| |
| |
| |
Vergaderingen van 15 mei 1985
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Moors, voorzitter, Deschamps, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Lissens, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Weisgerber, Roose, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, de heer Van Herreweghen, mevrouw Rosseels, de heren Geerts en Janssens, leden;
de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Elslander, Coupé, Hadermann, De Belser, Goossens, Keersmaekers, Lampo, De Paepe en Willemyns, leden;
de heren Schmook en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
In memoriam E. Oehmann, buitenlands erelid
door J. Moors
Voorzitter van de Academie
De Academie heeft met enige vertraging kennis gekregen van het overlijden, op 10 oktober 1984, van haar oudste buitenlands erelid, Emil Oehmann.
E. Oehmann werd geboren te Helsinki op 21 januari 1894.
Hij promoveerde in 1918. Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest als lector in de Finse taal te Berlijn, werd hij in 1922 docent in de Ger-maanse taalwetenschap te Helsinki, in 1924 professor in de Germaanse filologie te Turku en ten slotte in 1945 professor te Helsinki.
Hij was lid van de Finse Academie van Wetenschappen, waarvan hij in de jaren 1950 de secretaris werd.
In 1953 werd hij door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde tot buitenlands erelid verkozen ter vervanging van Prof. Dr. J.D. du Toit. De verkiezing werd door de Koning goedgekeurd op 3 februari 1954.
E. Oehmann was ook buitenlands erelid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
| |
| |
Ik kan hier alleen herinneren aan het voornaamste uit zijn lange en vruchtbare wetenschappelijke carrière.
Men kan zijn talrijke artikels en boeken klasseren in een aantal gebieden zoals de Finse taal- en letterkunde, de Duitse taalkunde en leenwoordenstudie, het Middelnederlands en zelfs het Fries en het Oudfrans.
Wat het Fins betreft, noteert men woordstudies en bijdragen over Duitse dichters, waaronder H. Heine.
Inzake Duitse taalkunde hield E.O. zich o.m. bezig met de verhouding tussen dialekten en Hoogduits, met suffiksen zoals -ieren, -lein en -chen, met hyperkorrekte klankvormen, met het verschijnsel homonymie en tenslotte met woordstudies waarbij hij ook vaak het Middelnederlands betrok; hij schreef meer dan twintig Kleine Beiträge zum deutschen Wörterbuch.
Voor het Fries heb ik kennis van een onderzoek over de meervouden op ar en er.
Maar het grootste deel van zijn publicaties betreft de wederzijdse invloed van talen.
Het gaat over Franse woorden in het Duits van de 12e en 13e eeuw, over Romaanse woorden in het Middelhoogduits, over Franse invloed op het Duits van de middeleeuwen, over Duits leengoed in het Zweeds, over Russische vreemde woorden en leenwoorden, over de invloed van het Italiaans in Duitsland.
In de meeste van zijn studies betrok hij voortdurend het Middelnederlands en naar de woorden van J. van Mierlo is zijn werk onontbeerlijk voor de grondige kennis van de Mndl. taal en literatuur, reeds in de 12e eeuw. In een van zijn grote werken, Die mittelhochdeutsche Lehnprägung nach altfranzösischen Vorbild is een derde van de inhoud gewijd aan de Mittelniederländische Lehnprägung. Een uitsluitend Nederlandse studie heet Die mittelniederländischen Verben auf -ont en in onze Verslagen en Mededelingen gaf hij bovendien in 1955 een objectief artikel van een twintigtal bladzijden Ueber den Italienischen Einfluss auf das Niederländische.
Met Emil Oehmann heeft de Academie haar vertegenwoordiger verloren in een land waar onze taal- en letterkunde nog steeds in de belangstelling staat van de universitaire wereld.
Laten wij een ogenblik in stilte aan hem denken.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 17 april 1985 worden goedgekeurd.
| |
| |
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
1. | Overlijden. - Het secretariaat werd op 22 april jl. door de Finse ambassade te Brussel telefonisch ervan op de hoogte gebracht, dat de heer E. Oehmann, buitenlands erelid, op 7 oktober 1984 overleden is.
Op zaterdag 11 mei jl. overleed te Hilversum de heer Stuiveling, buitenlands erelid. Het secretariaat betuigde de familie het rouwbeklag van de Academie bij telegram van 14 mei.
Van collega De Paepe kreeg het secretariaat het bericht dat zijn moeder op 11.05.85 te Heverlee overleden is. |
| |
2. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Moors, voorzitter, vertegenwoordigde op zaterdag 20 april 1985 de Academie op het feestmaal en de receptie, aangeboden door het stadsbestuur t.g.v. de opening van de Gentse floraliën. |
| |
3. | Bekrachtigingscommissie 1985-1986. - Bij brief van 29 april 1985 vraagt de heer M. Deloz een academielid aan te wijzen dat aanvaardt deel te nemen aan de werkzaamheden van de commissie voor de bekrachtiging van de academische diploma's. Collega Lissens is bereid gevonden die taak nog eens op zich te nemen. |
| |
4. | Lidmaatschap. - De verkiezing van de heer Janssens tot gewoon lid van de Academie werd goedgekeurd bij ministerieel besluit van 25 maart 1985. |
| |
Voorstellen van het bestuur
Goedkeuring van het reglement van de Maurice Gilliamsprijs. - Op voorstel van het bestuur en na kennis te hebben genomen van een brief d.d. 26 april 1985, waarbij mevrouw M. Gilliams laat weten dat ze met het ontwerp van reglement van de Maurice Gilliamsprijs haar door de Academie voorgelegd instemt, keurt de vergadering het hiernavolgende reglement goed:
Art. 1. | De Maurice Gilliamsprijs bedraagt 100.000 F. en kan om de vier jaar worden toegekend ter bekroning van een verzenbundel of een essay over poëzie of van een gezamenlijk poëtisch oeuvre, oorspronkelijk in het Nederlands geschreven, in handschrift of gedrukt, ongeacht de nationaliteit van de auteur.
Wanneer het geen gezamenlijk oeuvre betreft, dienen het werken te zijn uit de onmiddellijk voorafgaande vierjaarlijkse periode. |
| |
| |
Art. 2. | Het eerste tijdvak vangt aan op één januari van het kalenderjaar volgend op de datum van de ontvangst van de schenking. Elk vierjaarlijks tijdvak wordt op eenendertig december van het vierde jaar gesloten. |
| |
Art. 3. | De auteurs die voor de prijs in aanmerking wensen te komen, dienen hun werk, resp. werken, vóór één februari volgend op het einde van de vierjaarlijkse periode op het secretariaat van de Academie, Koningstraat 18, te Gent, in drievoud in te zenden. |
| |
Art. 4. | De jury belast met de beoordeling van de werken bestaat uit vijf leden, door de Academie te benoemen, ongeacht of de benoemde personen lid zijn van de Academie. Ten minste één jurylid moet van Nederlandse nationaliteit zijn. |
| |
Art. 5. | Wanneer de prijs niet kan worden toegekend, wordt het beschikbare bedrag bij het kapitaal gevoegd of kunnen, na verloop van de volgende periode, twee prijzen worden toegekend. |
| |
Art. 6. | De jury brengt over haar werkzaamheden een gezamenlijk verslag uit. Dat verslag wordt in de Verslagen & Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde opgenomen. |
| |
Art. 7. | Eventuele kosten, voortvloeiend uit de samenstelling en de werkzaamheden van de jury en/of uit de toekenning van de prijs, zijn ten laste van het fonds waaruit de prijs wordt uitgereikt. |
| |
Art. 8. | De prijs wordt in een plechtige openbare vergadering uitgereikt. |
| |
Lezing
‘Een comparatistisch probleem: het magisch realisme’, I, lezing door de heer Weisgerber.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’ jg. 1985, Afl. 2, blz. 201-202).
| |
Geheime zitting
Verslag van de vergadering van de bestuurscommissie. - Het verslag van de vergadering van de bestuurscommissie van 8 mei 1985 wordt aan de Academie voor kennisgeving voorgelegd.
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor onderwijs en nederlandse lexicografie
Verslag door de heer Weisgerber, lid-wnd. secretaris.
Aanwezig: de heren Vanacker, voorzitter, en Weisgerber, wnd. secretaris;
de heren Roelandts, Gysseung, Moors, Roose, Leys, Hoebeke en Geerts, leden.
Hospiterende leden: de heren Lissens, Demedts, Decorte, mevrouw Deprez, de heren Deschamps, Van Herreweghen en Janssens;
de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Coupé, Hadermann, Goossens, Keersmaekers en Willemyns, leden;
de heren Schmook en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
‘Hugo Claus en de taal van België’, lezing door de heer Geerts.
In talrijke interviews heeft Claus laten merken bijzonder veel belangstelling te hebben voor de formele kanten van zijn literaire taalgebruik. Woorden en uitdrukkingen worden met de meeste zorg telkens weer gewikt en gewogen.
Hij stelt er ook zeer veel prijs op dat recensenten, critici en onderzoekers zich met dat aspect van zijn schrijverschap bezig houden. Hij beschouwt de taal als zijn materie, maar ervaart ze ook als weerbarstig instrument. En als hij werk wil schrijven dat direct aansluit bij zijn (West)vlaamse inspiratiegronden is de keuze van de gepaste taalvorm zelfs een vervelend probleem. Als hij daar (in Vrijdag, Het Verlangen en vooral in Het Verdriet van België) een oplossing voor blijkt te kunnen vinden (maken!), schenkt dat hem dan ook heel veel genoegen.
De voorzitter dankt de spreker voor zijn opmerkelijke lezing. Aan de discussie nemen vervolgens deel de heren Vanacker, Janssens en Weisgerber.
| |
Vaste commissie voor cultuurgeschiedenis
Verslag door de heer Van Herreweghen, lid-secretaris.
Aanwezig: mevrouw Deprez, voorzitter, en de heer Van Herreweghen, secretaris;
| |
| |
de heren Lissens, Demedts, Decorte, Deschamps en Janssens, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Weisgerber, Roose, Leys en Geerts.
Afwezig met kennisgeving: de heer De Paepe, ondervoorzitter;
de heren Van Elslander, De Belser en Lampo, leden;
de heren Schmook en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
‘De vroegere vertalers lieten hun lezers niet in de kou staan’, lezing door de heer Vanderheyden.
Een van de voornaamste betrachtingen van een XVIde-eeuwse vertaler was, alle moeilijkheden van behandelde stof, tekst, taal en stijl ten spijt, een getrouwe en tevens licht verstaanbare overzetting te leveren. Dit bleek niet immer gemakkelijk te verwezenlijken; vandaar zijn beroep op hulp en bijstand allerhande enerzijds: en zijn pogingen om zijn lezer een behulpzame hand toe te steken anderzijds.
Vandaar ook, wat dit laatste betreft, het terbeschikking stellen in de vertaling, die hij voorlegde, van verschillende middelen om zijn lezer in de nieuwe wereld, waarin hij deze inleiden zou, wegwijs te maken en om hem te helpen de vertaalde versie juist, volledig en gemakkelijk te verstaan.
Deze middelen liggen over het ganse werk verspreid: op het titelblad, in het voorwerk, in het corpus van de vertaling zelf - in de tekst zowel als in de rand - achteraan in de nieuwe publicatie.
Tot deze middelen behoren o.m.:
1. | aanmaningen van algemene aard; |
2. | richtlijnen op het stuk van de toegepaste spelling
van de aangewende interpunctie
van gebruikte pictogrammen; |
3. | scholiën
glossen
commentaar; |
4. | marginale nota's; |
5. | woordenlijsten; |
6. | samenvattingen; |
7. | ‘registers’ van diverse aard; |
8. | argumenten. |
| |
| |
Meestal knopen de vroegere vertalers bij de traditie van de handschriftelijke overlevering aan; zij en de ‘drukkers’ hebben niettemin het intensief gebruik en de wijde verspreiding van deze technische ‘leesmiddelen’ sterk in de hand gewerkt.
Benevens de nieuwe mogelijkheden, die de boekdrukkunst schiep, zijn er beweegredenen en drijfveren van allerlei aard (persoonlijke ambitie, winstbejag zowel als overwegingen van nationale en sociaalculturele aard) die dit verschijnsel en deze vorm van hulp en bijstand aan de lezer in zekere mate verklaren kunnen.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’ jg. 1985, Afl. 2, blz. 147 -200).
|
|