| |
| |
| |
Werkzaamheden van de Academie in 1986
Vergaderingen van 15 januari 1986
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Moors, voorzitter, Deschamps, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, de heren Coupé, De Belser, Goossens, Couvreur, Keersmaekers, De Paepe, Van Herreweghen en Geerts, leden;
de heer Vanderheyden, binnenlands erelid;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Lissens en Janssens, leden.
| |
Agenda
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 18 december 1985 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
1. Bestuur 1986. - De verkiezing van het bestuur voor 1986 werd goedgekeurd bij ministerieel besluit van 31 december 1985.
2. Ingekomen stuk.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen deed op het secretariaat een uitnodiging toekomen voor de afscheidsbijeenkomst van Prof. Dr. D.P. Blok die op 31 januari zijn functie van directeur van het P.J. Meertensinstituut officieel neerlegt.
De afscheidsbijeenkomst zal op die dag gehouden worden in het Trippenhuis te Amsterdam om 15 u.
De Academie beslist de heer Deschamps, voorzitter, als haar vertegenwoordiger af te vaardigen.
| |
| |
3. Dankbetuigingen:
a) | Bij telegram van 24 december 1985 dankte de kabinetschef van de Koning de Academie voor de vriendelijke Kerst- en Nieuwjaarswensen die de Vorst werden aangeboden. |
b) | Bij brief van 6 januari jl. dankte de kabinetschef van de Koning het secretariaat voor de gelukwensen die de Koning en de Koningin t.g.v. hun 25ste huwelijksverjaardag van de Academie ontvingen. |
| |
Overdracht van het ambt van voorzitter
De heer Moors, aftredend voorzitter, draagt zijn ambt over aan de heer Deschamps, voorzitter voor 1986, die zijn ambt aanvaardt. De tekst van de toespraak van de heer Moors wordt, op zijn verzoek, niet gepubliceerd.
Toespraak van de heer Deschamps bij het aanvaarden van het ambt van voorzitter voor het jaar 1986.
De overdracht van het voorzitterschap heeft ieder jaar plaats in de eerste plenaire vergadering van het jaar. Als nieuwe voorzitter wil ik daarom mijn eerste toespraak beginnen met U allen een gelukkig en voorspoedig jaar toe te wensen, waarin U de onmisbare goede gezondheid zou genieten om Uw veelvuldige taken naar behoren en tot eigen voldoening te volbrengen. Mocht het jaar 1986, waarin onze Academie haar eeuwfeest luisterrijk hoopt te kunnen vieren, voor haar een jaar worden van intense wetenschappelijke bedrijvigheid, van bezinning over haar rol en roeping en van toenemende uitstraling.
Staat U me toe een oude herinnering op te halen en daaraan een beschouwing vast te knopen. Als jonge afgestudeerde werd ik in oktober 1941 tot tijdelijk leraar aan het Koninklijk Atheneum, op de hoek van de Ottogracht en de Baudelostraat, dus vlak in de buurt, aangesteld. Ik kende de stad helemaal niet, als kleine jongen was ik eenmaal in Gent geweest. Toen ik in de eerste dagen na mijn aanstelling de stad liep te verkennen, kreeg ik vanuit de Belfortstraat, die toen nog Borluutstraat heette, door de Kammerstraat kijkend, een majestatisch herenhuis met een prachtige rococo-gevel in het oog. Ik wandelde de Kammerstraat in en stond weldra bewonderend vóór het merkwaardige gebouw. Boven de poort stond in gouden letters geschilderd: Koninklijke Vlaamse Academie. Alsof het gisteren was, weet ik nog goed wat ik toen dacht: Dit
| |
| |
is dus het gebouw, waarin de Academie is gevestigd, die in het wetenschappelijk leven in het Vlaamse land zo'n voorname rol speelt, waarvan zovele eminente taalgeleerden en beroemde letterkundigen deel uitmaken, die zoveel belangrijke publikaties over de Nederlandse taal- en letterkunde in het licht heeft gegeven. Mij kennende, zal het U niet verwonderen dat ik als jonge belangstellende in de Middelnederlandse taal- en letterkunde, dacht aan Willem de Vreese, toen nog geen vier jaar overleden, die in deze Academie zo'n belangrijke vernieuwende rol heeft gespeeld, die in deze Academie in de jaren 1900 tot 1902 zijn onvoltooid gebleven standaardwerk De handschriften van Jan van Ruusbroec's werken heeft gepubliceerd en in 1904 in deze Academie zijn gedenkwaardige programmatische rede Over eene Bibliotheca Neerlandica Manuscripta heeft gehouden, een reusachtige onderneming, waaraan zijn naam onafscheidelijk verbonden zal blijven.
In 1941 had ik géén ogenblik durven denken dat ik in 1977, 36 jaar later, om mijn beoefening van de Middelnederlandse handschriftkunde, waarin Willem de Vreese door zijn talrijke geschriften mijn voornaamste leermeester is geweest, tot lid van dezelfde Academie zou worden verkozen en thans, 45 jaar daarna, in het jaar dat zij haar honderdjarig bestaan zal vieren, als voorzitter van dit genootschap zou optreden. U allen betuig ik mijn welgemeende dank voor het vertrouwen dat U in mij heeft gesteld. Ik hoop dit vertrouwen niet te beschamen. Toch moet mij iets van het hart. Toen onze secretaris me vroeg, of ik mij in dit jubileumjaar als voorzitter kandidaat wou stellen, heb ik geruime tijd geaarzeld. Tenslotte heb ik toch aanvaard, omdat ik geen voldoende reden had om mij aan deze eervolle, maar zware taak te onttrekken.
Toen ik in 1977 tot lid werd verkozen, had ik niet de minste ervaring in het leiden van een vergadering. Sindsdien heb ik van de achtereenvolgende voorzitters veel geleerd. Tot voorbeeld heb ik vooral collega Moors genomen, die de vergaderingen steeds met vaste hand en doeltreffend wist te leiden. Als eminent kenner van de Nederlandse rechtstaal heeft hij er angstvallig op toegezien dat in teksten, die in de bestuursvergaderingen werden opgesteld, steeds het juiste woord en de gepaste formulering werd gebruikt. Ofschoon ver van Gent woonachtig, heeft hij in maart, april en mei 1984, toen hij als ondervoorzitter de zieke voorzitter verving, en in 1985, toen hij zelf voozitter was, trouw alle vergaderingen voorgezeten en vele malen op allerhande plechtigheden de Academie vertegenwoordigd. Om al deze redenen heeft collega Moors recht op ons aller dankbaarheid.
| |
| |
Met een gerust gemoed neem ik in dit jubileumjaar het voorzitterschap over, omdat ik weet op de steun en de raadgevingen van collega Hoebeke, onze voorbeeldige en onvermoeibare vaste secretaris te kunnen rekenen. De voorzitters volgen elkaar op, maar hij verzekert en waarborgt de continuïteit in het bestuur en de werkzaamheden van de Academie. Hij neemt het dagelijks bestuur waar en bereidt de vergaderingen voor. Misschien beseffen we niet altijd hoe zwaar en ingewikkeld zijn taak is, vooral in deze crisistijd, nu de Academie met een personeelstekort heeft af te rekenen. Zoals de leden van de voorbereidingscommissie wel weten en de andere leden kunnen vermoeden, wordt zijn dagelijkse taak nog verzwaard door de voorbereiding van de eeuwfeestviering, welke voorbereiding, hoezeer hij ook door de voorbereidingscommissie terzijde wordt gestaan, voornamelijk op hem en zijn personeel neerkomt. Als voorzitter in dit jubileumjaar prijs ik mij gelukkig eveneens op de raadgevingen en de hulp van collega De Belser, ondervoorzitter, en van de collega's Roelandts en Van Elslander, bestuursleden, te mogen rekenen. Ten slotte weet ik mij verzekerd van U aller bereidwillige medewerking om van dit jaar, waarin de Academie plechtig haar honderdjarig bestaan viert, een in alle opzichten gedenkwaardig jaar te maken.
Was dit een gewoon jaar, dan kon ik thans mijn toespraak beëindigen. Maar dit is geen gewoon jaar, want op 14 en 15 oktober a.s. hoopt onze Academie haar eeuwfeest te vieren. In de laatste honderd jaar zijn de toestanden en omstandigheden zodanig veranderd dat het me wenselijk voorkomt dat onze Academie deze heuglijke viering als aanleiding zou aangrijpen om zich over haar roeping, haar rol, haar werking, haar invloed en haar uitstraling grondig te bezinnen. Het verleden van de Academie is onherroepelijk voorbij, we kunnen het niet meer beïnvloeden of veranderen, we kunnen het slechts doorvorsen en te boek stellen, zoals W. Rombauts voor de achtentwintig eerste jaren van haar bestaan zo voortreffelijk heeft gedaan. Maar de toekomst van de Academie ligt nog voor ons, we kunnen ze door nieuwe initiatieven en doelmatige aanpassingen, als die na bezinning en bespreking wenselijk mochten worden geacht, in de gewenste richting sturen. Wetend hoezeer de toekomst van de Academie U allen ter harte gaat, twijfel ik er niet aan op U aller medewerking te mogen rekenen, opdat onze Academie in de komende jaren zou blijven, wat zij in de voorbije honderd jaar geweest is: een genootschap, waarin ten bate van onze taalgemeen- | |
| |
schap de Nederlandse taal, letterkunde en cultuur naar beste vermogen wordt bestudeerd en beoefend en de bestudering ervan met alle beschikbare middelen wordt bevorderd en aangemoedigd.
Tot slot zou ik nog iets willen zeggen over de eeuwfeestviering, die in deze toespraak al herhaaldelijk ter sprake is gekomen. Het tien-, vijfentwintig- en vijftigjarig bestaan van de Academie werden met luister herdacht. De verslagen van de feestelijkheden bevinden zich in de gedenkboeken, die bij die gelegenheden zijn uitgegeven. De vijfenzeventigste verjaardag werd niet gevierd om een bepaalde reden, die de oudste leden zich nog wel zullen herinneren. Een voorbereidingscommissie, waarvan ik de niet geringe verdiensten in het licht wil stellen, heeft een feestprogramma samengesteld. Hieruit heeft zij, gelet op de benarde tijdsomstandigheden, bewust alle buitensporigheden geweerd. Toch heeft zij gemeend dat een tot dusver uniek feit in de geschiedenis van het Vlaamse volk met passende luister verdient te worden gevierd: het honderdjarig bestaan van de oudste en tot 1938 enige Nederlandstalige academie in ons land, die door de grote verdiensten van haar leden en door haar talrijke wetenschappelijk hoogstaande publikaties in binnen- en buitenland eer en roem heeft verworven.
Het bestuur en de leden van de Academie vertrouwen erop dat het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, zich bewust van de rol, die onze Academie in het Vlaamse cultuurleven heeft gespeeld en hoopt te blijven spelen, de nodige middelen beschikbaar zal stellen om haar honderdste verjaardag met passende luister te vieren.
| |
Mededelingen en voorstellen van het bestuur
1. Lidmaatschap.
De zetel van wijlen de heer Opperman, buitenlands erelid, wordt vacant verklaard.
| |
2. Jubileumviering 1986: problemen.
De vaste secretaris werd er door de dienst van de heer Mortelmans, Directeur-generaal, van op de hoogte gebracht, dat de Vlaamse Gemeenschap vóór 1 april e.k. over geen goedgekeurde begroting 1986 zal beschikken, zodat er geen aanvang kan worden gemaakt met de uitvoering van het programma dat door de voorbereidingscommissie is opgesteld, door de bestuurscommissie is aanvaard en ten slotte in onze be- | |
| |
grotingsvoorstellen voor 1986 is opgenomen. Het bestuur zal dus zeer laattijdig kennis krijgen van het door de Vlaamse Executieve toegestane bedrag. De dienst van de heer Mortelmans is bereid voor de voorzitter en de vaste secretaris een onderhoud bij de gemeenschapsminister voor cultuur aan te vragen.
Uit een gedachtenwisseling, waaraan de voorzitter, de vaste secretaris en de heren Van Herreweghen, Keersmaekers en Decorte deelnemen, besluit de Academie dat met een alternatief minimaal programma, waaraan het bestuur denkt, zo lang mogelijk moet worden gewacht. De Academie is het wel eens met het voorstel van het bestuur om dringend een onderhoud te vragen met de ministers Geens en Dewael en om te gelegener tijd de voorbereidingscommissie samen te roepen.
| |
3. Ingekomen stuk: Openbare vergadering te Beauvoorde.
Bij brief van 7 januari jl. vraagt de heer W.A. Dezitter, arrondissementscommissaris voor Veurne en Diksmuide, of het niet mogelijk is, dat de lezing door een Academielid in 1986 handelt over ‘schrijftaal zoals die te lezen was vroeger, nu is en in de toekomst best zou zijn’. De heer Goossens laat opmerken dat uit het schrijven van de heer Dezitter niet blijkt wat bedoeld wordt: de spelling of de verhouding schrijftaal-spreektaal.
De vaste secretaris doet dan voorlezing van de brief en na een bespreking, waaraan mevrouw D'Haen en de heer Moors deelnemen, komt de Academie tot het besluit dat ze op de suggestie van de heer Dezitter niet kan ingaan.
| |
4. Vertegenwoordiging van de Academie.
Op zaterdag 21 december 1985 vertegenwoordigde de heer Hoebeke, vast secretaris, onze Academie op de jaarlijkse Openbare Algemene Vergadering van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
| |
Lezing
‘De fragmenten van de historie van Troyen’, lezing door de heer Van Elslander.
| |
| |
| |
Geheime zitting
1. Lidmaatschap.
a) | Opvolging van wijlen de heer Oehmann. - Ter vervanging van wijlen de heer Oehmann wordt mevrouw Olga Krijtova tot buitenlands erelid van de Academie verkozen. |
b) | Opvolging van wijlen de heer Stuiveling. Samenstelling van een commissie van voordracht. - Het bestuur stelt voor de heren Weisgerber en Keersmaekers aan het bestuur toe te voegen.
Het voorstel wordt goedgekeurd. |
| |
2. Samenstelling van de jury's belast met het beoordelen van de prijsantwoorden voor 1986:
- Prijzen voor taalkunde (ten bedrage van 25.000 F.):
a) | ‘Sociale linguïstiek. Bouwstenen voor een interactionele linguïstiek op hermeneutische grondslag’, door de heer Dr. Piet van de Craen, p.a.V.U.B., Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, Sectie Germaanse Filologie, Pleinlaan 2, 1050 Brussel.
Voorstel: de heren Willemyns, Geerts en Couvreur. |
| |
b) | ‘Toponymie van Tienen’, door de heer Dr. Paul Kempeneers, Leuvensestraat 43-45, 3300 Tienen.
Voorstel: de heren Roelandts, Gysseling en Hoebeke. |
| |
c) | ‘De partikels van de al/nog/pas-groep in het Nederlands. Een semantische en pragmatische studie’, door de heer Dr. Willy Vandeweghe, Kromme Leie 11, 9820 Sint-Denijs-Westrem.
Voorstel: de heren Vanacker, Leys en Goossens. |
De voorstellen worden goedgekeurd.
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door de heer Janssens, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Van Elslander, voorzitter, en Janssens, secretaris;
de heer Demedts, mevrouw Deprez, de heren Coupé en De Belser, leden.
| |
| |
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers, De Paepe en Geerts;
de heer Vanderheyden, binnenlands erelid;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heer Lissens, lid.
| |
Agenda
1. ‘Literaire tijdschriften in West-Vlaanderen (eerste helft: 19e eeuw tot 1875)’, lezing door de heer Demedts;
2. Opmaken van de agenda voor de volgende vergadering (19 maart 1986).
De heer Demedts zal zijn lezing over ‘Literaire tijdschriften in West-Vlaanderen’ voortzetten.
| |
Vaste commissie voor Middelnederlandse taal- en letterkunde
Verslag door de heer Geerts, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren De Paepe, voorzitter, en Geerts, secretaris;
de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Demedts, Van Elslander, Decorte, mevrouw Deprez, de heren De Belser, Van Herreweghen en Janssens;
de heer Vanderheyden, binnenlands erelid;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
| |
Agenda
1. ‘Een Antwerps “Spel van Alexander de Medicis” (1631)’, lezing door de heer Keersmaekers.
In ‘Eenen nieuwen Antwerpschen Liekens-Boeck’ (1654) werden drie liederen opgenomen, ‘ghesonghen op het Spel van Alexander de Medicis ghenaempt het Lust-hof van Florencen’. Het stuk was van de hand van I. Spierincx, die als kenspreuk voerde ‘Allencxkens niet’. De bundel bevat alleen gedichten van ‘Const. barende Poeten vande Goudt. blom Camer tot Antwerpen’.
Het ‘Liekens-Boeck’ verdient een nadere bestudering, omdat het blijkbaar een tweede druk is en veel vragen doet rijzen; bovendien is er van de Goudbloem-kamer weinig bewaard.
| |
| |
Over de dichter van het stuk zijn tot nog toe zo goed als geen bijzonderheden bekend.
Het stuk zelf blijkt de dramatisering te zijn van een novelle uit de Tragische Historien (I, 11), de vertaling van een Franse bewerking van novellen van Matteo Bandello, een verzameling die trouwens de stof voor verschillende toneelstukken heeft geleverd, ook in de Nederlandse literatuur.
Wat bewaard bleef, kan erop wijzen dat de stof behandeld werd als een herdersspel, en door de Antwerpse kamers werden in die jaren verschillende ‘pastorale’ spelen opgevoerd.
Direct verband met het bezoek van Maria de Medicis aan Antwerpen (4 augustus-september 1631) schijnt er niet te bestaan; wel is het mogelijk dat het stuk ook tijdens haar verblijf te Antwerpen werd opgevoerd.
Bespreking: de heren Decorte, De Paepe, Goossens en Van Herreweghen nemen aan de bespreking deel.
2. Gelegenheid tot voorstellen en mededelingen.
De door de heer W.L. Braekman aangeboden bijdrage voor de Verslagen en Mededelingen ‘Het Leids handschriftenfragment met Middelnederlandse recepten en bezweringen’ zal worden beoordeeld door de heren Roelandts en Gysseling.
|
|