| |
| |
| |
‘The readiness is all’ of ‘Here lies forgotten’.
Hamlet (1601) en The Master of Ballantrae (R.L. Stevenson, 1889) in het licht van de theorie van G. Dumézil en P. Diel
door Christine D'haen
Lid van de Academie
De toepassing van de theorie van G. Dumézil en van P. Diel op twee Engelse teksten wordt hier met welwillende toestemming van de Academie voorgedragen, omdat een dergelijke analyse ook bij nederlandstalige romans of gedichten mogelijk is.
| |
De verhalen
Laten we eerst het gebeurtenissen-verloop in Hamlet en The Master of Ballantrae recapituleren.
Hamlet:
Te Elsinore in Denemarken is de oude koning Hamlet overleden. De koningin is hertrouwd met Claudius, de broer van de koning. Hamlet de zoon, is van de universiteit thuisgekomen voor de begrafenis, zo ook zijn vriend Horatio. De geest van de oude Hamlet verschijnt, en draagt de jonge Hamlet op zijn dood te wreken: hij werd door Claudius vermoord. Hamlet besluit zich daarop toe te leggen. Hij verbreekt eerst zijn verloving met Ophelia, de dochter van de raadsman van de oude en de nieuwe koning, Polonius. Omdat Hamlet zich eigenaardig gedraagt, laat Claudius zijn twee oude schoolmakkers (Rosencrantz en Guildenstern) komen, om hem gade te slaan. Aan het hof komen acteurs. In het stuk dat ze zullen spelen last Hamlet een mime in, waarin de Koningsmoord afgebeeld wordt. Bij het zien daarvan, verraadt Claudius door zijn verwarring de ware toedracht van de zaak. Hamlet probeert zijn moeder over te halen, geen omgang meer te hebben met Claudius. Polonius, die zich achter het wandtapijt verborgen had, wordt door Hamlet gedood. Claudius stuurt Hamlet naar Engeland (om daar gedood te worden). Ophelia wordt krankzinnig. Hamlet, na een piratenaanval op het schip, komt heelhuids terug. De koning geeft Laertes, Polonius' zoon, opdracht Hamlet in een duel te doden. Ophelia, die verdronken is, wordt begraven. Bij haar graf komen Hamlet en Laertes in twist. Bij de uiteindelijke scherm-competitie tussen Hamlet en Laertes, verwondt Laertes Hamlet met een vergiftigde degen; de koningin drinkt de giftige beker die voor Hamlet bestemd was. Hamlet wondt Laertes met dezelfde degen, en doodt Claudius. Fortinbras van Noorwegen volgt Hamlet op. ‘The readiness is all’ zijn Hamlets woorden als hij het fatale duel aanvaardt.
| |
| |
The Master of Ballantrae
In het huis Durrisdeer (Z.W. Scotland) woont in 1746 een oude familie: de vader, oudste zoon James (the Master genoemd), jongere zoon Henry, en nicht Alison. Prince Charles (de Pretender) landt om zijn rechten op de troon van Engeland te laten gelden. Het lot duidt James aan om voor Charles te strijden. Men verneemt dat hij gesneuveld is, en Alison, eerst verloofd met James, trouwt met Henry uit medelijden. Wanneer de familie na enkele tijd verneemt dat James nog leeft, wordt ze onmeedogend door hem uitgezogen vanuit zijn vermeende schuilplaats (want Charles heeft de strijd verloren en zijn volgelingen zijn vogelvrij). Een relaas van de compagnon van James, de Chevalier de Burke, vertelt de avonturen van James na de veldslag: eerst op een piratenschip, dan zwervend in Noord-Amerika (Zuidelijke staten), dan in Albany, dan per kano over allerlei kleine waterwegen naar de Hudson, dan te voet door de wildernis, waar de Master zijn piratenschat begraaft. Wanneer de Master thuiskomt, begint de marteling voor Henry pas voorgoed. Er komt een einde aan die toestand wanneer, nadat James Alison beledigt heeft, Henry hem meent te doden in een duel. Zijn lichaam wordt door smokkelaars meegenomen. Na een zware inzinking is Henry totaal veranderd; oppervlakkig en onverschillig geworden.
Ondertussen heeft de Burke de Master in Indië ontmoet; de Master komt een tweede keer thuis met een Indische dienstbode. Henry ontvlucht hem met zijn familie naar New-York. Maar James volgt hem. Het is nu Henry's beurt om James te plagen. Wanneer James tenslotte zijn schat gaat zoeken, achtervolgt Henry hem. Beide broers komen om in de wildernis. ‘Here lies forgotten...’ is het grafschrift van de Master.
| |
Theorie en Tekst
De inzichten van G. Dumézil over de ‘trois fonctions’ in Indo-Iraanse maatschappijen en mythes, en de inzichten van P. Diel in de componenten van de psyche, kunnen die twee teksten op een verrassende wijze belichten en met elkaar vergelijkbaar maken.
In Hamlet erkennen we de volgende actanten-structuur:
| |
| |
In The Master of Ballantrae
Volgens Dumézil (breed geïnterpreteerd) symboliseren mythes sociale verhoudingen; volgens Diel symboliseren ze de strijd in de ziel tussen de psychische functies.
In Diels systeem is het fundamentele levensproces de evolutie. De psychische krachten zijn het gevolg van vroegere evolutie en reiken naar verdere evolutie.
De motor van de ziel is de libido. Het doel van de psychische strijd is de harmonische bevrediging van de menigvuldige libido. De ziel kiest tussen sublimatie (harmonie) of ontaarding. Het gevaar dat de psychische instanties bedreigt is het stagneren van de evolutieve drang. Wordt de libido overprikkeld, onder invloed van een ongebreidelde verbeelding, dan is psychische storing het gevolg. Het nerveuze type is daar bijzonder gevoelig voor. De ‘banalisatie’ is het gevolg van de onmiddellijke bevrediging van elke begeerte, het is de andere perversie-pool van de ziel.
De fundamentele ontaardings-motor is de ijdelheid.
Ieder mens heeft twee mythische vaders: de sublimering (harmonie) en de ontaarding, een positieve en een negatieve. De psyche is de zoon van zijn super-ego.
Diel toetst dit theoretisch stramien aan een groot aantal Griekse mythen en komt tot interessante en verhelderende resultaten.
Het is mijn bedoeling, ook Hamlet als een mythe te interpreteren, en te laten inzien dat we op die manier een sluitende verklaring voor de evenementen vinden.
| |
P. Diel en Hamlet
Passen we Diels theorie op ‘Hamlet’ toe, dan moeten we wel toegeven dat Hamlet een volstrekte onderwerping aan de dag legt t.o.v. zijn overleden vader. Zijn vader is perfect, hij is schoon, moedig, rechtvaardig, liefhebbend, trouw en zelfs nederig. Is Hamlet de ‘ziel’, dan is Hamlet-vader (en met dezelfde naam!) het super- | |
| |
ego. Het is dan niet moeilijk om de oom, de tweede vader, te interpreteren als de Perverse Vader, de negatieve Vader. Immers, hij doodde de Goede Vader, en Hamlets strijd gaat tegen hem. Hij is het symbool van de drie mogelijke ontaardingen: die van de geest, schuldige ijdelheid gesymboliseerd door de slang (I, 5, 29: The serpent that did sting thy father's life / Now wears his crown), die van de sexuele krachten, gesymboliseerd door het zwijn (III, 4, 94: ... and making love over the nasty sty), en die van de sociale verhouding, gesymboliseerd in het feit, dat hij het koningschap ontroofde aan zijn broer.
De fundamentele oppositie tussen de twee broeders wordt treffend uitgebeeld in III, 4, waar Hamlet tegenover zijn moeder in de heftigste bewoordingen de twee vergelijkt.
Wat Diel noemt ‘l'imagination exaltée’ zien we verbeeld in Hamlets Moeder. Zij is de Ware Vader afgevallen, en haar ongebreidelde libido (III, 4, 82: Rebellious hell, If thou canst mutine in a matron's bones) heeft haar verenigd met de Perversie.
Wat Diel de ‘banalisation’ noemt, de exaltatie van materiële begeerten, het verzinken in een constante triviale agitatie, gemis aan ideaal, gemis aan klaar idee en warm gevoel, een verwarde geestelijke houding, waarbij de zielevreugde door een algemene euforie vervangen wordt, zien we duidelijk belichaamd in Polonius. (Diel tekent op p. 126 e.v. in ‘Le Symbolisme etc.’ een zo frappant beeld van Polonius zonder hem te vernoemen, want Diel spreekt niet over Hamlet, - dat Polonius naar Diels model schijnt geschapen te zijn.) ‘L'homme atteint par cette forme plate de banalisation perd graduellement sa personalité. Sa vie, dépourvue de toute direction intérieure, se règle sur les conventions sociales, l'opinion publique, les préjugés de l'époque. Il se trouve complètement déterminé par le milieu. Il n'est plus animé que par une culpabilité conventionelle: la peur du scandale, l'angoisse devant l'opinion des autres.’ - Polonius, aan wiens conventionaliteit Shakespeare veel plaats besteedt - cfr. de uitvoerige scène II, 1, waar Polonius Reynaldo op controle van Laertes uitstuurt, en het vervolg van die scène waar hij zijn dochter de les leest - Polonius, de slaaf van de Perverse Vader, wordt, in die optiek, daarom door Hamlet gedood: de strijdende ziel, mythisch uitgebeeld, overwint de ‘banalisatie’.
Het onderdrukken van de libido in het onderbewuste (volgens Diel een catastrofe) kunnen we briljant terugvinden in Ophelia. Immers de gehele waanzin-scène is de verbeelding van de toestand die het ge- | |
| |
volg is van haar frustratie. Haar finale verdrinking in het symbolische water versterkt die visie. En alweer is het in die optiek begrijpelijk dat Hamlet met haar moet breken, haar brutaal bejegenen en haar ondergang moet bewerken: de mythische strijdende ziel heeft als taak het refoulement te overwinnen. (Diel, La Divinité, p. 26: ‘Refouler signifie: détruire l'harmonie...’). In een realistische interpretatie van Hamlet is het onmogelijk Hamlets schokkend gedrag tegenover Ophelia goed te praten!
Horatio is zoals Hamlet zou willen zijn. Hij is de ziel die reeds overwonnen heeft, maar blijkbaar zonder strijd. Hij is een zwak spiegelbeeld, een soort engelfiguur eerder dan een heilige. Hij is het, die voor Hamlets Vaders begrafenis naar Denemarken gekomen is (hij staat daar plots naast Hamlet zonder dat Hamlet precies weet vanwaar hij komt); - hij is het, die het eerst de verschijning van Hamlet-Vader ziet; hij is het, die Claudius' ineenstorting ziet na de gemimeerde moord in III, 2.
In de Hamlet-mythe is de Ware Vader gedood, de wereld (Denmark) is daardoor aangetast en rot, de legale orde is gestoord; Hamlet-zoon moet de orde herstellen. Hij doodt de banalisatie eerst, bekeert zijn moeder (de geëxalteerde libido), overwint de verdringing.
Dan scheept hij in op zee. Volgens Diel symboliseert de zee de gevaren die de ziel bedreigen; de redding vanuit de diepten van de oceaan betekent een nieuwe geboorte, een nieuwe drang naar de evolutie.
We zien inderdaad dat Hamlet, bij zijn aankomst terug in Denemarken, zijn definitieve meditatie over de dood begint, die zal leiden tot het aanvaarden van zijn eigen dood. In Diels termen ‘La Sainteté... est l'acceptation en bloc de l'accidentel individuellement contraignant’ (p. 263, La Divinité), het aanvaarden van het leven includeert het aanvaarden van de dood - en het spel Hamlet kan opgevat worden als de geschiedenis van de doods-aanvaarding van Hamlet (vanaf het begin, waar Hamlet-Vaders dood hem het zwarte gewaad doet aantrekken).
Laertes dan zouden we kunnen interpreteren als de Negatieve Hamlet. Hij wordt ononderbroken als Hamlets tegenpool aangeduid,: in I, 2, waar de Perverse Koning hem onderscheidt; in V, 1, waar Hamlet en Laertes in Ophelia's graf staan; en in V, 2 waar hij Hamlet doodt, en zelf tegelijk sterft.
Fortinbras is de Nieuwe Hamlet, door Hamlet zelf als zijn opvolger aangeduid, de nieuwe orde.
| |
| |
| |
Hamlet een Christus-mythe: de geslaagde psychische strijd
Dat we het stuk Hamlet als een mythe mochten interpreteren, konden we al vermoeden doordat de figuur Hamlet zovele in de tekst benadrukte gelijkenissen vertoont met de Christusfiguur, die door Diel mythisch belicht wordt.
G. Colle had reeds, in ‘Les Eternels’, gelijkenissen genoteerd. Hamlet verschijnt van in het begin als de Zoon van de Vader. Hij is van een zelfde natuur en essentie. Gelijk Christus, is hij de hervormer van het mensdom: ‘I know not seems’ (I, 2, 76) en ‘oh throw away the worser part of it / and live the purer with the other half’ (III, 4, 157). Zo zegt Christus: ‘Go, and sin no more’ (John, 8, 11). Vanaf het begin van zijn volwassenheid zegt Christus duidelijk dat hij zijn vaders wil zal doen, niet zijn moeders ‘Wist ye not that I must be about my Father's business’ (Luke, 2, 49); en Hamlet ook verlaat de moederlijke wereld voor die van de vader: ‘I shall in all my best obey you, madam’ (I, 2, 120), maar ‘Now, to my Word’ (I, 5, 110): hij gehoorzaamt de vader alleen.
Hamlet kiest Horatio als zijn vriend, met dezelfde woorden die ook Christus gebruikt tegenover zijn apostels; als Horatio zichzelf Hamlets dienaar noemt, zegt Hamlet: ‘Sir, my good friend, I'll change that name with you’ (I, 2, 163). Christus spreekt ook zo tot zijn apostelen: ‘Henceforth I call you not servants... but I have called you friends’ (John, 15, 15). De twee valse vrienden, die Hamlet verraden tegenover de Kwade Vader, hebben joodse namen (Rosencrantz, Guildenstern) en verraden hem voor geld.
Polonius levert Hamlet aan hen uit met woorden die aan Judas doen denken: ‘You go to seek the Lord Hamlet, there he is’ (II, 2; 223); in het Evangelie klinkt dit: ‘Whomsoever I shall kiss, that same is he’ (Matthew, 26, 28).
Wanneer Hamlet op het punt staat te sterven, worden de allusies explicieter. Hamlets ‘The readiness is all’ (V, 2, 220), staat niet ver van ‘Thy will be done’. De Kwade Koning verraadt Hamlet met een handdruk, zoals Judas Christus met een kus. De woorden van de koning ‘Give him the cup’ (V, 2, 28) (nl. de vergiftigde doodsbeker) doen ons denken aan Christus' ‘remove this cup from me (Luke, 22, 42).
Hamlets aangezicht wordt afgewist met zijn moeders doek, zoals Christus' door Veronica's in de apocriefe legende. Vooraleer te sterven, vergeeft Hamlet aan Laertes: ‘Heaven make thee free of it’ (V, 2, 330) zoals Christus zijn beulen vergeeft.
| |
| |
Hamlet zoals Christus wordt door de Kwade omgebracht, maar overwint geestelijk, zijn rijk is niet van deze wereld.
Die Vader-Zoon verhouding, vinden we ook in de verhouding Telemachos Odusseus. En het treft ons, met identieke woorden uitgedrukt te vinden, dat Hamlet zowel als Telemachos hun vader met het geestesoog aanschouwden. Hamlet ziet zijn vader ‘In my mind's eye’ (I, 2, 84), en Telemachos: ‘ossomenos pater esthlon ena phresin’ (Seeing his noble Father in thought) (I, 115). Zoals Hamlet, moest Telemachos het huis (het rijk) bevrijden van de vrijers van zijn moeder, om het voor de Vader weer goed te maken. De kwaden pogen ook Telemachos om te brengen. Deze drie zoons, Telemachos, Hamlet en Christus, moeten de autoriteit van hun vader herstellen tijdens zijn afwezigheid. Christus en Hamlet zijn slachtofferande aan de Vader in een culturele context van schuld en boete.
Marthe Robert wees in een radiogesprek (BRT, jan. 1975), op het belang van het thema ‘La quète du père’ in psyche en roman.
| |
G. Dumézil en ‘The Master of Ballantrae’
We verlaten nu even Hamlet en Paul Diel, om ons bezig te houden met ‘The Master of Ballantrae’ en G. Dumézil. G. Dumézil, (nu 87, geboren 1898), zegt in een interview in Lire 1985/3, dat hij heeft bestudeerd: ‘la conscience prise par toute société indo-européenne que tout s'organisait en elle et dans le monde autour du travail, de la guerre et du sacré.’ Hij vond diezelfde tri-partite organisatie in de romeinse triade Jupiter, Mars, Quirinus.
De actanten in The Master zijn weinig talrijk: er is de oude Vader, de oudste Zoon (the Master, James), zijn broer Henry, en een nicht Alison. Zonder enige moeite kunnen we ons de oude heer voorstellen als de 1e functie bij Dumézil (Koning), James als de Krijger, en Henry als de Voedende functie. Immers, de oude heer is de heerser, James gaat naar de oorlog, en Henry wordt het boek door voorgesteld als de instandhouder van het familiegoed. Alison is verloofd met James, trouwt met Henry, en is de vertrouwelinge en bondgenote van de oude heer: als Draupadi in de Mahàbhàrata, behoort ze aan al de mannelijke helden toe.
We hebben hier ook met een vader-zoon structuur te doen, maar die is verschoven achter de strijd tussen de twee broeders, het oude thema van de Frères Ennemis. In de loop van het boek wordt de vader geëlimineerd (hij overlijdt). Dumézil noteert ‘la tendance... à
| |
| |
ramener la structure ternaire à deux termes’ (M.E.I., p. 631). Twee termen blijven over: Henry neemt de functie van het koningschap over en James probeert ze te veroveren. Dumézil zegt, dat de verhouding tussen de functies er ene kan zijn van constante samenwerking, of ene van constant conflict. (M.E.I., p. 631). In The Master is de tweede mogelijkheid verwezenlijkt. In Dumézils visie beantwoorden de 3 functies aan ‘les 3 besoins que tout groupement humain doit satisfaire pour survivre - administration du sacré, défense, nourriture’. (M.E.I. p. 48)
En de uiteindelijke destructie, die het boek afsluit, kunnen we motiveren door Dumézils ‘le monde et la société ne peuvent vivre que par la collaboration harmonieuse des 3 fonctions superposées de souveraineté, de force et de fécondité’: daar James' verdedigers-functie naar binnen, tegen zijn maatschappelijke cel gericht is, in plaats van naar buiten, stort zijn maatschappelijke cel in. We zouden dus The Master of Ballantrae eveneens als een mythe kunnen interpreteren. Stevenson schreef dit meesterwerk toen hij 39 was, en reeds een rijp inzicht had in sociale condities even goed als in psychologische, macrocosmische en microcosmische.
NOOT: Titus Livius bij Dumézil en Stevenson
Bij zijn studie van Romeinse mythe en epos, gebruikt Dumézil onder andere heel veel Titus Livius. Eigenaardig genoeg is een van de kenmerkende trekken bij de oude heer, dat hij steeds bij de haard zit te lezen in zijn Titus Livius! Dumézil beschouwt Romulus en Numa als de twee complementaire aspecten van het Koningschap. Romulus is de avonturier (gelijk James), Numa ‘n'a consenti à devenir roi qu'avec répugnance, regrettant son repos, pour servir’, precies zoals Henry. Romulus is ‘iuvenis’, James is ‘a natural wild lad’. Romulus verdwijnt plots, bij mirakel of door misdaad, en onmiddellijk na zijn verdwijning manifesteert hij zich aan een van zijn vrienden, schoner en groter dan men hem ooit gezien had. Op dezelfde manier verdwijnt James na het duel (chapter V), als bij toverslag, en reveleert zich even later in volle glorie aan Burke in India (Chapter VII).
Bij Numa noteert Dumézil: ‘sa vie a été une longue retraite lorsque le regnum lui est offert’ en ‘il restera toujours le modèle de la gravitas’ - en voor Henry noteert Stevenson: ‘he was of a plain and not cheerful face, an honest solid sort of lad’ (p. 2 en p. 11). In feite, als we de ‘fiche structurée’ van de beide protagonisten vergelijken, dan komen de gelijkenissen Romulus/James en Numa/Henry duidelijk uit. ‘Toute l'activité de Romulus est guerrière’ zoals die van James; en Henry, als Numa, sticht vrede thuis. Numa ‘est dépourvu de toute passion... comme la violence et l'ambition’, ‘son grand souci est la justice’, en dit slaat helemaal op Henry, die zelfs het verlaten lief van de Master,
| |
| |
Jessy Brown, geld geeft. ‘Les femmes, la famille n'ont presque pas de place dans la vie de Romulus... in ne fonde pas proprement de gens ... il n'a pas d'enfants... sa carrière, d'un bout à l'autre, est une carrière de garçon’: en dit is precies 20 voor de Master.
We moeten misschien besluiten, dat het karakter van de Master de aspecten van heersen en strijden condenseert, en Henry die van heersen en voeden. Want beide broeders zijn in strijd voor de heerschappij, voor het vaderlijk erfgoed. Gelijk Nakula en Sahadeva in de Mahàbhàrata bezit Henry ‘bonté, humilité, serviabilité, habilité aussi dans l'élevage des chevaux’ (Henry... was an excellent good horse-doctor besides, p. 2). We kunnen zelfs zo ver gaan te zeggen dat James de drie zonden begaat die Dumézil citeert in Heur et Malheur du guerrier: die, tegen het heilige (de vader die hij bedriegt en het vaderland, dat hij verraadt); tegen de integere moed (hij bedriegt tijdens het duel); tegen de huwelijkstrouw (hij probeert Alison te verleiden die met Henry getrouwd is): hij verraadt op die manier de Mythische Vader of de Geest, het sociale, en het sexuele (de drie mogelijke perversies volgens Diel).
Zelfs de uiterst gedetailleerde en verfijnde beschrijving van het huiselijk leven in The Master, die zo boeit dat ze altijd bijblijft, stemt overeen met Dumézils opmerking dat ‘Ce canevas qui les dirigeait... leur laissait (aan de eposschrijvers) l'obligation de fournir, d'inventer des justifications humaines romanesques... pour des rapports ainsi prédéterminés.’
Had Stevenson een intuïtieve kennis van de mogelijkheid, dat die functies die verbeeld zijn in Livius, algemeen valabel zijn voor menselijke verhoudingen, m.a.w. heeft hij zijn Master gedeeltelijk op het stramien van dat deel van Livius opgebouwd? Heeft hij ook aangevoeld dat die sociale structuren psychische structuren weerspiegelen?
| |
P. Diel en ‘The Master of Ballantrae’
Want we kunnen de verhoudingen in The Master óók in psychologische termen van Diel interpreteren: de oude heer is de mythische Vader; de Master (James) is de strijdende ziel, drievoudig geperverteerd: geestelijk, sexueel en sociaal; Henry is de gebanaliseerde ziel. De twee geperverteerde zielstoestanden strijden voor de mythische vader. De slechte James maakt Henry slecht, de perverterende kracht is hier de sterkste.
In Freudiaanse termen zou men kunnen zeggen dat het ego, (de defensieve pool van de psyche) en het es (de vergaarbak van de psychische energie), strijden voor het super-ego.
| |
Vergelijking ‘The Master of Ballantrae’ en ‘Hamlet’
Niet zoals in Hamlet, strijdt hier een held-psyche voor het rijk van de vader (volgens Diel de ‘harmonie der begeerten’), le ‘surcon- | |
| |
scient’, le ‘désir évolutif’, ‘la divinité’, ‘le père mythique’) - maar strijden twee aspecten van de psyche, evenzeer op een verkeerd spoor, (James door de ‘exaltation’, van de geest, Henry door de ‘banalisation’, een teveel hechten aan de 3e functie) voor hetzelfde rijk van de vader, falen, en gaan gezamenlijk ten gronde, zoals Hamlet (die wèl slaagt) gezamenlijk sterft met Laertes. Alison, trouw aan de oude heer, trouw aan haar liefde voor de Master, trouw aan haar huwelijk met Henry - kan ik in dit verband dan niet anders verklaren dan als de mogelijkheid van deze twee aspecten om tot verzoening te komen met het vadergoed, mogelijkheid die ze allebei verliezen. Alison was de mogelijke Hamlet; James en Henry zijn de negatieve Hamlet (Laertes).
De allusies op Hamlet, die Stevenson in zijn tekst verwerkt, maken de vergelijking met Hamlet nog meer aanvaardbaar.
| |
G. Dumézil en Hamlet
Passen we de theorie van G. Dumézil toe op Hamlet, dan kunnen we zeggen dat Claudius de drie sociale functies, die van het heersen, die van het oorlogvoeren en die van het voeden van het land, perverteert. Hij heeft de macht geusurpeerd, brengt het land in oorlogsgevaar, perverteert de moeder en veroorzaakt de dood van de zoon. Hamlet is de redder, die door zijn psychische kracht de usurpator ontmaskert, een nieuwe opvolger laat komen, (he has my dying voice (V, 2, 354)) de moeder aan de usurpator ontrukt, en de mogelijkheid schept voor een gezond herstel van de drie krachten.
| |
Besluit
Totaal verschillend in opzet en structuur, symboliseert Hamlet nochtans de mythe van het welslagen van de sociale strijd volgens Dumézil, en van het welslagen van de psychische strijd volgens Diel; The Master of Ballantrae anderzijds de mythe van het mislukken van de sociale strijd volgens Dumézil, en van de psychische strijd volgens Diel.
Het aarzelen van Hamlet, de zwerftochten van de Master en Henry, symboliseren de duur van de strijd in de psyche.
Het grafschrift van de Master: Here lies forgotten... en de woorden van Hamlet vóór hij de dood ingaat: The readiness is all bevatten het laatste oordeel over hen: degene die het goede niet wil is vernietigd, degene die het goed wil redt en wordt gered.
| |
| |
| |
Bibliografie
The Tragedy of Hamlet, Prince of Denmark. ed. C.U.P., 1954 (geschreven ± 1601) |
The Master of Ballantrae, R.L. Stevenson London, Dent (Everyman) (geschreven 1889) |
G. Dumézil:
- | Mythe et Epopée I. Gallimard, 1968 |
- | Heur et Malheur du Guerrier P.U.F., 1969 |
- | Mythe et Epopée II. Gallimard, 1971 |
|
P. Diel:
- | La Divinité Petite Bibliothèque Payot, 1971 |
- | Le Symbolisme dans la mythologie grecque Petite Bibliothèque Payot, 1966. |
|
|
|