Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1988
(1988)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een meertalig Brugs vastenavondspel uit de zestiende eeuw
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen toch al een aantal gegevens als vaststaand worden beschouwd. Zowel in het eerste als in het tweede stuk is het Middelnederlandse dialect het Westvlaams. Enkele taalkundige eigenaardigheden zouden kunnen te wijten zijn aan de rudimentaire scholing van de kopiist of aan de invloed van een onderliggend, meer oostelijk te situeren dialectGa naar voetnoot(3). In een notedop komt de inhoud van het Middelnederlandse spel hierop neer. Drie personages, allegorieën voor jeugd, volwassenheid en hoge leeftijd, komen ‘mynheere’ symbolische geschenken aanbieden. Eerst stellen zij zich echter voor aan het publiek en vertellen welke ‘argoesche questen’ (f. 11v) ze ondernomen hebben op zoek naar hun geschenk. “Beghint der ioncheijt” biedt een meitak aan uit het Aards Paradijs, “Middel des levens” een lelie uit Galilea en “Dende der Autheijt” een olijftak van de Olijfberg. Ondanks het Vlaamse dialect laten twee passages vermoeden dat het stuk uit Brabant afkomstig zou kunnen zijn. Wanneer “Beghint der ioncheijt” zegt waar hij zijn geschenk gehaald heeft, protesteert “Middel des levens” (f. 14r): ‘Hy en quaem noijt een mille, / buten mijnne bekenne, / buten Brabant. Wat wili clappen?’. Op overtuigende manier noemen enkele verzen op het einde uitdrukkelijk de Antwerpse rederijkerskamer ‘De Goudbloem’ en haar motto (f. 15v): ‘Lof triumfalike meij, in duchde groijenden’, en even later: ‘Lof Gaudblomme, inder duchde bleijnech’. Over de ‘Goudbloem’ is weinig bekendGa naar voetnoot(4). In Antwerpen, waar de humanistische vorming van de Latijnse school pas vanaf 1531 aantoonbaar isGa naar voetnoot(5), waren er drie rederijkerskamers. De ‘Violieren’ recruteerde vooral kunstenaars, de ‘Olijftak’ gewone stervelingen. Van de ‘Goud- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bloem’ maakten hogere ambtenaren en aristocraten van de stad deel uit. Ondanks haar aanzienlijke greep op de Antwerpse elite en haar bijdrage tot de verspreiding van de nieuwe religieuze ideeën, was deze kamer op literair vlak heel wat minder verdienstelijk dan de ‘Violieren’. Slechts één enkel stuk uit hun repertoire is bewaard gebleven: een spel van zinne, dat in 1561 opgevoerd werdGa naar voetnoot(6). Vermeldenswaard is dat Cornelis van Ghistele (1510/11 - 1573) ooit factor van deze kamer is geweest. Zijn oeuvre heeft een uniek cultuurhistorische betekenis. Omstreeks 1555 zette hij Terentius' blijspelen en Vergilius' Aeneis in zijn moedertaal om, en met een vertaling van Erasmus' Lingua (1525) speelde hij in op de erasmofiele traditie te AntwerpenGa naar voetnoot(7). Een rederijker maakt doorgaans op het einde van zijn stuk enkel voor zijn eigen kamer reclame. Betekent dit dat wij hier te doen hebben met een Antwerps rederijkersspel? En is de Vlaamse transcriptie dan zo nauwkeurig, dat we in het eindprodukt geen spoor meer vinden van de Brabantse legger? Wij hebben nochtans de indruk dat de teksten vrij vluchtig overgeschreven zijn. Fundamenteel probleem bij het oplossen van het vraagstuk blijft natuurlijk, dat wij niet het minste vermoeden hebben van de band en de afstand tussen de autograaf en deze kopie. Het is niet uit te sluiten dat wij hier te doen hebben met een klein verzamelhandschrift - er is trouwens nog plaats voor één of twee andere toneelstukjes -, zodat de oorsprong van het Nederlandstalige rederijkersspel niet noodzakelijk iets zegt over de oorsprong van het drietalig vastenavondspel, dat wij nu van naderbij zullen bekijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vastenavondspel- en traditieHet vastenavondspel is een typisch burgerlijke creatie voor theater uit de late middeleeuwenGa naar voetnoot(8). Aanvankelijk schreven vaak anoniem gebleven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
individuen primitieve monologen en dialogen, die in thematisch opzicht nauw aansloten bij de volkse gebruiken en waarvan de opvoering in de feestelijkheden op vastenavond ingekaderd werd. Pas in de zestiende eeuw bereikten de auteurs het peil van volwaardig toneel met literaire kwaliteiten. Intussen was de band met de vastenavondgebruiken al erg vervaagd en vanaf 1550 werd de moraliserende, didactisch geïnspireerde boodschap primordiaal. Op het einde van de zestiende eeuw gleed het genrebegrip geruisloos over in andere toneelvormen, zoals het blij- en zangspel. Het is bekend dat vastenavond in heel West-Europa een unieke gelegenheid bood om toneel op te voeren. Nergens is de traditie zo sterk geweest en heeft zij zoveel materiële overblijfselen nagelaten als in Duitsland. Daarom is ook de secundaire literatuur, waarop men kan steunen bij de studie van een dergelijk toneelstuk, voornamelijk gebaseerd op Duitse produkties. H. KindermannGa naar voetnoot(9) geeft heel puik de zin van dit genre weer, net zoals Pieter Breughel de Oudere de Strijd tussen Vastenavond en Vasten (Wenen, Kunsthistorisches Museum) in 1559 situeerde tussen kerk en herberg, waar een in de kerkelijke kalender geïncorporeerd feest in de meest uitzinnige dans-, feest- en braspartij ontaardt. Het spel werd de uitlaatklep voor de bipolaire beklemming, waarin de burger zich gevangen voelde. In volledig besef van zijn eigen onvolkomenheid en ongeborgenheid viert de mens de teugel aan zijn overweldigende ‘Daseinslust’. Hij bezint zich op vastenavond over het fantastische van deze wereld en het geheimzinnige van het bovenmaanse, in een poging om op aarde vaste orde en structuur binnen de stad te creëren. In de Nederlanden namen rederijkers, schoolkinderen en narrengezelschappen het toneelspel tijdens carnaval voor hun rekeningGa naar voetnoot(10). Deze stukken droegen een sterk geïmproviseerd en lokaal karakter. Gezien hun intrinsieke waarde leenden zij zich nauwelijks tot transport in handschrift of druk. De literaire sporen zijn dan ook schaars. J. Worp schreef zelfs: ‘Van de tallooze vastenavondspelen, die er in de Neder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landen zijn vertoond, is ons geen enkel overgebleven’, en even verder: ‘bij ons te lande is niets van het genre overgebleven’. Naderhand komt Worp enigszins op zijn uitspraak terug, wanneer hij stelt: ‘Er is maar één enkel stukje uit de 16e eeuw, dat vastenavondspel genoemd wordt, en dat is eene vertaling naar het Duitsch’Ga naar voetnoot(11). Later onderzoek heeft in de Lage Landen acht Nederlandstalige toneelstukken opgespoord, die het etiket ‘vastenavondspel’ verdienenGa naar voetnoot(12). Daarnaast mag het Latijnse vastenavondspel Bassarus (1540) niet onvermeld blijven, dat voor schooldoeleinden geschreven werd door Georgius Macropedius (1486-1558), rector van de Latijnse school te UtrechtGa naar voetnoot(13). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Synthese van het spelDe auteur van dit toneelstuk heeft op een originele manier de themata van de zotheid van de mens, de verleiding van de vrouw en de vrees voor de dood binnen een christelijke ideologie verenigd. De proloog houdt zich alvast aan de normen die in het Duitse vastenavondspel gelden. Erg levendig looft de heraut zijn publiek. Herhaaldelijk vraagt hij om aandacht en stilte. Een duidelijke zinspeling op de Lof der Zotheid van Erasmus geeft aan dat het stuk het midden zal houden tussen ernst en vrolijkheid. Het thema van een wedstrijd, die om een vrouw op touw gezet wordt, heeft de auteur zeker niet zelf bedacht. Zo vestigt W. CreizenachGa naar voetnoot(14) onze aandacht op een vroeg vastenavondspel uit Neurenberg, waarin een dame met een appel in de hand de rol van Venus speelt. De ‘nar’ die dansend de gekste sprongen maakt, krijgt de appel. Tijdens de somptueuze carnavalspelen te Rome in 1520 en 1521 werd een gelijkaardig stuk opgevoerdGa naar voetnoot(15). Met de hulp van zijn moeder Ve- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nus doet Amor het hoofd van acht eremieten op hol slaan voor een vrouw. Zij dansen voor haar een zwaarddans en vallen één voor één af. Ook hier moesten de pretendenten met een dans, van oudsher een cultisch element tijdens carnavalvieringen, proberen een aardige meid voor zich te winnen. Op het eerste gezicht lijkt het toneelgezelschap erg heterogeen. Toch is dit niet zo. De nar is op vastenavond een vertrouwd personage. Dank zij de zotheidsliteratuur, die omstreeks 1500 erg in trek wasGa naar voetnoot(16), had hij een compleet profiel en een dankbare hoofdrol gekregen. Das Narrenschiff (1494) van Sebastian Brant, dat aan de hand van een oud carnavalsmotief de onvolkomenheid van de laat-middeleeuwse mens tekent, en de luchthartige en billijke spot in Erasmus' Moriae Encomium (1511) bewijzen dit. Met zijn rommelige, macaronische verzen en zijn grove, onhandige opmerkingen maakt de zot bij de kokette jonge dame, die helemaal niet op haar tong gevallen is, geen schijn van kans. Zijn wilde fantasie en een reeks hopeloze misverstanden (vv. 33-41) doen hem snel de das om. Alleen al omwille van zijn taal kan het publiek hem niet ernstig opvatten. Hiermee is ook de meertaligheid in dit toneelstuk gedeeltelijk verklaard. Onvervalste minnaars spreken uitsluitend Latijn in drieregelige versjes en houden zich aan het vertrouwde vocabularium van de minnelyriek: de zoetheid en de folteringen van de liefde, het vurig verlangen en de tranende oogjes, alle ingrediënten zijn aanwezig. Naast de jonge dame verschijnen twee goed bekende personages uit de middeleeuwse minnelyriek. Eerst kweelt de ‘vrijer’ - zoals in het gedicht Amoureuse Groetenisse van de Brugse rederijker Anthonis de Roovere (1435/50-1482)Ga naar voetnoot(17) - een minnelied voor zijn geliefde. Hij kent de knepen van het vak en het is voor hem een koud kunstje om het meisje in te palmen. Maar dan glipt de verfoeilijke ‘nider’ binnen, die hem met bittere opmerkingen en een hooghartige houding poogt de loef af te steken. Hij staat beslist een trapje lager op de maatschappelijke ladder en beseft dat zijn enige kans erin bestaat zijn literaire kwaliteiten ten volle uit te buiten (vv. 108-9). In een vurige liefdesverkla- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring wijst de nijdas, waarschijnlijk terecht, op de ware gedaante van de vrijer. Niet alleen is hij veel te oud voor een jong, fris ding als zij (vv. 106-7 en 139-41) en vallen zijn ware karakter en temperament ronduit tegen (vv. 114-5 en 127-8), maar bovendien kijken rijke minnaars (v. 133) al vlug naar nieuwe veroveringen uit (v. 118). Het meisje, dat met enkele nuffige Franse versjes haar entree gemaakt had (vv. 33 en 37) gaat echter op het uiterlijk voorkomen van de mannen af en heeft geen boodschap aan de les van de nijdas. Zij is inderdaad gevallen voor de volle beurs (v. 133), de prachtige kledij (vv. 228-9), de luxueuze woning (v. 125) en het charmante uiterlijk van de vrijer. Tot overmaat van ramp komt nog een vierde concurrent roet in het eten strooien. In de Moor herkent de middeleeuwer wellicht de duivel, die de vrouw, sinds de zondeval zijn speeltuig bij uitstek, met zijn magische charmes weet te betoverenGa naar voetnoot(18). Spijtig dat hij niet zo knap is als zijn rivalen (vv. 168-9). Voorlopig slaagt niemand in zijn opzet. Pas na een algemene repetitie gaat het levenslustige meisje in op de uitnodiging van de vrijer, danst met hem en deelt geschenkjes uit. De praatzieke vrijer en de naïeve zot zijn met hun cadeau in de wolken, de nijdas en de Moor niet. Hun optreden is beperkt gebleven en heeft een weloverwogen functie. Allebei varen zij heftig uit tegen de vrouwelijke sekse en waarschuwen het publiek voor haar wulpsheid. Wanneer het meisje alle mannen naar haar hand gezet heeft, maakt de Dood een einde aan de aardse vreugde en de hoofse gratie. Ook in het gedicht Van der Mollenfeeste van Anthonis de Roovere danst de jeugd zich het hart uit het lijf, tot plots een redeloos monster hun pret bederft en zijn slachtoffers willekeurig als prille bloemknoppen neermaait. Alhoewel het ritme van de ‘versus adonii’ (cf. infra) in deze passage nog geen argument is om te stellen dat de Dood aan het dansen gaat, toch is het dodendansthema hier aan de orde. De afrekening met de Dood is een cruciaal moment. Niets is voor een christen erger dan onverhoeds te sterven. Hij moet zich voldoende op een gelukzaliger leven kunnen voorbereiden. Wanneer lichaam en ziel gescheiden worden, blijkt hoe groot het kwaad is, dat in de vluchtige genoegens van het ondermaanse schuilt. De vrouw en de minnaar vragen nog wat uitstel om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun testament te maken. Door liefdadigheid hopen ze een plaats in de hemel te winnen. Maar samen met de nar ontspringen zij de dans niet. De epiloog sluit bij dit laatste tafereel aan. Tussen de capriolen van de liefde en de verschrikking van de dood waarschuwt de auteur voor de ijdelheid van dit leven. Vooraleer op conventionele wijze af te sluiten wordt de vrees voor de gruwelijke boeman nog eens extra aangewakkerd. Dit thema, waarop de Kerk in de vijftiende eeuw gretig inspeelde, was inderdaad zo geliefd, dat het van Coventry tot Neurenberg, van Lübeck tot Ferrara vrij vlug in literatuur en beeldende kunst verwerkt werdGa naar voetnoot(19). Dodendansen werden op gewijde muren gegraveerd of geschilderd en als tableau vivant voor een publiek gemimeerd. Voor een dramatische opvoering op de planken kan men enkel voor Brugge tastbaar bewijs aanvoerenGa naar voetnoot(20). De rederijkers gaven in de moraliteit, waar de allegorie welig tierde, de Dood gestalte. Naar het voorbeeld van Elckerlijc werd hij in onze contreien een volwaardig personage in de actie, waarbij men de komische kleur van dit griezelig beginsel graag aandikteGa naar voetnoot(21). Dit is bijv. het geval in een aantal luimige stukken van Cornelis Everaert, Brugs ambachtsman en rederijker (1485-1556), waarin de draak gestoken wordt met de handel en wandel van Jan Modaal. In het Esbatement van Scamel Ghemeente ende Trybulacie (1528) schalt plots de doodshoorn tussen kleinmenselijke dromen en echtelijk gekibbel. De nietige wroeters staan versteld, wanneer de Dood aankondigt (vv. 251-252)Ga naar voetnoot(22): ‘... ende jc comme hu haelen
om rekenynghe te ghevene van dat ghy sculdich zyt.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het dodendansthema is in Tspel van Joncheyt ende Redene aan de orde. Hier komen wij al dichter in de buurt van ons stuk. Een jonge flierefluiter wordt door ‘Zinnelicke Ghenouchte’ niets vermoedend van de ene naar de andere dans verleid, tot hij puffend en onder het zweet pardoes op de grond valt. De verleidelijke vrouw ontfutselt hem zijn rijke beurs en gaat er dan grinnikend in een laatste dansnummer vandoor. Het is onze overtuiging dat vooral het succes van de figuur van de Dood in het zestiende-eeuwse spel van zinne hem toeliet ook tijdens het vastenavondgebeuren op te treden. Dat bewijzen enkele Duitstalige stukkenGa naar voetnoot(23). Omstreeks 1484 schreef Nicolaus Mercatoris te Lübeck Ein Vastelavendes Spil van dem Dode unde van dem Levende. Tot de Sterzinger Spiele van regisseur Vigil Raber behoort Rex Mortis (1510). Van Pamphilius Gengenbach uit Basel zijn Die zehn Alter dyser Welt (1515) en Die Todtenfresser (1521) bekend. Hans Sachs schreef te Neurenberg Der Dot Mann (1554) en Der Dot im Stock (1555). Ook het Latijnse schooltheater was voor de moralisatie van het Elckerlijc-toneel vatbaar. Op naam van Eusebius Candidus staat het dodendansspel Plausus Mortis, dat in 1532 te Antwerpen gedrukt werd. Uit Maastricht kwam de Homulus (1536) van Christianus Ischyrius. Te Utrecht vervaardigde Georgius Macropedius zijn Hecastus (1538) en in de Euripus (1549) behandelde Levinus Brechtanus te Leuven het vraagstuk van bekoring en zondeval, waarin de Dood ijzig koud iedereen oproept om samen met hem ‘choream ducere novissimam’. Het is duidelijk dat ons spel, geschreven na 1511 omwille van de allusie op Erasmus' meesterwerk, kadert in een reeks drama's, waarin de figuur van de Dood een belangrijke rol speelt. Dit gebeurde eerst in het volkstoneel, later ook in het Latijnse schooltoneel. Daar kwam het tegemoet aan de educatieve en morele redenen om nieuw toneel te scheppen. Nochtans ligt een band met een Latijns vastenavondspel als de Bassarus (1540) van G. Macropedius niet voor de hand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Compositie, taal en stijlDit spel telt amper 318 verzen. Het wordt ingeleid door een proloog en afgesloten door een epiloog. Van een indeling in bedrijven is geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sprake. Naar Duitse maatstaven is dit niet vreemd. Ondanks het grote aandeel van het Latijn, sluit het formeel eerder bij de rederijkerscomposities dan bij het Latijnse schooldrama aan. Hier volgt een voorstel tot structurering van het stuk.
Zoals in Duitse equivalenten zijn ‘Reihenspiel’ en ‘Handlungsspiel’ met elkaar verwevenGa naar voetnoot(24). De aard van het verhaal, de uitschrijving van een wedstrijd, geeft aanleiding tot revuetoneel. In verschillende toneeltjes wagen alle pretendenten om beurt hun kans om met woord en daad de vrouw het hof te maken. Niettemin worden de acteurs met elkaar geconfronteerd. Zo smelten alle tafereeltjes samen tot een eenakter, die een climax bereikt, wanneer de dame na de prijsuitreiking alle mannen voor zich wenst en de Dood te voorschijn springt. Die zorgt ervoor dat een luchtig spel een psychologisch zwaar geladen eind krijgt. Bij een onderzoek van versvorm, ritme en accentuatie moeten wij goed beseffen dat hier verzen uit drie talen gecombineerd werden. Vanuit welk theoretisch kader moeten we deze verzen bekijken? We kunnen de tekst ongetwijfeld zien als een geheel van heffingsverzen. Bijna 70% van alle verzen tellen vier heffingen. De regelmaat waarmee be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen elkaar opvolgen, is overwegend trocheïsch. Naar de normen van de Latijnse prosodie en metriek komen zeker meer trocheeën dan jamben voor, maar dat betekent niet dat de trochee ook de basis voor een volwaardige versmaat zou zijn. Tussen de verzen 58 en 275 verschijnen nagenoeg ononderbroken terzetten. Vóór vers 58 is van deze groepering niets te merken. Het is geen toeval dat het grootste deel van de Middelnederlandse verzen zich hier concentreert en dat de nar dit tafereel domineert. Deze figuur springt niet alleen sociaal, maar ook zuiver literair-technisch uit de band. Na vers 58 komt hij enkel nog met telkens één, twee of drie verzen tussen om, vaak met het grappige effect van het rijm, rake klappen uit te delen. Na vers 275 slaat de stemming om. De Dood verschijnt. Van terzetten kan geen sprake meer zijn. In de verzen 276-279, 293-299, 301-309 en 315-318 introduceert de Dood ‘versus adonii’ (), die dank zij hun ritmische kwaliteitenGa naar voetnoot(25) de macabere sfeer onderlijnen. Stichische ‘adonii’ kwamen sporadisch reeds op het eind van de klassieke oudheid voor, zoals bij Boëthius (cons. 5, carm. 7) en Martianus Capella (2, 125 (vers.)). In de middeleeuwen sprong men er zuinig mee om, en dan nog uitsluitend in wereldlijke poëzieGa naar voetnoot(26). Deze snel rollende versmaat viel dan weer meer in de smaak van Neolatijnse auteurs. Cornelius Musius, een humanist uit Delft (1500-1572), vertaalde de bijbelse psalm 127 deels in dergelijke versjesGa naar voetnoot(27). Een nog interessanter aanknopingspunt is het gedicht In vicissitudinem rerum instabilemque Fortunam uit de bundel SilvaeGa naar voetnoot(28) van de heerlijke, Haagse dichter Janus Secundus (1511-1536). De rusteloosheid van het menselijke leven wordt er op een prachtige en efficiënte manier door de adoneïsche verzen gesuggereerdGa naar voetnoot(29). Het is best mogelijk dat dit ook de bedoeling van de auteur van dit vastenavondspel geweest is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar klassieke normen treden er in deze versjes enkele onregelmatigheden op. De eindvocaal in ‘ăgĕ’ (v. 293) wordt niet verlengd voor de dubbele medeklinker van ‘stulte’. Dit fenomeen, waarbij de s prosodisch niet wordt geteld (sigmatisme), komt slechts éénmaal voor in gans Vergilius' oeuvre, terwijl men het in de middeleeuwen wel vaker aantreftGa naar voetnoot(30). De vorm ‘făcētĭīs’ (v. 302) past niet in het metrum. In ‘mōrĭō’ (v. 303) wordt de lange eindvocaal verkort. Ook dit procédé is reeds in de Romeinse keizertijd bekend en zet zich in de middeleeuwen verder doorGa naar voetnoot(31). In de nominatiefvorm ‘ănĭmăquĕ’ (v. 306) treedt verlenging op voor de labiovelaar en ‘sēpărārĕ’ (v. 309) past evenmin in het vers. Op grond van het Middelnederlandse heffingsvers ontwikkelde de auteur min of meer een naar Latijnse en Nederlandse normen trocheïsch versritme, dat tussen de verzen 58 en 275 verbonden werd met het terzet en een aab-eindrijm. De eerste twee verzen tellen vaak acht lettergrepen, het derde zeven. Als we alle elementen samennemen, lijkt de basis wel de ‘Stabat mater-strofe’ te zijn geweest, die in de hymnenpoëzie erg geliefd was en waarvan J. Szövérffy zegtGa naar voetnoot(32): ‘Die meisten Versikel bestehen aus drei Zeilen, die trochäischen Charakter haben, aber rhythmisch gebaut sind (aab und 887)’. Het is kenschetsend voor het matige niveau van dit toneelstuk hoezeer de auteur zijn ideaal heeft moeten prijsgeven. De grote lijnen zijn er telkens, maar enkel de rede van de nijdas tot de vrouw (vv. 111-134) voldoet volkomen aan de basiseis. Deze tirade bestaat uit twee strofen van twaalf verzen: ‘acceptavero’ (v. 122) rijmt met ‘superavero’ (v. 134). Elke strofe telt vier terzetten met rijmschema ‘aab’. Om te voldoen aan het vereiste lettergrepenaantal heeft de dichter hier en daar een onregelmatigheid moeten toelaten: in de verzen 112, 117 en 118 treedt hiatus op, in vers 122 elisie en in de verzen 113 en 121 synaeresis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klassieke auteurs zijn de auteur bekend: hij neemt wendingen over uit Vergilius' Aeneis, Ovidius' Metamorphoses en Persius' Satyrae; een tragedie van Seneca en de blijspelen van Plautus en Terentius zijn voor hem evenmin onbekend terrein. Ook met contemporaine schrijvers als D. Erasmus, wellicht ook met Christianus Ischyrius en/of Georgius MacropediusGa naar voetnoot(33) is hij vertrouwd. Zijn woordenschat kent geen brede registers. Vaak komen uitdrukkingen en stereotiepe zinswendingen terug. Net zo min als bij Plautus en Terentius, ontbreekt het hier aan imperatieve noties. De tekst wordt met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gebruikelijke verwensingen, aanroepingen, interjecties en diminutiva gelardeerd. De imperatief futurum 2e pers. enk. vervangt hier - bij Plautus niet! - zonder meer het praesens. Vaak uit metrische overwegingen, omdat vormen op ‘-ero’ op het verseind makkelijker hanteerbaar zijn, gebruikt de auteur, zoals ook Plautus, het futurum exactum graag voor het simplex. Met deze kenmerken ligt dit spel reeds in de lijn van het Latijnse schooltoneelGa naar voetnoot(34). Stijlbloemen zijn dun gezaaid. Herhaling en parallellie, vaak door anafoor gesteund, zijn verworven recht. Ook buiten de terzetten komt eindrijm af en toe voor. Soms is het rijm een bindmiddel tussen de replieken. We verwijzen hier naar de verzen 33-41, waar de misverstanden op een grappige wijze door het rijm gesuggereerd worden. Binnenrijm is vrij frequent en in de verzen 126-127, 132-133, 142-143, 175-176 en 244-245 treedt zowel midden- als eindrijm op. Zoals alliteratie behoorde dit klankenspel tot de kneepjes waarop de rederijkers prat gingen. Af en toe bepaalt het rijm bij gebrek aan versbeheersing zelfs de woordvorm. Dat blijkt uit de verzen 20, 37, 42Ga naar voetnoot(35). Humor, ironie en dubbelzinnigheid zijn zijn sterkste wapens. Maar het is ongetwijfeld de fijnste vondst geweest, de Dood op de maat van stichische ‘adonii’ te laten reciteren en de ‘ars poetica macaronica’ te hanteren om zo de nar met zijn sappig Vlaams en zijn niet erg kiese uitdrukkingen tegenover de andere minnaars te stellen. Ook in de Duitse vastenavondspelen worden personages soms door een bepaald stijlniveau of dialect scherper geprofileerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MeertaligheidHet gebruik van het Latijn heeft zowel voor het publiek als voor het auteurschap bepaalde consequenties. Zo stelt L. ForsterGa naar voetnoot(36): ‘A polyglot writing presupposes a polyglot audience’. Alhoewel de aanvang van de dialoog veel verzen in de volkstaal bevat, zoals dat volgens P. ZumthorGa naar voetnoot(37) sinds de twaalfde eeuw in Latijnse toneeltjes vaker het geval | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was om de ‘illiterati’ meteen in de actie te laten delen, en ondanks het feit dat er in dit spel veel gedanst, gezongen en gemusiceerd wordt, mimiek en gebaren een belangrijke rol spelen en de intrige vrij eenvoudig is, menen wij dat men dit stuk zonder kennis van Latijn niet kan begrijpen. De vermenging van Latijn met de moedertaal kan een gevolg van de opvoeding van de auteur zijnGa naar voetnoot(38). Latijn was het enige vehikel voor wetenschap en filosofie; zonder Latijn was geen enkele intellectuele opleiding mogelijk. En zelfs nadat de volkstalen zich geleidelijk een plaats veroverd hadden, schreven en dichtten heel wat auteurs beter en gemakkelijker in de geleerdentaal dan in hun moedertaal. Maar waarom dan Latijn met de volkstaal combineren, en niet uitsluitend Frans bij voorbeeld? Enkel omwille van het schrille contrast? Latijn is ongetwijfeld niet de taal, die wij op een volksfeest als carnaval verwacht hadden, ook al gingen de gebruikelijke spotsermoenenGa naar voetnoot(39) en toneelstukkenGa naar voetnoot(40) op vastenavond zo nu en dan met brabbellatijn gepaard. Maar hier wordt er niet met de taal als zodanig gespot. We zijn ervan overtuigd dat de auteur met het gebruik van Latijn, met de adaptatie van een typisch Latijnse versvorm en versmaat, met zinspelingen op klassieke en contemporaine auteurs en met een slot op elegische disticha zijn stuk een internationaal en humanistisch karakter heeft willen geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OpvoeringsmodaliteitenBij toneel in het Latijn denkt men spontaan aan schoolopvoeringen. Met betrekking tot dit spel zou men hiertegen twee bezwaren kunnen aanvoeren: de literaire vorm van het stuk sluit dichter bij het volkstoneel aan, terwijl de vaak bedenkelijke moraal en de toneelrollen zelf niet bij schoolkinderen passen. Toch beklemtoont J. WorpGa naar voetnoot(41) dat zij op car- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naval toneel speelden voor prominente figuren uit de stad. Onder druk van de gemeenschap nam de clerus geen aanstoot aan dit van nature uit frivole toneel. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat een niet nader te noemen latinist in de eerste helft van de 16e eeuw aan een Vlaamse school een drietalig vastenavondspel bezorgde, dat de beste leerlingen voor een select publiek van vooraanstaande burgers uit de stad opvoerden. Vanwaar hij het haalde, laten wij in het midden. De ruwe literaire vorm waarin het Latijn gegoten werd, wijst misschien op het onmiskenbaar volkse karakter van het vastenavondspel en op het prille begin van Latijns schooltoneel. Het duidelijk Westvlaamse dialect en de vindplaats van het manuscript maken van het Brugse als thuishaven de beste keuze, temeer daar het vaststaat dat precies in die streek (Oudenburg, Gistel, Damme...) heel wat vastenavondspelen gesignaleerd zijnGa naar voetnoot(42). Ofschoon deze streek geen eersterangsrol gespeeld heeft in het verbreiden van het humanisme, behoorde zij samen met Gent en Leuven tot de bakermat van het Latijnse schooltoneel in de Zuidelijke NederlandenGa naar voetnoot(43). Maar het kan natuurlijk niet helemaal uitgesloten worden dat een rondreizend toneelgezelschap of een lokale rederijkersclub voor de voorstelling ingestaan kan hebben. De uitspraak van de nar ‘summo conductus pretio’ (v. 3) kan zelfs als een argument ten voordele voor deze hypothese worden aangevoerd. Voor de opvoering stricto sensu kan een brug tussen de twee toneelstukjes geslagen worden. Gaat het hier om twee tafelspelen?Ga naar voetnoot(44) Beide stukjes zijn niet langer dan 400 verzen en kunnen makkelijk als intermezzo tussen twee gangen van een maaltijd of tijdens een drinkgelag opgevoerd worden. In het vastenavondspel is er sprake van drank (v. 26). De nar lijkt wel een kroeg binnen te stappen. Gezien het grote aandeel van het Latijn speelt dit stuk ongetwijfeld voor enkele uitverkoren toehoorders. Zoals uit de regieaanduidingen blijkt, is de band | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met het publiek erg levendig. Misschien wordt de gastheer in het Latijnse spel even aangesprokenGa naar voetnoot(45). In het Middelnederlandse spel krijgt hij in ieder geval geschenken aangeboden. Daar gaat het zeker en vast om een rijk en voornaam man, vermits er sprake is van een ‘edel heere’ (f. 13r) en van een ‘heere, groet van moghen’ (f. 12v). Het aantal spelers is vrij beperkt. Veel speelruimte is niet vereist. Men heeft alleen maar behoefte aan een dansvloer, waar gezongen, gedanst en gemusiceerd kan worden. De intrige en de woordenwisseling blijven eenvoudig. De technische middelen zijn uiterst beperkt, en bestaan uit niet veel meer dan enkele losse decorstukken. Allegorische geschenken wijzen op affiniteiten met moraliteit en spel van zinne. In komische tafelspelen (zoals het eerste) treden vooral types aan, die sociaal of psychologisch een bepaalde functie vervullen of status hebben, in ernstige (zoals het tweede) vooral allegorische personages. Tijdens de zestiende eeuw was het de gewoonte dat aanzienlijke burgers ter gelegenheid van allerlei festiviteiten hun gasten bij de maaltijd met dergelijke toneeltjes verrastenGa naar voetnoot(46). Lokale rederijkerskamers stonden hiervoor in. De onderwerpen hingen met de gelegenheid (bruiloft, vastenavond,...) samen, beantwoordden aan de literaire smaak en traditie, en gingen hand in hand met de gangbare sociale normen en ideologie van de toenmalige burgerij. Op vastenavond werd voor een uitgelezen vriendenkrans of vereniging eerst en vooral een frivool stukje opgevoerd, doch in een literair, geleerd en veredelend kleedje, de Latijnse taal. Zoals elke rederijker op het eind van zijn spel oog heeft voor religieus en ethisch geïnspireerde themata, zo stond de auteur hier erop, zijn vrienden voor de dood te waarschuwen. Een moraliserend, maar niettemin onderhoudend rederijkersspel in de volkstaal moest dan voor een evenwichtige toneelavond zorgen. De combinatie is in feite nog niet zo gek, en is historisch betuigd. Zo staat het vast dat de schoolbevolking van de Brugse Bogardenschool in de zestiende eeuw op Heilig-Bloeddag jaarlijks acteerdeGa naar voetnoot(47). Een fragment uit het werk van Zeger van Male, gouverneur van de school tussen 1550 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en 1554, informeert ons dat de regent met het oog op Heilig-Bloeddag in februari moest maken ‘een spel in Latyne. Ende oock moet ghy spreken een goedt rethorisien, omme ghecomponeert te hebbene in Vlaemsche een tafelspel met een morael [...] Dewelcke voorn. twee spelen, als 't Latynsche vooren ende 't Vlaemsche dernaer, zullen ghespeilt werden in den eersten voor mynheeren van Brugge [...] ende danne daernaer voor mynheeren van de Vryen’Ga naar voetnoot(48). De stukken werden ter goedkeuring voorgelegd en pas daarna opgetekend. De hier voorkomende combinatie van een Latijns en een Nederlandstalig toneelstuk verdient als vergelijkingspunt onze bijzondere aandacht.
* * *
Dat een eenvoudige schoolmeester of een andere latinist in zijn vastenavondspel volkse rederijkersthema's heeft willen kruiden met Latijn en enkele geleerde franjes, mag ons niet verbazen. Het bewijst hoe nauw de eerste humanistisch gevormde schrijvers in de zestiende eeuw met hun volk verbonden waren. Overijverige neofieten klaagden over het onbetamelijke gedrag van diegenen die al te veel tijd verspilden in het gezelschap van rederijkers en doof bleven voor het nieuwe geluid dat van over de Alpen West-Europa binnengedrongen was. Gedreven door pedagogische motieven bedachten meer vooruitstrevende intelligentsia de schoolgaande jeugd met Latijns toneel. Maar zelfs zij waren willens nillens van het middeleeuwse erfgoed doordrenkt. Dit merkwaardige spel is geschreven op een kruispunt in de tijd. Wie het leest, ademt de sfeer van twee werelden. De humanistische en intellectuele aard van het Latijnse toneel werpt zijn eigen licht op dit stuk, terwijl het middeleeuwse en volkse karakter van het rederijkerstoneel blijkt uit de themata, die diep in het Bourgondisch tijdvak geworteld zijn: de liefde voor de vrouw, de betovering van de dans en de ijdelheid van deze wereld ‘sub specie mortis’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook al is dit toneelstuk geen hoogtepunt in de literatuur, toch verdient het omwille van verschillende redenen onze aandacht. In de Lage Landen hebben bitter weinig vastenavondspelen de tand des tijds overleefd. Dit drama vult niet alleen een leemte op, maar is omwille van de combinatie van meerdere talen ook nog een uniek stuk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Edities, vertaling en commentaarA. Beschrijving van het handschrift (Brugge, Stadsarchief, Hs. 31)Papier; 24 ff. (1 XII); ca. 209 × 71 mm; twee beschreven gedeelten; 1 kolom; door zelfde kopiist in laat-gotisch cursiefschrift uitgevoerd; 1ste helft van de 16de eeuw. Geen afgemeten bladspiegel (I: ca. 189 × 62 mm.; II: ca. 189 × 67 mm.) en evenmin liniëring (I: 31 à 37 rr.; II: 47 à 55 rr.). Foliëring in de rechterbovenhoek d.m.v. Arabische cijfers met zwart potlood, tot en met f. 16r met purper overgedaan. Op f. 2r is bovenaan links plaats opengelaten voor een lombarde (5 rr. hoog). Op ff. 1, 4, 13, 16 en 19 fragmenten van sterk op elkaar lijkende kannetjes. Volgens Briquet 12490-12495 zijn varianten genoteerd te Oudenburg in 1484, te Brugge in 1494, te Rijsel(?) in 1525 en te Antwerpen in 1549Ga naar voetnoot(49). G. Moutailler brengt dergelijke kannetjes steeds in noordelijke papierfabrieken thuisGa naar voetnoot(50). Band gevormd door een dubbelgevouwen, perkamenten folium; ca. 212 × 75 mm. (170 × 63 mm.), 36 rr., 2 koll. Boekblok met een bruin koord samengebonden. Buitenzijde erg bruin. Aan de ene lange zijde is het folium uit een handschrift gesneden, de andere loopt wat uit en vertoont in de verfomfaaide rand prickings. Welgevormde en beheerst uitgevoerde ‘littera gotica bastarda’. Aan de rechterbinnenkant is plaats voor twee lombarden voorzien. Afkomstig uit een niet nader te identificeren, 15e-eeuws rapiarium of florilegium, met een passage uit het Bonum universale de apibus (2, 56-57) van Thomas Cantiprata- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nusGa naar voetnoot(51) en een fragment uit de Dialogus Miraculorum (5, 36-37) van Caesarius HeisterbacensisGa naar voetnoot(52). Op f. 1r en f. 15v zijn 20e-eeuwse stempels van het Brugse Stadsarchief aangebracht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Ratio EdendiAls basis voor de edities is het enig bekende afschrift gebruikt van deze tekst, dat zich te Brugge bevindt. Het kreeg daarom het sigel B. Eerst en vooral hebben wij een diplomatische uitgave en een fotografische reproduktie verzorgd. Daarna volgt de eigenlijke tekstkritische editie naast de vertaling van het vastenavondspel. Aangezien de lezer in de diplomatische editie van de authentieke ortografie kan genieten, verkozen wij voor de tekstkritische uitgave een gemoderniseerde spelling, d.w.z. een spelling die aan onze gebruikelijke schrijfwijze van het Latijn beantwoordt en aan een grotere leesbaarheid tegemoet komt. Dit houdt in dat de middeleeuwse weergave van ae en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oe als e, de gebruikelijke verwarring tussen t en d, tussen c, s en t en onnodige aspiraties ongedaan gemaakt werden. We zorgden ook nog voor de volgende aanpassingen: consequiturus (v. 227) werd consecuturus, autores (v. 251) auctores, en condempnarunt (v. 252) condemnarunt. Aan de Middelnederlandse verzen raakten we niet, omdat de regels voor spelling en ortografie daar veel minder stringent zijn. Omdat de kopiist vermoedelijk in zijn haast nogal wat fouten maakte, woorden vergat, letters nodeloos verdubbelde, enkel schreef of wegliet en te kwistig of te karig met nasaalstrepen omsprong, drong een kritisch apparaat zich op. Hierin wordt melding gemaakt van de noodzakelijke tekstcorrecties, een rasuur (v. 8), toevoegingen boven de lijn (v. 54 en 172) en een inktvlek in vers 250, die op vers 226 doorgedrukt werd. Om het apparaat nuttig en bondig te houden, geven we hier aan waar de talrijke doorhalingen zich in deze tekst bevinden. Er werd geschrapt in de verzen 53, 65, 67, 80, 98, 99, 102, 105, 121, 122, 151, 155, 162, 172, 209, 244, 246, 247, 306, 310 en 338. In de diplomatische uitgave werden de doorstreepte letters of woorden en de plaatsen, die door een inktvlek onduidelijk geworden zijn, door haakjes in de vorm van kleine accolades omgeven. De kopiist gebruikt enkele conventionele tekens, die zowel voor de Latijnse als voor de Nederlandse woorden bedoeld waren. In de diplomatische uitgave werden de afkortingen tussen ronde haakjes weergegeven, in de kritische editie voluit geschreven. Hoofdletters en interpunctie werden aan de hedendaagse normen aangepast. Om het onderscheid te maken tussen proza en poëzie werd de proloog per regel in Romeinse cijfers genummerd, het eigenlijke stuk en de epiloog per vers in Arabische cijfers. Verzen 26, 28, 46, 170, 171 en 338 kreeg de kopiist niet op één lijn, wij wel. De verzen 68 en 69 staan in het handschrift op één regel; doch door een schuin streepje heeft de kopiist ze duidelijk van elkaar willen scheiden, terwijl ook het gedrongener schrift in v. 69 erop wijst dat dit vers wellicht oorspronkelijk vergeten werd, en pas naderhand kon toegevoegd worden; tenslotte bewijst het rijm dat we hier met twee zelfstandige verzen te doen hebben. De vertaling heeft niet de minste literaire pretentie. Wij beseffen ten volle dat zij bepaalde eigenschappen van de originele tekst wegneemt, zoals bij voorbeeld het effect van de meertaligheid. Hopelijk draagt zij samen met de uitvoerige tekstnotities niettemin bij tot een beter begrip van het stuk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Tekstuitgaven en vertaling1. Fotografische reproduktie en diplomatische uitgave | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
on possum satis mirari
quid plausibilis v(este)r co(n)sessus
velit. ta(m) enim quotquod
adestis aures attendere vi/
deo ut no(n) pute(m) opŭs esse
prohemio quo a(n)i(m)os vestros mi(hi) co(n)ci//
liem, ora vestra noua quada(m) hilarita
te enitescere Jncipiut, qui aut(em)
fiat no(n) sat scio nisi forsita(n) spe/
ratis quippia(m) fabricij gravitate(m) dignu(m)
vos audituros, quod solo no(m)i(n)e quicq(ui)d
e(st) in a(n)i(m)o tristicie tollere potest et
mentes vestras noŭa quada(m) hilari
tatis specie exhilarare, veru(m) lupi
hiantes spe frustrati su(n)t, no(n)nihil
ioco dabitur vos attento a(n)i(m)o audite
et scite no(n) semp(er) fabricij grauita/
tem esse sectanda(m), Jocati su(n)t q(uando)q(ue)
s(an)ctissimi viri, du(m) enim plus equo
meditationi mens addicta, fit pleru(m)
q(ue) veluti fŭniculŭs nimiu(m) lesus ru(m)
patur, dandu(m) igit(ur) e(st) quippia(m) iocis
sed doctis et no(n) a(n)i(m)o o(mnin)o i(n)sulsis
quibus hic totus actus scatet vos
interim attento a(n)i(m)o diligenter advertite
Stultus exiens
ad populu(m)
O(mn)ia audivi que hic dixit
Cur spero cu(m) sodalibus
Su(m)mo co(n)ductus precio
hic subito perficere
Actu(m) plane lepidu(m)
Jocis et facesijs plenu(m)
paucis t(ame)n v(er)bis
mŭlta co(n)clude(n)te(m)
Ia(m) vos advertite
Ic sal ghae(n) begheu(n)ne
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illecebras vite moles deus odit oli(m)pi
Clausa voluptati desidieq(ue) domus
Premia co(n)spiciens lo(n)gi sŭdoris arator
Gaudet frugifere Messis adesse die(m)
Terra domus no(n) e(st) a(n)i(m)us acco(m)moda n(ost)ris
Altius it n(ost)re co(n)ditionis honor
Qui nimiu(m) terras amat et mortalia tecta
Fallitur e(st) alio patria n(ost)ra loco
Hic sŭm(us) extorres alienaq(ue) regna tenem(us)
Sub gravis exilij seruicijq(ue)Jugo
Nu(n)c a(n)i(m)us curis coquit(ur) nu(n)c corpora morbo
Et stumŭlos affert quelibet hora nouos
O felix que(m) res no(n) i(m)plicŭre caduce
Qua(m) nullus retinet posteritatis amor
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Kritische uitgave en vertaling[Proloog]
Ik kan me maar niet genoeg verbazen over die opkomst
van een fijn publiek als u. Ik zie dat u, talrijk opgekomen,
zo aandachtig de oren spitst, dat volgens mij een proloog
niet hoeft om uw geestdrift voor mij te winnen.
Uw gezichten gaan verrast en vrolijk aan het glimmen.
V[regelnummer]
Hoe dat komt, begrijp ik niet goed. Of hoopt u soms iets
ernstigs, een Fabricius waardig, te horen te krijgen, iets
waarvan de titel alleen al volstaat om elk spoor van somber-
heid uit uw hart weg te nemen en uw geest met een nooit
geziene vrolijkheid op te frissen? Maar hunkerende wolven
zien zich in hun verwachting teleurgesteld. Er is iets luch-
X[regelnummer]
tigs op til. Pas op! Luister goed en geloof me vrij: niet al-
tijd moet men de ernst van Fabricius achterna. De meest
fatsoenlijke heren hebben wel eens gegekscheerd. Want met
het verstand dat de studie buitenmate toegewijd is, gebeurt
veelal zoals met het veel te strak gespannen touwtje: het
begeeft.
Zo moet men toch enige tijd vrijmaken voor ontspanning,
maar dan wel van intellectuele en hoogstaande aard.
XV[regelnummer]
Hiermee is heel dit stuk volgestouwd. Spits intussen maar
de oren en let zorgvuldig op!
Nar verschijnt voor het publiek
Al wat hij zei, heb ik gehoord.
Waarom hoop ik met mijn makkers,
voor een zeer hoge som ingehuurd,
5[regelnummer]
hier zo meteen toneel te brengen,
dat heel en al vrolijk is,
boordevol grollen en grappen,
en dat in weinig woorden
toch veel om het lijf heeft?
10[regelnummer]
Let maar eens op! Ik zal beginnen.
Nar zingt
Hoeveel zotten zijn er dan wel?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Prologus]
Ga naar margenoot+ Non possum satis mirari quid plausibilis vester consessus
velit. Tam enim, quotquot adestis, aures attendere video,
ut non putem opus esse prooemio quo animos vestros mihi
conciliem. Ora vestra nova quadam hilaritate enitescere in-Ga naar voetnootIV-V
V[regelnummer]
cipiunt. Qui autem fiat non sat scio, nisi forsitan speratis
quippiam Fabricii gravitate dignum vos audituros, quodGa naar voetnootVI
solo nomine, quicquid est in animo tristitiae, tollere potest
et mentes vestras nova quadam hilaritatis specie exhilarare.
Verum lupi hiantes spe frustrati sunt. Nonnihil ioco dabi-
X[regelnummer]
tur. Vos attento animo audite et scite non semper Fabricii
gravitatem esse sectandam! Iocati sunt quandoque sanctis-
simi viri. Dum enim plus aequo meditationi mens addicta,
fit plerumque, veluti funiculus nimium laesus, rumpatur.
Dandum igitur est quippiam iocis, sed doctis et non animo
XV[regelnummer]
omnino insulsis, quibus hic totus actus scatet. Vos interim
attento animo diligenter advertite!
Stultus exiens ad populum
Omnia audivi quae hic dixit.
Cur spero cum sodalibus
summo conductus pretio
hic subito perficere
5[regelnummer]
actum plane lepidum,
iocis et facetiis plenum,
paucis tamen verbis
multa concludentem?Ga naar voetnoot8
lam vos advertite!
10[regelnummer]
Ic sal ghaen begheunnen.
Ga naar margenoot+ Stultus cantat
Quot sunt modo stulti?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord
Beslist heel veel.
Nar
Als ze allemaal deze kap
Antwoord
droegen, zoals wij dat doen,
Nar
15[regelnummer]
zouden wij er meer zien.
De anderen, mijnheer, hebben ze vergeten.
Ze zeggen: ‘De deur heeft de
smoes van kaalkoppen afgebeten’.
Maar van dat rechtstaan worden wij moe.
20[regelnummer]
Wat is er? Ben ik alleen?
Kwam er niemand met mij binnen
om haar te bezoeken? Waar blijven ze?
Ik zal niet weggaan. Ik wil hier blijven.
Mijn marotje zegt: ‘Het is hier vastenavond’.
25[regelnummer]
Misschien kan iemand mij een slok geven.
Men schenkt hem drank in en na zijn dronk zegt de nar tot het publiek
Nu ben ik opgemonterd. Ik wil gaan draven
en zo een kijkje nemen wat er komen zal.
Dezelfde tot de muzikant
Hé man, speel jij ons eens iets!
Hij danst en na zijn dans spreekt hij tot de vrouw die verschijnt
Kijk, lang genoeg gewacht.
30[regelnummer]
Willen we dan de bellen doen klingelen?
Als ik haar kan kozen, zal ze zeker van mij zijn.
Dag schat, ik heb allang op jou gewacht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Respondetur
Certe valde multi.
Stultus
Mochten se alle dese caproen
Respondetur
aldus draghen alsoe wij doen,
Stultus
15[regelnummer]
plures noscerentur.
Dander, mynheere, hebben se vergheten.
Se segghen: ‘De duere heeft afghebeten
een caluer excusatie’.
Maer van staende werden wij moede.
20[regelnummer]
Quid est? Solus egoni?
Quammer nyement in met mi
eam visere? Ubi manent?
Non faciam. Ic wille hier bliven.
Marotkin seght: ‘Het es hier vastenavent’.
25[regelnummer]
Mirum si quis mihi potum ghave.
Datur ei potus et post potum stultus dicit populo
Nu bemic verlicht. Ic wil ghaen draven
et sic spectare quid veniet.
Idem lusori
Heus tu mince, spilt hie ons wat up!Ga naar voetnoot28Ga naar voetnoot28-29
Tunc chorisat. Post choream mulieri exeunti loquitur
Ecce, diu expectatum.
30[regelnummer]
Dus soeme de bellen doen clotteren?
Can ic se cloqueren, sine dubio erit mea.Ga naar voetnoot31
Sis salva, sis grata, diu expectata.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouw
Helaas, helaas, ik ben het kwijt, mijn solaas!
Nar
Wat zei ze? Dwaas? Hier ben ik.
35[regelnummer]
Wachten baat niet,
want zo heet ik al mijn leven lang.
Vrouw
Helaas, helaas, wie zal mij opbeuren?
Nar
Ik ben er. Ik ben er. Hier zie je de dwaas.
Vrouw
Zwijg, zwijg, jij deugniet!
40[regelnummer]
Een broodje kaas zou mij beter staan.
Nar
Wat zei ze? Ze wou met mij naar bed?
Ach lieve zotskolf, zeg wat ik
moet doen om haar te behagen.
Ik kan zingen, springen en dansen.
45[regelnummer]
Moet ik reidansen? Iets pittigs zingen?
Ook als ik ze beide doe, mag ik niet falen.
Zo wil ik mijn keel vrijmaken
en honderd uit zingen.
‘Que diable! Sommes-nous morts?’
50[regelnummer]
‘Het voer een man zyn haudt
met zynne waghene’.
Zonder dralen wil ik nu gaan dansen.
Als ik omhoog kan, kan ik wel weer omlaag.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Mulier
Heilas, heijlas, j' aij perdu mes solas!
Stultus
Wat seyse? Dwas? Hic ego sum.
35[regelnummer]
Ten bat ghien dralen,
want soe hebbic gheheeten al mijn daghen.
Mulier
Heijlas, heijlas, qui me confortras?
Stultus
Adsum, adsum. Ziet hier den dwas.
Mulier
Tace, tace, ghij lourifas!
40[regelnummer]
Een cantkin caes plus conveniret.
Stultus
Was seyse? Vellet mecum dormiret?
Oh Marotkin, dic quid firet
dat ic se zoude koenen behaghen.
Ic can zynghen, springhen ende dansen.
45[regelnummer]
Ducam choream an canam lepide?
Ic en mach oec niet fallen, aldoe ic se bidde.
Dus wilic myn kele maken los
et solvere guttura in modulos.
‘Que diable! Sommes-nous mors?’Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
‘Het voer een man zyn haudt
met zynne waghene’.
Nu wilic ghaen dansen zonder dralen.
Can ic up, ic sal wel nedere.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nar danst en na de dans spreekt hij tot de vrouw
Toch wel knap, niet?
Vrouw
55[regelnummer]
Heel mooi, zeker.
Nar
Als ik haar hiermee kon behagen,
nooit zou ik me blijer voelen.
Vrouw doet alsof ze zich terugtrekt met de woorden
Waar, waar is nu mijn snoesje?
Met een pijl trof hij mijn hartje.
60[regelnummer]
Ieder heeft plezier, maar ik kwijn weg.
Minnaar verschijnt
Goede goden, wat heb ik gedaan?
De pijlen van de zoon van Venus
hebben mij deerlijk doorboord.
Machtige godin uit Rhamnus,
65[regelnummer]
u heeft mij genoeg gekweld.
Doe mijn liefje verschijnen, nu
ik haar geroepen heb! Ik ben paraat!
Als zij zou willen beminnen,
zeg ik beslist niet nee, maar
wil ik zachtjes kennismaken.
70[regelnummer]
Goedendag, voor eeuwig mijn meesteres.
Vrouw tot de minnaar
Lang verwacht en toch gekomen!
Door jouw afwezigheid liet je uit mijn oogjes
een zondvloed ontspringen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stultus chorisat et post choream mulieri loquitur
Numquid non bene factum?Ga naar voetnoot54
Mulier
55[regelnummer]
Bellissime certe.
Stultus
Mocht ic se hiermede behaghen,
numquam forem laetior.Ga naar voetnoot57
Ga naar margenoot+ Mulier simulat se recedere dicens
Ubi, ubi nunc suavium meum
telo qui torsit corculum?
60[regelnummer]
Dum quisque gaudet, maceror.
Amans exiens
Oh dii boni, quid commisi?
Tela nati Veneris
me foderunt misere.
Oh potens Rhamnusia,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
sat torsisti. Iam vocataGa naar voetnoot65
fac praesens amasia!
Eccum me! Si haec amare
velit, nolo recusare,Ga naar voetnoot68-69
sed affari leniter.
70[regelnummer]
Salve, victura perenniter.
Mulier amanti
Expectatus diu venisti,
hos qui ocellos diluisti
tuam ob absentiam.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dwaas
Hela, wat is dat? Wat is dat?
75[regelnummer]
Ik maak geen kans! Ik maak geen kans!
Vrouw
Vooruit, dans hier in het rond.
Troost mij hiermee en maak dat ik
het leed dat ik geleden heb, vergeet.
Minnaar
Hé, het is niet nodig dat je smeekt.
80[regelnummer]
Spreek... en met elegante passen
is het eerder gedaan dan gezegd.
Wat? Is er hoop op absoluut geluk?
Een milder gift kunnen goden niet schenken.
85[regelnummer]
Daarom zal ik mij haasten jouw wens
te vervullen en zal ik de speelman
om een heerlijk nummer verzoeken.
Tot de muzikant
Hé jij, die de liefdessmart stilt,
zelfs een trompet haalt jouw volume niet!
90[regelnummer]
‘Je vous en prie, ung amuriché’.
Dezelfde tot de vrouw na de dans
Hoe ik ook gedanst heb, ik vraag enkel:
bekommer je niet om de kwaliteit,
maar neem het minzaam aan.
Nar
Hij bracht ronduit een fijne show.
Vrouw
95[regelnummer]
Niemand schonk mij ooit iets leukers,
weet je, schat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stultus
Heij, wast dat, wast dat?
75[regelnummer]
Ic en can, ic en can!
Mulier
Sed hic circumduc choream;
qua solata fac ut fiam
passi doloris immemor!
Amans
Heus, incassum quid deprecaris.
80[regelnummer]
Iube... Passibus non raris
dicto prius fecero.
Quid? Estne spes ad omne bonum,
quo non potest magis donum
a beatis tribui?
85[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Quare, ut fiat, properabo
ludentique intimabo
ludat carmen optimum.
Ad lusorem
Heus tu curarum domitor,
quo nec tuba ditior!
90[regelnummer]
‘Je vous en prie, ung amuriché’.
Idem mulieri post choream
Quicquid feci, precor modo:
quale sit, hoc non spectato,
verum gratis accipe!
Stultus
Certe lusit lepide.
Mulier
95[regelnummer]
Nihil mihi magis gratum.
est a quoquam unquam datum,
scito, formosissime.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minnaar
Goden, geluk boven geluk!
Stellig heb ik dank zij het lot
100[regelnummer]
mijn eeuwige troost te pakken.
Nijdas sluipt binnen en spreekt tot het publiek
Ja, een bron van smart, geloof ik.
Ze vleit, ze schertst, ze houdt je voor
de gek en lacht je genadeloos uit.
Nar
Scheer je weg! Zwijg, zwijg!
Nijdas tot het publiek
105[regelnummer]
Dat is toch geen eerlijke regeling.
Verlangt die stinkerd dat jonge ding?
Door mijn daden wil ik haar behagen:
aan mooie woordjes is er geen gebrek!
110[regelnummer]
Ik hoop haar te schaken en te huwen.
Dezelfde tot de vrouw
Ach, het zit je niet mee. Bijna
was je zijn vrouw. Hopelijk huw
je meteen een jonger iemand!
115[regelnummer]
Al kijkt hij nog zo argeloos,
hij is beslist een nukkig man
en een even doortrapte schurk.
Hij zal jou slecht behandelen
en van vreemde meiden houden,
als Venus jou verlaten heeft.
120[regelnummer]
Heb je er niets op tegen om
met mij te verkeren? Voor jou
sta ik onmiddellijk paraat.
Vrolijk zal je leven, rustig
en geenszins van de wijs gebracht
125[regelnummer]
in een schitterende woning.
Ik zou méér kunnen beloven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amans
Dii, beatior beato
equidem qui nactus fato
100[regelnummer]
meum perpetuum solamen.
Invidus subintrans populo loquitur
Nactus est, credo, gravamen.
Blanditur, ludit et
quem elusit ridet misere.
Stultus
Kere! Tace, tace!
Invidus populo
105[regelnummer]
Nonne inique comparatum?
Hanc aetate integram
vult hic foetidissimus?
Ga naar margenoot+ Factis volo complacere.
Verba quidem lepida!
110[regelnummer]
Hinc auferam, spero, ducam.
Idem mulieri
Oh tu male fortunata,
huic fere uxorata
statim nubas iuniori!
Hic est nempe vir austerus,
115[regelnummer]
quamquam visu sit sincerus,
et non minus improbus,
qui te male acceptabit
aliasque adamabit
te relicta Venere.
120[regelnummer]
Quodsi mecum commorari
tu non velis infitiari,
te statim acceptavero.
Laeta vives et quieta,
nullis modis conturbata
125[regelnummer]
in superbis aedibus.
Plura possem polliceri,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En dan zouden kille blikken
vergeefs op jouw boezem rusten.
Als je zin hebt in dit proefje,
130[regelnummer]
als je zalig wenst te dansen,
zou ik jouw goedkeuring krijgen?
En de wufte minnaars met meer
centen, die je op het oog had,
zal ik, hoop ik, overwinnen.
Nar
135[regelnummer]
Hierlangs, hierlangs. Ga maar naar hem toe!
Nijdas tot de muzikant
Hé jij, virtuoos in de
zogenaamde muziekkunst!
‘Je vous en prie, ung amurissé’.
Dezelfde tot de vrouw na de dans
Wat zeg je nu, frisse meid? Zoals
140[regelnummer]
het hoort, heeft die stinkerd geen
vinger naar jou uitgestoken.
Vrouw
Jij babbelt veel. Dat zegt me niks.
Door aan te dringen win je niets.
Dat beloof ik jou stellig.
Nijdas tot het publiek
145[regelnummer]
De eerste stappen zijn moeilijk.
Als men een vrouw vaak prikkelt,
geeft ze gewoonlijk nogal gauw toe.
Nar
Ja, tot tweemaal, driemaal toe!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frustra nam tuo severi
vultus haerent pectori.Ga naar voetnoot128
Et si lubet haec tentare
130[regelnummer]
leniterque chorisare
vis, tam dignus iudicer.
Hosque leves amatores
quos vidisti ditiores,
spero, superavero.
Stultus
135[regelnummer]
Haer up, hier up, nu ghaet hem toe!
Invidus lusori
Heus tu in arte bonusGa naar voetnoot136
musicam quam appellamus!
‘Je vous en prie, ung amurissé’.
Idem mulieri post choream
Ga naar margenoot+ Quid iam refers, o intacta
140[regelnummer]
et, ut decet, non infecta
ab hoc foetidissimo?
Mulier
Multa dicis. Parvi pendo.
Nihil quaeris impetrando.
Firmum hoc polliceor.Ga naar voetnoot144
Invidus populo
145[regelnummer]
Primum iter arduum.
Crebro pulsata facilior
solet esse mulier.
Stultus
Ja, bis vel ter!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moor sluipt binnen en zegt tot het publiek
Waarom zwerf ik hier doelloos rond
150[regelnummer]
en kwijn ik bij die dolle pret?
Met heftiger aandrang zal ik nu
zoals de rest mijn kans wagen.
Ik vond haar trots. Mij zal die
klapekster wel niet afwijzen.
Dezelfde tot de vrouw
155[regelnummer]
Heel aangename kennismaking,
erg knappe en verfijnde dame.
Omdat ik jou met wat volgt
een plezier wil doen, haast ik
160[regelnummer]
mij pijlsnel, in gestrekte draf.
Dezelfde tot de muzikant
Waarom wachten, citerspeler?
Jij bent toch een volgeling van Melpomene!
‘Je vous en prie, ung ameurissé’.
Dezelfde tot de vrouw na de dans
Hopelijk neem je dit nu minzaam aan!
165[regelnummer]
Ook al ging het minder stijlvol,
ik heb mijn uiterste best gedaan.
Vrouw
Ik vond jou en je nummer wel fijn,
hoewel je schoonheid, die ik geenszins
van jou zou verwachten, uit de toon valt.
Nar
170[regelnummer]
Stro verkiest de ezel boven goud.
Zo neemt ze mij en laat de Moor haar koud.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aethiops subintrans populo
Quid hic iners circumvagor
150[regelnummer]
et cum gaudente maceror?
Ibo nunc celerior
et cum reliquis inquiram.
Visa est mihi turgida.
Non me spernet garrula.Ga naar voetnoot154
Idem mulieri
155[regelnummer]
Ego tibi sat decori
deditaeque mollitiei
multum salutis imprecor.
Hisque tibi complacere
cupiens celerrime
160[regelnummer]
uno cursu propero.
Idem lusori
Curne mora, citharoede
qui sis sector Melpomenis?
‘Je vous en prie, ung ameurissé’.
Idem mulieri post choream
Ga naar margenoot+ Sint hae res iam gratis captae!
165[regelnummer]
Quamvis arte minus rectae,
factae sunt pro viribus.
Mulier
Tuum gratum tuaque grata,
etsi dissimilis formula,
quam in nullo a te cuperem.
Stultus
170[regelnummer]
Asinus stramina mavult quam aurum.Ga naar voetnoot170
Ergo suscipiet me et relinquet Maurum.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moor
Een schalkse vrouw mag men niet vertrouwen,
of toch heel weinig. Want zij wisselt,
zoals de zeilen in de wind.
Vrouw
175[regelnummer]
Ik roep jullie. Komt eens hier.
Met een schat zullen jullie
vertrekken en daarom hier nu,
om de zege, zoals bij de aanvang,
met volle overgave een heel
180[regelnummer]
vrolijke rondedans inzetten.
Minnaar
Goede goden, wie zou dat afslaan?
Nijdas
Wie zou bij zo'n bevel niet snel rennen?
Moor
Wie zou zo zot zijn om zoiets te weigeren?
Nar
Wat is dat? Wat is dat?
185[regelnummer]
Stappen jullie maar achter mij aan.
Allen dansen dan samen. Minnaar tot de vrouw na de dans
Ik smeek jou, daar je wel van wanten weet:
mijn hartewens was
dat jij met mij zou dansen.
Vrouw
Graag gedaan, ik sta klaar om mij
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aethiops
Nulla fides aut valde parvaGa naar voetnoot172
habenda est in perfida. Nam mutatur
ut vento vertuntur lintea.
Mulier
175[regelnummer]
Iam adsitis vos vocati.
Remeabitis dotati.
Quare, ut quisque superet,
hic, ut coepistis, iam ducetis,
nulla lege ut doletis,
180[regelnummer]
gyrum plane lepidum.
Amans
Oh dii boni, quis hoc neget?
Invidus
Quis iussus mox non properet?
Aethiops
Quis talia demens abnuat?
Stultus
Wats dat, wats dat?
185[regelnummer]
Volght al nae mynne staep!Ga naar voetnoot185-186
Tunc omnes una chorisant.Ga naar margenoot+ Amans mulieri post choream
Deprecor te, non inexperta,
utinam efflagitarem:
mecum dechorea.Ga naar voetnoot188
Mulier
Lubens faciam et parata
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
190[regelnummer]
naar al jouw grillen te schikken.
Jij zal zeker geen blauwtje lopen.
Minnaar danst met de vrouw. Zij tot de minnaar na de dans, terwijl ze hem een hart aanbiedt
Jij beviel me met je nummer.
Van deze liefdespanden zou
ik willen dat je dit bekijkt.
195[regelnummer]
Misschien betekent het niet veel,
maar neem het toch met opgeruimd
gezicht aan, toe nou.
Minnaar
Ik ben boven de rest verkozen!
De buit is binnen.
200[regelnummer]
Daarom moet ik vol hoop leven.
Nar
Flauw geschenk zeker, geloof ik?
Vrouw tot de nijdas, terwijl ze hem onkruid in de handen stopt
Dit past jou en jouw vertoning.
Kijk eens aan: zorgvuldig geplukt,
opdat het jou perfect zou staan.
Nijdas
205[regelnummer]
Wat een helse feeks!
Voor jou en jouw giften heb ik
zeker geen grote waardering.
Dezelfde tot het publiek
Arme sukkelaar die ik ben.
Hoe wreed ben ik voor het hele
210[regelnummer]
publiek hier aan de kant gezet!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
190[regelnummer]
subire tua quaevis mandata
Repulsam certe non patieris.
Amans cum muliere chorisat. Mulier amanti post choream
Tu tuaque placuistis.
Datis ex pignoribus istis
velim tu conspiciasGa naar voetnoot194-195
195[regelnummer]
quae, licet vilia,
fronte tamen non subducta
suscipe, quaeso.
Amans
Me prae ceteris electum!
Sat habeo collectum.
200[regelnummer]
Quare spe vivendum est.
Stultus
Certe dabis parum, credo.
Mulier invido
Tibi tuo que non ineptum.
Velim tu hoc non male raptum,Ga naar voetnoot203-204
tibi ut hoc non male quadret.Ga naar voetnoot204-205
Ga naar margenoot+ Invidus
205[regelnummer]
Quae o mulier scelesta!
neque te neque tua dona
certe magni facio.
Idem populo
Oh male miser miserandus,
quam truculenter hic sum amissus
210[regelnummer]
coram omni populo!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat rest mij nog te doen? Weggaan?
Blijven? Ik ben echt radeloos.
Deze vrouw, die ooit alleen van
mij was, heeft nu niet hem of hem,
215[regelnummer]
maar mij alleen met vreselijke
rampspoed in de steek gelaten.
Nar
Bravo!
Nijdas tot het publiek
Waarom zou ik weer weggaan?
Indien men filosofen mag geloven,
220[regelnummer]
hebben minnaars grillige gedachten.
Hun interesse verspringt,
hun aanpak verandert.
Ze geven de bons, roepen terug
en altijd moet men instemmen.
Ondanks dat blauwtje zal ik me weren.
Moor tot de nijdas
225[regelnummer]
Wat raas je toch? Wat doe je toch gek?
Waarom hang jij om die vrouw rond?
Wat je betracht, zal je nooit verkrijgen.
De ander hier is wel erg mooi
in een waardig pak uitgedost.
230[regelnummer]
Hiermee heeft hij haar hartje vervuld.
Nijdas tot de Moor
Ach, laat mij kniezen om mijn eigen lot.
Dat vraag ik jou, waarde vriend.
Dezelfde tot het publiek
U allen, die niet gewaarschuwd waart,
en nu mijn geval bekeken hebt,
235[regelnummer]
laat snel de meisjes waar ze zijn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oh, quid restat faciundum?
An abeundum? An manendum?
Penitus sum nescius.
Haec quae quondam non nisi mea,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
non hunc, non illum, sed me solum
liquit iam miserrimum.
Stultus
O bene factum!
Invidus populo
Quid redibo? Iam amantium,
si philosophis credendum est,
220[regelnummer]
varia occurrunt mentibus.Ga naar voetnoot220
Mutant ictum, mutant factum.
Eiiciunt, revocant
semperque parendum.
Etsi eiectus, properabo.
Aethiops invido
225[regelnummer]
Quid deliras? Quid insanis?
Quid hac muliere vagaris,Ga naar voetnoot226
quaesitum numquam consecuturus?
Est hic alius, amictus
prisca veste, sat formosus:
230[regelnummer]
his implevit corculum.
Invidus aethiopi
Ga naar margenoot+ Heus, sine me lugere
meam sortem, rogo, candide.
Idem populo
Quisquis non admonitus,
me inspecto citius
235[regelnummer]
linque mulierculas,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want gauw zal je als slachtoffer
van hun venijn huistoe keren,
nog meer bedorven of nog gekker.
Vrouw tot de Moor, terwijl ze hem een ratelaar schenkt
Ook jou laat ik maar al te graag
240[regelnummer]
vertrekken, hoewel je niet geweigerd
hebt naar mij toe te komen.
Moor
Dan rest mij nog jou te danken.
Vond je het niet fijn?
Vrouw
Genoeg gedankt. Je hebt de dans
245[regelnummer]
keurig geleid. Met jouw knepen
heb je in mij een liefje veroverd.
Nar
Je hebt haar. Houd haar vast!
Moor tot het publiek
Ook al ben ik haar nu toegewijd,
vandaag dit, morgen dat gevoel.
250[regelnummer]
Zo zal jij verlaten worden.
Want geleerden en auteurs hebben
waarlijk hun afkeuring betoond.
Zo heeft de Mantuaan gezegd
- en het is niet meer dan billijk
dat wij hem geloven -:
255[regelnummer]
‘De vrouw beuzelt maar wat’.
Alles opsommen zou te lang duren,
niet galant en niet beleefd zijn.
Zo zwijg ik maar beter. Want het
260[regelnummer]
is vergeefse moeite aan te
leren wat de meesten kennen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quod iam vel foetidior
harum venenis traditus
redibis, vel insanior.
Mulier aethiopi
Nec minime te abire
240[regelnummer]
sinam, cum ad me venireGa naar voetnoot240-241Ga naar voetnoot240
tu non recusaveris.
Aethiops
Restat mihi gratificari.
Non acceptum placide?
Mulier
Reddidisti satis. Choream
245[regelnummer]
belle duxisti et me tuam
arte tua comparasti.
Stultus
Ghij hebts se, haud se vaste!
Aethiops populo
Quamvis ei nunc sum addictus,
nunc sensus iste, cras alius.
250[regelnummer]
Quare tu linquere.
Nempe docti et auctores
vere condemnarunt.
Inquit enim Mantuanus
- cui aequum est credamus -:
255[regelnummer]
‘Mulier nugigerula’.
Ga naar margenoot+ Foret quoque nimis longumGa naar voetnoot256
nec ornatum nec politum
recensere omnia.
Quare libet subticere.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Nam incassum est docere
quod plerique noverint.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouw tot de nar, terwijl ze hem een stuk fruit geeft
Een zot schenkt men best alleen maar
malse appelen om op te smullen en
zo zijn hunkerende mond te vullen.
Nar
265[regelnummer]
Ik heb enkel daarnaar verlangd.
Dit wil ik naar binnen spelen
en erin bijten tot over mijn oren.
Vrouw
Maar ik heb hier een optrekje.
Daar inviteer ik jullie om
270[regelnummer]
ons eens samen uit te leven.
Minnaar
Goede goden, wie zou dat afslaan?
Moor
Wie zou zo zot zijn om zoiets te weigeren?
Nar
Wat is dat? Wat is dat?
Stappen jullie maar achter mij aan.
275[regelnummer]
Hier is het waar we willen zijn.
Dood
Elk schepsel zal ik
hier knechten. Alom
zal ik rennen om
allen te knechten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mulier stulto
Stolido nil potius est tribuendumGa naar voetnoot262-263Ga naar voetnoot262
quam mala mitia ad comessandum,
ut hiantia ora impleat.
Stultus
265[regelnummer]
Aliud nil cupivi dan dat.
Dit wille ic ghaen lappen in myn gat
ende bitten daer in tot de hoeren toe.
Mulier
Sed habeo hic praediolum,
ad quod vos omnes invitoGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
ut una genio indulgeamus.
Amans
Oh dii boni, quis hoc neget?
Aethiops
Quis talia demens abnuat?
Stultus
Wats dat, wats dat?Ga naar voetnoot273
Volght al naer mynne staep!
275[regelnummer]
Hier eist dat wij sijn willen.
Mors
Omne creatum
hic ego subdam
et vaga curramGa naar voetnoot278
subdere quemque.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouw
280[regelnummer]
Hardvochtige Dood, geef uitstel
om ons testament te maken
en om al wat verder moet
voor zo'n helse reis te klaren.
Dood
285[regelnummer]
Waarom waren jullie niet klaar?
Ik heb jullie toch zo vaak gewaarschuwd.
Minnaar
Zegt u alstublieft eens,
heerser over alle dingen,
wanneer heeft u ons gewaarschuwd?
Dood
Was het niet toen ik naast volwassenen
ook kinderen meesleurde, dat ik
290[regelnummer]
jullie voor je broosheid gewaarschuwd heb?
Vooruit, haast je zonder dralen!
Nar
Hei, luister eens wat voor een stemmetje!
Dood
Vooruit, schiet op, nar!
Meteen, niet morgen,
295[regelnummer]
eist het lot hen op.
Verlaat nu maar vlug
de reidans van jouw
gezellen. Ga weg,
zet een stap terug!
Nar
300[regelnummer]
Hei, wat voor een rare kwast is dat?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mulier
Ga naar margenoot+ 280 Saeva Mors, differ donec
testamentum condamus
et cetera ad tantum iter
necessaria praeparemus.
Mors
Cur non praeparastis, cum vos
285[regelnummer]
toties admonuerim?
Amans
Dic, quaeso, cunctarum dominatrix rerum,
quando nos monuisti?
Mors
Nonne cum non solum aequales vestros
verum etiam pueros rapiebam,
290[regelnummer]
vos admonui mortalitatis vestrae?
Quare absque mora vos properate!
Stultus
Hei, hoert wat een stemmekin!
Mors
Quare age, stulte!
Hos modo non cras
295[regelnummer]
fata requirunt.
Linque choreas
atque tuorum
mox sociorum
vade regressus!Ga naar voetnoot299
Stultus
300[regelnummer]
Hei, qualis Mopsus es dat!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dood
Hou je fratsen en
je stommiteiten
voor jezelf, hansworst!
Dra zal je sterven.
305[regelnummer]
Ken jezelf! Vlees en
geest, daar gaat het om.
Onder 't zelfde dak
willen zij beslist
niet langer blijven.
Nar
310[regelnummer]
Volgens mij gaat u uw boekje te buiten.
U zult anders moeten zingen,
als u wilt dat ik spring
of dat u mij in uw netje strikt.
Dood
315[regelnummer]
Wanneer ik verschijn,
kan weigeren niet.
Haast je als de wind!
[Epiloog]
Zoete verleiding in het leven
verfoeit de god van de Olympus:
320[regelnummer]
zijn huis blijft dicht voor luiheid en genot.
Uit op loon voor hard labeur
glundert de boer: daar is dan
de dag van de vruchtdragende oogst.
De wereld is voor onze ziel
geen geschikt verblijf. De eer
van ons bestaan reikt hoger.
325[regelnummer]
Wie al te tuk is op aards comfort,
ziet blind: ons vaderland is elders.
Wij zijn verjaagd! Onder het slaafse
juk van pijnlijke ballingschap
bewonen wij hier vreemd land
en wordt ons hart door kommer
getekend, ons lichaam door ziekte.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mors
Stultitiis et
facetiis, tu
morio, parce!
Ga naar margenoot+ Mox morieris.
305[regelnummer]
Nosce te ipsum!
Massa animaque est
et sua quaeque
iam separare
hospitia optant.
Stultus
310[regelnummer]
Ex libro me lopt ghij te verre.
Ghy moest anders singhen,
soude ic springhen
oft ghij zoudt mij
in hu netkin bringhen.
Mors
315[regelnummer]
Me veniente
nulla repulsa est.
Turbinis instar
tu properato!
[Epilogus]
Illecebras vitae molles deus odit Olympi;Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Clausa voluptati desidiaeque domus.
Praemia conspiciens longi sudoris arator
Gaudet frugiferae messis adesse diem.
Terra domus non est animis accommoda nostris.Ga naar voetnoot323
Altius it nostrae condicionis honor.
325[regelnummer]
Qui nimium terras amat et mortalia tecta,
Fallitur. Est alio patria nostra loco.
Hic sumus extorres alienaque regna tenemus
Sub gravis exilii servitiique iugo.
Nunc animus curis coquitur, nunc corpora morbo
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
330[regelnummer]
Elk uur veroorzaakt nieuwe pijn.
Gelukkig hij die niet verstrikt is
in efemere sleur en nooit
naar roem bij 't nageslacht zoekt.
Vergeefs beloven wij onszelf
voorspoedige jaren. Want altijd
drukken zorgen en verdriet.
335[regelnummer]
Overstelpt door rijkdom en eer,
verslindt de Dood, met zijn drievoudige
strot, het lijf van de mens.
Als u dit stukje prettig vindt,
tot ziens! Applaus! En denk eraan:
Hij is niet mals, de Dood.
Einde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
330[regelnummer]
Et stimulos affert quaelibet hora novos.
O felix, quem res non implicuere caducae,Ga naar voetnoot331
Quem nullus retinet posteritatis amor!Ga naar voetnoot332
Ga naar margenoot+ Felices frustra nobis promittimus annos.
Semper enim curae tristitiaeque premunt.
335[regelnummer]
Postquam divitiis fuerint et honore potiti,
Mors hominum triplici corpora fauce vorat.
Sique iocosa placet vobis fabella, valete
Et saevae Mortis plaudite vos memores!
Finis
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. CommentaarLijst van veel gebruikte afkortingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee fragmenten vertonen vrij woordelijke overeenkomsten:
De volgende zin staat in de proloog eigenlijk vrij los. Hij vat waarschijnlijk bondig Erasmus' uitvoerige verontschuldiging voor de humor in zijn werk samen. Zo verantwoordt de auteur waarom hij verkozen heeft frivool toneel deels in het Latijn te stellen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere gelijkaardige ingrediënten steunen onze hypothese. Soms lijkt de auteur wel opzettelijk een andere woordkeuze te hebben gemaakt (p. 71, r. 5-14):
Deze verwijzingen leveren ons alvast als terminus post quem 1511 op, aangezien Gilles de Gourmont de Laus Stultitiae in dat jaar te Parijs publiceerde. Het boek werd zo druk gelezen, dat het tussen 1511 en 1540 38 herdrukken beleefde. Bovendien werd het in diverse talen overgezet. Vgl. Miller, Moriae encomium, pp. 36-41.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|