Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |
Gezelles rijmsnoer (1893)
| |
[pagina 289]
| |
Het handschrift bestaat uit zes kleine briefjes, de briefjes gedateerd 3.7.1893. Dit handschrift wordt, met fouten, gereproduceerd in Jub. R. p. 293Ga naar voetnoot(2). Ik copieer de tekst van het handschrift zonder rekening te houden met alle correcties: alleen die correcties die mijn betoog dienen, neem ik in aanmerking. Ik plaats de nodige alternatieven onder de dichtregel tussen haken.
'k Ben nen rijmstaf rijk gebleven
wel en wete ik, hoe of waar
ging hij zwanger, ging hij zwaar
't zou mij kinderblijdschap geven
('t baren zou mij rijkdom geven)
won ik even
zes of zeven
rijmen meer als een te gaar!
(zulke als hij is wel te gaar).
Het rijmsnoer - het enige dat de oude dichter overbleef na een heel leven - is hier geen snoer, maar een staf. En merkwaardigerwijze, is die staf zwanger. Ja, die verbluffende combinatie staat hier: hij zwanger. Van alle oxymorons - het schokkend naast elkaar plaatsen van tegenstrijdige begrippen - is deze zeker de schokkendste en onmogelijkste: nergens in de natuur wordt een mannelijk wezen zwanger. Die zwangere rijmstaf baart voor de dichter (mij) vele kinderen - of zou baren, als de dichter maar niet een stuk te kort had (zes of zeven rijmen meer). Wat is de betekenis van het woord rijmstaf? J. de Vries (Ned. Etym. Wdb. 1963) relateert staf aan stok, stut, idool, houten paal, pijler; het werkwoord staven aan: tot staan brengen. staven zijn dan: uit rechte strepen bestaande runetekens.
staff en stave was in het Engels: strofe of versregel. Bij Gezelle mogen we aan een Engelse connotatie denkenGa naar voetnoot(3).
Het WNT geeft voor rijmstaf maar 1 voorbeeld, en nog wel s.v. stafrijm! | |
[pagina 290]
| |
Het is een zin uit Hofdijk, waar rijmstaven de gelijke aanvangsletters zijn van ‘de verschillende sterkst betoonde lettergrepen in een vaers’.
Het woord Rijmsnoer werd door Gezelle zelf gevormd. In het kleine gedichtje betekent snoer: strofe.
Het woord staf moet wel de betekenis stok, stut oproepen, en het moet een associatie veroorzaken die, gezien de beeldspraak van het gedicht, twee verklaringen mogelijk maakt. Enerzijds doet staf stok, paal, pijler denken aan een fallische betekenis. Dan krijgen we het beeld van de fallus die, zwanger wordend, baart. Anderzijds doet de stok, die baart, denken aan de ‘eierstok’Ga naar voetnoot(4). Dan krijgen we het beeld van de dichter, die beschikt over een vrouwelijk vruchtbaar orgaan. Ik opteer voor het gelijktijdig aanwezig zijn van de twee beelden. Een eerste interpretatie van I geeft het beeld van een huwelijk: Werd de rijmstaf zwanger, dan zou hij kinderen baren voor mij, en die kinderen zou ik gewonnen hebben. (winnen: Verwijs en Verdam: telen, verwekken). Maar de dichter heeft stukken, rijmen, tekort, de teling kan niet gebeuren.
De IIe strofe luidt.
't Eerste woord is licht om vangen
staat u luim en lust ter hand
(bindallaam)
hebt gij moete om onvermandGa naar voetnoot(5)
onvermoeid door ander zorgen
tijd te borgen
en 't eer morgen
vast te vangen in den band
| |
[pagina 291]
| |
De IIIe
Maar, och arme, zelden zaken
is 't, wanneer gij woorden strooit
dat, o Heere, ik kom er ooit
een of twee van zoeter spraken
aan te raken,
mijns te maken
eer de wind ze heel ontmooit
De woorden, waardoor des dichters rijmstaf zwanger zou worden, worden door de Vader van boven naar beneden gestrooid, en de dichter moet ze vangen. Zijn taak is zeer gereduceerd: woorden opvangen, en dat zelfs niet kunnen doen door gebrek aan tijd. Het huwelijk van de dichter met de rijmstaf komt erop neer, dat hij niets anders is dan een klusjesman; de echte echtgenoot van de barende rijmstaf is de Vader. IV.
't Waait te stijf in 's werelds oorden
hooger moet ik henen gaan
hooger als er bergen staan
die het menschdom razen hoorden
en daar woorden
hooren door den
reinen ruimen hemel slaan.
De totale verzameling van alle woorden is God. Karakteristiek is, dat de dichter daarvoor ‘hooger’ moet gaan, ‘hooger dan de bergen staan.’Ga naar voetnoot(6) Het handschrift van 1877 van ‘Dichtergeest’ spreekt van: ‘uw alsprekendheid’. V.
hooger hooger opgestegen
hemelhooge verre en vrij
daar uw licht mij helder zij
laat o God van 's werelds wegen
weggedregen
uwen zegen
hem aldaar genieten mij.
VI.
Zwanger zal mij herte en tale
dan geworden, eeuwig grootGa naar voetnoot(7)
eeuwig in herbarensnood
| |
[pagina 292]
| |
zal ik in uwe dichterzale
zegepralen
stemmen halen
sterker als de sterke dood
Ja, hooger, hooger moet de arme dichter, 20 hoog als des Vaders potentie - en wat zal er dan gebeuren? Herte en tale zullen zwanger worden. Herte en tale worden gelijkgesteld, beide zijn hier vrouwelijke organen; maar in I werd ook de rijmstaf zwanger, dus: staf = hert = taal = vrouwelijk Maar de dichter zegt verder dat hij zal zegepralen, hij, eeuwig zwanger, eeuwig in herbarensnood, dus: dichter = staf = hert = taal = vrouwelijk Verbazend is niet de topos van de barende dichter - die topos is overbekend; wel de nadruk en de onbewustheid waarmee de dichter deze paradoxale positie tot ideaal verheft en poneert.
Toch moet er bewustzijn gedaagd zijn, want Gezelle heeft alleen de eerste strofe, in veranderde vorm, gepubliceerd.
In plaats van de staf, waaraan delen ontbreken, die dus gecastreerd is, bezit hij nu een snoer, het ronde en omsluitende, dat eerder een vrouwelijk connotatie heeft.
Die topos van de barende dichter komt in Gezelles werk niet zo erg veel voor. De aanhang van Rijmsnoer bevat ook: slapende botten (28-4-1895) waar de dichter het heefr over ontvangen en barensveerdigheid. Hier is hij alleen moeder. Merkwaardiger is, in Gedichten, Gezangen en Gebeden het gedicht 't Laatste (1860?), waar de dichter tegelijk de ‘vader Poëet’ is, en degene die de ‘dichten’ baart, voedt, kastijdt, kleedt en nog veel meer.
Voorbeelden van verwarring tussen m. en f. zijn er in dit dichtwerk nog heel wat: de kerzelaar uit Meidag (Rs) van 1-5-1895 is een in het wit geklede beeldschone bruidegom; in Wat hangt gij daar te praten (1882 Tijdkrans) identificeert de dichter zich met de vrouwelijke bloem (Och, ware ik in heur'plaatse, ik/liet u varen, en ik sloot/zoo seffens al dat werk, al/ dat geruchte uit mijnen schoot,). De beeldspraak in Gezel- | |
[pagina 293]
| |
les gedichten is, door die verwarring, soms onduidelijk en inconsequent.
Aan de rijmstaf ontbreken delen: onvermoeibaar werkte Gezelle om de kleinste woordjes, de schamelste taalelementen te verzamelen, zonder er ooit in te slagen, een woordenboek samen te stellen. Waarom? Misschien omdat hij er nooit in slaagde, het verbrokkelde taallichaam - het moederlijke en het analoge zijne, - tot eenheid en gaafheid te herstellen.
De rijmstaf, het hert, de tale, de dichter, worden zwanger door de woorden van de Vader, door het gestrooide, gezaaide, het semen van de Vader.
Het einde van de oedipale fase betekent, dat de jongen de rol van de vader overneemt, zelf de fallus heeft en gebruikt. Hier is een auteur aan het woord, die met die rol niet in het reine is gekomen: de bevruchte is hijzelf, de bevruchting gebeurt door de Vader, hij bevindt zich dus op de plaats van de moeder; het bevruchte orgaan heeft mannelijke connotaties; door middel van het vaderlijke semen bevrucht, wordt de vrouwelijke fallus zwanger: de dichter baart dan, hallucinerend, gaaf en volledig, het gedicht.
In 1897 vervangt de dichter de staf met de ontbrekende delen door snoer. Dan verschijnt in het gedicht het woord newicht, een zeldzaam, ja zelfs uniek woord, dat per associatie ‘kindje, baby’ oproept, het kind dat hem ‘inneviel’ zonder dat hij wist ‘hoe noch waar’, en dat tegelijk niets was, geen echt kind. Hij weet ook niet hoe de ‘staven zijn aaneengesteven’Ga naar voetnoot(8), ze zijn fragmenten, hier en daar opgeraapt. Toch heeft de dichter een gevoel van rijkdom: want de gedichten, waarin hij zich gerealiseerd heeft, zijn er: het Rijmsnoer om en om het Jaar.
Het is het handschrift, dat ons deze hele thematiek heeft geopenbaard. |
|