Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Regionalismen in het Nederlands
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. In Willemyns (1985) heb ik, in navolging van Deprez (1981) een onderscheid gemaakt tussen interne en externe regionalismen, toen genoemd perifere realiseringen van de taal. De standaardiseringskern van het Nederlandse taalgebied is - zoals bekend - het westen van het Koninkrijk der Nederlanden, meer bepaald de grote steden in Noord- en Zuid-Holland. Alle andere gebieden moeten t.a.v. deze kern als perifere gebieden worden beschouwd. De interne periferie wordt dan gevormd door gebieden binnen het genoemde Koninkrijk (bv. Zeeland of Drenthe), met de externe periferie worden gebieden buiten Nederland bedoeld, in de praktijk dus Nederlandssprekend BelgiëGa naar voetnoot(3): ‘Gemeenschappelijk voor alle perifere gebieden is dat de taal er enigszins anders gerealiseerd wordt dan in het kerngebied en wel op twee niveaus: Ik wil daar nog aan toevoegen, dat de woordenschat in Vlaanderen niet alleen de kenmerken van perifere woordenschat in het algemeen heeft, maar uiteraard ook bepaald wordt door taalcontact. Het feit dat een taal, binnen hetzelfde land, direct met een andere taal in contact is, heeft vanzelfsprekend consequenties. Beïnvloeding - vooral op lexico- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
logisch gebied - is meestal zeer groot (het is overigens opvallend dat heel wat ‘perifere’ gebieden delen van twee- of meertalige landen zijn; Zwitserland bv. is perifeer t.a.v. drie standaardtaalkernen). (Willemyns 1985) Rechtstreekse gevolgen van de taalcontactsituatie zijn de woorden in de categorieën 4 en 5; onrechtstreeks die in categorie 6 (die categorieën worden infra opgesomd). Maar ook woorden uit nog andere categorieën komen daarvoor in aanmerking: aanhoudingsmandaat en onderzoeksrechter (cat. 1) zijn weliswaar officiële termen, maar toch ook gallicismen; rijkswacht (cat. 1) is ook een purisme... Ook bij de dialectismen zijn vele woorden op Franse invloed terug te voeren (bv. nonkel, taksplaat) en zelfs taalvernieuwing is gedeeltelijk een taalcontactfenomeen (bv. heenwedstrijd, langspeelfilm). In dit artikel zal ik het, om praktische redenen, alleen hebben over regionalismen uit de externe periferie. Zoals periferie, expliciet of impliciet, gedefinieerd wordt t.a.v. een kern, kan regionalisme alleen besproken worden i.t.t. een standaardtaal, zodat we goed moeten weten wat we onder dat laatste verstaan. De ANS zegt hierover het volgende: ‘We verstaan daaronder de taal die in alle regio's van het Nederlandse taalgebied bruikbaar is in zgn. secundaire relaties, d.w.z. in het contact met “vreemden”. De standaardtaal is bovengewestelijk en algemeen bruikbaar: het gaat hier over taalvormen die niet gebonden zijn aan een bepaalde stijl (dus bijv. woorden, vormen of constructies die alleen maar in de schrijftaal of alleen maar in de spreektaal verschijnen), aan een bepaalde regio (dus bijv. taalvormen die alleen maar in het zuiden of alleen maar in het oosten van ons taalgebied voorkomen) of aan een bepaalde groep (dus bijv. taalvormen die alleen maar door de beoefenaars van een bepaald beroep gebruikt worden). Standaard-Nederlands is dus de taal waarmee men in secundaire relaties altijd en overal in het Nederlandse taalgebied terecht kan’. In dit artikel zijn dus aan de orde die (lexicale) taalvormen die ‘gebonden zijn aan een bepaalde regio’Ga naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ligt voor de hand dat alle woordenboeken daar problemen mee hebben omdat - impliciet of expliciet - van de redacteuren wordt verlangd dat ze:
Over het probleem van de norm kan een uiteenzetting op zichzelf worden gehouden. Ik beperk er mij toe op te merken dat vanzelfsprekend ook lexicografen die niet precies af kunnen bakenen (‘il n'existe pas de doctrine claire... sur ce qui devrait servir de cadre normatif au départage des termes à recevoir et à proscrire; Gendron 1983, 16) en ik verwijs o.m. naar het volgende, door Macaulay gesignaleerde probleem: ‘The basic problem in attempting to define a standard language is that the evidence lies at the intersection of two distinct areas of investigation. The first is the discription of the language including all its varieties. The second is the study of the use of each variety in a speech community, to discover the norms of speech for that community, including the significance of the use of a particular variety in a specific situation’. (Macaulay 1973, 1331). 2. Uit vroegere artikels is al gebleken, dat recensenten en gebruikers het heel dikwijls niet eens zijn met de manier waarop de woordenboekredacteuren zich van bovengenoemde taken kwijten (cfr. o.m. Van Coetsem 1961, Geerts 1967). Dat ook de redacteuren van de Hedendaagse Van Dale daar problemen mee hebben ligt in de lijn van de verwachting. Om dat praktisch te illustreren besloot ik een steekproef te nemen uit het Zuidnederlands Woordenboek (ZNW; De Clerck 1981) en na te gaan wat de HVD met die woorden aanvangt. Ik noteerde telkens het eerste en het laatste woord van elke tiende bladzijde uit het ZNW en kreeg op die wijze een sample van 135 woorden. Ik herinner eraan dat De Clerck al deze woorden als Zuidnederlands beschouwt en er overigens telkens keurig de standaardtaalvariant bijgeeft. De HVD behandelt die woorden op de volgende manier:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit kleine proefje bewijst wat kon worden vermoed, nl. dat er absoluut geen eensgezindheid bestaatGa naar voetnoot(5) over de manier waarop regionale woordenschat dient te worden behandeld (het nakijken van dezelfde sample in de GVD zou uiteraard weer andere cijfers opleveren). Opmerkelijk is bovendien, dat de HVD helemaal geen criteria geeft voor het al dan niet opnemen van regionale of perifere woordenschat. Men heeft er dus het raden naar hoe die woordenschat verzameld wordt en op grond waarvan tot opname en libelering wordt besloten. Dit hoeft niet helemaal als een verwijt te worden opgevat, aangezien er de lexicografen eigenlijk nauwelijks materiaal ter beschikking staat. Los van de materiaalverzameling staat echter de vraag naar de opnamecriteria en men mag van de redacteuren van grote woordenboeken eigenlijk wel verwachten, dat ze daar enkele zinnige dingen over zeggen. Dat hoofdredacteur Piet van Sterkenburg deze problemen wel kent, maar er (nog) geen oplos- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sing voor heeft, moge blijken uit onderstaand citaat uit de rede die hij op 12/12/1984 hield, ter gelegenheid van de voorstelling van de HVD te Antwerpen: ‘Een... punt dat ik niet onbesproken wil laten is de noodzaak van fundamenteel onderzoek naar Zuidnederlandse varianten. Met dit onderzoek is in GWHN een begin gemaakt. Een van de belangrijkste criteria daarbij was de frequentie waarmee die varianten in dag- en weekbladen voorkwamen. Wellicht dat er andere criteria gevonden kunnen worden om uit te maken of woorden of woordgroepen als applausvervanging, brugpensioen, bureel, bij manier van spreken, handspel, promotiebouw, remgeld, steekpas, terugwedstrijd, uitbater, volmachtentrein, voltijds en zeker en vast algemeen gebruikt worden in Vlaams-België. Misschien dient men niet uitsluitend af te gaan op de schrijvende pers, maar zou men ook BRT-uitzendingen tot richtsnoer kunnen maken. Hoe dan ook, over Zuidnederlandse varianten kan men lang en vol emotie spreken, maar niet te ontkennen valt dat zij bestaan. Evengoed als er Oostenrijkse varianten van het Duits zijn, zijn er Zuidnederlandse varianten van het Nederlands. Alleen: wie stelt vast welke woorden, uitdrukkingen en betekenissen algemeen gangbaar zijn in Nederlandstalig België? Of beter nog, op basis van welke norm gebeurt zoiets? Hoe het ook zij, de lexicograaf registreert taalgebruik in Noord en Zuid en in dat kader krijgen de woorden van Eugène Berode over het Zuidnederlands apodictische kracht: “Uiteindelijk beslist u als taalgebruiker zelf welke woorden u al of niet bezigt”’. Op dat laatste kom ik straks terug.
4. Ik ben lexicograaf noch lexicoloog en zal dus de woordenaars zeker de regels van hun vak niet voorschrijven. Ik kan echter wel proberen enige dingen te vertellen over taalstandaardisering (smechanismen), normering, codificering en taalgelaagdheid, allemaal elementen waarover de lexicograaf in het klare moet zijn voor hij met zijn eigenlijke werk kan starten. Absoluut voorop moet staan de bepaling van het taalniveau dat men beschrijft. Weliswaar probeert het woordenboek elementen uit verschillende stijlsoorten op te nemen, maar men moet uiteraard weten uit welk niveau (noem het code of register) men de ongemarkeerde vormen zal halen. Een algemeen verschijnsel is nl. dat regionale interferentie op alle vlakken (dus ook het lexicale) toeneemt naarmate men zich op de continuumschaal weg van H in de richting van L beweegt. (Willemyns 1983) ‘Markeringen of labels zijn aangebracht om variatie en/of beperkingen binnen taalgebruik aan te geven’ zegt de HVD op p. 24 en onder nr. 4.7.3 (p. 25) wordt meegedeeld: ‘Er zijn vier stijllagen onderscheiden, waarvan er drie worden gemarkeerd door een label’. Ik wil die, aan de hand van een opgegeven voorbeeld, even van naderbij bekijken: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieruit zou dus blijken dat de ‘gewone spreek- en schrijftaal’ het ongemarkeerde niveau is. Dat lijkt zeer eenvoudig en bevredigend te zijn, maar is het eigenlijk niet. Allereerst blijft er natuurlijk een verschil tussen schrijftaal en spreektaal, ook al worden beide dan ‘gewoon’ genoemd (in de praktijk zal de selectie van de ingangen trouwens vooral gebeuren door het excerperen van schriftelijk materiaal). Bovendien wordt er kennelijk helemaal geen rekening gehouden met sociale taalgeleding. De ‘gewone schrijf- en spreektaal’ van de U.C. (c.q. hoog opleidingsniveau) zal zeker wel verschillen van die van de L.C. (c.q. laag opleidingsniveau). Tenslotte wordt ook regionale taalgeleding buiten beschouwing gelaten. Vanuit de invalshoek van de ‘kern’ bekeken, zal het normale taalgebruik in zowel de interne als de externe periferie beslist meer regionale interferentie vertonen, en wat in de kern als gemarkeerd wordt beschouwd, kan in de periferie vaak als ongemarkeerd worden aangezien (wat in het Noorden 〈schr〉 is, kan in het Zuiden heel vaak ‘gewone schrijf- en spreektaal’ zijn, bv. vermits). Om al deze en nog andere redenen lijkt het me dus noodzakelijk te zijn, dat het ongemarkeerde taalniveau, dat als grondslag voor de ingangen geldt, zo nauwkeurig mogelijk wordt gedetermineerd en in elk geval veel nauwkeuriger en zorgvuldiger dan in de HVD (of andere soortgelijke woordenboeken) gebeurt. Daarbij zou men er ook goed aan doen even te denken aan diegene voor wie het woordenboek bestemd is (de eeuwige nachtmerrie van de uitgever, neem ik aan). Schüle (1981: 188) zegt: ‘C'est de la sociolinguistique à l'état pur que de se demander: en face de qui suis-je? En face de qui adopter ce mot-ci ou celui-là?’ Interactionele problemen van convergentie en divergentie moeten dus zeker meespelen!
5. Hoe behoren regionalismen in Nederlandse woordenboeken te worden verwerkt? 5.1 Een mogelijk standpunt zou kunnen zijn dat met regionale woorden helemaal geen rekening wordt gehouden en dat in woordenboeken als de Van Dales uitsluitend woorden ondergebracht worden die tot de standaardtaal behoren. De lexicograaf die dat standpunt in zou nemen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is van een heleboel problemen verlost en het enige dat dan nog overblijft is dat het niet altijd eenvoudig is precies de grens te trekken. Niet alleen echter zal die lexicograaf in conflict komen met zijn uitgever (die zijn product ook wel in de externe periferie wil verkopen en daarom bepaalde ‘compromissen’ zal eisen) maar bovendien is zijn houding ook wetenschappelijk niet te verdedigen. De ‘Nederlandse taal’ is (zoals iedere taal) niet alleen de taal die in het kerngebied wordt gesproken en geschreven, maar omvat ook alle andere varianten die samen met de standaardtaal één diasysteem vormen (Goossens 1968). In de praktijk is het natuurlijk onmogelijk daaraan vast te houden en meestal wordt dus een ad hoc definitie gehanteerd, die bijna altijd ook een zekere ruimte laat voor perifere woordenschat. Wil zo een aanpak echter niet totaal arbitrair zijn, dan is het noodzakelijk dat criteria worden vastgelegd (zij het dan dat je die in beide Van Dales tevergeefs zoekt). De mate van ‘tolerantie’ zal vooral afhangen van twee factoren:
De situatie in het Nederlandse taalgebied is, wat deze twee punten betreft, niet zo ongunstig. Het attitudinele aspect lijkt mij het meest negatieve te zijn: in het Westen van ons taalgebied (de Randstad) constateert men weliswaar een vrij ruime tolerantie t.a.v. op eigen regionale basis berustende, vooral sociaal gekleurde normafwijkingen (Willemyns 1983) maar meestal ook een vrij afwijzende reactie tegenover nietwestelijke variatie (cfr. o.m. Geerts z.j.). Politiek gezien echter is integratiebereidheid niet afwezig en het afsluiten van het Taalunieverdrag (Willemyns 1984) is daar zeker een voorbeeld van. Globaal gezien echter, en rekening houdend met de taalpolitiek gefundeerde voorkeur van grote delen van het Vlaamse establishment voor de Noordnederlandse norm (Willemyns 1983, 88-90) neig ik ertoe de situatie in het Nederlandse taalgebied eerder met de centralistische tendens die bv. in Frankrijk (Al 1981) overweegt te identificeren, dan met de, zeker op lexicaal gebied vrij grote tolerantiepraktijk, die het Duitse taalgebied kenmerkt (Beersmans 1981). De vrij grote normatieve waarde die zowel in Nederland als in Vlaanderen aan de (bestaande) grote Van Dale wordt gehecht is overigens ook niet van aard om de tolerantiepraktijk te bevorderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T.a.v. punt twee zou de situatie, na het verschijnen van het ZNW, vrij gunstig moeten zijn. Met het opnemen van de door De Clerck verzamelde woordenschat zal men echter uiterst omzichtig om moeten springen, zoals o.m. blijkt uit recensies van Geerts (1983) en Willemyns (1984 b). 5.2 Ik wil het in dit stuk over een zo praktisch mogelijke boeg gooien. Vooraleer men bepalen kan welke portie perifere, Zuidnederlandse woordenschat in de HVD kan en moet worden opgenomen, zou men moeten beschikken over een ernstige lexicologische studie over Noord-Zuid verschillen. Een zo uitvoerig mogelijke en toch overzichtelijke studie is er echter op dat vlak niet en zoiets mag hier van mij zeker niet worden verwacht. Ik wil echter wel proberen een met voorbeelden geïllustreerd overzicht te geven van de subcategorieën die daarbij in acht moeten worden genomen. Overlapping is natuurlijk niet te vermijden, maar zwaar hoeft men daaraan m.i. niet te tillen: belangrijk is dat er uiteindelijk een structuur komt waar een vrij grote overeenstemming over bestaat en waar lexicografen mee kunnen gaan werken. Dat af en toe een woord het verkeerde label zou krijgen (al was het maar omdat vele woorden eigenlijk verschillende labels verdienen) lijkt me minder belangrijk:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3 Indien men zich op het standpunt stelt dat in het woordenboek inderdaad perifere woorden dienen te worden opgenomen (en dat doen de redacteuren van beide Van Dales), dan is het duidelijk dat althans sommige van de bovenstaande woorden een plaatsje verdienen. Het (zeer vage) criterium dat daarbij meestal gehanteerd wordt is de (relatieve) frequentieGa naar voetnoot(7). Voor zover mij bekend bestaan er nauwelijks studies over de frequentie van Zuidnederlandse woorden. Het is dus zeer de vraag wat een label als AZN (algemeen Zuidnederlands), dat in de HVD gebruikt wordt, betekent of kan betekenen. Op p. 25 wordt gezegd dat het gaat om woorden ‘die men in het hele Zuidnederlandse taalgebiedGa naar voetnoot(8) aantreft’, maar hoe men dat weet wordt er niet bijgezegd. In Van Sterkenburgs bovengenoemde lezing heet het ‘een van de belangrijkste criteria was de frequentie waarmee de varianten in dagen weekbladen voorkwamen’. Impliciet wordt allicht gedacht aan wat in de ‘grote Van Dale’ (p. xi) als volgt wordt verwoord: ‘woorden, uitdrukkingen of betekenisnuances waarvan het gebruik zeker tot de standaardtaal in België beperkt is, terwijl het daar zo ruim verspreid is dat het niet als gewestelijk beschouwd kan worden’. In al deze gevallen gaat het echter vooral om intuïtieve oordelen en dat kan ook moeilijk anders, aangezien als het ware bij definitie, over perifere woordenschat precies dat soort informatie ontbreekt. De Clerck probeert in zijn ZNW de hele zaak vanuit een andere, maar daarom niet minder problematische gezichtshoek te benaderen. Hij schrijft: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De lexicograaf is geen scheidsrechter die bepaalt wat al of niet tot het Zuidnederlands of tot de standaardtaal behoort. Dat beslist de taalgemeenschap zelf; zij bepaalt welke elementen in het “systeem” van de taal kunnen functioneren, welke elementen als “regionaal”, “gewestelijk”, “deftig”, “onconventioneel” enz. dienen opgevat te worden, kortom zij beslist over het leven van ieder element door het gebruik dat zij ervan maakt. Zij stelt zelf de “norm” vast, d.i. wat algemeen gebruikelijk is, en wat storend is voor de communicatie. Het is de taak van de lexicograaf in het woordenboek hiervan een weerspiegeling te geven’. Vanzelfsprekend heeft De Clerck slechts zeer ten dele gelijk; soms (vaak?) zal de lexicograaf zelf de knoop door moeten hakken en in elk geval is het zijn taak de zgn. ‘beslissingen’ van de taalgemeenschap te interpreteren. Hij, en niet de taalgemeenschap, is de taalbeschouwer. Bovendien is de lexicograaf in geen geval een ‘neutrale’ waarnemer, maar ook een lid van de taalgemeenschap, een taalgebruiker die in het talige interactieproces is betrokken en op grond daarvan zijn eigen ideeën en attitudes heeft t.a.v. al dan niet gemarkeerde woorden. Het voorstellen alsof hij de met / + / of / - / gemarkeerde woorden slechts op hun alfabetische plaats zou rangschikken is onzin. Ook Geerts worstelt kennelijk met dat probleem. In een lezing De normatieve labels in Van Dale en in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (gehouden op de algemene vergadering van de Kon. Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis op 30/3/1985; ter perse) gaat hij, uitvoeriger dan in de Inleiding tot de GVD, op die zaak in: ‘De verantwoordelijkheid voor het taalgebruik ligt duidelijk bij de taalgebruikers. En in het algemeen ligt de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van met “Belg.” gemarkeerde woorden in de standaardtaal daarmee bij de Vlamingen’Ga naar voetnoot(9) Hoewel Geerts zich sterk maakt dat ‘het taalgebruik in België net zo goed te beschrijven (is) als het taalgebruik in Hongarije’ is dat enkel theoretisch waar. De praktijk leert immers dat het standaardtaalgebruik in perifere gebieden niet alleen moeilijker te beschrijven valt, maar in- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derdaad ook minder beschreven wordt, dan het ongemarkeerde standaardtaalgebruik. Dat zulks werkelijk problemen oplevert komt duidelijk naar voren waar Geerts probeert duidelijk te maken op grond waarvan sommige woorden als gew. en andere als Belg. gelabeld worden. Hij illustreert dat met enkele - overtuigende - voorbeelden en weinigen zullen het met hem oneens zijn wanneer hij aantoont waarom garagist als Belg. en tirette als gew. moet worden gelabeld. Maar tenslotte moet hij ook zelf toegeven dat: ‘frequentie- en taalgeografisch onderzoek heel wat meer zekerheden (zou) kunnen opleveren dan de weinig systematische observatie die nu aan de basis van de behandeling van de termen in kwestie ligt’ (cursivering van mij, RW). Het punt waar ik in het citaat van De Clerck aanstoot aan neem komt uiteindelijk ook hier ter sprake: ‘Een andere vraag is of de Belgen zelf een norm hebben om uit te maken wat zij als gewestelijk beschouwd willen zien en wat niet. Er hoeft niet aan getwijfeld te worden: die hebben ze wel. Maar ze hebben niet allemaal dezelfde’. En ik wil daar graag aan toevoegen dat die Belgen die linguïst en lexicoloog zijn en woordenboeken maken geen uitzondering op die regel vormen en dat hun norm dus wel degelijk meespeelt wanneer ze daarmee doende zijn. Het is natuurlijk geen toeval dat zowel Geerts als De Clerck als Van Sterkenburg proberen een deel van hun verantwoordelijkheid naar de taalgebruiker door te spelen; het is allicht wat iedere lexicograaf probeert te doen! Toch is dit iets wat de normale twistvraag over een ‘descriptieve’ of ‘normatieve’ houding ver te buiten gaat. Ook al probeert de moderne lexicograaf zich (zeer terecht) op een zo descriptief mogelijk standpunt te plaatsen, toch is zijn werkwijze noodzakelijkerwijze in hoge mate interpretatief, zeker waar het woorden uit een slechts zeer onvolledig of niet gestandaardiseerde of gecodificeerde taalvariant betreft. Hij heeft dus ongelijk zich achter de rug van de taalgebruiker te verschuilen: het al of niet honoreren van een woord, betekenis of betekenisnuance behoort uiteindelijk tot de verantwoordelijkheid van de interpreterende lexicograaf en hij zal daarvoor dus criteria aan moeten leggen, of hij dat nou leuk vindt of niet. Hij zal er bovendien op bedacht moeten zijn dat hij op zijn beurt de taalgemeenschap beïnvloedt. Zuiver linguïstisch bekeken is er, ook in de kern, aanzienlijke variatie ten opzichte van de hypothetische norm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die, in zowel periferie als kern, slechts door een klein deel van de populatie min of meer ‘correct’ wordt geactualiseerd. De standaardtaalrealisering van de elite in de kern krijgt echter, door allerlei sociale, economische, politieke en culturele factoren een sociale meerwaarde. Deze sociale meerwaarde straalt wel af op de variërende realisering van de standaardtaal in de kern, maar nauwelijks of niet op die in de periferie. De ene variatie (de sociaal meerwaardige) wordt daarom, door de sprekers ervan, niet meer als variatie beschouwd, maar als een standaardmaat waaraan al de rest gemeten wordt. Daardoor is sociale meerwaarde een zichzelf confirmerend verschijnsel: de standaardtaalrealisering van die elite geldt immers als referentiekader voor wat in spraakkunsten en woordenboeken opgenomen wordt en krijgt daardoor nog meer sociale meerwaarde. De ongemarkeerde entries in het woordenboek zijn die uit de sociaal meerwaardige code, de niet opgenomen items kunnen geen enkele aanspraak op sociale meerwaarde maken en die van de gemarkeerde items wordt gehypothekeerd. Hoe gevaarlijk het weergeven van de gevoelens van de ‘spraakmakende gemeente’ is wordt dus bijzonder duidelijk: de lexicograaf interpreteert de signalen van de taalgemeenschap en gaat op grond daarvan labelen. Dit geldt voor de stijlsoorten (colloquial vs. formeel), voor de vaktalen (specifiek vs. algemeen), voor de regionale classificering (regionaal vs. standaard) en voor de markering in het algemeen (gemarkeerd vs. ongemarkeerd). De eigen positie van de lexicograaf binnen de taalgemeenschap en de hoeveelheid sociale meerwaarde van zijn eigen gebruikelijke code spelen hierbij een niet te onderschatten rol. 5.4 Het eerder vermelde citaat uit de GVD bevat dan weer een term die opmerkelijk is, verklaring behoeft (maar niet krijgt) maar ons misschien toch op de goede weg kan plaatsen; ik bedoel ‘de standaardtaal in België’. Hoewel Geerts en Heestermans een paar regels hoger het gebruik van het label Zuidnederlands verwerpen, o.m. omdat het ‘in vele gevallen een tweeledigheid van het Nederlandse taalgebied (suggereert) die geen wetenschappelijk fundament bezit’ blijken ze nu plotseling wel bereid (tenminste) twee standaardtalen binnen het Nederlandse taalgebied te onderscheiden. Hoewel ik op die tegenstelling wijs, suggereer ik daarom niet dat ze ongelijk zouden hebben. Zoals ik boven al zei komt het er inderdaad op aan te weten welk taalniveau, welke code men wenst te beschrijven. In Willemyns (1983) heb ik een voorzichtige (en uiteraard arbitraire) poging ondernomen om het taalgebruik in Vlaanderen in vijf codes in te delen. Voor beschrijving in een algemeen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordenboek komen er daarvan slechts twee in aanmerking, t.w. de codes die ik heb genoemd Belgisch Beschaafd en Standaardtaal. Vele van de woorden die ik boven in de categorieën van 1 tot 7 als voorbeelden heb opgegeven zullen inderdaad wel vrij algemeen Zuidnederlands zijn, waarmee ik bedoel dat ze - naar mijn eigen intuïtieve oordeel - door de overgrote meerderheid van de sprekers tenminste begrepen worden. De meesten zullen ze ook wel bij gelegenheid gebruiken, maar hoe frequent ze dat doen hangt mede af van het taalniveau dat ze op een gegeven moment hanteren. Uit ‘B.R.T.-Nederlands’ bv. zullen ze in principe worden geweerd (het weerbulletin bv. waarschuwt voor slecht weer een verwittigt daar niet voor). Ze zijn dus alleen Algemeen Zuidnederlands in het op één na hoogste niveau (Belgisch Beschaafd) maar niet noodzakelijk in het hoogste (Standaardtaal). Dat niet iedereen die Standaardtaal gebruikt, dus in zijn communicatieve competentie beperkt blijft, is weliswaar een feit, maar doet nauwelijks ter zake voor de lexicograaf die zich in principe op het standpunt stelt dat hij de standaardtaal beschrijft. Samenvattend: het opnemen van perifere woordenschat in het algemeen en Zuidnederlandse in het bijzonder hangt af van een aantal factoren, die in de praktijk veel te weinig in acht worden genomen, t.w. frequentie, taalbeschrijvingsniveau en interactionele processenGa naar voetnoot(10). Op grond daarvan moeten de lexicografen proberen zo precies mogelijk hun criteria te formuleren. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken er ook op te wijzen dat het m.i. weinig zin heeft de genoemde zeven categorieën op een verschillende wijze te evalueren. Of een woord niet tot de algemene standaardtaal behoort omdat het een archaïsme, een dialectisme of een gallicisme is, doet weinig ter zake. Ik ben het daarom bv. met Kruyskamp oneens, waar die in de Inleiding tot de tiende uitgave van de GVD zegt: ‘Er is geen sprake van afkeuring (tenzij het een gallicisme betreft; cursivering van mij, RW). Heirkracht, beenhouwer en zakencijfer zijn, naar gelang van het beschouwde taalniveau, ofwel alle drie aanvaardbaar ofwel alle drie niet. Er is geen reden om gallicismen op een andere manier te behandelen dan andere ‘Zuidnederlandse’ woorden; er moet alleen duidelijk worden gesteld wat hun plaats binnen het lexicon van het Nederlands is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Wat kan de lexicograaf nu in de praktijk aanvangen met een indeling in categorieën van de perifere woordenschat zoals die boven is gebeurd? Eén ding is zeker: hij zelf zal beslissingen moeten nemen en de smoes dat hij de praxis van de spraakmakende gemeente volgt, zal hem niet veel helpen. Indien hij zelf het taalgebruik van de periferie van binnenuit kent, kan hij het erop wagen zijn eigen intuïtie te volgen en dan de kritiek van de recensenten afwachten. Wanneer hij dat niet kent (meest voorkomende geval) dan moet hij andere wegen zien te vinden. De gevaren die hij anders loopt worden o.m. door Boulanger als volgt beschreven: ‘si le lexicographe... n'est pas un autochtone..., s'il ne possède pas entièrement le modèle de compétence et de performance du (ou des) parler(s) regional(aux) qu'il étudie, s'il ne connait pas à l'avance ou s'il ne peut inférer une bonne partie des réponses, s'il ne comprend pas complètement les paroles (mots et sens) des témoins et les écrits qu'il consulte, toutes ses qualités linguistiques, humaines et scientifiques, si parfaites soient-elles, ne l'empêcheront nullement de produire un travail souventefois incomplet, et, qui plus est, défectueux. Il n'aura pas l'assentiment populaire, ni celui des linguistes de cru’. Een in het Franse taalgebied gebruikte oplossing is dat men een groep ‘deskundigen’ vraagt een lijst op te stellen van Waalse, Zwitserse, Québecse... woordenschat, waarvan zij vinden dat die in het algemene woordenboek moet worden verwerkt (Schüle 1981, Doppagne 1981, Boulanger 1980). Ook voor het Duitse taalgebied bestaan lijsten met Oostenrijkse en Zwitserse woorden, opgesteld door de Oostenrijkse en Zwitserse Dudencommissies, die volgens het onderzoek van Fenske (1973) op een zeer gevarieerde wijze in de Duitse woordenboeken zijn opgenomenGa naar voetnoot(11). Op die manier schuift men het probleem af naar anderen, die dan echter wel het voordeel hebben dat zij inderdaad over meer - intuïtieve - informatie beschikken. Toch lost men daarmee het probleem niet helemaal op; men denke aan de vrij bespottelijke polemiek tussen de Belgische ‘deskundige’ en zijn Zwitserse collega, met wie hij het wel eens is dat men, op grond van logische(!?) overwegingen septante en nonante moet opnemen, maar op grond van dezelfde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overwegingen en in dezelfde adem huitante of octante verwerpt (Doppagne 1981, 179). In al deze gevallen (of het nu de lexicograaf zelf of de ter hulp geroepen ‘deskundigen’ betreft) spant men namelijk het paard achter de wagen, d.w.z. dat men zich eerst over woorden uitspreekt en in het beste geval achteraf kijkt of die lijst aan enige criteria beantwoordt. Zo er al een bevredigende oplossing kan worden gevonden, dan enkel indien er omgekeerd te werk wordt gegaan. Eerst moeten de opnamecriteria theoretisch worden vastgelegd: welke categorieën perifere woorden behoren te worden opgenomen? Achteraf zal men dan nog problemen en moeite genoeg hebben om die categorieën in te vullen met woorden waar iedereen het over eens is. Die moeilijkheid om tot sluitende conclusies te komen heeft o.m. te maken met enkele structurele factoren, die inherent zijn aan het probleem, t.w.:
Indien men er rekening mee houdt dat het zoëven genoemde uiteraard ook geldt voor steller dezes, dan wil ik wel proberen mijn eigen standpunt te vertolken, in de hoop dat de lexicograaf er iets aan heeft bij het bepalen van zijn eigen standpunt. Ik zal daarom zo concreet mogelijk proberen te zijn.
6.1 Overwegingen Overweging 1: het in aanmerking komende lexicologische materiaal moet worden geput uit het taalgebruik van die Vlamingen die de bedoeling hebben de standaardtaal te realiseren. Commentaar: aangezien Vlamingen geen single style speakers zijn, moet men er rekening mee houden dat zij die bedoeling niet steeds | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben. De meest praktische manier om zekerheid te verkrijgen is zich te beperken tot schriftelijk taalgebruik. Een vorm van gesproken taal die vrij risicoloos mee in het corpus opgenomen kan worden is die van B.R.T.-nieuwslezers of vergelijkbare vormen van ‘gesproken schrijftaal’ als bv. lezingen, colleges, ev. interviews en dgl. Overweging 2: de op grond van overweging 1 bruikbare codes zijn Algemeen Nederlands en Belgisch Beschaafd, d.w.z. de codes die ik in Willemyns (1983) E en D heb genoemd. Commentaar: aangezien het hier om een theoretische en arbitraire poging tot indeling van het continuum gaat, zal het in de praktijk niet alleen moeilijk zijn de grens te trekken tussen E en D, maar vooral ook tussen D en de daaronder liggende variant C (Umgangssprache). Niettemin lijkt het mij belangrijk te zijn dat men zich op dit theoretisch uitgangspunt plaatst. Overweging 3: lexicale, niet-algemene items die in E voorkomen hebben ongetwijfeld hun plaats in het woordenboek. Dat ook uit D items moeten worden opgenomen staat vast; in welke mate dat moet gebeuren hangt af van de normatieve eisen die men stelt. Commentaar: vooral ten aanzien van het tweede punt dreigt er een verschil in opvatting tussen de lexicograaf en de zuidelijke woordenboekgebruiker te ontstaan. Deze laatste zal in principe weinig waardering opbrengen voor de descriptieve principes die de eerste meestal hoog in zijn vaandel voert. Ook is de kans reëel dat de Vlaming, op grond van een combinatie van linguistic insecurity en taalpolitieke overwegingen, zich niet kan verenigen met de informatiebehoefte van de noordelijke woordenboekgebruiker, die de betekenis wil terugvinden van woorden die hij niet kent. Hij kan echter ook zelf het praktische slachtoffer van die attitudes worden: in vele vertaalwoordenboeken zal hij zelfs officiële Belgische terminologie (van het type rijkswacht, schepen) tevergeefs zoeken (de informatie in de N-F Van Dale is duidelijk beter en vollediger dan die in vele andere vertaalwoordenboeken; zie Bijlage). Overweging 4: de gemiddelde zuidelijke woordenboekgebruiker en zeker de gemiddelde zuidelijke recensent behoort tot wat ik vroeger omschreven heb als het intellectuele en culturele establishment, waar vooral integrationistische bedoelingen overheersen (Willemyns 1983). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar: de consequentie van deze taalpolitieke overweging is dat - hoe paradoxaal dat ook lijkt - de genoemde zuidelijke woordenboekgebruiker het aantal perifere woorden eerder zal willen beperken dan uitbreiden. Enerzijds wil hij het zuidelijke taalgebruik veel minder beschreven dan wel genormeerd zien, anderzijds wil hij beslist niet dat de indruk wordt gewekt (en via de ‘officiële’ Van Dale verbreidt) dat er een zuidelijke standaardtaal bestaat, die in relatief belangrijke mate van de noordelijke afwijkt. Overweging 5: het gebrek aan interne standaardisering beperkt ten zeerste de zgn. algemene zuidelijke woordenschat. Commentaar: bijna iedereen gaat in eerste instantie uit van de afwijkingen die hijzelf uit zijn eigen omgeving kent, zodat de voorstellen tot opname zeer verschillend en uiteenlopend kunnen zijn. Regionale vormen uit andere gebieden zijn vaak onbekend. Het grootste deel van de zgn. algemene zuidelijke woordenschat bestaat daarom allicht uit schrijftaalvormen die niet direct met een bepaald gebied in verband gebracht kunnen worden.
6.2 Conclusies De ideale oplossing zou zijn dat de perifere woordenschat van het Nederlands geïnventariseerd wordt, dat er onderzoek gebeurt naar de frequentie en naar het voorkomen per regio. Aangezien de lexicograaf daar niet op kan wachten (maar de uitgeverij dat misschien wel kan stimuleren) moet voorlopig een tussenoplossing worden gevonden. De meest praktische aanpak lijkt me te zijn, dat er een soort commissie van ‘deskundigen’ wordt gevormd (bv. een Belgische ‘Van Dalecommissie’, naar het voorbeeld van de Dudencommissies in het Duitse taalgebied), die de beschikking krijgt over een corpus. Dat corpus zou ondermeer bestaan uit het ZNW + de lijsten die op de Van Daleredacties zowel ten behoeve van de GVD als de HVD werden opgemaakt. Deze commissie zou tot taak hebben:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien er een dergelijke commissie komt, die nauw met de redacties samenwerkt en bovendien permanent is, zodat ze op nieuwe informatie en nieuwe researchresultaten vlug in kan spelen, dan denk ik dat er een goede kans bestaat, dat de behandeling van perifere woordenschat in algemene woordenboeken eindelijk wetenschappelijk en serieus gebeurt en betrouwbare en bruikbare resultaten oplevert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: Labeling van de voorbeeldwoorden uit 5.2 in resp. GVD/ HVD/ N-F
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|