Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1979
(1979)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overhandigen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarnaast ook gevallen zij het met verschil in de betekenis: bijv. ‘een e'delman is daarom nog niet steeds een e'del ma'n’, zij het met willekeurig verschil in de accentuatie: wi'ttebrood versus wittekoo'l, rodekoo'l. In verbale samenstellingen o.m. met over zijn ook accentschommelingen waar te nemen, die niet steeds gelijke tred houden met semantische beheersing: onder verwijzing naar mijn jongste studie Scheidbare en onscheidbare werkwoorden (1976) § 167, § 169, inz. § 170 noem ik hier bijv. ndl. o'vergeven: hd. überge'ben, hd. ü'berblei'ben, thans ü'berbleiben, noordndl. o'verlezen: zuidndl. overle'zen.
3 Wat we met de vraag betreffende de (voor sommigen onverwachte of afwijkende) accentuatie overha'ndigen hier doen is eigenlijk licht zoeken in de hedendaagse structuur van het nederlands. Zou, als de semantische beheersing niet helpt, evenmin trouwens als de ritmische structuur die maakt dat suffixen veelal het accent naar zich toe halen (afsta'ndelijk, opsta'ndig: dus overha'ndigen), - zou analogie naar andere werkwoorden met dezelfde ritmische structuur misschien van invloed zijn geweest? Wie bij Van Dale dan de over-werkwoorden overloopt, vindt er eigenlijk maar één dat in deze structuur past, d.i. 1 2 3 4 5 overwe'ldigen ‘met geweld overmeesteren’. Maar er is met 1 2 3 4 5 overha'ndigen verschil, zelfs meer dan één. Ten eerste betekent over in overha'ndigen ‘naar een andere plaats’ (WNT XI, kol. 1608 bet. 21, kol. 1738), - en dat juist is storend omdat alle werkwoorden met over in de betekenis ‘naar een andere plaats’ scheidbaar zijn en met klemtoon op over, - over in overwe'ldigen betekent ‘macht hebbende ten opzichte van iemand’ (WNT XI kol. 2210 en kol. 1608, bet. 18), - en dat juist is normaal in bijv. overhee'rsen, overmee'steren, overvleu'gelen en... overwe'ldigen. Tweede verschil: bij overhandigen is, zegt men, in het Nederlands geen simplex handen of handigen voorhanden; - bij overweldigen daarentegen vindt men wel het simplex in middelnederlands weldigen (niet welden) (MnlW IX, 2094 v.). Dit is ook middelnederduits weldigen, waldigen, en middelhoogduits waltigen, weltigen waarnaast ook ge-waltigen, ge-weltigen en ge-walten bestaan hebben. Deze werkwoorden op -igen zijn duidelijk denominatieven: adjectief weltig (met i-umlaut, waarnaast waltig). Het simplex is walten ‘gewalt haben’ (Lexer), dat in het hoogduits nooit een infinitief welten heeft opgeleverd, evenmin als in het middelnederlands waar integendeel uit ouder waldan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(reeds gotisch: ‘heersen’) wouden is ontstaan in de frequente uitdrukking God woud's ‘God moge er over beschikken’. M.a.w.: er heeft vanouds een mnl. werkwoord weldigen bestaan, met de betekenissen: 1) ‘overweldigen, in zijn macht krijgen, arresteren’, en 2) enen weldigen in ‘iemand gerechtelijk in het bezit stellen van’ (vgl. mhd. waltigen, weltigen ‘iemand de macht geven over’). Volgens de bronnen in het Middelnederlandsch Woordenboek is weldigen in gebruik geweest in Den Briel, Dordrecht, en in het oostmiddelnederlands; er staan in het MnlW geen zuidnederlandse vindplaatsen. Naast dit mnl. weldigen vinden we ook verweldigen (MnlW IX, 319) met de betekenissen: 1) ‘geweld plegen’, ‘verkrachten’: niet in teksten overgeleverd, alleen in Teuthonista (‘violentare; violare’), Kiliaan (‘violare, vim facere’) en Plantijn (‘efforcer violemment, violer une vierge’), 2) ‘overmeesteren’ Voc. cop. ‘subjugare’, Kil. ‘vi superare’, Plant. ‘dominer par violence, tyrannizare’, - en vindplaatsen in teksten: ‘machi ons verweldegen’ Lorr.-fr. 52, 289 (Bst. 856, ca. 1350, westelijk mnl.), - ‘verweldigen onse stat’ J. en S. 71 (Best. 737, 15e eeuw, noordoostelijk), - ‘doe si se (t.w. die stadt) verweldicht hadden’ Pass. W. 112 b (Bst. 1011, ao 1480, Gouda); voorts, met een spijs als object: ‘aankunnen, opkunnen’ bij Heelu en Velthem. In verweldigen, dat dus ook in het Middelnederlands reeds in de 14de eeuw in gebruik was, schijnt het prefix ver- een intensiverende of verruimende rol te spelen. Daarnaast bestaat mnl. overweldigen (MnlW V 2348), ook mnl. overwelden, waarin over op ‘macht’ wijst en onscheidbaar blijft, met een betekenis ‘ontheiligen, onteeren, geweld plegen’, in de enige vindplaats ‘geystlike stede, personen of saken to averweldigen, prophanare’ uit de Teuthonista, ao 1477, Kleefs.
4 Met de vergelijking van mnl. overhandigen met mnl. overweldigen hebben we ons op het historische pad begeven: invloed uitgaande van overwe'ldigen op o'verhandigen tot overha'ndigen - zo van invloed sprake kan zijn! - is bijgevolg in een vergelijking van de hedendaagse structuren niet te zien: synchronische vergelijking van de hedendaagse structuur baat niet. We moeten nodig bij de geschiedenis te rade gaan en we zetten ons onderzoek dan voort met de geschiedenis van overhandigen, daarbij vanzelfsprekend uitgaande van het oudst bereikbare materiaal. In het middelnederlands is de vorm overhandigen niet te vinden: het ontbreekt in de woordenboeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Om het aan overhandigen ten grondslag liggende begrip ‘ter hand stellen’ uit te drukken bestond in het middelnederlands het woord handreiken (al snuffelend in de reeks samenstellingen met hand te vinden in MnlW III, 131). Verdam omschrijft de betekenis met ‘overhandigen, ter hand stellen, leveren, in handen geven’; het werkwoord wordt gebruikt i.v.m. geld en onroerende goederen, vooral in Gelderse oorkonden. Enkele excerpten: 1) ‘(Dat wi) gegeven ind gehantreyckt hebben vijffensoeventich enckel Rijnscher gulden’ (enkel: t.w. tegenover dubbel) (Gelderland, ca. 1380-1420); - 2) ‘Dat ons... geleent ende gehantreickt heeft... onse erffmarscalc... 1700 schilde’ (Geld. ca. 1371-1423); - 3) ‘guetliker gehantreyckt ind wall betaelt heeft’ (Utrechts, 14e-15e e.). Uit de aanhalingen blijkt duidelijk dat het object van handreiken een zaak is, en niet de hand: in het syntagma ‘geld handreiken’ wordt bedoeld ‘met de hand reiken’ (MnlW III, 131; ‘met de hand aanreiken’ WNT V, 1996) en vervult hand de functie van een instrumentalis, ook wanneer men handreiken wil opvatten als ‘in de hand reiken, ter hand stellen’ (zo mhd. hantreichen door Lexer opgevat: ‘in die hand geben’, toegelicht met ‘darreichen’). Deze ‘instrumentalis-functie’ maakt dan ook duidelijk waarom het gehele werkwoord handreiken onscheidbaar blijft: men kan syntactisch niet zeggen: ‘ik reik hem (datief) geld (acc.) hand (instrumentalis)’, wel ‘ik reik hem geld met (of: in) de hand’, - niet: ‘ik heb hem geld hand gereikt’ wel: ‘ik heb hem geld met (of: in) de hand gereikt’. Handreiken ‘overhandigen’ is één geheel gewordenGa naar voetnoot(1), reeds in de 14e eeuw. Voordien lezen we al een min of meer zinverwant syntagma: ‘settent al in sine hande’ t.w. van God, met de betekenis ‘aan hem opdragen, hem de beschikking erover geven, toevertrouwen’ (Heimelijkheid 118, 13e eeuw, - MnlW III 104). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Naast mnl. handreiken ‘overhandigen, ter hand stellen’ met instrumentalis-functie van hand zien we een ander syntagma opkomen, waarin hand direct object is van reiken, dus met accusatieffunctie, en met de betekenis ‘de behulpzame hand bieden’, zo bijv. ‘die hant bieden, geven’ in Alexander, Reinaert, Stoke (eind 13e e., begin 14e: MnlW III 107), ook met het ww. reiken: ‘zijn behulpige hant totten getiden reycken’ (Keurb. v. Haarlem; - nl. tot de instandhouding van deze gebeden); - ‘Die gene die dat gasthuis gesticht hebben ende noch alle dagen haer hand reicken tot dat gasthuis’ (Limb. Wijsd.), - ‘Dese keyser... was een hillich man ende ootmoedich, ende hi reykede den armen die hant’ (Cron. Beyeren): alle deze vindplaatsen uit de 15de eeuw (MnlW VI 1215, ao v.h. Wdb.: 1907). De laatstaangehaalde vindplaats uit de 15de eeuw: ‘hi reykede den armen die hant’ van het jaar 1460, uit een noordhollands gekleurde tekst, was Verdam in het jaar 1894, bij het verschijnen van deel III van zijn Middelnederlandsch Woordenboek, kol. 131, sub hantreiken, intransitief, blijkbaar nog niet bekend. Verdam kende toen alleen Kiliaans handreycken ‘auxiliari’ en Kil. handreiking doen ‘auxilio esse, adiuvare’, welke beide thans nog in gebruik zijn. De groei van het werkwoord handreiken ‘steun verlenen’ kunnen we dus sedert de 13de eeuw op de voet volgen; daarnaast treffen we van handreiken ‘overhandigen, met de hand aanreiken’, meer bepaald figuurlijk ‘overleveren’, een laatste maal bij Coornhert ao 1598 aan: ‘Wie begeert... tekenen vande Catholijcken, van dat sy ons de oprechte Bijbelse schriften ghehandt-reyckt hebben?’ (WNT V 1996).
7 Samenvattend zien we dus in de 16de eeuw naast elkaar in handreiken twee werkwoorden: 1) ‘iemand een voorwerp overhandigen’, 2) ‘iemand ondersteunen’. Het een heeft een zaak tot object, het ander een persoon. Denkelijk had hand reiken in de betekenis ‘ondersteunen’, ‘bijstaan, helpen’, ontstaan uit het syntgama ‘de hand reiken’ een duidelijker betekenis dan handreiken ‘overhandigen’ waarin de instrumentalis-functie van hand niet meer te onderkennen was. Steun voor deze opvatting van een verbleekte vorm handreiken ‘overhandigen’ meen ik te zien in de versterking van het simplex door middel van het prefix ver- tot een vorm verhantreiken reeds ao 1457: ‘soo sullen die schepen de voors. vier malder [= maat, mud] roggen vermomberen [“beheren”?] ende die den priester verhantreiken toter missen allein’: Limb. Wijsd. 268, 11 (MnlW VIII 1802, - aan mnd. vorhantrêken ontleend?). In WNT XIX afl. 1, ao 1959, kol. 13, bet. nr. 24, haalt de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redacteur F. de Tollenaere sub prefix ver- volgende werkwoorden aan: verbeiden, veréren, verplegen, vertwijfelen, mnl. vervolgen ‘volgen’, vervolmaken, en De Vooys Ned. Spraakk. blz. 252 nog vertroosten, mnl. verhaten ‘haten’. Aldus werd verhandreiken ‘overhandigen’ van handreiken ‘helpen’ gedifferentieerd door een prefix, waarvan De Tollenaere de werking aanhaalt uit Plantijn, ao 1573: ‘Ver, oft vor, is een artijckel, de welcke voor de Verba oft woorden wert gestelt, gelijck het artijckel Re int Fransois, bedudende so veel als Gantselick, geheellick, ofte seer.’ Na de Limburgse vindplaats van ao 1457 treffen we er voor de 16de eeuw (zeker toevallig) geen meer aan, maar in de 17de eeuw bestond verhandreiken nog in een (in de bronnenlijst WNT door C.H.A. Kruyskamp en de jongste, tweede Aanvulling ao 1966 door A.J. Persijn niet vermelde) bron, t.w.V.Z.V. Nieuvelt Plut. 239 b: ‘Hem... te voorsien ende te verhantreycken syn nootdrufticheyden’, en 300 a: ‘Die de speelders al verhantreycten dat sy van nooden hadden’, - voorts nog tenslotte bij Oudaan Poezy I 93, ao 1774: ‘De Hoop van 't Goed... Van tyd tot tyd verhantreikt van die 't zagen’ (WNT V 1996, Afleiding).
8 Naast dit verhandreiken duikt in de 16de eeuw overhandreiken op: het is tot het einde van de 18de in gebruik gebleven. Eerst de vindplaatsen: ‘Hoe dat hy... den stadthouder van den drossaert... rechtelijck overhandtreyckt heeft eenen vangbrieff’ [= ‘bevel tot gevangenneming’?], Gorkum, ao 1582-1587 (MnlW V 2172); - verwijzing (zonder aanhaling) naar Bontemantel (Amsterdamse bron ao 1672), Wagenaar ao 1745, Onderzoeker ao 1772, Groot Placaetboek ao 1796 (WNT XI 1738); - ‘Het getuigenis... door zulke... Menschen ons overhandreikt’ Denker ao 1775, ‘'t Antwoord... werdt... overhandreikt aan den Heer Belmonte’ Wagenaar ao 1745, ‘Den Afgezant, die ze (sc. een aanstelling) aan Zijne Hoogheid overhandreikte’ id. ao 1786 (WNT V 1996). De vervanging van het prefix ver- door over- vindt denkelijk een verklaring in het duidelijker gebruik van over- ‘van de ene persoon naar de andere’, maar frapperend blijft dan de omstandigheid dat over (evenmin als in overhandigen: zie beneden 22-25) de klemtoon niet krijgt, zoals uit het onscheidbare participium overhandreikt blijkt.
9 Er moet in de tijd van de 15de tot de 18de eeuw wat aan de hand (zonder woordspeling!) zijn geweest met de vorm van de uitdrukking van het begrip ‘ter hand stellen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot dusver hebben we onderzocht: mnl. handreiken, mnl. en 17de eeuws verhandreiken, 16de tot/met 18de: overhandreiken. Maar het blijft er niet bij: andere uitdrukkingen komen opdagen, t.w. handen / handigen en behanden in de 17de eeuw, behandigen in de 17de en 18de eeuw, overhanden in de 18de en 19de eeuw, overhandigen vanaf 1714 tot heden. Kenmerkend is dat ze, bij alle variaties in het tweede lid resp. in pre- en suffixen, het element hand steevast behouden.
10 Behanden is in het middelnederlands (tot dusver) niet aangewezen. Uit de luttele vindplaatsen in de 17de eeuw kan men opmaken dat de betekenis was ‘in de hand geven, ter hand stellen, overhandigen’. Thans is het woord geheel verouderd. De 17de-eeuwse vindplaatsen zijn: ‘Hem sullen groot geschenk behanden de Koningen der see’: A. de Hubert, De Psalmen des propheeten Davids (Leiden, 1624), Ps 72.10 (de Dordtse Bijbel geeft te lezen: ‘geschenken aanbrengen, vereeringen toevoeren’), - en bij dezelfde nog eens Ps 105.11: ‘Ik sall dij Kanaans Landen / ten kavel dijner erf' behanden’ (Dortse Bijbel: ‘Ik zal u geven het land Kanaän’). Anthonis de Hubert, een Zierikzeese advocaat, die had nagedacht over de regelen die men bij het schrijven van onze taal had in acht te nemen (J. te Winkel, De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, III, 1923, blz. 377). Een tweede vindplaats is: ‘Doorsiet eens dese blaeden, Die... Onsen dichter u behandt’ uit de Gedichten van Caspar van Baerle (gesteld op de eerste helft van de 17de eeuw).
11 Het WNT II 1468, van de pen van M. de Vries en A. Kluyver ao 1898, vermoedt dat behanden wellicht uit het Hoogduits is overgenomen. Het middelhoogduits (Lexer) kent behenden ‘mit den händen berühren, betasten; einrichten, fügen’; daarnaast - en het staat semantisch dichter bij ons werkwoord - behenden, ook behendigen, met de betekenis ‘einhändigen’, dus ons ‘overhandigen’. Dit mhd. behenden had tot grondwoord mhd. henden ‘zur hand, festnehmen’; een vorm met a (zonder umlaut) schijnt niet te bestaan. W. Wilmanns (D. Gr. II Wortbildung § 108.1, blz. 140), die het de betekenis ‘in die Hand nehmen’ toekent, rekent mhd. behenden tot de categorie der instrumentalis-werkwoorden ‘deren Stammwort den Gegenstand bezeichnet, mit welchem die Thätigkeit ausgeübt wird’: zo nog ohd. benezzen ‘irritire’, ‘verstrikken’, - mhd. befingern, beklâwen ‘mit den Klauen greifen’, - nhd. beäugen, bebürsten. Ook het Nederlands vertoont dergelijke formaties (die misschien al oud zijn): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitsluitend nieuwnederlands zijn beduimelen, beogen, bevingeren (reeds Bilderdijk), - mnl. bijv. bebloeden (mnd. bebloden) ‘met bloed bevlekken’, beboden (mnd. beboden) ‘door een bode bekend maken’ (meer gebruikelijk is verboden), besanden ‘door zand overdekt worden’ = nnl. verzanden, betunen (mnd. betunen, mhd. beziunen) ‘met een omheining, mnl. tuun omgeven’.
12 Het is dus virtueel niet onmogelijk dat behanden reeds in het middelnederlands zou hebben kunnen bestaan. Hoe ver het woord daar op zou klimmen, kunnen we bij gebrek aan bronnen niet aanwijzen, maar vast staat dat (naast de afleiding behand-igen in een Amsterdamse bron: De Cleyn Werelt, ao 1584) het woord be-handen / be-handigen ‘tradere, in manus tradere’ in 1588 bij Kiliaan Dictionarium Teutonico-Latinum, blz. 39, voorkomt en nog aangehouden is in de derde druk, ao 1599, blz. 32: Etymologicum Teutonicae linguae als a) be-handen / behandighen .J. be-hendighen; b) be-henden / be-handen / be-handigen ‘tradere, tradere in manus, dare, offere, reddere’Ga naar voetnoot(2). Vanzelfsprekend zouden we graag weten waar Kiliaan deze vormen vandaan heeft. De Amsterdamse vindplaats van 1584 (Cleyn Werelt): ‘Hoe seere dat ick hebbe ghepooght om... naer U.E. te loopen, om U.E. dit ras loopende dicht te behandighen’ (WNT II 1470) wijst op bekendheid zowel in Noord als Zuid, en op gewoon gebruik (d.i. niet noodzakelijk tot strikte kanselarijtaal beperkt). Naspeuringen inzake de bronnen van Kiliaan brengen geen lichtGa naar voetnoot(3).
13 Terwijl de middelhoogduitse vorm steevast umlauts-e vertoont staat intussen niets het vermoeden in de weg, dat nederlands behanden, met zijn umlautsloze a van nederlandse makelij zou zijn. Een aanwijzing | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in die richting, ik zou me zelfs durven verstouten van bewijs te spreken, vinden we in het bestaan van een zeldzaam simplex nederlands handen, handigen. Handen komt in het jaar 1671 voor bij de geboren en getogen Amsterdammer N. Witsen, Aeloude en hedendaegsche scheepsbouw en bestier (gedrukt in Amsterdam), 492, in de vindplaats ‘Handen, Iets over-rijcken, anders aenmannen’. Aenmannen betekent ‘van man tot man, van hand tot hand, doorgeven b.v. bij het laden en lossen van kleine voorwerpen’ WNT IX 216. De bewerkers van het artikel WNT V 1942 handen, verschenen in 1900, t.w.A. Beets en J.W. Muller, zoeken dit keer (anders dan M. de Vries en A. Kluyver in 1898 het deden voor een vermoedelijke hoogduitse oorsprong van behenden) in de richting van het Engels: to hand ‘waarnaar het, als scheepsterm, waarschijnlijk is gevormd’. Het werkwoord handen is in het Nederlands dus wel in gebruik geweest; van de frequentie echter kunnen we aan de hand van de zeldzame vindplaatsen ons geen denkbeeld vormen. Toch staat vast dat het woord in het begin van de 19de eeuw, ao 1826, nog in de samenstelling aanhanden te lezen is bij de Rotterdammer J.L. Nierstrasz, in diens geschrift Frans Naerebout 58, in de zin: ‘Men laat de lonten koud... En handt geen kogels aan voor d'aanval op den Brit’ (zie WNT V 1942 en de Bronnenlijst). Wordt handen nu voor de 17de eeuw in een enkele bron van 1671 voor het eerst gesignaleerd, een uitgebreide vorm ervan, t.w. handigen komt een halve eeuw vroeger, t.w. in 1621, in één enkele vindplaats voor: ‘Gesien by den Staten van Hollandt... sekere poincten ende articulen henluyden gehandicht ende gecommuniceert by... den Prince van Oraengien’ uit: P. Bor Czn, Nederlantsche Oorloghen, 10, 210 a, verschenen te Leiden en Amsterdam 1621-1631. De betekenis van dit handigen (WNT V 1978) is: ‘ter hand stellen; overgeven, overreiken’, (thans verouderd).
14 Het gebruik van handigen in de 17de eeuw wordt door het tegenstellende onthanden bevestigd: ‘Iosephus, en Nicodemus... onthandighden haer (met een soet gheweldt) dien soeten Iesus’, aldus in 1667 bij de Zuidnederlander G. Salomons, Uur'-Werk des Verstandts op de Seven Wee-en van de Alderbedrukste Moeder, ende Maghet Maria oft seven Godtvruchtighe Meditatien, yverighe Ghebeden, zedighe leeringen met rijm verçiert’ (Antwerpen, 1667). Zie WNT V 1978, alwaar de betekenisomschrijving van onthandigen ontbreekt, maar welke die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van onthanden ‘iemand uit de handen nemen, hem afnemen’ wel zal wezen: WNT X 1861 (alwaar de vorm onthandigen ontbreekt).
15 De inhoud van het werk van de Hollander P. Bor (een staatkundig document van de Prins van Oranje) en de datum en plaats van verschijnen ervan (Amsterdam, 1621-1631), alsook de inhoud (R.-K. godvruchtige meditatiën gewijd aan de Maagd Maria) en de datum en plaats van verschijnen ervan (Antwerpen, 1667) wijzen erop dat handigen c.q. onthandigen in de 17de eeuw in Noord- resp. Zuidnederland in gebruik waren, net (zoals we 10 hebben gezien) als behandigen. Zowel nu handigen een tegenstellend onthandigen naast zich had, is dit ook het geval met ao 1671 handen en ao 1639 onthanden (WNT X 1861). Dit onthanden betekent ‘iemand uit de handen nemen, hem afnemen’. Het komt reeds voor bij Kiliaan ao 1599, p. 365, met het latijnse interpretamentum ‘eripere è manibus’, en als synoniem ‘af-hendig, af-handig maken’ (Synonymia I 328). Ook nog in de 17de eeuw vinden we een spoor van het gebruik van onthanden bij Jonctijs, Liefdbarende Krachten 14, Dordrecht 1639), in het zinnetje ‘Schoonheids minne-slag, die... Een mannen-hand haer manlijckheyd onthandt’. Overzichtelijk bekeken is de spreiding van handen, handigen met de tegenstellende vormen onthanden, onthandigen de volgende: geografisch komen handen (Amsterdam) en handigen (Amsterdam) voor in Holland, onthanden (Dordrecht) en onthandigen (Antwerpen) in Zuid-Holland en Zuid-Brabant; chronologisch: is de (uitgebreide) vorm handigen ao 1621 vroeger geattesteerd dan de (simplex)vorm handen ao 1671, terwijl, in de tegenstellende vorm, onthanden ao 1639 vroeger voorkomt dan de (uitgebreide) vorm onthandigen ao 1667. De chronologische verschillen zijn te gering om er de conclusie uit te halen dat de -igen-werkwoorden een jongere formatie dan de simplicia zouden vertonen. M.a.w.: het naar de betekenis tegenstellende werkwoord onthanden ao 1639 en de uitgebreide vorm handigen ao 1621 wijzen ondubbelzinnig op het bestaan van een simplex handen reeds helemaal in het begin van de 17de eeuw.
16 Vanwaar nu deze vorm handen: Duits, Engels, Nederlands? Wegens het steevast voorkomen overal met a kan handen geen leenwoord uit het Duits zijn, alwaar alleen vormen met umlauts-e bestaan.
17 Uit het Engels? Slaan we er het Oxford English Dictionary op na (Reprint 1961 van first published 1933 van het bijgewerkte New | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
English Dictionary), dan merken we dat to hand in het Engels een jong woord is: met de betekenis ‘ter hand stellen’ komt het eerst voor in 1650 (‘to deliver or pass with the hand or hands’): ‘Judas... was so near, that our Saviour could hand the sop unto him.’ Hoeveel ouder dan 1650 to hand in het Engels in gebruik was met de betekenis ‘ter hand stellen’ kunnen we niet bepalen, maar ouder dan 1650 zal het wel zijn. De oudste vindplaats trouwens van to hand is van 1610, met de betekenis ‘to touch or grasp with the hand’ (bij Shakespeare; Oxf. Engl. D. V 59)Ga naar voetnoot(4). Deze constatering, gestaafd door nog enkele andere vindplaatsen (‘to take in, furl’: a sail, ao 1634-; - ‘to lead or conduct by the hand’: ao 1631-; - fig.: ‘to deliver, pass, transfer’: visible rays, a word, an oracle), brengt ons tot de conclusie dat to hand in de eerste helft van de 17de eeuw een gevarieerd gebruik had. En ook nederlands handen, zoals we boven zagen, bestond al in het begin van de 17de eeuw: ontlening aan het Engels?, of gelijktijdig maar onafhankelijk bestaan in beide talen? Voor de kennis van het oudere gebruik van Engels to hand (middeleeuwen) beschik ik niet over de vereiste documentatie; voor het Nederlands echter zijn we er wat beter aan toe.
18 Kiliaan immers vermeldt reeds in zijn Dictionarium (2de druk, ao 1588, p. 190 en ook nog in 1599) handen met de betekenissen: ‘commodum sive aptum esse, conferre, placere, manui convenire’, d.w.z. ‘dienstig, gemakkelijk zijn, passen, baten, bevallen, geschikt zijn voor iemands hand’Ga naar voetnoot(5). Al deze geringe nuances wijzen dus niet op een eigenlijke handeling (zoals dit bij de omschrijving ‘ter hand stellen’ wel het geval is) maar op een eigenschap van een voorwerp, een omstandigheid die geschikt is of dienstig. In deze betekenis was handen dus in het Nederlands al in 1588 in gebruik: het WNT V 1941 v. ook leert het ons. Maar dit onzijdige handen is formeel en naar we mogen aannemen ook etymologisch niet te scheiden van het bedrijvende handen, met de betekenis ‘aanreiken, aangeven, doorgeven (van hand tot hand geven)’ waarvan in het Nederlands een eerste vindplaats bij N. Witsen in 1671 opduikt, in het Engels in 1650. Dit (misschien wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oudere) Nederlandse handen staat dan tot behanden zoals (enige tijd vroeger) mhd. henden tot mhd. behenden.
19 Naast behanden treft men, zoals boven 9 is gezegd, ook behandigen aan (WNT II 1469 v.). In het middelnederlands is het evenmin als behanden aangewezen; het komt evenwel met middel- en nu nog nieuwhoogduits behändigen overeen. Behandigen ‘ter hand stellen’ kan niet op handig, dat een andere betekenis vertoont, zijn gevormd. Behandigen is zonder meer een uitbreiding met het suffix -ig van behanden.
20 Werkwoorden op -igen zijn vanouds bekend: het gotisch vertoont reeds gabigjan ‘rijk maken’ bij gabigs ‘rijk’, audagjan ‘zalig prijzen’ bij audags ‘zalig’: deze werkwoorden zijn dus van adjectiva op -ig gevormd; middelnederlands zijn bijv. heiligen, ledigen ‘bevrijden’. Doordat vele van deze werkwoorden ook als afleidingen van zelfstandige naamwoorden konden opgevat worden (zondig-en = zond-igen), vindt men in het jongere middelnederlands pin-igen naast pinen (MnlW VI 368), rein-igen n. reinen (V 1229), sondigen n. sonden (VII 1562), gesondegen (II 1666), stenigen n. stenen (VII 2083). Van begiftigen, endigen, huldigen, crucigen naast (?) of na (?) ouder begiften, enden, hulden, crucen geeft het MnlW geen bewijsplaatsen, maar in het Mnl. Handwoordenboek worden ze (na ao 1911 dus) wel genoemd. En van zelfstandige naamwoorden met -iging is in het Mnl. nog geen spoor te bekennen. Mogen we, gelet op de betekenis van deze enkele middelnederlandse woorden, denken aan stylistisch gebruik en devote taal, niet zonder invloed van het Middelhoogduits waar dergelijke -igen-afleidingen talrijker waren? M. Schönfeld (Hist. Gr., 8e dr., § 169, blz. 207) heeft waargenomen dat er vooral vele vormingen op -igen bij werkwoorden met prefix bevoorkomen; ik geef hier een lijstje: beangstigen, beëdigen, bekrachtigen, bemoedigen, benuttigen (vaker: benutten), beschuldigen, bespoedigen, bevestigen, bevredigen, bezichtigen, bezoldigen, zuidnl. bevoordeligen (nnl. bevoordelen). In dit rijtje dan krijgt behandigen (naast behanden) wel zijn plaatsje.
21 Dit behandigen (‘thans verouderd’ naar het WNT ao 1900) heeft wel succes gehad. Ik haal, met de betekenis ‘ter hand stellen’, uit het WNT II 1469 v. de volgende vindplaatsen aan: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behandigen is als formatie kennelijk een uitbreiding van behanden en als zodanig dan ook jonger. In het gebruik van beide woorden is er echter verschil: behanden blijft beperkt tot de éne betekenis: ‘overhandigen’, t.w. geschenken, land, en wel in verheven stijl; behandigen heeft een veel ruimer gebruiksveld: het slaat in 't algemeen op de overhandiging van allerlei voorwerpen, en inzonderheid van velerlei geschriften en boekwerken; behanden is, na Kiliaan 1588 en 1599 (te oordelen naar de enkele vindplaatsen in het WNT: maar zijn er wel meer geweest?) aan te wijzen twee à drie keer (§ 10) in de eerste helft van de 17de eeuw; behandigen daarentegen is vertegenwoordigd in zowat zestien vindplaatsen, tussen ao 1584 en ao 1806. Het heeft dus een veel frequentere toepassing gehad. Een voorloper van het in 22 te bespreken overhandigen vinden we reeds in ao 1685 in overbehandigen, onscheidbaar in de vindplaats: ‘De rekeninge (zal)... by de Candidaten voldaan worden, al eer hen hunne Bullen worden overbehandigt’ (Utrechts Placaatboek 3, 496 b; WNT XI, 1616).
22 In de 18de eeuw gaat behandigen een ernstige concurrent krijgen aan overhanden en overhandigen. De vervanging van be- door over- is in dit geval zeker autochtoon Nederlands, en niet van het Hoogduits afgekeken om de eenvoudige reden dat *überhändigen in het Duits niet bestaat: men gebruikt er behändigen en, naar gelang van het standpunt: einhändigen in de betekenis ‘in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hand overreiken, ter hand stellen’, met de blik gericht op de ontvangende (sinds ao 1618: Einhändigung bij Londorp Acta publica) en aushändigen ‘uit de hand reiken’, met de blik gericht op de gevende (als kanselarijwoord sinds 1645 bij Zesen: Weigand, D. Wtb. I 419 resp. I 119). Over- in overhanden, overhandigen is blijkbaar een verduidelijking of intensivering van be-: het slaat met verhoogde expressiviteit op de overbrenging van de ene persoon op de andere. Is deze duiding van het opdagen van over- juist, dan verwacht men logischerwijze ook beklemtoning van het prefix over-, wat niet het geval is: zie echter hieronder in het Besluit § 27. Vooreerst een uiteenzetting van de vindplaatsen.
23 Overhanden, denkelijk gemaakt op behanden of handen, is even zeldzaam als zijn grondwoord. Het WNT (deel XI 1738, ao 1910) noemt overhanden ‘ongewoon’, wat (hoewel niet zo gezegd) overeenkomt met het geringe aantal vindplaatsen van behanden en handen (na Kiliaan drie resp. één: WNT II 1469 resp. V 1942, ao 1898 resp. 1900): overhanden komt slechts voor in het citaat: ‘De andere (soude)... met een brief van my naer Capitain Rosendael gaen om die te overhanden’, uit het Dagverhaal der Ontdekkings-reis van J. Roggeveen, in de jaren 1721 en 1722. Deze Jacob Roggeveen had in de rechten gestudeerd, werd notaris en ondernam een ontdekkingsreis om de Kaap Goede Hoop. Evenals de advocaat Anthonis de Hubert was Jacob Roggeveen in Zierikzee (Middelburg) geboren en getogen: is het aan toeval toe te schrijven of aan streektaal-verwantschap dat de een behanden gebruikt en de ander overhanden ‘maakt’? Hoe dan ook: in 1728 komt het afgeleide zelfstandig naamwoord overhanding voor ‘b.v. Utr. Placaatb. 3. 752 b’ zegt het WNT XI 1738, en in 1871 schrijft de Amsterdammer P. de Génestet: ‘Toen... Een opgeprikte knecht... de oudste dochter een klein pakje overhandde.’ Is dit nog een laat gebruik van overhanden of een ‘Rückbildung’ van overhandigen?
24 Evenals behandigen heeft overhandigen een ruimer gebruik dan de vormen zonder suffix -igen. Het WNT XI 1738 omschrijft de betekenis met: ‘aan een ander in de hand geven, overreiken’. Vindplaatsen: ‘Zijn Edelheit, aan wie ik... de twee brieven... overhandigde’ De Bruyn, Reizen 2.386 b, Amsterdam ao 1714; D.B. was een Hagenaar; - ‘De Huik (wierd) afgenomen, en aan eene Dienstmaagd overhandigd’: Berkhey N.H. 3. (91, ao ± 1770; B. was een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leidenaar; - ‘Aan den Voorzitter handigde hy zyn Geloofsbrieven over’: J. Wagenaar, Onmidd. Vervolg I 90, Amsterdam ao 1788; W. was een Amsterdammer en overleed in 1773: is het Vervolg nog door hem geschreven?; - ‘Dat... deze Trommels aan de Schuttery... zouden overgehandigd... worden’: Vervolg op 22.12; 36. 158; Amsterdam ao 1800; nog van de hand van Wagenaar?; - ‘Terwijl zij... haar het kind overhandigde’: Van Lennep Rom. 5.117, ao 1860.
25 De vorm overhandigde in de bijzin (twee maal) is geen onomstootbaar bewijs van onscheidbaarheid. Daarentegen vertonen de finiete vorm handigde over en de participium-preteriti-vorm overgehandigd wel scheiding van prefix en verbum maar een onomstootbaar bewijs van wezenlijke scheidbaarheid zijn ze niet. Deze scheiding van prefix en verbum kan een singulier geval zijn bij mensen, die het taalgebruik naar logische regels bewust willen doen luisteren en dan de nadruk, overeenkomstig analoge vormen zoals o'vergeven, o'verreiken enz. op over leggen. In mijn studie ‘Scheidbare en onscheidbare werkwoorden...’ (Gent 1976) komen vormen voor van wisselend gebruik bij overlopen (§ 200), overtreden (§ 202); vgl. emfatisch overvloeyen (§ 203). Vgl. nog van aanvaa'rden het individuele gebruik bij 18de-eeuwse dichters: ‘Vaerd onvervaert het drinckvat aen’ (De Decker); ‘En vaard gy zelf het speeltuig aan’ (Da Costa); ‘Mejuffrouw vaardt het aan’ (indicatief; Staring). En erg bevreemdend is de constructie met los prefix, waar C.G.N. de Vooys (Ned. Spraakk., ao 1954, blz. 254 vn. 3) in Drentse volkstaal op wijst: ‘die griffel valt me ont’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besluit26 Aanleiding tot ons onderzoek van de synoniemen van overhandigen is de vraag geweest, waarom anders dan bij overgeven, overreiken, de klemtoon hier op het werkwoord valt. Daar in het hedendaagse Nederlands geen gelijksoortige beklemtoning bestaat naar analogie waarvan overhandigen zijn eigen accentuatie kreeg, m.a.w. daar accentuele synchronische systeemdwang niet is te zien, hebben we beproefd een antwoord in de ontwikkeling zelf van het werkwoord te zoeken. De geschiedenis dan laat ons een ontwikkeling zien gaande van de oudste vorm handreiken (met ‘verduidelijkende’ prefigering: verhandreiken, overhandreiken) via handen, behanden en behandigen tot ‘verduidelijkend’ omgeprefigeerd onscheidbaar overhanden en tenslotte overhandigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.B. De getallen geven het jaar van de vindplaats aan. Het aantal bewijsplaatsen van betekenisnuances komt denkelijk met de (nog te onderzoeken) gebruiksfrequenties niet overeen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27 Zie het chronologisch tabellarisch overzicht. Frapperend in dit overzicht is dat handreiken voor de laatste maal in 1598 (bij Coornhert) voorkomt: daarna moet het, zoals we § 7 hebben opgemerkt, de plaats afstaan aan verhandreiken en overhandreiken, denkelijk uit semantische differentiatiedrang vanwege het tot in onze dagen toe nog gebruikelijke caritatieve handreiken ‘ondersteunen, bijstaan’ en handreiking. Reeds op het einde van de 16de eeuw duikt een concurrent op: (handen), behanden, behandigen die beter in de mond ligt dan overhandreiken, maar waarin het element hand behouden blijft, als zijnde niet alleen klank- maar ook zinverwant met ter hand stellen. De laatste strijd wordt dan in de 18de eeuw gevoerd door de verdringing van het oudere verhandreiken (nog eenmaal in 1774 voorkomend), overhandreiken (in kanselarijtaal en voornamelijk in het werk van de Amsterdammer geschiedschrijver J. Wagenaar) en zelfs van de nieuweling behanden, behandigen door het opkomende overhanden (1722-) en het alles overvleugelende overhandigen (1714-) (dat merkwaardig genoeg naast overhandreiken ook bij Wagenaar wordt aangetroffen). Frapperend is daarenboven eveneens dat in al de gebruikte synoniemen het element hand voorkomt en behouden blijft. Ik meen dan ook hierin de oorzaak te hebben ontdekt van het behoud van de klemtoon op de syllabe hand (misschien tevens gesteund door ter hand stellen), in weerwil van de beklemtoning van over in de min of meer zin- en structuurverwante formaties. Vindplaatsen van in handen, ter hand stellen: WNT V 1817 in handen stellen: ‘men stelde mij uw' brief in handen’ ‘ter hand stellen’ (Wildsch. 5.277, ao 1793); - ‘Dat... alle Geschut, Munitien... ende Materialen... worden... ghestelt in handen van een Commis’ ‘toevertrouwen, in zijn bewaring stellen’ (Gr. Placaatb. 2. 329, ca. 1660); WNT V 1833 ter hand stellen ‘in zijn hand (of handen) geven, bestellen, leveren’: Kil. ter hand stellen ‘praebere, suppeditare’; - ‘(een knecht) dien gy dat tegen eenen brief van my kunt ter hand stellen’ (Leev. 6. 38, ao 1786); - ‘ter bewaring overdragen’: ‘Het gene hem in bewaringe gegeven, ofte ter hant gestelt was’ (Levit. 6.2, ao 1688); - ‘Dat alle opgeslaghen Kruyt-tonnen, Kogels... worden... ter handen ende bewaernisse ghestelt vande Commisen’ (Gr. Placaatb. 2. 329, ca. 1660); - ‘laten bezorgen’: ‘... dat zy dan laat ter hand stellen by de naaivrouw’ (Blank. 2. 45, ao 1787).
28 Het bewijs a contrario van de positieve invloed van zowel de vorm | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als het begrip hand meen ik te zien in de min of meer zinverwante woorden van het begrip overgeven, overreiken, waar een voorwerp of een zaak wel onder het bereik van iemand wordt gebracht of in diens bezit wordt gesteld, zonder dat de hand noodzakelijk als hulp, als meewerkend lidmaat bij de beweging betrokken is, zoals dat bij overhandigen integendeel wel het geval is. Een dergelijke lijst van synoniemen wordt ons aan de hand gedaan in de Synonymia van Kiliaan (ed. Spanoghe). De Nederlandse uitdrukking ter hand stellen nl. staat bij Kiliaan met het Latijnse interpretamentum praebere, suppeditare (WNT V 1833), hetwelk ons in de Synonymia brengt tot de lijst: langen, leveren, gerieven, toereiken, toeschikken, toestellen, aenreiken, bestellen, bieden, bewijzen. Nergens in de semantische valentie van die werkwoorden zien we het begrip of het woord hand als middel uitdrukkelijk betrokken: langen bijv. betekent: 1) ‘onder iemands bereik brengen’, bijv. wijn, water, de borst; - 2) ‘iemand in het bezit stellen van iets, het verschaffen’: stuivers, schade, een zoentje, de hand; - 3) ‘te voorschijn halen’: een tabbaard uit een koffer, een pijl uit een koker: allemaal 17de-eeuwse vindplaatsen, WNT VIII 1060; leveren: betekent ‘verschaffen op grond van een verplichting’: tonnen bier, materialen, troepen; - ‘in de macht van iemand stellen’: landen, vijanden (WNT VIII 1829 v.v.); gerieven: ‘iemand iets geven, hem met iets helpen’: ‘de kok kan elk gerijven, gesooden en gebraân’ (WNT IV 1670).
29 Reiken heeft als oorspronkelijke betekenis: ‘uitstrekken’ (t.w. in het bijzonder: de hand, om iets te geven). Het object bij transitief reiken in het middelnederlands (MnlW VI 1214) is: de voet, de behulpzame hand, water. Van het intransitieve reiken ‘ergens aan komen’ geeft MnlW VI 1215 een citaat: ‘An haer gelaet, an haer gebare, daer soe se sach roden ende bleicken ende metten handen ten lanken reiken’, een constructie met instrumentalis (metten handen) die bij transitief gebruik aan het boven §5 reeds besproken handreiken ‘overhandigen’, t.w. geld herinnert. Reiken komt, buiten het beneden te bespreken overreiken, ook voor in aanreiken, dat vrijwel synoniem met aangeven is, maar met een nuance die in het volgende voorbeeld uit WNT I 146 goed uitkomt: ‘geef me dat boek eens aan, want ik wil het gaan lezen’ (dus: ‘aangeven’ in 't algemeen), tegenover: ‘reik me dat boek eens aan, want ik kan er niet bij’ (omdat ik er te ver af ben). Maar het middel, de hand, staat hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet in het brandpunt zelf van de belangstelling: het is niet het dominerende kenmerk. Toereiken is nog niet middelnederlands; in het nieuwnederlands (WNT XVII 622) betekent het: ‘door strekken in iemands nabijheid brengen’, t.w. een lepel, een kruis, de handen of de armen, een aalmoes, nog: ‘verschaffen’: hulp. Overreiken is wel in het middelnederlands (MnlW V 2251) overgeleverd, in één citaat met de betekenis ‘overhandigen’, maar in een vorm waaruit de accentuatie niet blijkt: ‘Wi soellen dan den vurs. principail brief over reiken onsen here vurs. in behoef des joufrouwen van W’, a.o 1409. Alleen het WNT XI 1945 vermeldt o.m. bij de betekenis: ‘overhandigen, ter hand stellen’, t.w. een schotel, linten, een glas wijn, een beurs, brieven: citaten met scheidbaar prefix over-, echter tweemaal ook onscheidbaar, nl. 1) bij de zuidnederlandse schrijfster Loveling, Sophie 164 ‘De burgemeester... overreikte hem het kostbaar ereteken’ (maar 226: overgereikt), 2) bij Heinsius, Vermakel, Avanturier 1.248, ao 1695: ‘Indien u de liefde... niet verhindert, dit ingeleide Cartel (“briefje”) aan hem t'overreiken’, nog eens: ‘Gelieft dan de goedheid te hebben van gemelde somme den brenger t'overreiken’, ibid. 1. 355. Hierbij stippen we even aan, dat Nic. Heinsius, in 1695, zowel behandigen § 12 gebruikt (1. 58: een hemd en een broek; 2. 177: also haar Clarice... dien brief overreikt, en bevolen had, my deselve aanstonds te behandigen) als onscheidbaar overreiken (‘een brief’ 1. 248, 2. 177; ‘een som’ 1. 355)Ga naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Dale (8e druk) kent aan overreiken in de hedendaagse taal twee betekenissen toe: 1) ‘aan een ander toereiken, overgeven’; - 2) ‘ter hand stellen’. Hetzelfde bij overgeven: 1) ‘aan iemand anders geven, overreiken’: ‘geef hem dat boek eens over’, - 2) ‘ter hand stellen’: ‘ik heb hem zelf de brief overgegeven’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slotsom30 De handeling uitgedrukt door aangeven, overgeven, overreiken wijst op het ‘brengen van iets onder het bereik van iemand’ (dus dichtbij), met de mogelijke precisering dat de ‘zaak’ wel eens tegelijk ‘ter hand wordt gesteld’, in welk geval deze aanduiding in het werkwoord overhandigen ligt. Bij overgeven, overreiken in de betekenis ‘overhandigen’ rust de klemtoon op het prefix over- (uiteraard ook bij dergelijke samenstellingen met aan en toe). Wanneer dan in het specifieke overhandigen de klemtoon op hand komt te rusten beschouw ik dit als een behoud van een eeuwenoude accentuatie op het element hand, al mag het werkwoord in de vorm enigszins veranderd zijn: handreiken, verhandreiken, overhandreiken, handen, behanden, behandigen, overhanden, overhandigen. |
|