Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1972
(1972)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Opvallende legaten in oude testamenten en rijke geschenken in vroeger tijd aan kerken te Mechelen
| |
[pagina 148]
| |
die in de stedelijke geschiedenis van Mechelen opdaagt in 1427Ga naar voetnoot(4). Doch dan onder de stedelijke overheden gaat hij in 1536 verluiden met Joris Van den Dorpe, die toen optrad als gezwoorne van de burgerij; twee jaar daarop werd hij zulks voor het wollewerk; in 1538 opnieuw voor de burgerijGa naar voetnoot(5); gedurende 1540 en '41 zetelde hij zelfs onder de stadsschepenen en werd eerst in 1552 in die hoedanigheid vervangenGa naar voetnoot(6). Het ligt als 't ware voor de hand dat de schenkster van de hier te bespreken gift een verwante moet zijn geweest van de broeders kanunnikken Van den Dorpe, alias Dorpius daar net vermeld. De officiële akte betreffende hare gift liet vrouw Diericx verlijden door een priester van het toenmalige bisdom Kamerijk, waarvan Mechelen deel uitmaakte tot in 1554, Walter Militis, ofte Wouter De Ridder, wel bekend om de door hem aan de dag gelegde bedrijvigheid als openbaar notaris; hij fungeerde daarbij ook als notaris van het Sint-RomboutskapittelGa naar voetnoot(7). Daarbij trden mede op ‘de Eerbare Mannen Jan de smet, alias horremakereGa naar voetnoot(8), Jan vanden Dorpe ende Cornelijs beaumont, priesteren des bisdoms van camerycke Als getuygen daer toe sunderlingheGa naar voetnoot(9) geroepen ende gebeden’. Notaris Militis behielp zich met een perkamenten blad van 35 bij 28,5 cm, beschreven met eer verkleinde letter over 21 bij 25 cm., bezorgd op verzoek van de schenkster en hare getuigen als ‘Een oft meer openbaer Instrumenten’ als bewijs van hun akkoord. Hij beëindigde zijn tekst zoals gebruikelijk met een bijna zeven regels lang toevoegsel in het Latijn naast zijn gewoon versierd merkteken. Een wellicht wat jongere aantekening, op het verso van het blad aangebracht, wil het do- | |
[pagina 149]
| |
kument doen doorgaan voor ‘een jester ment vande beeclocken Die men tsauonts cliept ten viij ueren’, dus met een wat lollige verhaspeling van het leenwoord ‘instrument’. Meteen weze hier erop gewezen dat het Mechels dialekt uitsluitend voortgaat niet ‘kleppen’, maar ‘klippen’ te bezigen voor het gelui van de kerkklokken, anders dan het aangrenzende Antwerps dialekt of het LeuvensGa naar voetnoot(10). Het verlijden van de akte had plaats binnen de Sint-Romboutskatedraal zelve. Wie zal er zich over verwonderen? Het geschiedde toch ten overstaan van geestelijken, die behoorden tot het kapittel van die tempel, en van twee provizorenGa naar voetnoot(11) van de Heilig-Geest - of armentafel - ‘gefundeert binnen der kercken ende prochie van Sinte-Rombouts’ - en overigens ‘achtervolgende tconsent...Ga naar voetnoot(12) onlancx by den Eerwerdigen heeren Deken ende Capittele ende den kerckmeesteren der voirs-kercken gegeuen ende verleent’ aan vrouwe Katherine vanden Dorpe, weduwe Pieter Diericx. Wordt het nergens met een woord aangeduid, zo is het zeker toch dat zij de parochie van Sint-Rombouts bewoonde. Als provizoren vermeld, lezen wij de namen van Willem van Orshagen en Hendrick vanden zijpe. Waarom ging het nu juist? Jouffrouwe Katherine laat er, om te beginnen, aan herinneren dat ze voor korte tijd oorlof had verworven van de overheden van het kapittel en de kerkmeesters van Sint-Rombouts ‘Omme tot goids eeren ende zynder gebenedyder moeder ende maget Maria te verweckene die deuotie van allen goeden lyeden’. Dienvolgens heeft zij ‘ouerlangheGa naar voetnoot(13)... doen die beeclocke cleppen ende trecken Inde voers.kercke als de kercke smorgens opgaetGa naar voetnoot(14)’. Nadien was haar wens en heeft ze bevel gegeven ‘noch tot meerder devotien van den goeden lieden ende In gedenckenissen der bitter passien ons liefs heeren Jhesu christi deselve beeclocken geclept ende getogenGa naar voetnoot(15) te wordden, te weetene Inden zomer te acht vren Ende In den winter te seuen vren’. Voor de hierdoor nodig ontstane last en moeite voorzag de begif- | |
[pagina 150]
| |
tigster aan de klokluider 4 rijnsgulden en hetzelfde bedrag aan de bovenbedoelde provizoren. Nog zakelijker sluit hier aan dat ‘de fabrycke van der voers. kercke voor tverslijten van der clocken’ eveneens recht kreeg op 4 stuiver en ieder jaar zou hetzelfde bedrag worden uitgekeerd aan de reeds genoemde provizoren ‘omme saecken naebeschreven’, wat was te verstaan als hun nauwgezette tussenkomst bij de in uitzicht staande verwezenlijking van hare schenking. Namelijk: Jouffrouw van den Dorpe koesterde de wens hare opdracht te zien onderhouden ‘ten eeuwigen dagen... in alderbesten formen ende manieren’. Te dien einde stelde zij ‘niet bedwongenGa naar voetnoot(16), Maer vuyt haeren vryen wille’ de provizoren in het bezit van ‘Eenen ouden brief der stadt van Mechelen van acht schellingen ouder grootenGa naar voetnoot(17) In djaer duysent vierhondert xxxix, den vijen dach in meerte af te leggen den penninck met twintich gelijcke penningen, by Magrieten hieldemans, haer ende haeren ouderen ende voersaten op de selue stadt gecocht, Maekende de selue Rente de somme van vier Rynsgulden ende acht stuvers bouen geruertGa naar voetnoot(18)’. Ze begeerde verder dat de bewijsstukken nopens de door de stad aangegane verplichting zouden blijven berusten bij de provizoren en wel ten eeuwigen dage en dienvolgens de luider en de kerkfabriek de rente jaar na jaar zullen opbeurenGa naar voetnoot(19) en zich daarmee vergoeden. Alle mogelijkheden in het oog houdende, onderstelde de schenkster dat bedoelde rente wel eens kon worden gekweten; in dit geval diende de daardoor uitgekeerd som op gelijke wijze te worden aangelegd. Doch kon het ook niet voorkomen dat ‘selue clocke stille stondeGa naar voetnoot(20), tzy eeuwelijc oft een sekere tyde, het waere by gebreeckeGa naar voetnoot(21) des Luyers oft eenich verbot dat commen mochte van den CappitteleGa naar voetnoot(22) oft stad voers., hoe dat ware in eeniger manieren? Moest dit gebeuren, dan wenste ze dat de rente tijdelijk of voor goed zou worden aangewend tot tastbare vermeerdering van de proven, welke men ter Sint-Romboutskerk uitreikte aan de behoeftigen. Dat hierbij de tussenkomst van de beheerders van de stad is verlangd, zal voor Mechelen stellig niet verwonderen. Het is bekend voor de voorname steden in onze gewesten vroegertijds dat ze beschikten over hun | |
[pagina 151]
| |
belfort of stadstoren, aangebrcht op de halle of een ander openbaar gebouw en waarin het stadsuurwerk, de beiaard, de triomf- en stadsklokken hingen; te Mechelen was evenwel daaraan niet te denken. Immers de halletoren aldaar, gelijk heden ten dage nog, reikte tot slechts enkele meters boven het dak. Dienvolgens nam de stad hierom haar toevlucht tot de heel dichtbij trouwens staande toren van Sint-Romboutskerk, haast aan de Grote Markt. Omdat ze daarvan de klokken bezigen mocht, was het maar redelijk dat zij deze hielp onderhouden wat de dagelijkse sleet betrof; in de stadsrekeningen vindt men zulks nauwkeurig aangetekend iedermaal dat het geschieddeGa naar voetnoot(23). Overigens de kerkfabriek behield haar meester-klokluider van Sint-Rombouts en het stadsbestuur benoemde ook de zijne; maar ze hadden niets gemeens met mekaar: de eerste stond in voor al wat nodig was tot de goddelijk diensten, de andere nam alles op zich wat de dienst van de stad vereisteGa naar voetnoot(24). Na aanhaling van al de schikkingen. welke ze nodig achtte, besluit de schenkster met de herhaling van het doeleinde, waarmede ze begonnen is, en van al de ten gehore gebrachte regelingen zonder meer. Slechts laat ze de gewichtige, uitdrukkelijke belofte harerzijds nog opschrijven dat zij bedoelde schenking nooit ofte nimmer herroepen zal; integendeel, ze bevestigt dat ze hare gift voor altijd voor goed en van waarde houden zal, met verbintenis van geheel haar bezit, van al hare goederen, huidige en toekomende. Zonneklaar, dunkt ons, belicht het dokument welke innige vroomheid de weduwe Diericx-van den Dorpe bezielde... welke hoogachting zij betoonde aan de kerkelijke overheid van hare parochie, ook wel nog haar meegevoel voor de behoeftigen hiervan. Het keert ook ten volle naar het licht met welke nauwgezetheid ze hare schenking ten gunste van de eredienst door het dagelijks gelui van de bedeklok in de hoofdkerk te Mechelen wist te doen vastleggen. |
|