Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Gestructureerde thematiek van de vrouw in 500 nederlandstalige gedichten
| |
[pagina 91]
| |
We kiezen deze classificatie als basis, omdat de eerste vrouw in het leven van het kind (mannelijk of vrouwelijk), de moeder, met het fundamenteel aspect van goed en kwaad verschijnt. Hoe valoriseert onze poëzie het lichaam van de vrouw? Hoofd en voorhoofd zijn goed. Haar wordt als ambivalent ervaren: het kan beschermend zijn, maar ook dreigend. Zelfs als het beschermend is, wekt het associaties met de dood. Zijn textuur is positief (zijde of goud), maar zijn kleur (zwart) kan op gevaar duiden (blond gevaarlijk haar heb ik niet gevonden). Wild haar is aantrekkelijk of potentieel dreigend; als het gekamd en gevlochten is, is het getemd; het wordt in een wrong gevangen en, in Indonesië, met een bloem getooid, of, bij Vondel, met een diadeem. De geur van het haar verbindt het met vitale krachten. Het hoofdhaar vindt zijn complement in de wenkbrauw (die bestraffend of esthetisch is), en in het pubishaar waarvan alleen het dreigend aspect voorkomt. Ogen komen meest als benefiek voor; gesloten ogen zijn geruststellend, één oog is ambivalent. Alleen de donkere ogen zijn soms malefiek. Starende, mijmerende, diepe en glanzende ogen zijn goed; een flitsend oog is verleidelijk, een troebel oog gevaarlijk. De neus is rust en fierheid. Een geschminkte mond lijkt niet malefiek. Gesloten, met dunne lippen of volle - toch wordt weinig gezegd over de tekening van de lippen. De glimlach is securiserend, maar weinig aandacht wordt besteed aan de lach van de vrouw, nochtans sexueel belangrijk? Tanden worden niet als negatief ervaren. De murmelende, lispelende, babbelende stem is aantrekkelijk. Geen lage stem, zoals bij Cordelia (King Lear). Zij zingt, zij neuriet (onder het werk), roept een straatkreet. De vrouw is de zangeres van romances. De stem kan ook smeken of kijven. Een echt literair gevaloriseerd wiegelied ontbreekt. Gorter en Hooft besteden aandacht aan de woorden van de vrouw. De blanke keel is positief of ambivalent. Oren zijn mooi, schouders mooi en ontroerend. Naakte armen suggereren totale naaktheid. Een vrouwenhand is traag, smal - kan vijandelijk zijn; haar handpalm is troostend. Functioneel is de vrouwenhand ijverig; de vingers worden met het maken van muziek geassocieerd. Vinger- en teennagels zijn mooi. De borst is natuurlijk met vele betekenissen geïnvesteerd. Aspecten ervan zijn: beginnende borsten, de glooiing der borsten, hun verschijnen onder het hemd, hun tweevoudigheid, hun veerkracht, blankheid, gladheid, beweging - alle benefiek. De tepel is benefiek. Functioneel zijn de borsten lavend, maar dit aspect is weinig gevaloriseerd. Gevaarlijk heb ik de borsten alleen beschreven gezien bij van de Woestijne. | |
[pagina 92]
| |
De beschermende oksel, de taille, de schoot, de buik, de navel (alle drie ambivalent) - het zijn aspecten die verbazend weinig aan bod komen; alleen van Ruysbeek spreekt mythisch over vagina. Een directe vermelding van de sexe heb ik in de literaire poëzie niet gevonden. Wiegende en torsende heupen, dijen, knieën, kuiten, enkels, voeten, embonpoint, - toch allemaal door mannen opgemerkte aspecten van de anatomie, worden wel eens, maar weinig vermeld. De huid is glad, blank, lichtweerkaatsend, toont adertjes, lijkt op textiel. De blos is aantrekkelijk bij Huygens, teken van tering bij Loveling. Tranen komen enkele keren voor. De gang van de vrouw vond ik alleen gevaloriseerd bij Hooft. Make-up wordt nu en dan, mooi bij Anna Blaman, vernoemd. Teveel make-up connoteert de prostituée. Het is opvallend hoe erg weinig de vrouw over haar eigen lichaam spreekt. Anna Blaman spreekt over het vrouwelijk lichaam - van haar vriendin. Kleding is uitbreiding van lichamelijkheid. Een décolleté is positief. Kleding wordt uitgetrokken, een enkele keer aangetrokken, maar er is geen strip-tease. Corset is positief of negatief. Een schort is één keer positief (van der Meer). De kleur van de kleding is wit (en connoteert dan reinheid en rust), purper, rood of het is een maillot-chair bij Daisne; maar liefst is de kleding donker op blanke huid. Kousen zijn zwart. Zwarte kousen op zwarte huid, vindt Aafjes mooi. De kleuren van de vrouw zijn wit/groen, wit/blauw, rood/wit en wit/zwart. Materieel is textiel satijn, tule, fluweel, zijde, katoen, kant, bont (sabelbont en zilvervos). Er is geen leder! Het gewaad is strak of wijd. Kleding kan met huid gecontrasteerd worden als pantser (Marsman). Accessoires zijn een muiltje (Couperus), een waaier (ambivalent). De hoed wordt in onze poëzie niet geappreciëerd, noch de hoge hak, noch de handschoen. Er is geen mofje. Een ring, een parel, een parelsnoer, een diamant, wat bloedkoraal - weinig juwelen; een klein beetje geur, te weinig om van te spreken. De naam van de vrouw, bijna geheel afwezig (Claes). Er is meer gedicht over de functie van de vrouw. Als levengevende, barende vrouw is zij benefiek. Toch kan het baren ervaren worden als een uitstoten, een verraad (van Herreweghen, N.M.Min). Eerste gevoel van leven, eerste weeën, komen maar één keer voor (Rens). Niet-barend is de vrouw haars ondanks, en als het vrijwillig is komt het alleen negatief over. Strelingen en kussen zijn benefiek. Zij heeft een verzorgende, reinigende functie, dicht bij de grond. Maar malefiek wordt haar breidelloze poetszucht. Het type van de reinigende nederigheid is Asse- | |
[pagina 93]
| |
poester. De vrouw is verzorgend en genezend, bezitster van zalven (Magdalena). Zij is behoedster en bewaarster van het vuur (zij is de oven), van de voorraden, van de herinneringen; zij is degene die blijmoedig spaart en de moraal conserveert. Zij protesteert tegen vernieling van leven. Als bewaarster geeft zij warmte. De negatieve pool van haar functie als bewaarster, is de gierigheid. Haar voedende functie doet haar koken, drank bereiden (thee en koffie zetten), vruchten aanvoeren; zij heeft de keuken als domein, de tuin voor kruiden, ze wiedt; dit contact met eten geeft haar echtheid en realiteit. Zij heeft macht over goed of giftig eten. Als bewaarster en voedster is zij statisch: honkvast en trouw. Het tegentype dáárvan is de avonturierster. Als slachtoffer in dit opzicht verschijnt zij als gedepatriëerde, en ambivalent als zwerfster. Zij bedeelt het eten, beheert de honig. Haar belangrijkste voedingstaak is het zogen, maar dit is in onze poëzie ondergewaardeerd (de Harduyn over Maria, een Jezuïet over een maagd!). Als negatieve voedster kan de vrouw het type van de giftmengster of slangenkokkin verkrijgen, of van Eva. Een bijzondere vorm van bewaren en verzorgen, is het briefschrijven.
Bewaren, omhullen, leidt tot alle vormen van textielwerk. De vrouw klost kant, borduurt en haakt, het laatste soms malefiek (het kwade lot). Spinnen en weven is ook spinnen en weven van leven in de buik, maar óók spinnen en weven van levenslot en doodGa naar voetnoot(2). Helen en verzorgen uit zich in de morele functie van het geven van genade (middelares, mediatrix), van verzoening, vergiffenis. Het type daarvan is Maria, de mythische Koningin, die erbarmende tranen heeft (Nijhoff). Een belangrijke vorm van geven is het geven van inspiratie (muze). Zij neemt lijden en zorgen op zich, zoekt saamhorigheid, verdraagt met taaiheid, is wijs, nederig, geduldig, delicaat. Stilte is haar sfeer. Als statisch wezen spiegelt ze zich, fascineert als ze afgebeeld wordt in de schilderkunst; zij is verbonden met overeenkomst en bestand. Slapend en liggend symboliseert ze onontwaakte sexualiteit (Doornroosje). Het substraat waarop zij rust (bed of divan) wordt in onze literatuur niet gewaardeerd (hangmat: Couperus). Haar sexualiteit wordt gewekt door de man. Haar in zichzelf besloten wezen maakt haar verwant met het venster, waaruit zij dromend staart, en produceert het thema van de Seclusie. | |
[pagina 94]
| |
Statisch en vochtig is zij oester, schelp, slak, vis. Zij is verwant met het stilleven, met het innerlijk leven van vrucht, plant, boom. Maar zij heeft ook vloeibare aspecten, en dus metamorfoserende. Perverse sexualiteit vond ik niet in de literaire poëzie; geen vrouw met zweep, geen Lolita, geen Last Tango in Paris, geen Night Porter, en zelfs geen overspel. Geen femme fatale.
Een handeling waarin de vrouw specifiek is, is dansen (met als bijzondere vormen naaktdansen, buikdansen). Als metamorfoserende vrouw is zij actrice of filmster; als schilderes is haar eigen domein de aquarel en de miniatuur; als medium is zij dichteres; zij is musicienne, zangeres.
Haar beroepen zijn verder: werkster (reinigende functie), voedvrouw (Helman) (ambivalent), materniteit-zuster, verpleegster, kindermeid, gouvernante, hospita, bar-dame, schooljuffrouw, kosteres, secretaresse, hoer of non. Ontbreken: de trapeziste, de naaister, de winkelierster, de boerin, kokkin, leidster van school of bedrijf, Moeder Overste, spionne, dierentemster, clown, hostess, zwemster, sportieve vrouw, -beroepen en typen waarin de vrouw nochtans een eigen functionaliteit bezit.
De destinataires van haar handelingen zijn kinderen, dieren (vooral het barende en het jonge of lijdende dier) (het dier is dan vooral de poes). Ik vond maar één, zwak gedicht over vrouw en hond (Swarth). De vrouw verzorgt bloemen, planten, vruchten, huis en tuin. Zij is begaan met het leven van anderen; het ding krijgt haar aandacht, het kleine, en de sfeer van haar omgeving. Zij voelt zich verwant met de zwaan, de duif, het paard. Vrouw en paard produceren de thema's Amazone en Telganger. Ruimer is zij verbonden met kerk en geloof, vaderland en vorstenhuis.
Relationeel staat zij positief tegenover de vader, zo ook de vader tegenover haar. Met de moeder is de relatie negatief, positief of ambivalent. De vrouw brengt haar kind naar de moeder toe. Tegenover de ouders samen is de relatie negatief. De zuster wordt geplaagd of als bondgenoot ervaren door het meisje; de broer wordt verweten. De broer heeft medegevoel voor de zuster. Binnen de meisjesgroep is de relatie goed, tegenover gezellinnen is de vrouw (in gedichten) bewonderend en solidair (H. Roland Holst). Tegenover de dochter is de moeder meestal goed, maar zij kan ook verdrukkend zijn; tegenover de zoon is zij goed of ambivalent. Vanwege de zoon ontvangt zij medelijdende liefde, identificatie, klacht om verlies, fierheid, dank, wroeging. | |
[pagina 95]
| |
Haar fundamentele relatie is die met de man. Zij wekt zijn sexualiteit, die als benefiek of malefiek door hem ervaren wordt. Zij wekt ook de haat, de verachting, de vrees van de man. Types zijn de Vurige Vrouw, de Wilde Vrouw. Haar ideale combinatie is maagd + moeder (Maria), met als tegenpool maagd + hoer (Slauerhoff). Zij is eeuwig maagd, overwinnende maagd, maagd op de regenboog van het verbond. Zij is tovenares, met plus of min (Venus in de toverberg: heer Daneelken). De man zoekt bij haar bescherming, rust, stilte; zij is zijn eigendom; zij brengt hem in een roes als de wijn, maar dreigt met droesem. Als parende en barende is zij castrerend; zij verbrijzelt de man (vagina dentata: de Haes); zij is Mater Terribilis, castrerende dievegge; Salomé die onthoofdt (Buckinx), de prinses van Heer Halewijn, cannibale, verraadster (Dalila), lasteraarster, kwaadspreekster, jaloers, tyranniek, heks met kater; zij heeft dierlijke aspecten, zij maakt de man tot kind. Prille kinderliefde vond ik niet; geen ontmaagding.
Op haar beurt is zij gecastreerd en geschonden, en als zodanig gevaarlijk (Medousa). Zij wordt gefnuikt door in de positie van vrouw en meisje geduwd te worden. Typisch is ze gecastreerd als non.
In conjunctie met de man is ze gezellin bij feesten; zij kan samen sterven met de man. Met de man samen vormt zij het echtpaar. Samenwerkende partners heb ik niet ontmoet. In zichzelf realiseert zij de f/m combinatie als androgyne en als nog maagdelijk jong meisje. De genererende en barende kunstenaar en de homofiel realiseren de m/f combinatie in hun persoon. Sexueel stimulerend is de relatie vrouw-baas, vrouw-matroos, vrouwpriester (vrouw-soldaat, vrouw-uniform ontbreekt). De vrouw op reis ontmoet stimuleert, ook de exotische vrouw. Attributen als sigaret, alcohol, motor stimuleren (Vrouw met revolver ontbreekt). Zij verlaat de man, sterft, scheidt, wijst hem af; zij wordt door de man verlaten, wordt gescheiden vrouw of weduwe. Tegen haar macht beschermt de man zich met het concept van haar heiligheid, broosheid, liefelijkheid en zoetheid, kleinheid, ziekte, zwakheid, hoofsheid (Beatrijs), reinheid (Maria); zij is een droombeeld (Eurydike). Als pluraliteit van vrouwen is zij ontdaan van haar dwang.
De vrouw verschijnt chronologisch als meisje, volwassen vrouw, en oude vrouw. De maagd, die beschermt tegen de sexualiteit en beschermd moet worden, is benefiek of castrerend. De dochter wordt in onze poëzie niet | |
[pagina 96]
| |
als verleidster gezien. Menstruatie (bloed) scheidt de geslachten. De grilligheid van het meisje is potentieel dreigendGa naar voetnoot(3). Het type van de maagd is de Hortus Conclusus, de Maagd en Eenhoorn; van de castrerende maagd: de prinses uit Halewijn, Penthesileia. De oude vrouw is oude echtgenote, oude grootmoeder (goed of nefast), haar schoonheid is vervallen. Er is haast geen valorisatie van de oude vrouw.
De vrouw is mythifieerbaar als machtige Magna Mater, de grote bondgenote van aarde en water. Zij is verwant met alle water: dauw, regen, stroom, fontein, bad, vijver, schuim, zee en met de boot; met grotten en spelonken; met aarde + water: modder, moer, moeras. Zij is als zodanig fascinerend en gevaarlijk (Hamelink, van Ruysbeek). Zij bewoont de natuur: de seizoenen (lente, zomer, herfst, winter); het weer (vooral het zachte vochtige weer). Zij bewaart de man door hem als kind te herbaren; zij voorspelt het lot (profetes, sibylle).
Meer abstract en conceptueel krijgt zij symbolische waarde: zij is dan het Schone, Ware en Goede, de Minne, de nacht, de maan, het landschap, de moedertaal, de tekst, het lot, de dood (Verwey).
In haar zelfbewustzijn ervaart de vrouw zichzelf als een tekort; daardoor zoekt ze de geest en de geleerdheid (Eva, Mariken van Nijmegen); ze zoekt God maar tart ook het goddelijke (de godin: Speliers); zij zoekt en verlangt naar de man, die de grond is van haar bestaan. Zij wil erkenning van de man als zijns gelijke (Henriëtte R.H.)Ga naar voetnoot(4).
De ouderdom frustreert haar, zij verliest erdoor de macht over de man, maar kan dit compenseren door moederschap. Tussen haar roeping en haar taak kan conflict ontstaan. Contemplatie van eigen schoonheid bestaat als thema in onze literatuur haast niet. Baren kost haar het leven of ontrukt haar het dode kind; het lijden van haar kind is het hare. Het kind is natuurlijk ook haar vreugde. Zij is geneigd de dood te aanvaarden. Als zij zelfmoord pleegt, is het, verzinkend in het moederlijk water (L'inconnue de la Seine, A. Donker; Kopland). |
|