Walschap, Pauwels en Demedts, binnenlandse ereleden.
Om 14 u. 15 werden de eregenodigden door het bestuur en de leden in de salon van de Academie begroet. Onder hen bevonden zich:
de heren Fr. van Parys, emeritus Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; A. de Schryver, Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent; J. de Coene, Eerste Auditeur bij de Raad van State; E. Bonte, emeritus Eerste Advokaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; J. Ockers, Advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; E. de Ryck, Secretaris-generaal van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; M. Deneve, Ere-Luitenant-generaal en Oud-Algemeen Commandant van de Rijkswacht; J. Fleerackers, Voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht; W. Juwet, wnd. Directeur-generaal van de Administratie voor Kunst; R. Elsen, wnd. Inspecteur-generaal bij de Administratie voor Kunst; Prof. Dr. P.W. Klein, vertegenwoordigt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam; Prof. Dr. J. Maton van de Rijksuniversiteit Gent; W.J. Witkam, Ambassaderaad voor Pers en Culturele Zaken bij de Nederlandse Ambassade te Brussel; G. Bracke, Schepen van Cultuur en Middenstand van de Stad Gent; J. Decavele, Directeur voor Culturele Zaken van de Stad Gent en G. Stalmans, Ere-Luitenant-Kolonel van de Rijkswacht.
Het secretariaat ontving een bericht van verhindering van de heren W. Martens, Eerste Minister; P. Dewael, Gemeenschapsminister van
| |
| |
Cultuur; G. Verhegge, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; R. Dillemans, Rector van de Katholieke Universiteit Leuven; R. de Geest, Krijgsauditeur voor Oost- en West-Vlaanderen; C. Goossens, Administrateur-generaal van de B.R.T.; van de Vaste Secretarissen van de ‘Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts de Belgique’, van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en van de ‘Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises’ en van de heren Prof. Dr. A. Cottenie, Ere-rector van de Rijksuniversiteit-Gent en Ir. J.P. Korbee, Consul der Nederlanden te Gent.
De heer Keersmaekers, voorzitter, opende de vergadering om 15 u. 10 en verwelkomde de prominenten, de laureaten en de belangstellenden.
Na zijn toespraak verleende hij het woord aan de heer Buijnsters die handelde over ‘Beeld en zelfverbeelding van Justus van Effen’.
Na deze lezing begroette de heer Janssens collega Spillebeen en bracht deze laatste hulde aan zijn voorganger bij de Academie de heer Demedts, binnenlands erelid. (voor de teksten, zie beneden).
Daarna werden de prijzen voor 1988 uitgereikt:
I. Prijzen voor Taalkunde:
|
- | aan de heer Luc Draye voor zijn studie: ‘Historisch-vergleichende Phonologie des mittelalterlichen Niederländisch und Deutsch’. |
- | aan de heer Victor Mennen voor zijn studie: ‘Toponymie van de Vrijheid Lommel’; |
II. Fondsprijzen:
|
- | August Beernaertprijs (periode 1986-1987): aan de heer Ludo Simons voor zijn studie: ‘Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen. De twintigste eeuw’; |
- | Leonard Willemsprijs (periode 1986-1987): aan de heer Jozef D. Janssens voor zijn gezamenlijk oeuvre op het gebied van de Middelnederlandse literatuurstudie; |
- | Joris Eeckhoutprijs (periode 1986-1987): aan de heer Philip Vermoortel voor zijn essay ‘Multatuli. Ik kan met niemand meegaan’; |
- | Arthur Merghelynckprijs voor poëzie (periode 1985-1987): aan de heer Dirk de Geest voor zijn essay over gedichten ‘Onder woorden’; |
- | Arthur Merghelynckprijs voor proza (periode 1985-1987): aan de heer Hugo Bousset, voor zijn essay ‘Grenzen verleggen. De Vlaamse prozaliteratuur 1970-1986’. |
Na afloop van de vergadering werd in de salon van de Academie een staande receptie gehouden.
|
|