Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De plaatsing in de bijzin van enkele hulpwerkwoorden en de aanvullende infinitief in 13de-eeuwse Gentse teksten.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13de-eeuwse teksten ter inzage, waarvoor we hem hier zeer oprecht dank zeggen. Zo konden we beschikken over alle ambtelijke teksten tot 1280. Locaal beperkten we ons onderzoek tot die teksten die door Dr. M. Gysseling - expliciet - als te Gent of door een Gentse scribent geschreven, worden aangeduid. We willen er hier wel onmiddellijk op wijzen dat ons materiaal van een andere aard is dan het hierboven vermelde materiaal van Vanacker, dat als een vrij betrouwbare weergave van gesproken taal kan worden beschouwdGa naar voetnoot(4). Ons corpus bestaat uit ambtelijke teksten van diverse aard, zoals statuten, keuren, koopakten enz. We mogen niet aannemen dat die teksten de mondelinge taal weergeven, hoewel een aantal ervan meer dan waarschijnlijk bedoeld waren om voorgelezen te worden. KochGa naar voetnoot(5) en GysselingGa naar voetnoot(6) wijzen hier resp. op voor de Gentse keurenvertalingen en de Statuten van de Gentse leprozerie. Bij een vergelijking van onze onderzoeksresultaten met die van Vanacker zal dus behalve met de verschillende periode waarin de teksten geschreven zijn en de verschillende herkomst ervan, ook rekening gehouden moeten worden met de verschillende aard en bestemming van de bestudeerde geschriften. Dergelijke factoren kunnen immers de syntaxis van die teksten in zekere mate hebben beïnvloed. Natuurlijk waren niet alle stukken even bruikbaar voor ons onderzoek. Veruit de gunstigste tekst was ‘De statuten van de Gentse leprozerie van 1236’, waarin we liefst 51 vbb. aantroffen; dat hoge aantal vbb. hangt wel samen met de aard van de tekst: in gebods- en verbodsbepalingen ligt het gebruik van modale hulpwerkwoorden immers voor de hand. Vierentwintig van de dertig teksten leverden voorbeelden op. Een volledige lijst van de geëxcerpeerde stukken wordt achteraan gegeven. De cijfers van het aantal combinaties van zullen, mogen, willen en moeten - vbb. met kunnen kwamen niet voor - met een infinitief en van de volgorde in die combinaties hebben we bijeengebracht in een staatje: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We vonden ook 8 voorbeelden van een drievoudige ww-groep met één van de bovengenoemde hulpwerkwoorden als Vf. Op die gevallen komen we later nog terug. Uit de algemene cijfers die we boven hebben gegeven blijkt al dadelijk dat de conclusie die Vanacker steunend op zijn Aalsters materiaal trekt, niet opgaat voor onze 13de-eeuwse Gentse teksten. Er is hier geen sprake van een uitgesproken voorkeur voor IVf, maar wel van een gelijkwaardigheid - tenminste wat de frequentie betreft - van de beide volgordes IVf en VfI. Een analyse van het materiaal kan aan het licht brengen of er factoren zijn die de plaatsing van I en Vf beïnvloed hebben of hebben kunnen beïnvloeden. Om eventuele tendenzen naar voren te brengen zullen we onze voorbeelden verder ontleden, uitgaand van het kernhulpwerkwoord dat wordt gebruikt in de werkwoordgroep. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 Zullen (sullen, zullen, seulen)Door de aard van de bestudeerde teksten - vnl. oorkonden - komen bepaalde zinstypes, die we beginformules kunnen noemen, dikwijls terug. Bij die formules kunnen we een tweetal types onderscheiden, waarop vele varianten mogelijk zijn: (1) Wi... doen cont alledenghenen die dese letteren sullen zien... (19, rg. 1-3)Ga naar voetnoot(7) De schikking in de ww-groep lijkt in de geëxcerpeerde documenten bij die twee types vrijwel vast: in de 12 vbb. van type (1) staat het Vf sullen voor de I, in de 5 vbb. van type (2) is de volgorde IVf. We moeten hier wel wijzen op een belangrijke variant van type (1), waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in sullen wordt gevolgd door een infinitiefgroep die bestaat uit de nevengeschikte infinitieven horen en zien (4 vbb.): Het si cont al den ghenen die dese lettren sullen horen ende zien... (213, rg. 1) In één voorbeeld is het tweede deel van de nevenschikkende infinitiefgroep zelf al samengesteld uit een onderschikkende werkwoordgroep met twee infinitieven: maken kenlic ende doen te verstane allen den ghenen die dese lettren sullen zien ofte horen lesen. (135, rg. 3-4) Het is niet erg waarschijnlijk, hoewel niet onmogelijk, dat we zien (in 213, 1) of horen (in 135, 3-4) moeten beschouwen als een tweede Vf dat nevenschikkend met sullen verbonden is. Als we voor de werkwoordgroepen de struktuur Vf (I + I(I)) aannemen, lijkt de plaatsing van het Vf vóór de infinitiefgroep om ritmische factoren de voorkeur te krijgen: zo ontstaat immers een niet te zwaar beklemtoonde zinssluiting, met als accenten hóren ende zièn. Bij (I + I) Vf-volgorde krijgen de infinitieven allebei een zwaar accent, zodat het weinig beklemtoonde zullen nog nauwelijks een tegenwicht vormt om de spanning door die accenten teweeggebracht enigszins op te heffen. Daarbij komt nog dat de volgorde (I + I) Vf horen ende sien sullen licht aanleiding kan geven tot verwarring; horen wordt dan immers gemakkelijk als Vf geïnterpreteerd. Hierbij mogen we de voorkeur voor de VfI-schikking in de ww-groepen van het type (1) niet uit het oog verliezen. Een combinatie van de twee beginformules, waarbij die van type (1) als beperkende betrekkelijke bijzin op lijkt te treden t.o.v. zijn antecedent, dat bestaat uit de eerste - nevenschikkende - betrekkelijke bijzin en diens antecedent, treffen we aan in 317, rg. 1-2: Weten alle deghene die nv sin ende die irna sullen commen die dese letteren sullen sien; De eerste betrekkelijke bijzin is een variant van type (2). Nochtans is de schikking van de ww-groep hier VfI. Merkwaardig is wel dat die ongewone volgorde samengaat met een andere afwijking van het type (2). Normaal heeft dat type het struktuurschema SAVf1 + (S)AI1 Vf sullen, het eerste Vf en de I zijn dus vormen van hetzelfde werkwoord. In 317, 1-2 is dat niet het geval: SAVf sin (wesen) + SAVf sullen I commen. In hoeverre die afwijking van belang is voor de volgorde van I en Vf is niet uit te maken. In ieder geval vinden we in een paar zinnen die, wat het struktuurschema betreft, dicht aanleunen bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het formuletype (2) en waarin het eerste Vf en de I vormen zijn van hetzelfde werkwoord, de volgorde IVf: vort verbiede wi allen den cnapen die int dorp wonen ofte wonen sullen die voer mééster sin bestaet... (317, rg. 16-17) Behalve de beginformules zijn er nog een paar andere zinnen die enkele keren in vrijwel dezelfde vorm voorkomen. Zo vinden we in tekst 317 drie - op de spelling na - identieke bijzinnen: te gane al daert scepenen goet sal dinken (rg. 14; 21, 25) Een lichte variant hierop treffen we aan in rg. 35: also langhe alst den here. ende scepenen goet sal dinken. De volgorde VfI lijkt hier niet dwingend; we komen op deze voorbeelden nog even terug op p. 249. Drie op het bedrag en de spelling na identieke vbb. komen voor in de Gentse Keuren, p. 9: uan den welken de graue sal hebben wpGa naar voetnoot(8) pont. de borchgraue én pont. ter stade boef én pont. den ghenen die slegen es drie pont.De plaatsing van het Vf vóór de I lijkt hier om ritmische redenen wel gewenst: het subject de graue is normaal beklemtoond als eerste (contrasterend) element in de opsomming; bij de volgorde VfI wordt de I dan bijtonig, waardoor de door Overdiep als het meest voorkomend beschouwde (bij)zinssluiting ontstaatGa naar voetnoot(9). Tenslotte nog een paar parallelle zinnen uit 317: die hem an de parmentrie sullen gheneren (rg. 7-8) Er blijken dus heel wat parallelle zinnen in ons materiaal voor te komen, waarin we overwegend de schikking VfI aantreffen. In de grotendeels gelijke teksten 92, 93 en 94 vallen een paar merkwaardige varianten van éénzelfde zin op, die de gelijkwaardigheid van de IVf- en de VfI-volgorde in heel wat gevallen laten vermoeden: dat si dit gulde redenlike ende wettelike ouden sullen .i. jar (92, 1roa, 20-21) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die vbb. lijken erop te wijzen dat het belang van ritmische factoren op zijn minst relatief moet worden genoemdGa naar voetnoot(10). Enkele voorbeelden mogen hier volstaan om te illustreren dat, als het zinsritme buiten beschouwing gelaten wordt, de onderlinge volgorde van I en Vf onverschillig is: VfI nemar al dat ambacht dat hem demester sal setten. moet elc... (Lep. § 7) In de 7 dubbele werkwoordgroepen met soude als syntactische kern merken we een zeker evenwicht in de onderlinge plaatsing van I en Vf. Vier keer staat de infinitief vooraan, drie keer het Vf. Soude gedraagt zich dus blijkbaar als de andere vormen van sullenGa naar voetnoot(12). Ende gevielt dat men vorder scouwen soude loke jof waterlaet. (SB, rg. 18) Terloops wijzen wij erop dat in de laatste zin het Vf en de I gescheiden worden door het bijwoord cume, dat als een zeer vrije bepaling optreedt. Als het hulpwerkwoord sullen wordt aangevuld met een samengestelde infinitiefgroep, staat het vóór die I-groep. In 6 vbb. is de infinitiefgroep nevenschikkend; vijf ervan behoren tot het formuletype (1)Ga naar voetnoot(13). In het zesde voorbeeld bestaat het tweede deel van de nevenschikkende I-groep uit twee hiërarchisch geordende infinitieven: Alle de ghene die dit gulde sullen sterken ende helpen betren (92, 1vob, 7-8) De kern sullen staat ook vóór twee niet-nevenschikkend verbonden infinitieven: Ende de ghene die valenslachteGa naar voetnoot(14) sal doen werken... (16, 34 ro, 14) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op die schikking Vf (I (I)) werd o.m. ook al gewezen door VanackerGa naar voetnoot(15) en OrnéeGa naar voetnoot(16). Bij een nevenschikking van twee geordende I-groepen is achterplaatsing (of tussenplaatsing) van sullen vrijwel ondenkbaar: ... sullen elpen sterken ende elpen betren (93, 94/var. van 92, 1vob, 7-8) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. MogenDe cijfers van de plaatsing van mogen t.o.v. de aanvullende infinitief worden niet beïnvloed door het voorkomen van parallelle zinnen of formules, zoals bij zullen het geval was. We kunnen uit het materiaal besluiten dat er een lichte voorkeur is om mogen na de I te laten komenGa naar voetnoot(17). Of ritmische factoren hiervoor verantwoordelijk zijn zullen we verder na proberen te gaan. Een paar voorbeelden mogen hier volstaan: IVf dat men oec ten sieken wart merken mach; (Lep. § 1)De aanwezigheid van het negatiepartikel en (ne)Ga naar voetnoot(18) lijkt de IVfvolgorde te bevorderen. Waarschijnlijk spelen ritmische factoren hierbij een belangrijke rol. In ieder geval ontstaat door de plaatsing van en tussen I en Vf de ritmisch gunstige zinssluiting . Merkwaardig is wel dat het gebruik van en in het moderne Aarschots ‘noodzakelijk de plaatsing van het vervoegd w.w. achter de infinitief meebrengt’Ga naar voetnoot(19). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Pauwels verklaart dat verband tussen de constructie en het gebruik van en vanuit ‘het voordelige zinsritme dat verkregen wordt door het plaatsen van het totaal onbetoonde en tussen de twee zwaarder betoonde delen van de werkwoordelijke verbinding’. In drie van de vier vbb. uit ons materiaal hebben we de volgorde I (en) Vf. B.v. so sal hi sueren dat hise niet hebben nemah. (GK, 51) In het vierde vb. is het zinsritme bij VfI-schikking o.i. gunstiger: het contrast tussen de zinselementen ewelike en tenen termte komt door de extra-zware accentuering bijzonder goed tot uiting: oft niet ne mochte sin ewelike dat mense liete gaen tenen termte. (16, 34 vo, 46) Verder onderzoek kan uitwijzen of het gebruik van het negatiepartikel en inderdaad de IVf-volgorde bevordert. Door het kleine aantal voorbeelden kan aan de hier omschreven tendens - zelfs voor teksten uit de 13de eeuw of, nog beperkter, voor de Gentse teksten uit die eeuw - ten hoogste een voorlopige waarde worden toegekendGa naar voetnoot(20). In vier zinnen treffen we een combinatie aan van een Vf mogen en een ww-groep die bestaat uit een VD en een I (4x hww. van passief). In alle vier gevallen komt het Vf voor de I. Het VD staat ofwel vóór Vf en I (2x): dat merre raet up hadde hoet ghebetert mochte werden. (16, 34 vo, 14-15) ofwel achter Vf en I (1x): so dat dese uif honderd pater noster. of dese honderd ende uiftech miserere mogen sin geseit sonder enech uerlát (Lep. § 10) ofwel ertussenin (1x): dor dehope dat hi moge achter mals ontfan wesen ouer gants. (Lep. § 4) Een paar keren heeft de bijzin een hoofdzinspatroon, door de splitsing van Vf en I: Vort ghebiede wi dat de mééster mach sin kint omme niet leren. (317, rg. 13-14) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 WillenOok bij de werkwoordgroepen met willen als kern zijn de beide schikkingen VfI en IVf gewoon: VfI Nemar die dicker willen blodlaten (Lep. § 13) We moeten hier wel wijzen op een aantal zinnen die meer dan eens voorkomen, met ten hoogste lichte varianten: Met IVf: Als we die zinnen buiten beschouwing laten, blijft de verhouding VfI-IVf evenwichtig. Ook hier valt een bijzin met het negatiepartikel en te noteren. De schikking van de ww-groep is er weer IAVf: of hi niet bliuen ne wille (Lep. § 6) Tenslotte vermelden we twee drievoudige werkwoordgroepen, met struktuurschema Vf I(I): die yemene wille doen ghebieden (GK, 47) In het laatste vb. valt de scheiding van het Vf en de twee I's door twee A-elementen op. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4. MoetenHet aantal vbb. met mo(e)ten is heel beperkt (6). Toch is er ook hier reeds een aanwijzing dat de beide volgordes VfI en IVf gewoon zijn (zie cijfers p. 236). soe harm dat hi siin broed bidden moeste (93, 2 roa, 42) dat si dese almosene so wel doen dat hem got mote lonen (48, rg. 25) Niets wijst erop dat het betekenisverschil tussen moeten1 en moe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten2 (= mogen) van belang is voor de schikking van de ww-groep. Een uitgebreider materiaal kan hier uitsluitsel geven. In het ene geval met een nevenschikkende I-groep krijgen we weer de verwachte Vf (I + I)-volgorde: ouer alle die in penitentien dót sín dat hem god hare pine mote lichten ende corten. (Lep. § 10bis) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het belang van ritmische factorenIn de literatuur over de plaatsing van de I en het Vf in de ww-eindgroep hebben vooral OverdiepGa naar voetnoot(21) en OrnéeGa naar voetnoot(22) een belangrijke rol toegekend aan ritmische factoren bij de keuze van de volgorde van de verbale delen. Zo schrijft Overdiep op p. 62: ‘(Ook) bij de verbindingen met een Infinitief schijnt de rhytmische constellatie beslissend voor de keuze’. Overdiep constateert hierbij dat bijzinnen met I en Vf in zijn 17de-eeuws materiaalGa naar voetnoot(23) over het algemeen achteraan in het zinsverband staan en dat de toon en het accent dus dalend zijn naar het einde. Kenmerkend is hier dus de zinssluiting . Die zinssluiting ontstaat als na een (vrij) onbeklemtoond element de verbale delen in de volgorde IVf staan en na een zware heffing in de volgorde VfI. In het algemeen stelt Overdiep vast dat de vbb. uit zijn materiaal dat intonatie- en volgordepatroon vertonen. Ornée gaat er van uit dat het normale zinseinde-accent of is. Het is hierbij niet heel duidelijk of hij dat criterium afgeleid heeft uit zijn materiaal of dat hij vanuit het criterium deductief zijn voorbeelden verklaart. In ieder geval heeft hij Overdieps ritmische principe verder gesystematiseerd. Ornée wijst op het samengaan van het aantal lettergrepen waaruit I en Vf bestaan en de volgorde van die verbale delen. Daarbij besteedt hij veel minder aandacht aan de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ritmische constellatie van de andere bijzinsdelen. Als regel voor de schikking van Vf en I lijkt Ornée aan te nemen dat een eenlettergrepig Vf normaal achter de I staat en een meerlettergrepig ervoor of erachter, met een duidelijke voorkeur voor de VfI-schikkingGa naar voetnoot(24). Vooral aan het feit dat een éénlettergrepig Vf na de I komt blijkt Ornée belang te hechten. Uitzonderingen op die regel probeert hij te verklaren vanuit het zinseinde-accent of andere ritmische factoren. In die gevallen waar de cijfers niet overtuigend zijn (of zelfs in tegenspraak met de regel) laat hij zich verleiden tot de voorzichtige suggestie dat we hier misschien ‘met een uitzondering te maken hebben’Ga naar voetnoot(25). Ornée lijkt hier soms wel gebukt te gaan onder een zekere systeemdwang. In hoeverre nu is de syllaberegel van Ornée bruikbaar voor ons materiaal? In de volgende tabel zoeken wij naar het mogelijke verband tussen het aantal lettergrepen van Vf en I en de onderlinge plaatsing van die verbale delen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de cijfers blijkt al dadelijk dat het verband tussen het aantal lettergrepen van het hulpwerkwoord en de volgorde van dat hww. en de I zeker niet overtuigend kan worden genoemd. Het eenlettergrepige Vf dat bij Ornée in veruit de meeste gevallenGa naar voetnoot(26) na de infinitief komt, staat er in ruim 40% van onze voorbeelden voor. Het feit dat een aantal ww-groepen met sal+I in parallelle zinnen voorkomt (cf. sub 1.1.) kan die conclusie in slechts geringe mate relativeren. Alleen mach blijkt duidelijk het liefst achter de infinitief te staan. Ook het tweelettergrepige Vf toont nauwelijks een voorkeur voor de plaatsing vóór de infinitiefGa naar voetnoot(27). Zo'n Vf staat zelfs meer achter een tweelettergrepige infinitief dan ervoor. Alleen bij de combinaties van sullen en willen (en misschien ook mogen) met een éénlettergrepige infinitief lijkt de schikking VfI de gewone, hoewel het kleine aantal vbb. hier ten hoogste tot een voorlopige conclusie mag leiden. Waarschijnlijk wordt de VfI-volgorde bij een tweelettergrepig hulpwerkwoord en een (steeds min of meer beklemtoonde) eensyllabige infinitief bevoordeeld doordat dan normaal de zinssluiting ontstaat.In het algemeen kunnen we dus besluiten dat Ornées syllaberegel niet of nauwelijks opgaat voor ons materiaal: het aantal lettergrepen waaruit het Vf bestaat oefent zeker geen beslissende invloed uit op de volgorde van I en Vf in de bijzinGa naar voetnoot(28). Meer mogelijkheden lijken ons te zitten in Overdieps criterium omdat het meer rekening houdt met de (mogelijke) invloed van zinsele- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menten buiten de werkwoordgroepGa naar voetnoot(29). Toch is het zeker niet zo dat het voorafgaan van een sterk beklemtoond element, in de werkwoordgroep automatisch de VfI-volgorde met zich zou brengen. Als bijvoorbeeld een substantief, wat meestal een (min of meer) beklemtoond element is, voorafgaat aan de werkwoordgroep, is de voorkeur voor de VfI-schikking lang niet zo uitgesproken als misschien verwacht zou worden. De cijfers voor de schikking VfI en IVf zijn respektievelijk: sullen (26-8)Ga naar voetnoot(30), mogen (7-3), willen (8-4). Als het voorafgaande substantief een beslist zware klemtoon draagt, b.v. een contrastief accent zoals in GK,9 (cf.p. 238), krijgt VfI de voorkeur. Die volgorde vinden we dan ook b.v. na het sterk beklemtoonde substantief in een adverbiale bepaling van richting: zie voorbeeld p. 242 (92, 93, 94). De lichte (?) voorkeur voor de VfI-volgorde in een wwgroep waaraan een substantief voorafgaat, lijkt gepaard te gaan met een voorkeur voor de VfI-schikking als in de bijzin nog één of meer zinselementen volgen op die ww-groep. In 9 van de 14 gevallen - we laten de formules buiten beschouwing - waar sullen kern is van de ww-groep en voor de I staat, is de ww-groep niet het laatste element van de bijzin. Dat is bij de vbb. met IVf-volgorde slechts in twee van de acht zinnen het geval. Het aantal vbb. is hier wel gering om een conclusie mogelijk te maken, maar die tendens verdient in ieder geval nader onderzocht te worden. Een paar voorbeelden: - ww-groep zinseinde VfI dat hi al tgoet terechten ghedele sal bringhen. (GK, 51) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- A-element na de ww-groep VfI in maniren dat die helegheest van wondelghem sal gbeuen helkes iaers hewelike staende .iij. s parisis der capelrien (307, II hand. I, 17-18) De voorbeelden met mogen en willen zijn op dit punt niet of nauwelijks bruikbaar voor ons onderzoek: van de bijzinnen met willen is er maar één met een A-element na de ww-groep; bij de bijzinnen met mogen is het aantal voorbeelden ook nog te klein om er iets uit te besluiten: van de 7 bijzinnen met VfI zijn er 4 met een A-element na de ww-groep, van de 3 met IVf is er 1 met zo'n A-element. Als aan de werkwoordgroep een dikwijls niet of weinig beklemtoond element, met name een voornaamwoord, voorafgaat, dan lijkt de IVf-volgorde de voorkeur te krijgen. De cijfers voor VfI en IVf zijn hier respektievelijk: sullen (4-6), mogen (3-12) en willen (2-7). Het valt wel op dat in de 7 vbb. waar sullen en mogen aan de infinitief voorafgaan, die infinitief nog wordt gevolgd door andere zinselementen. Dit kan erop wijzen dat de naplaatsing van een A-element (of van A-elementen) in de uitloop inderdaad de VfI-volgorde bevordert, zoals hierboven (p. 246) al voorzichtig werd gesuggereerd. Voorbeelden: of dat mense mach uinden binnen derden daghe. of doch binnen ahdagen. (GK, 13) In de twee voorbeelden met willen voor de I staat de ww-groep nu eens wel op het einde van de bijzin, dan weer niet. In SB 1 is het vnw. wel duidelijk beklemtoond, wat op zichzelf de volgorde VfI waarschijnlijk bevordert: ombe dat elc wilde weten sin recht. Dat is niet het geval in Lep. § 9; ook is er hier geen nageplaatst A-element, zoals in SB 1. ende als si willen monegen. Hierbij moeten we wel opmerken dat ook bij de IVf-volgorde de werkwoordgroep dikwijls niet op het zinseinde staat (sullen 2 op de 6, mogen 6 op de 12, willen 1 op de 7). De band tussen de elementen na de ww-groep en de rest van de bijzin is van uiteenlopende aard, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soms kan er zelfs een duidelijke pauze tussen beide zijn. Om de invloed van zo'n zinseinde-element op de voorafgaande ww-groep na te gaan zou een verdere differentiëring nodig zijn. Omdat ons materiaal hiervoor ruim onvoldoende is zullen we daar niet verder op ingaan. Een paar voorbeelden mogen volstaan: sullen: Het is duidelijk dat ook de voornaamwoorden van heel verschillende aard zijn. Of dat invloed heeft op de plaatsing van Vf en I moeten wij hier nog in het midden laten. Nog onduidelijker is de situatie als er een ander element dan een substantief of een voornaamwoord aan de ww-groep voorafgaat. Als het voorafgaande element het negatiepartikel (of het pronomen) niet is, dan krijgen we gewoonlijk de volgorde I (en) Vf, zoals we hiervoor al hebben aangeduid. (p. 240 v., 242). Gaat er een bijwoord op -like vooraf, dan krijgt de IVf-volgorde de voorkeur (4x), maar ook de andere schikking is mogelijk (cf. p. 238, vb. 93, lroa, 17-19). Het bijwoord krijgt (meestal) een sterke klemtoon en hoewel de I hier niet echt hoofdtonig is heeft hij toch een vrij sterk accent. Misschien kan die voorkeur voor de IVf-volgorde enigszins verklaard worden vanuit het vrij gunstige zinseinde-accent dat zo ontstaat: (het aantal onbeklemtoonde lettergrepen kan variëren). In ieder geval worden eventuele bezwaren tegen de IVf-volgorde na een zwaar beklemtoonde syllabe opgevangen door de aanwezigheid van het onbeklemtoonde suffix -like. B.v.:ende huo si hem geménlike scheren sullen. (Lep. § 5) Ook hier is ons materiaal niet toereikend om die tendens als een ‘regel’ te interpreteren. In twee vbb. met een ander bijwoord hebben we nu eens de VfI- dan weer de IVf-schikking: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nemar die dicker willen blodlaten; (Lep. § 13)Als het woord dat aan de ww-groep voorafgaat een adjectief of een voorzetselbijwoord is dat inherent verbonden is met de I, krijgt de VfI-volgorde de voorkeur: 9 VfI - 1 IVf. In het moderne Nederlands vormen het adjectief of het voorzetselbijwoord en de I vaak een scheidbaar samengesteld werkwoord. Voor dat hedendaagse Nederlands wijzen Meeussen-VanackerGa naar voetnoot(31) en De SchutterGa naar voetnoot(32) op de volgende tendens: de voorkeur voor de volgorde VfI wordt bevorderd door het samengesteld zijn van het aanvullende werkwoord. De Schutter verklaart die voorkeurGa naar voetnoot(33) vanuit het gunstige zinseinde dat zo ontstaat: ‘tenminste twee, in zeer veel gevallen drie of zelfs meer niet- of zwakbetoonde lettergrepen na elkaar’, want ‘(het woordaccent) ligt namelijk bij de scheidbaar samengestelde werkwoorden niet op het grondwoord maar op het niet-werkwoordelijke element van de samenstelling’. Ook onze middelnederlandse vbb. wijzen in die richting: de schikking VfI levert het zinseinde Ga naar voetnoot(34) op. Met VfI: te gheuene daert scepenen goet sal dinken (4 x parallel 317) uan wien óc dat men geware mach werden bi tujfelingen uan sinen leden dat hi dronkin si. (Lep. § 19) Het enige vb. met IVf: uan dien die terwereld weder keren willen. (Lep. § 6) Na een adjectief dat, als syntactisch complement, een vrij zwaar accent krijgt, hebben we twee maal de volgorde VfI. B.v.: oem waerscepe te doene van desen .iij. gemeten dat de coep vast & gestade sal bliuen... (29, rg. 6-8) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als aanvulling komen we hier ook nog even terug op de ww-volgorde in de formuletypes (1) en (2). In het formuletype (1) wordt de ww-groep steeds voorafgegaan door een substantief; zoals we hierboven (p. 246) hebben opgemerkt valt dan een lichte (?) voorkeur voor de VfI-schikking te constateren. Daarbij komt dat in dat eerste type de I 10x éénlettergrepig is, 7x komt die monosyllabische I niet in een nevenschikking voor. We hebben (p. 245) reeds gewezen op een voorkeur voor de VfI-schikking bij zulke I's, terwille van het zinsritme. Bij de vbb. met nevenschikkende I-groep is de VfI-volgorde nog meer aangewezen (zie p. 239). In het formuletype (2) wordt de ww-groep voorafgegaan door het vnw. bijw. hierna, dat steeds een klemtoon draagt. Het contrastieve accent dat ontstaat bij de IVf-volgorde (die nú sìn ende hierná wésen sùllen) gaat grotendeels verloren bij de VfI-schikkingGa naar voetnoot(35). We kunnen besluiten dat de ritmische factoren wel een zekere rol gespeeld zullen hebben bij de ordening van de dubbele werkwoordgroep. De accentuering van het aan de ww-groep voorafgaand element bevordert, misschien samen met een aanwezig niet-werkwoordelijk bijzinbesluitend element, de VfI-volgorde. Aan de andere kant hebben we in een werkwoordgroep voorafgegaan door een niet-beklemtoond woord vooral de IVf-schikking. Die ritmische factoren schijnen lang niet dwingendGa naar voetnoot(36). Het belang ervan moet trouwens nog in een andere zin gerelativeerd worden: elke poging om geschreven teksten op het gebied van zinsritme e.d. te onderzoeken is immers niet alleen uiterst delikaat, maar leidt op bepaalde punten onvermijdelijk ook tot een zekere willekeur. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Besluit1. In ons dertiende-eeuwse Gentse materiaal treffen we een tweetal formuletypes aan, waarin de onderlinge plaatsing van het kernhulpwerkwoord sullen en de infinitief vrij vast lijkt. Ritmische factoren kunnen hiervoor gedeeltelijk verantwoordelijk zijn. Ook moet hier met stereotypering rekening worden gehouden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ritmische factoren kunnen de plaatsing van sullen, mogen, willen en moeten vóór een nevenschikkende of een onderschikkende infinitiefgroep beïnvloeden. 3. Als een tweede negatiepartikel (en) optreedt is er een voorkeur voor de volgorde IVf. 4. Ter wille van het zinsritme bestaat er een - zij het lang niet altijd uitgesproken - voorkeur voor de VfI-schikking, als het element dat aan de ww-groep voorafgaat, beklemtoond is en een voorkeur voor de IVf-schikking als dat voorafgaande element duidelijk niet beklemtoond is. Waarschijnlijk speelt ook het al dan niet voorkomen van de ww-groep op het einde van de bijzin - d.w.z. het al dan niet optreden van een A-element na de ww-groep - een rol bij de keuze tussen VfI en IVf. Vooral bij beklemtoonde adjectieven en voorzetselbijwoorden die semantisch inherent zijn aan het werkwoord, lijkt de ritmische factor belangrijk te zijn. Als er een substantief voor de ww-groep staat lijkt de schikking van de verbale delen heel wat vrijer. De bijwoorden op -like ten slotte worden meestal gevolgd door een dubbele werkwoordgroep met IVf-schikking. 5. Ornées syllaberegel, d.w.z. de ritmeregel die hij geeft ter verklaring van de onderlinge plaatsing van sullen, mogen... en de aanvullende infinitief in de bijzin, gaat in slechts heel geringe mate op voor ons materiaal. 6. Wat Vanacker constateert voor zijn 15de- en 16de-eeuwse Aalsterse materiaal, met name een sterke voorkeur voor de IVf-volgorde, geldt niet voor de Gentse ambtelijke teksten uit de 13de eeuw. In de dubbele werkwoordgroepen met sullen, mogen, willen, moeten als syntactische kern, komen de beide schikkingen VfI en IVf ongeveer even veel voor. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van de geëxcerpeerde teksten.De nummering van de teksten komt overeen met die van het corpus Gysseling. Bij de eerste drie teksten hebben we de - niet zo moeilijk bereikbare - oorspronkelijke uitgave geraadpleegd. De stukken worden opgesomd in chronologische volgordeGa naar voetnoot(37). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|