Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1971
(1972)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Middelnederlands Medisch Vademecum uit het handschrift van de Norbertijnerabdij te Heverlee
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
venGa naar voetnoot(1). Het komt voor in het rond 1351 door Johannes de Altre of Jan van Aalter geschreven manuscript 15.624-41 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. In totaal omvat het achtenveertig ‘capittels’, en neemt, in verband met het Heverleese handschrift (verder vermeld als H), een wel heel belangrijke plaats in, zoals we verder nog de gelegenheid zullen hebben aan te tonen. Uit ditzelfde handschrift had C. Broeckx reeds in 1867 een ander geneeskundig werk uitgegevenGa naar voetnoot(2), dat met zijn tweeënveertig hoofdstukken in omvang en ook in opzet sterke overeenkomst met het eerstgenoemde werk vertoont. Bij dezelfde soort medische vakliteratuur kan ook de zgn. ‘Jonghe Lanfranc’ ondergebracht worden. Dit is een tweeledig traktaat dat uit Hs. A 19 van het St. John's College te Cambridge enkele jaren geleden door R. Müller werd uitgegevenGa naar voetnoot(3). Inmiddels is gebleken dat dit werk, dat met Lanfranc van Milaan slechts de naam gemeen heeft, in nog verscheidene andere handschriften tot ons gekomen isGa naar voetnoot(4). In het Boec van Medicinen in Dietsche, ten slotte, waarvan een uitgave door W.F. Daems werd bezorgdGa naar voetnoot(5), komen ook - naast andere delen - passages voor die gelijkenis vertonen met het hier uitgegeven vademecumGa naar voetnoot(6). Een overzicht van de inhoud van het vademecum in de fragmentarische vorm waarin het bewaard is, krijgt men het vlugst aan de hand van de titels van de verschillende ‘capittels’, die we hier even opsommen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze eenendertig hoofdstukjes zijn duidelijk twee groepen te onderscheiden. De ene omvat de uitvoerige, de andere de kortere, in persoonlijker stijl geschreven ‘capittels’. De langere hoofdstukken zijn verder gekarakteriseerd door het zogoed als geheel ontbreken van Hoogduitse (één uitzondering is in (nr. 5) voor hen), Nederrijnse (eveneens één uitzondering: synt i.pl.v. syn in 13) of Nederduitse vormen. Deze groep omvat de volgende nummers: 1, 3, 4 tot 9, 13, 14 tot 16, 21 tot 23, 25 en 26. Een derde factor die alle tot deze groep behorende hoofdstukken kenmerkt, is de gedeeltelijk slechts te vermoeden gelijke bron waaraan ze zijn ontleend. Deze bron is, naar alle waarschijnlijkheid, een kompilatiewerk dat in de Nederlanden ontstaan lijkt te zijn (men mag aannemen in het Westelijk deel ervan), en dat zelf hoofdzakelijk op Salernitaanse bronnen steunde. Als relictvormen uit dit ouder Hs. zijn te beschouwen de enkele Vlaamse (ten N.W. van de Schelde) taalvormen die in H voorkomen: suldi (1, 11, 15, 24, 26, 28), sullen (22), sult (28). Bij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aantekeningen zal men trouwens verschillende parallelle plaatsen uit de Collectio Salernitana aantreffenGa naar voetnoot(7). De hoofdbron voor deze groep ‘capittels’ in H is uiteindelijk de Practica van Bartholomeus van Salerno. Toch heeft H niet rechtstreeks op dit Latijns werk gesteund, doch wel op een oudere Mnl. bewerking ervan. Deze bewerking in het Mnl., waarvan een volledig handschrift totnogtoe niet werd gevonden, is fragmentarisch overgeleverdGa naar voetnoot(8), niet alleen in de hier besproken zeventien langere hoofdstukken uit H, doch eveneens in het reeds genoemde Westbrabantse Liber Avicenne (verder steeds L.A. genoemd)Ga naar voetnoot(9). Dit laatste medicijnboek, dat omstreeks 1351 werd voltooidGa naar voetnoot(10), bevat immers zes van de ‘capittels’ in H (1, 3, 5, 6, 13 en 14). Vermits in verscheidene gevallen H een betere lezing heeft dan L.A. lijkt het uitgesloten dat H rechtstreeks uit L.A. heeft geput. Veel aannemelijker is dat beide eenzelfde bron gebruikt hebben. Deze gemeenschappelijke bron is dus wellicht een uitvoerige Mnl. vertaling van de Practica van Bartholomeus van Salerno geweest, die reeds in de eerste helft van de 14e eeuw in de Nederlanden in omloop moet geweest zijn en waaruit H een veel groter deel dan L.A. bewaard heeft. In verband met L.A. mag er hier ook terloops de aandacht op gevestigd worden dat er tussen H en L.A. nog meer verwantschap bestaat dan de parallelle plaatsen waarover hierboven gesproken werd. Er zijn ook nog de vijf passages die op het einde van het Antidotarium Nicolaï in H voorkomenGa naar voetnoot(11). Deze vijf passages behoren niet tot dit Ant. Nic., doch we vinden ze wel terug in L.A. Ook deze vijf ‘capittels’ maakten - naar men kan vermoeden - deel uit van de oudere Mnl. Bartholomeusvertaling. Het feit dat een dergelijke veertiende-eeuwse Mnl. Bartholomeusversie zou bestaan hebben, wat door de fragmenten die in H en L.A. overgeleverd zijn, zeer waarschijnlijk wordt, is een belangrijk nieuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven voor het aandeel van de Nederlanden in de verspreiding en de invloed van de Practica gedurende de middeleeuwen. Tot nu toe was voor de Nederduitse en ten Westen ervan gelegen taalgebieden, de bekendheid met de Practica alleen geattesteerd door enkele fragmenten ervan die voorkomen in het Gothaer Arzneibuch, waarvan het oudste handschrift van omstreeks 1400 dateertGa naar voetnoot(12). Het laatste van dit uit twee delen bestaande kompilatiewerk is een bewerking en sterk vermeerderde versie in het Nederduits van de oudere Hoogduitse vertaling van de Latijnse Practica van de Salernitaanse arts. Als gevolg van het ontdekken van het Heverleese handschrift, blijkt dat in de Nederlanden eveneens een uitvoerige vertaling van hetzelfde werk bekend was die wel, zoals de Hoogduitse, rechtstreeks op de Latijnse tekst zal gesteund hebben. Terloops moge ook vermeld worden dat uit het medicinaal werk, dat in de veertiende eeuw door de Wurzburgse arts Ortolf van Bayerland werd samengesteldGa naar voetnoot(13), eveneens bekendheid blijkt met de Practica. Bij Ortolf vindt men trouwens ook een paar fragmenten die een parallelle vertaling zijn van gedeelten uit H: dit is het geval voor 7 (Ortolf 116) en 9 (Ortolf 153). Doch keren we nu terug naar de tweede groep hoofdstukken in H. Zoals reeds gezegd zijn ze doorgaans veel korter en persoonlijker dan die van de eerste groep. De volgende ‘capittels’ maken er deel van uit: 2, 10 tot 12, 17 tot 20, 24, en 27 tot 31. Ze hebben wellicht eveneens een gemeenschappelijke bron, die mij echter tot op heden onbekend gebleven isGa naar voetnoot(14). Men kan wel vermoeden dat de bron een min of meer zelfstandig, ten minste gedeeltelijk op eigen praktijk steunend kompilatiewerk was. De eigen ervaring blijkt uit de persoonlijke noot die in verscheidene hoofdstukjes naar voren treedt: ‘ick heb thoe tryr laten probyren’ (12), ‘dat ick probirt heb mer dan eyns’ (17), ‘dat ick weit dat waer is’ (20), en ‘ick weit voer waer dat eyn gewis stuck is’ (24). De stad Trier en de onmiddellijke omgeving waren de samensteller | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van deze bron wel bekend. Trier wordt steeds opnieuw genoemd. Aan de reeds hierboven geciteerde vermelding dienen nog toegevoegd te worden: ‘ick hebt gesyn thoe tryr thoe den catuseren aen den procurator’ (11), ‘eyn ritters vrou thoe tryr’ (19), ook de wellicht Trierse ‘ioncker conraet klotz’ (27). In deze groep hoofdstukjes vooral komen de vele Nederduitse en Nederrijnse vormen voor die door de scribent wellicht ongewijzigd uit zijn bron werden overgenomenGa naar voetnoot(15): Nederduitse vormen: sick (10), zogoed als steeds thoe (één enkele maal te in 1), ader (18) met a i.pl.v. o. Nederrijnse vormen: kalt (2), hald (11); de spelling hey (7, 9) voor hij (naast hy in 22); mannich (2), mannick (19); 3e pers. mv. praes. synt (13, 23, 24), syntter (21), welke vormen toch ook sporadisch in Limburg voorkomen en algemeen zijn in Oost-Gelderland en Overijssel; sold (31), het ook Nederduitse holt (29), dissen (10) en het betr. vnw. den (17), die ook wel in Limburg voorkomen; badem (13) dat, zoals ader, ook in Gelderland en Westfalen voorkomt. Opmerkelijk is bovendien dat ook Hoogduitse vormen - op één reeds vermelde uitzondering na - uitsluitend in deze groep ‘capittels’ voorkomen: im (11, 27) voor hem, in (5) voor hen; bys hey genyst (10), bis (12, 18); wasser (18), maar overal elders (ook in 18) water; vryssche eyer (12) naast versch(er) (1, 14, 25, 27); essich (12) naast edick (1, 3, 15, 23, 25); ritter (17). Het voorkomen van deze Hoogduitse vormen sterkt het vermoeden dat de tweede bron van H een Nederduits medicijnboek was, dat zelf reeds een niet steeds volgehouden om-schrijving was van een oorspronkelijk in het Hoogduits geschreven werk. De Hoogduitse vormen zouden dan te beschouwen zijn als niet aan het Nederduits aangepaste vormen die door de scribent van H onveranderd werden overgenomen uit zijn Nederduitse bron. De scribent van H zelf heeft zijn beide hoofdbronnen - de veertiende-eeuwse Westmnl. Practicavertaling en het Nederduitse medicijnboek - in zijn eigen dialect omgeschreven, doch niet volledig. Dit eigen dialect van de scribent was het Brabants of Westlimburgs, zoals blijkt uit de taalvormen van deze dialecten die in de tekst als geheel beschouwd op de voorgrond treden: bediet (7), liede(n) (14, 16, 25), vier (1), oude (1), out (1, 9), soude (7), houden (14), coude (22), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cout (25), werm (1), seldi (7, 21, 22, 25), seldine (25), selen (9), hem (3, 14), hen (13), haer (25), dese (4, 14), ick (11, 17, 27: alleen Brabants), naast het éénmaal voorkomende algemeen Limburgse ich (24), luttel (22), allutken (23), 3e pers. mv. praes. syn (1, 12, 23, 25), lidw. m. enk. der (2, 9, 24, 26), nuwe(n) (22, 24), de laatste twee zijn Limburgs en ook Zuidnederrijns; naast der komt ook die (1, 3) voor dat zowel Brabants, Noordlimburgs als Nederrijns is; beyne (3), dat alleen Limburgs is. Aangezien het handschrift, waarin het hier voor het eerst uitgegeven medisch werk voorkomt, nog niet volledig beschreven werd, lijkt het aangewezen de daartoe geboden gelegenheid hier niet te laten voorbijgaan. Dit manuscript bevindt zich, zoals hierboven reeds werd gezegd, in het archief van de Norbertijnerabdij van Park te Heverlee bij LeuvenGa naar voetnoot(16). Volgens de nieuwe nummering die, met toestemming van de prior, een paar jaar geleden door A. Brounts aan de handschriften werd gegevenGa naar voetnoot(17), staat het nu bekend als Hs. nr. 4. Het werd in mei 1926 door de toenmalige abt gekocht van het bekende antikwariaat der gebroeders Moorthamers, dat toen nog te Antwerpen gevestigd was. In dit papieren Hs. (afmetingen 215 × 145 mm) dat door verscheidene handen, daterend uit verschillende eeuwen werd geschreven, zijn duidelijk twee delen te onderscheiden. Het eerste gedeelte, dat door één enkele geoefende hand in vijftiende-eeuws gotisch boekschrift (textualis) werd geschreven, telt 28 regels per bladzijde. In het tweede deel zijn verscheidene handen in cursief schrift uit de 16e en 17e eeuw aan het werk geweest. Misschien nog in de 16e eeuw werd het Hs. doorlopend genummerd. Daar de laatste folio het nummer 173 draagt, moet het manuscript toen nog 173 bladen geteld hebben. Nu is dit echter niet meer het geval. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het handschrift bevindt zich immers in een erbarmelijke toestandGa naar voetnoot(18). Het eerste bewaarde folio draagt het nummer 31, zodat de eerste dertig bladen verloren zijn gegaan. Doch ook verder in het Hs. zijn allerlei lacunes en onregelmatigheden te bespeuren: folio's ontbreken, andere werden van plaats veranderd en één enkele maal werd aan twee op elkaar volgende bladen hetzelfde nummer gegeven (fol. 56). Folio's die nu in het Hs. ontbreken: 1-30; 40; 42-48; na fol. 50 ontbreekt ten minste één blad (alhoewel de nummering doorloopt); 61-68; na fol. 78 ontbreken twee bladen (zie verder), alhoewel ook hier de nummering doorloopt; na fol. 89 ontbreken eveneens enkele bladen; fol. 92. Folio's die zich niet op hun oorspronkelijke plaats bevinden, zijn: 52, 56bis, 60, 75, 90-91. Voor enkele ervan zijn we erin geslaagd hun juiste plaats te bepalen, zoals hieronder zal blijken. In totaal telt het Hs. nu nog 127 bladen. Daar het middeleeuws deel (deel I) van het Hs. veruit het belangrijkste is, zullen we op dit gedeelte, waarin zich trouwens ook de hier uitgegeven tekst bevindt, meer in detail ingaan. Bij deel II echter beperken we ons tot enkele summiere gegevens over de inhoud. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel I (fols. 31-91)Zoals reeds terloops werd vermeld, werd dit gedeelte geschreven door één enkele goed leesbare hand. Op een paar kleine, onhandige pentekeningen van medische instrumenten na, zijn de enige versieringen de rode paragraaftekens, de gerubriceerde beginletter van elk ‘capittel’, de met rood aangestipte hoofdletters en dito onderstreepte opschriften. Weinig talrijk zijn de sporen van latere gebruikers, naast enkele verklarende interlineaire of (en) marginale glossen, dient een misschien nog uit de 15e eeuw daterende toevoeging op fol. 51v vermeld te worden. Na wat hierboven reeds over het Hs. werd meegedeeld is het duidelijk dat over de katernenopbouw van dit eerste deel slechts met grote omzichtigheid enige gegevens kunnen worden verstrekt. Zeker is dat het eerste deel, zoniet uitsluitend, dan toch overwegend, in zijn oorspronkelijke toestand moet hebben bestaan uit katernen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elk vier dubbelbladen (8 folio's). De eerste vier (waarin wellicht de eerste twee bladen ongenummerd waren) zijn volledig verloren gegaan (de nu ontbrekende fols. 1-30). Het oorspronkelijke vijfde katern (nu katern 1) is nog volledig bewaard (fols. 31-38). Van de volgende katernen (hoeveel precies is niet duidelijk) blijft één enkel dubbelblad over (fols. 49-50) alsook enkele helften van dubbelbladen (fols. 39, 41, 51, 52, 56bis, 60). Tot één en hetzelfde katern behoren de fols. 53-58, waarschijnlijk oorspronkelijk een katern van vier dubbelbladen, waarvan er één verdwenen is. Fol. 59 is het enige restant van enkele volgende katernen. Op één dubbelblad na is het katern waartoe fols. 69-74 behoren volledig bewaard gebleven. Het laatste bewaarde katern (4 folio's) is eveneens volledig: ertoe behoren fols. 76-81 en fols. 90-91, welk laatste dubbelblad in feite thuis hoort tussen fol. 78 en 79. Fol. 75 is het enige overgebleven blad van een katern dat wellicht op het laatste bewaarde katern volgde. Het lijkt in alle geval het laatste bewaarde blad van deel I te zijn. Naar schatting moet deel I oorspronkelijk uit 13 of 14 katernen van elk 8 folio's bestaan hebben. Nog niet de helft van dit oorspronkelijk aantal is bewaard gebleven. Dit eerste deel omvat fragmenten van drie verschillende traktaten.
A. Fols. 31r-50v, fol. 52 en 56bis. Dit gedeelte van het handschrift bevat de tekst die hier wordt uitgegeven. Een overzicht van de inhoud en een verdere bespreking ervan wordt hierna gegeven. Vermelden we hier alleen dat het tweede van de op elkaar volgende bladen die het nummer 56 dragen (dus fol. 56bis), door diegene die deze nummering aanbracht, eerst 46 werd genummerd, wat daarna verbeterd(!) werd in 56. In feite is 46 wel het correcte nummer.
B. Fols. 51r-88r en fols. 90r-91v. Incipit (fol. 51v): þ Aurea alexandrina. Aurea alexandrina hebben die visieke vonden properlicke tegen alle siecheiden vanden hoefde dat van coude comt Ende meist tegen die passie vanden reuma... Explicit (fol. 88r): ...Doe salstu nemen vander groete radelen end die wortelen vander pardekens euen vele end witten wyn end gedaen doer eyn stermyn End daer in gemenget .ʒ.ij worm cruyt end dat salmen te gader dryncken. Dit is een versie van de Mnl. bewerking van het Antidotarium Nicolaï die nauw verwant is met die welke door W.S. Van den Berg uit Hs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. 624-41 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel werd uitgegevenGa naar voetnoot(19). Op het einde komen echter enkele toevoegingen voor die niet in het Brusselse Ant. Nic. voorkomen, en die men ook tevergeefs in de Latijnse tekst zou zoeken. Deze toevoegingen zijn vijf in aantal, en men treft ze ook in bijna dezelfde volgorde aan in het Liber Magistri Avicenne uit het reeds genoemde verzamelhandschrift van de Kon. Bibl. te Brussel (Hs. 15. 624-41)Ga naar voetnoot(20). Andere versies van dezelfde Mnl. bewerking van het Ant. Nic. komen voor in Bibliothèque nationale, Parijs, Ms. néerlandais nr. 54 en Wenen, Nationalbibliothek, Ms. 2818. Een andere bewerking komt voor in Stadsarchief Keulen, Ms. Hist. Arch. W. 4o 279. Een veel nauwer bij de Latijnse tekst aansluitende Mnl. vertaling komt voor in een Hs. van de abdij te Tongerlo en in Kon. Bibl. Brussel, Hs. 4260-63. Deze vertaling werd nog niet uitgegeven. Ten slotte dient volledigheidshalve nog een fragment vermeld te worden dat een heel aparte plaats inneemtGa naar voetnoot(21): Tübingen, Ms. Germ. (Folio), nr. 751, fol. 28v. Dit is niet als een deel van een eens volledig Ant. Nic.-Hs. te beschouwenGa naar voetnoot(22). Wat de volgorde van de bladen in dit gedeelte van het Hs. betreft, dient opgemerkt te worden dat fols. 90-91 zich op een verkeerde plaats bevinden: deze twee bladen volgen op fol. 78; fol. 60 volgt in feite op fol. 51, en fol. 52 dient tussen fol. 50 en 51 ingelast te worden. De volgorde is dus: fol. 49, 50, 52, 51, 60, 53 enz. tot 59, 61 enz. tot 78, 90-91, 79 enz. tot en met 88. Een folio dat volgens de huidige nummering tot dit gedeelte van het Hs. behoort, maakt in feite deel uit van het hierboven onder A vermelde traktaat (fol. 56bis, zie bij A). Fol. 75 lijkt zich niet op de oorspronkelijke plaats te bevinden; naar alle waarschijnlijkheid maakt de tekst die erop voorkomt, deel uit van het hierna onder C te vermelden werkje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Fols. 88r-89v en fol. 75. Incipit (fol. 88r): þ Nu willen wy leren end nu merckt die gulde lere teghen die haestelicke doet dat is tegen die pestelencie... Explicit (fol. 75v): ...cantarelle cordumeni salisgemme bamach.
Dit gedeelte van het Hs. bevat een fragment van een pesttraktaat. Een ietwat uitvoeriger versie van ditzelfde werkje is volledig bewaard in het 15e-eeuwse Ms. Sloane 68 (fol. 60r e.v.) van het British Museum te LondenGa naar voetnoot(23). De tekst op fols. 88r-89v loopt parallel met de Sloanetekst, doch de passage op fol. 75 komt er niet voor en dient dus wel beschouwd te worden als een toevoegselGa naar voetnoot(24), eigen aan het Park-Hs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel II (fols. 93-173).Over dit niet-middeleeuwse gedeelte kunnen we zeer bondig zijn. Het bestaat uit een zeer verscheiden verzameling van in hoofdzaak medische teksten. De voornaamste zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstNota: Wat in de tekst tussen rechte haakjes staat is door mij toegevoegd, meestal aan de hand van de parallelle plaatsen uit L.A. De afkortingen werden opgelost en cursief gezet. Ontbrekende delen werden door stippellijnen aangeduid. Puntige haakjes duiden letters of woorden aan die boven de regel werden geschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 31r) [1. Dat capittel van dissenteria.]Ga naar voetnoot(1)Dissenteria is eyn vn[gemac?]. Van deze [me]nisoeneGa naar voetnoot(2) syn [iij manieren?]. Die ene heit dissenteria, die ander heit lien[tiria] die .iij. dyarria. End dit syn die teykene in dij[ssente]ria. Dat den sieken aff gaet dat is gemynget met bloede end hy geuoelt in den lychaem swerenGa naar voetnoot(3) end stecte end som tytz bouen den nauel. Es die pyne bouen, dat den sieken eirst doer gaet estGa naar voetnoot(4) digestie dat is wel verduwet end daer nae comt roet bloet end claer end hy geuoelt inder tyt grote pyne end stect bouen den nauele. Comt die materie van ondere den nauel soe komt veel vul bloet vit end daer nae digestie. End indien tyt geuoelen sy swere end stecten onder den nauel. Es die materie omtrent die nauel soe gheuoelt die sieke grote pyne end stecte omtrent den nauel. End dat dye lieden verduwen dat heiten die meisters digestie end byder digestien moegdy weiten waer dat die materie [es] soe bouen soe in die myddel soe onder. Es dissenteria bouen end die digestie gelu is offte swert offte g[roe]ne. þ Die geuet hem dyalca[d]ion (?) myt sape van w[ege] breide offte puluer. Nemt gommi van arabie, bolum armenicum, end meinghet myt syroep van rosen e[nd] dy salmen dryncken end men magh dese .ij. pul[uer n]emen myt allerhande spysen. þ Eyn ander. N[em] bolum armenicum, ypoquistidos, sum[ac dats ene] (fol. 31v) [gomme, spodium, bloet van draken, gomme van arabien,] dragagant, end die tempert myt rose water offte myt reghen[water offte] myt water offte myt sap van plantagi[nis end] doet hem dryncken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
þ Eyn ander. Syet [wed]renGa naar voetnoot(5) vleysch myt tyseineGa naar voetnoot(6) op gerste gesoden [en] d myt edicke offte eyn oude hynne gesoden myt vleysche end was thoe gedaen end doderen van eyeren end latet in sydenGa naar voetnoot(7): dat sop salmen supen. End wylt men, men mach dye hynne alleyn syden myt den doderen. Is die digestie van flumen þ Soe stampt kersse end sidet in edickGa naar voetnoot(8) endGa naar voetnoot(9) doeter thoe caneel gepuluersirt, end borneGa naar voetnoot(10) op terwe gesoden salmen ock nemen, End nagele myt der kersse gestamp. þ Ock is goet gheten melck myt doderen van eyeren off gedroncken alsoe warm recht als melck die wter koe comt is ock goet. End doet hem eten voer die spyse fruchten die stoppen als moruweGa naar voetnoot(11) mespelen end coctanaGa naar voetnoot(12) suldi nemen rou off gesoden. Comt die materie van onder end die digestie gelu is offte swert offte groene, soe geuet hem clistirieGa naar voetnoot(13) aldus gemackt. þ Nemt gallen end achacien, eyken noten, wegeb[r]eide wortelen, die gesoden end geperst doer eyn lyn[ne]n cleit dan ghietter allau in die clisterie dit is de forme:Ga naar voetnoot(13bis). End smelter in schaepen[roet] het is te beter. þ Eyn ander [pu]luer. Nemt gallen end sied se [in reg]enwater end int sap van plantaginis end dan [doeter in] olie end schapen roet dan temperetGa naar voetnoot(14) (fol. 32r) in doderen van eyeren end geuet al werm myt eynre clisterien pipenGa naar voetnoot(15). Syn die digestie van flumen ende mer siet wyt cliberGa naar voetnoot(16) þ Soe suldi nemen die moederGa naar voetnoot(17) van edicke end regen water end nemter thoe oude scoen end out parcament verbrant end gepuluersirt ende gallen end siedet alte gadere end dan cliestiret. þ Ey[n] ander. Mack eyn gat in eyn ey scale end doet wte dat daer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in is end werpt puluer van pepere ghenoech op den doder, dan doetene opt vier bernen altemale end puluert dat end stroyet op syne spise. þ Eyn ander. Nemt sangwis draconis end mastick end bolus armenicus end puluerisiret end stroyet op syne spise dit is sonderlickenGa naar voetnoot(18) goet teghen dye vurscreuen sicheit. þ Noch eyn ander. Stampt eyn hantfol plantaginis end frutse in eyn panne myt verschen schapen roete end legghet al heit op eyn plaester van werkeGa naar voetnoot(19) end doeten daer op sitten mytten fundamenteGa naar voetnoot(20) dat helpt ock sere. þ Noch eyn ander plaster: legt in edick roede rosen enen haluen dach end daer nae droecht se ter sonnen offt teghent fier end dan puluerse. End dan nemt balaustia ende gallen .ana. ..s.Ga naar voetnoot(21) end dan menget te gader end gersten meel o.s.Ga naar voetnoot(22). End dan temperet myt edicke end doeter thoe alluttelGa naar voetnoot(23) olien om dat die plaester niet en verdroeghe end menghet te gader myt sape van plantaginis end dan plaestert op die stede daer dye pyne is in den lichaeme.
2. þ Eyn gewis stuck dat mannich mael probyrt is (fol. 32v) vur den roeden bueck dat men noempt in brabant dat roet menisoen. Du salt nemen eyn hantfol eickelen end salt die braden in die amerenGa naar voetnoot(24) van der assen end salt dan die in eyn kan vol roeden wyns doen. End salt dan nemen eyn stuck staels end salt dan gluen heit macken end sals dan in die kan myt roeden wyn werpen end die kan thoe. End dat stael kalt laten werden. End den wyn myt den eyckelen doer eyn doeck geslaegen end dat sal der krancke dan drynckenGa naar voetnoot(25) dan sal der bloet ganck ophorenGa naar voetnoot(26) end sal genesen werden. probatum est.
3. End teghen dissenteria end lienteria seldi sieden byuoet in wyn off in borne end wassen daer in langhe die voetenGa naar voetnoot(27) end die beyne end doent hem dryncken syropus rosarum. End plaester op eyn leder ceero- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niumGa naar voetnoot(27bis) end legt dat op die maghe. End siet myt scoersen van roeden eickelen end bloemen van eghellentiere. End dan puluert folie, mastick, naghelen end dan doetter in campher alluttel ende geuet den sieken dryncken. End siet ock in edick roede coelen end myngter thoe gersten meel offt rugghen meel end plaestert op die maghe.
4. þ End dese crude stemppenGa naar voetnoot(28) den lichaeme. Als terra sigillata, gallen, bolus armenicus, end karabe, latue, mirtus, achacia, sumac, plantaginis, wilghen, dragagantum, gommi de arabia, tamarindus, balaustia, sanguis draconis, moerbesien, onripe prumen, onripe peren, (fol. 33r) roede coelen, ghewallenGa naar voetnoot(29) myt melck, es[el]s [me]lck, doderen van eyeren end terwen bloemen, amandelen end bloemen van ryse, edick, rosen, berberis, spodij, tente, mastick, alkakengi, end cubeben, end naghele. Dese stelpen alle sere end sterckelick. 5. End lienteria is eyn menisoen. Dat die spise doer den lichaem comt al geheil end onuertert alsoe mense etet, alsoe comtse beneden doer; Eyn redene is om dat die maghe ende die darme ghelat syn van slymygher flumen end die spise doer den lichame sclydertGa naar voetnoot(30). Die .ij. redene is dese om dat die cracht van den weder houwene offte vanden onthoudene te kranck is. Die .iiij.deGa naar voetnoot(31) redene is dese om dat die maghe end die darme ghewontGa naar voetnoot(32) syn van scarpen humoren. Comt dese faute by ghelatheiden van slymigher flumen soe hebben sy swerheit in die maghe. End dat sy rupsenenGa naar voetnoot(33) is suer. End dan sietmen in haer digestie als padden ghereckGa naar voetnoot(34). Ghy sultse irst purgiren end snyden eyn hynne in stucken end siedense in borne. End dan nempt tsop vander wortelen van polipodium ..iij. coloquintida ..j. dyt sap salmen dryncken: het purgirt die materie van slymygher flumen end viscoes, syn te verstaene taye slymyghe humoren end versche ghereckGa naar voetnoot(35). Es die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
materie van flumen soe gefft hem dese electuarienGa naar voetnoot(36). þ Dyamasticum end trifera magna, DyacostonGa naar voetnoot(37), Dyacitoniton calidum off welck dat ghy wylt, end doet hem nutten myt wyne off myt borne daer yser (fol. 33v) in gh[ebluscht es] daer men messer oft scharmesser van aff ma[ckt] dat is stael. End haer spise woert geordenyrt al soe sy is in die cure van dissenteria, myt com[in]e end nagele syn ock goet, end dese .iij.Ga naar voetnoot(38) helpen ock stelpen end stercken seer. Comt lyenteria van crancheyden dat keintmen dat die spyse ter stont mytter spoet doer komt in die selue varwe end in dien seluen roeke mytter digestien. þ Curen hyr aff teghen. þ Nemt castorium, storax, opij, belde saet, balaustia .ana. ʒ.ij.Ga naar voetnoot(39) end temperet myt plantaginis sape offte myt hons rubbe sap. End mackt den siekene supen van terwyn bloemen gesoden myt myspelen offte myt peren offte myt doderen van eyeren. End comt lienteria by cranckheiden van verterne dat kentmen ock byder spisen dat sy nyet en doertGa naar voetnoot(40) in den lichamme end groue doer comt. End men sal hem ten seluen gheuen dat daer voren staet alder naest desen. End comt dese voerscreuen siecheit van hytten Soe salmen den sieken gheuen þ Triasandali end dyacodion End ander dynghen diemen vynt in dat capittel van dissenteria. Mer gheuet in alle die spise dat licht is te verterne.
6. Dyarria is eyn simpel menysoen sonder sweren end stecken end sonder bittinghe in den lichame. End die spise vertert wel end is eyn spolinghe des lychaems. End somtytz comt van couden end somtitz van vremder spisen end van vremden dranck end van vele te etene end van vele te drynckene. Alle die werken (fol. 34r) die behoren in dissenteria end in lienter[ia die syn go]et in dyarria. End teghen wonden in die le[ndene] end in die darme daer ock menysoen aff comt.
7. þ Noch eyn ander van dissenteria. Dyssenteria is eyn bloet sucht offte menysoen die is myt siedin[ghe] end myt crympelinghenGa naar voetnoot(41) alsoet voerscreuen is in die derme. End de- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
se siecheit comt onder tyden van colerenGa naar voetnoot(42). End die gherechte comt somtytz mest van colera prassimaGa naar voetnoot(43) ned somtytz van crancheiden van der leueren. Want als die leuer cranck is soe en mach sy nyet dat bloet leiden offte syndenGa naar voetnoot(43bis) ten leden. End dan synket ten fundamente wart. End als die siecheit comt van coleren soe is die digestie gelu end myt bloede gemenget, maer comt die bloet sucht vander leueren soe comt des bloetz vele. End het is roet end puer end geclontert. Want als dat bloet comt van der leueren die heit is van naturen end et comt in die darmen beneden die dan couder syn dan die leuer soe wert dat bloet dicke end geclontert. End daer by segghen die dwase sotte meisters dat dat harde bloet syn stucken van der leueren. End sy lyghen qualicken doer haren hals. End dese bloet sucht die vander leueren comt die machmen qualicken curiren. End is die bloet sucht in den ondersten darm soe gheuoeltmen grote sere omtrent den nauel. End die digestie is sere ghemynget myt bloede end sy ghe(fol. 34v)[uole]n groete sere omtrent die lendene. End in die bloet sucht vander leueren gheuoelt die sieke groet ongemack ter rechter syden. End die bloetsucht hebben in den ondersten darm bouen den nauel soe moetmen hen helpen myt medecinen bouen ten monde. Mer die de bloet sucht hebben in den nedersten darm dye moetmen hulpen myt clisterien van onder end myt badene end myt plaesteren. End dit is die cure. Ermen hen gheuet medecinen die stemppen soe salmen purgiren ouertellighe humoren daer die bloet sucht aff comt. þ Nemt mirabolani citrini .3.j. offte .3.j.s. cleyne gepuluert end ghetempert myt rosen water end latent al soe staen eyn nacht end wryngent smorgens doer eyn cleit end gheuent den sieken dryncken end dyt salmen doen als die siecheit nyet ouder en is dan .viij. daghe end daer nae en behoertGa naar voetnoot(44) die purgacie nyet. End som tytz soe comt die siecheit offte dat bloet van der leueren doer die darme geronnenGa naar voetnoot(45) ten fundamente. End dit mach geschyn van vele saeken dat hem die leden scheiden offte dat die leuer wort gewont offte dat hem die aderen ontluckenGa naar voetnoot(46). Mer welck van desen die saeke is dat soe moegdy weten al dusGa naar voetnoot(47). Dat bloet dat vanden aderen comt is roet end claer. End | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat van den wonden comt is swert end dicke. Dese ijterhandeGa naar voetnoot(48) bloede enGa naar voetnoot(49) quetsen die darme nyet; als die sieke ten stoel gaet comt dat voere dat ander, soe heuet hey die spenen. End alsoe dat bloet comet (fol. 35r) gemenghet mytter digestien dat is eyn teykene vander bloet sucht. Mer alst bloet comt naeder digestien dat bediet siecheit der leueren want dat bloet comtter aff. End ware eyn mensche syn hant off syn voete affgheslagen soe soude dat bloet weder keren ter leueren end alsoe beneden van hem aff gaen claer end roet. Dit is die cure. Comt dat bloet van den aderen van bynnen soe gheuet den sieken dat bloet stelpet end die leuer confortirt. Als balaustia, rosen, spodium, achacia, bolum armenicum, terra sigillata, gommi de arabice, ypoquistidos end der gelicken seldy gheuen myt sape van plantaginis.
8. þ Syrop thoe macken teghen alle menysoen. Syropus van allen maniren van menisoenen end dat stoppende is. Nemt sucker end reghenwater.ana.j.lb., rosen .lb.j.s., mirtus ..j., cassie, spodij, ypoquistidos .ana.ʒ.s., onripe myspelen die grone syn, dragant, gomme van arabien, .ana.ʒ.j.s. End dieGa naar voetnoot(50) machmen pulueren end die anderen machmen stoten. End men salse alle sieden int voerseide reghenwater end doent daer thoe sucker end clarentGa naar voetnoot(51) myt wyt van den ey.
9. þ Dat capittel van den steyne. Dye redene van den steyne is dese. Somtytz wast die steyn in die lyndenen end somtytz (fol. 35v) in die blase. Mer waer den steyn wast machmen weyten by den graueleGa naar voetnoot(52) die de sieke mackt mytter vrynen. Syn die grauele roet soe wast hye in die lendene. End syn wyt soe wast hey in die blase. Dus wetmen by grauele waer die steynGa naar voetnoot(53) is. End leyt hey in die lendene soe voelen sy grote wee in die hankenGa naar voetnoot(54) end in die rechte syde end in die voeten want daer leyt die saeke vanden steene end dyt selue is vander rechter siede. Mer leit die steyn in die blase soe gheuoelt die siecke grote snydinghe onder den nauel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat sy gheyne vryne macken en moghen dat comt van .iij. dynghen: dat yrste heyt Stranguria is pynnelicheit van pyssen end dat is alsmen al drupende pyst. Dissuria is datmen somtytz pyst end somtytz nyet. Scuria is alsmen gheyn vryne maken en mach. End hyr by machmen weten off die steyn is in den sieken offte den grauele offten quade humoren in den crop vander blasen. End is die steyn die sake soe pyst hey somtytz steynkens som groet som cleyn. End synt grauele soe pist hyer vele te gader. End men moetse tasten tussen den vyngere. Want die humoren syn soe kentmen daer by dat sy in die vryne ligghen lanck als haer. End dyt is die cure van allen desen vurscreuen siecheiden: sy selen hen yrst wachten van aller grouer spisen end van drancke die quaet syn te verterne. End hen syn goet alle dynghen die wel verduwen als dese: Venckel, mercke, persyn, rou offte gesoden in vleysch. (fol. 36r) Dyt brect den steyn in ionghen lieden. Dit is die cure van ouden menschen. þ Soe sulstu nemen enen witten bock eyn iaer out end die sal syn gebonden met eynen zeyle ene elle lanck. End hey en mach nyet eten dan caprifolij end petrocillij myt den wortelen. End men sal syn vryne ontfaen smorgens nuchteren end dien salmen den sieken gheuen dryncken merGa naar voetnoot(55) daer en salmen anders nyet in doen dan wyn. End dien bock en sal niet dryncken dan wyn. End dit sal der sieken dryncken .ix. daghe lanck nuchteren telken enen groten toeghe.
10. þ Dyt water het geschicktGa naar voetnoot(56) der hartoch van burgundie bisschop bernart der daer sieck was aen den steyn end hem die meysters wel ratz deden end et en halp nyet, end als hey dit water gebructen daer gynghen veil steyn van in als erten end sant; van dissen water drynck gelick maelGa naar voetnoot(57) eyn lepel voel. Nym rettich water, Steynbreck water, Beuennellen water, gelicken veil onder eyn ander gemenget end gedroncke[n] des morgens nuchteren .ij. vren vur den eten. Du salt weten soe <du> sies den steyn stuckechtichGa naar voetnoot(58) wt gaen end sick dye pyn vermyndert soe daerfman dat water nyet al daghe gebrucken sonder ouer den .iij. dach off .iiij. dach al soe lang bysGa naar voetnoot(59) hey genyst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. þ Vur den steyn der daer gebreck aff het endGa naar voetnoot(60) nyet ser, eyn gewys stuck. (fol. 36v) Du salt nemen .ij. loit kreften oghen end eyn loit wyt corael end dat thoe samen ghepuluersirt end in eyn kan gedaen end daer ouer ghedroncken end dat die kan al wegGa naar voetnoot(60bis) wael thoe gedeckt sy en altyt byr in sy end hald iuGa naar voetnoot(61) water dan in eyn gelesken daer suldy in syn dan wit sandechtich ende ick hebt gesyn thoe tryr thoe den catuseren aen den procurator dye hefft probirt dat im wonder dynck aff gynck dat heb ick gesyen.
12. þ Noch eyn ander stuck vur den steyn dat ick heb thoe tryr laten probyren end oprecht is gevonden. Du salt nemen .ij. vrysscheGa naar voetnoot(62) eyer end salt dan nemen eyn halff quart wyn essichGa naar voetnoot(63) der alre best, end sals die .ij. eyer daer in legghe[n] end laten die daer in ligghen al soe langghe bis die schaelen van den eyeren al vertert in den wyn asyn syn, end dan suldy die eyer nemen end sult dat felgenGa naar voetnoot(64) doer stecken end laten dat wit van den eyeren onder den wyn asyn lopen. End die doderen van den eyeren myt den velgen suldy wech werpen, end dan suldy den wynGa naar voetnoot(65) asyn doer eyn doeck slaen end sult dan den sieken dat thoe dryncken [geuen] den dach; van des morgens aen hentGa naar voetnoot(66) des auentz thoe sal hey anders geyn dranck drynck[en] dan den wyn asyn end salder af dryncken dat hey des auentz dat lest drynck van den wyn asyn, mer hey mach eten wat hey wyl werduwelicken spise. Ende desGa naar voetnoot(67) auentzGa naar voetnoot(68) moet der steyn van hem. probatum est.
(fol. 37r) 13. þ Noch eyn manire van den steyne. Dye steyn wast somtyt in die nyeren alsoe voerseit is end somtytz in die blase. End wast hey in die nyeren soe geuoelen sy swere end stecten in lendenen. End sy pissen myt groter pynen end in die vrine vleytenGa naar voetnoot(69) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
corpuskelenGa naar voetnoot(70) als haer. End somtyt sietmen roet sant in die vrine als stucken van roeden tegelen. End wast die steyn in die blase soe gheuoelen sy bytsel ende swere omtrent die ysbeynenGa naar voetnoot(71). End oecsele om den hals van den vedeGa naar voetnoot(72) soe dat hem die crappen end cretsenGa naar voetnoot(73) wilt. End somtytz sietmen wyt sant in die vrine ia in den badem end dat sant hetmen graueel. End somtytz siet menGa naar voetnoot(74) gruus. End dus seldyt curirenGa naar voetnoot(75): þ Nemt nagele, galigaen, antofaly, siccaris, millium solis, melano piperis, semen petrocillij, semen speragi, loeuesche, offte saet beuenelle . ana .j. Dese seldy dryncken myt melck xx daghe. End ock is vossen bloet goet langhe gedroncken. End soe esGa naar voetnoot(76) boxs bloet van den voerseiden boeck end dat ghedroeghet end gepuluersirt end op die spise gestroyt offte myt drancke gedroncken het breckt den steyn. End noch eyn ander: þ Nemt venckel wortelen end eppe wortelen, macedonie wortelen, semen polipodij, millium solis, quercini, agaricus, semenGa naar voetnoot(77) cucumeris ana .ʒ.iij. Dan doetse in eynGa naar voetnoot(78) vat daer die sieke in sitte totten nauel off totten lendene. End dan seldienGa naar voetnoot(79) hoghe lichten wten bade end duwen den steyn soe dat hy vallen mach in den crop van derGa naar voetnoot(80) blasen. (fol. 37v) end onder dat ysebeyn aen den hals van den vede soe dat hey vallet int ydele vander blasen. Dit synt medicinen die den steyn brecken. Mer alte heit en is nyet goet want die grote hitte treckt die humoren te gader end die steyn wast soe te mere end merentGa naar voetnoot(81) meer dan hey myndert. End dese crude synt snydende. Als auerone, bedellium, cyperus, bayen, venckel saett, ameos, scolopendria, ciceren sop, lignum ebeni, uitrumGa naar voetnoot(82), asyn, lupinen vortelen, quillen, wilde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sauia, beuenelle, seem, wyt soutGa naar voetnoot(83), macedonie saet, millium solis. End die seldi puluerisiren end stroentGa naar voetnoot(84) op haer spise offte macter dranck aff end gheuet hen dryncken. End is die steyn soe groet datmen nyet scheiden en mach soe moetmen snyden als ick v nae scryuen sal int nae volgende capittel.
14. Dat irsten dat men doen sal ten grauele end ten steyne. þ Men sal hem dryncken geuen myt lauwen borne oximel simplex daer nae nempt apij wortelen end saet end venckel wortelen end saet, petrocillij wortelen end saet, anys. Dit seldy sieden in borne end doen hem dryncken dyt rypt die materie. End daer nae seldien purgiren myt benedicta. End dan bade macken die moruwen aldus: þ Nempt pappelen, violetten, parst houen, bere wortelen, himstGa naar voetnoot(85) wortelen. Dese seldy sieden end worpen in eyn cupe end baden den sieken daer in dyt is dye formeGa naar voetnoot(86). End daer nae doet hem laten die leuer ader. End daer nae die ander onder die cnoesele bynnen des voets myt eyner vlymen. End daer nae (fol. 38r) seldy bernen vitrum op eynen gloyende tyghele end puluert dat end doet hem dryncken myt wyne dyt breckt ock den steyn. End soe doet ock box bloet alsoe voerscreuen is. Offte nemt [wilde kersse] gestoten end dat myt wyn ghedroncken. Offte nemt ghemener besienGa naar voetnoot(87), petrocillij saet end peper end die sal dit eten alteenen ghepuluerisirt op die spise gestroyt off myt drancke gedroncken, dit brect ock den steyn. Galienus seit: van die pyne van desen steyne compt eyn passie die heit strangurrea alsoe voerscreuen is. End dat is datmen myt pyne pist off al druppende. End daer thegen salmen laten die ader onder die cnoesele bynnen des voetz. Dat doet wel vryne macken. þ Nemt siccados, dat syn creclynGa naar voetnoot(88), sap van petrocillium, millium solis, beuenelle. Dese menget myt wyne end plaestert opt tysebeen end al omme den vede dyt doet ock vrine macken. þ Eyn ander. þ Nemt poreyde wortel, persyn wortelen. Dese siet in wyne end daer nae stampse in eynen mortir end frutse in eyn panne myt verscher boter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
end plaestert al heit tusschen die cullenGa naar voetnoot(89) end den ers end opt tysebeyn end om den vede end latent ligghen tot dat die plaester droeghe is. End ist noet soe vernuwetse. End ghy sult gheuen in dese pyne end in allen pynen vander vrinen dese electuarien. þ Ducis, licontripon, iustinum, filantropos. End doetse hen dryncken myt drancke die daer voer staet van den saeden off van den wortelen. End en helpen dese dynghe nyet end die steyn is groet soe moetmen snyden. End wet (fol. 38v) dat is grote vrese oude lieden te snydenne van den steyne want die wonde mach cumeGa naar voetnoot(90) offte nyet ghenesen. End eermen kyndere offte oude lieden snyden sal soe salmense irst setten in eyn bat end laten die stedeGa naar voetnoot(91) weyken. End ist eyn kynt soe salt eyn starck man setten op beyde syn knyen end men sal den man slaen eyn cleyt om synen hals. End dat sal gaen om tkyns beynen onder die hameGa naar voetnoot(92) end om tsmans hals gebonden end die man sal myt elker hant eyn beyn houden. End die meyster sal knyen op syn knyen end legghe eyn dicke plaester op syne nauel end setten syn .iiij. vingher al gestreckt op die plaester end duwen den lichame wter maten ser soe dat die steyn scytte in den crop vander blasen. Ende vander ander hant die .ij. voerste vingher sal hey steken al soe diep alsoe hey machGa naar voetnoot(93) end tast dy dan daer dat moru is soe ist den fucGa naar voetnoot(94). End dan en sal men nyet snyden mer steckent weder op wart. End tast het hart soe ist eyn steyn, soe sal hine bouen dryuen myt den .ij. vingeren in den crop vander blasen. End vander ander hant die .ij. voerste vingheren sal hey stecken alsoe diep als hey mach soe hey naest mach ten vede waert. End houden vaste den steyn mytten .ij. vingheren dat hey nyet en kere. End dan nempt eyn schaer messer end snyt op den steyn eyn wonde lancx nyet mere dan dien steyn mach syn om dat sy geryngGa naar voetnoot(95) genesen soude. Dan nemt eynen holen lepel dyt is die forme:Ga naar voetnoot(96). End (fol. 39r) vaet den steyn mytten lepel end als ghyen ghevaetGa naar voetnoot(97) hebt soe trecten wte. End dan soe werpt terwen blo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men in die wonde end legter op droeghe werckGa naar voetnoot(98). End dan legt den siecken in syn ruste. End en siet nyet veruaert al lopt die vrine wt die wonde .iiij. daghe off .v. wantt die wonde sal wel genesen. End is den fuc daer thoe soe doet den sieken orberen moru dynghen die suueren end mack hem bade van borne dat stopt end heilt alse borne daer rute in gesoden sy end alsene, rosen end reynvaenGa naar voetnoot(99), het helpt sere.
15. þ Hoe dat comt dat men bloet pyst. SanguinusGa naar voetnoot(100) minctu. Dat is datmen bloet pist. End dat comt somtytz vander blasen end somtytz vander leu[er]eGa naar voetnoot(101) end somtytz vanden nieren, soe ist bloet ghemynghet myt vrynen end sy voelen pyne in die nyeren. End comt vander blasen soe pyssen sy voeren bloet end daer nae vryne. End in den badem vanden vrynaelGa naar voetnoot(102) leyt bloet gheclontert end is swert end sy gheuoelen grote swere tusschen die cullen end dat fundament end daer omtrent. End comt vander leueren soe pissen sy voere vryne end daer nae comet bloet. End comet vanden nyeren soe doet hem laten die leuer ader in den rechten arm diemen heit die longhe ader. Ende legt dit plaester op die nyeren. þ Tempert myt edick, armoniacum, myrre end wyroeck. End nempt dusseGa naar voetnoot(103) trocisken þ Citrulli, melonis, cucumeris, portulaca, spodium, dat sap van recolissien .ana.ʒ.vj., pappelen, (fol. 39v) rosen, amidum, dragant, semen papauer albi, ana .ʒ.iij., semen citoniorum, surkele .ana.ʒ.ij., bolum armenicum, cassie, ana .ʒ.j. et s., cinciberis .3.j. Dan legghet psillium in warm borne eynen haluen dach end mactse myt die sape end gheuet .ʒ.j. te male myt sape van plantaginis. End commet vander blasen soe doet hem laten die ader onder die cnoesele end daer nae gheuet hem dit op dat hy qualick spise mach. End somtytGa naar voetnoot(104) clontert bloet in die blase soe datmen myt pyne pyst. Daer thegen soe salmen nemen þ Venckel saet, semen absinthij, semen apij, wilde pasternaken saet, frondium melonis. Desen moetmen puluersiren end dryncken myt esellinen melck. End dese trocisken die gheuleistGa naar voetnoot(105) is offt myt andere coyen melck gesoden þ Nemt lynsaet, cucumeris, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dragantum, iusquiami, semen papaueris albi, ana .ʒ.ij., amidum .ʒ.iiij. end macter aff trocisken myt sap van plantaginis. End doetse den sieken daer mede dryncken. þ Eyn ander. Nemt semen cucumeris, portulaca, cucurbite .ana.þ.ij., dragant, gummi de arabice, bolum armenicum, semen malui .ana.ʒ.ij., apie .ʒ.iij. Dese suldi puluerisiren end temperse myt syropus violarum end gh[e]uens te male die grote van eynre haselnote. End gheuet ock den sieken athanasia myt sape van plantaginisGa naar voetnoot(106) of achoristum myt sape van plantaginis, end soeckt in anthidotario daer isser noch genoch die bloet stelpen.
16. þ Die lettinghe der vrinen waer aff dat comtGa naar voetnoot(107).
(fol. 41r) anacardium off trifera saracenica End vele liede syn die segghen in dit capittel dat die sieken souden dryncken syn vryne myt prassium off van yvore.
17. Noch eyn ander dat gewis is end dat ick probirt heb mer dan eyns end op recht is. Du salt nemen eyn halff loit gengebers end eyn vierdel loetz saffraens end eyn eys doder end bier end macken daer eyn supenGa naar voetnoot(108) aff. End nemen dan alsoe dick koe stront als eyn fustGa naar voetnoot(109) end doen dat in eyn lynnen doeck end nemen dan eyn schuttelGa naar voetnoot(110) vol byers end soppen den koe strontGa naar voetnoot(111) in dat bier .iiij. off .v. maell end druckent al mael wt end doent dan in die supen end settent dan by et bier end wallant myt op recht alz men eyn supen plecht thoe macken. End gefft dan dat den sieken teten eyn goet schotel vol, hey sal genesen, dat is eyn gewis stuck. End den stront den in den doeck blyft den suldi wech werpen.
18. þ Tegen die water sucht eyn gewis stuck. Du salt nemen swerdel wortelenGa naar voetnoot(112) .vij. off .viij. vncien, attich .ij. hantfol, benedicta dat is groffliaten wortelen eyn hantfol, ossen ton- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghen wortelen eyn hantfol, vrou venus haer, thoe latyn genantGa naar voetnoot(113) Capillus veneris eyn hant fol, venckel wortel, krut aderGa naar voetnoot(114) saet, eyn hantfol, valeriane eyn hantfol, alleluya kruyt .ij. hantfol. Dese salmen cleyn snyden end sieden in .ij. kannen wyns eyn half kan wassersGa naar voetnoot(115) daer onder. End laten dat sieden (fol. 41v) bys dat wasser versoden is. Nemes tu .ij. kannen biersGa naar voetnoot(116) soe saltu geyn water daer in doen end latent .iij. vynger breit in denGa naar voetnoot(117) duppenGa naar voetnoot(118) versieden. End sal des morgens nuchteren dae van dryncken end eyn vre nae den eten end des auentz ock eyn wre. Dat verdryfft die water sucht probatum est.
19. þ Noch eyn ander ghewis stuck vur die water sucht dat eyn rytters vrouGa naar voetnoot(119) thoe tryr mannickeGa naar voetnoot(120) mynschen daer myt geholpen hefft end ick weitet dat op recht is. Du salt nemen caprifolium end salt die laten druge[n] sonder son end salt dan daer assen af bernen. End salt dan ock nemen bonen stroe end bernen daer ock asse aff. Et salt dan nemen al soe dick assen van caprifolium als eyn ey groet is. End ock soe groet assen als eyn ey groet is vander bonen assen end salt die .ij. assen onder eyn doen end bynden sy in eyn dueck. End doen sy in eyn kan end laten den krancken mynschen daer ouer dryncken al tyt soe sal dat water vergaen. probatum est.
20. þ Noch eyn ander ser gewis stuck vur die water sucht dat ick weit dat waer is end dat in eynen haluen dach thoe geytGa naar voetnoot(121). Du salt nemen hoellenter wortelen, die schellen daer aff, end salt dieGa naar voetnoot(122) laten droegen sonder son. End salt die dan thoe puluer stoten end salt die puluer dan nemen end doen se dan in eyn lynnen doeck end nemen dan seir heit bier end gyten dat op die puluer end laten ....................................................................................... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 56bis r) 21. [Dat capittel van asma.] þ Dyasulphur myt desen drancke. Nemt recolissien, psillium, ysope dese seldi puluerisiren en siedens end geuent des auentz pillen electerium dit hulpt sere in dyt ongemac. Ock syntter goet thoe pillen arnoglossa. Comt asma van gebrecke in die borst dat kentmen by dat die neese verstopt is. End dat sy pyne hebben in den huufGa naar voetnoot(123). þ Nemt anys, leuende sulphur, armoniacum, castoreum, bolle saet ana ..j. al gepuluersirt. Dit seldi stifGa naar voetnoot(124) myt borne menghen end macter aff ronde trocisken in die grote van noten. End gefft hem dryncken myt oximel getempert. þ Eyn ander puluer. þ Nemt operment end temperet myt eynen ey end dan latet droeghen end daer nae legget op berrende colen end die sieken sal den mont wyde ontdoen end ontfaen den roeck dat is hem goet. Comet van droechten soe seldi nemen dyadragantum end dryncken desen dranck. þ Nemt dragagantum, yris, sap van liquiricien en sietse in borne end coleretGa naar voetnoot(125) end dryncket. End wachten van drancke end als die vryne toeghet dunne end namaels wyt soe sal die materie saenGa naar voetnoot(126) scheiden.
22. þ Van qualicheit. Fastidium ende mutacio appetetus ex vicio stomaci. Dats te seggene qualicheit end die appetit verwandelt by fauten vander maghen. End het comt somtytz bider hitten van seluen vander maghen end somtytz van heitten humoren end somtitz van (fol. 56bis v) coude humoren. Comet van hitten der maghen soe is die vryne wel geweruet. End is hy sonder walghen dan seldi hem geuen coude electuarien als dyarodon, frigidum, triasandali, rosata nouella, dyacitoniton frigidum, syropus rosarum offte sucker rosarum. End dat mact men aldus. þ Nemt nuwe rosen .lb.j. gestoten myt sucker .lb. iiij. End comet van heten humoren die in die maghe vloyen soe is die vryne wel gheveruet end den sieken walghet end syn angesichte is gelu soe seldi ripen die humoren myt oxisacra off syropus acetose end daer nae purgiren myt triasandali off dyaprunis. Off dranck gemackt aldus. þ Nemt raepsaet off semen antriplicis .ana..j. Dit stampt end siet .iij. dummen diep end coleret end | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dryncket, doet keeren. Comet van coude humoren soe is die vryne luttel geverwet end daensichte bleick. Soe rypt die materie myt oximel simplex. End daer nae purgiren myt benedicta end myt yeralogodion gescertGa naar voetnoot(127) myt esula. Ock seldise doen keren myt dat daer voer staet. Sy sullen nuchtere[n] nemen oximel end eten .iij. off .iiij. werff voer etene radeck wortelen myt oximel.
23. þ Dat capittel van den spenen dat is gebreck inden fundament van wat maniren dattet ock is. Emoroydes dat syn spenen. End spenenGa naar voetnoot(128) dat syn aderen die liggen int fundament of in dat ersgat. End sy hebben hare wech ter leueren end ter melten.................................................................................................................................................. (fol. 49r) palinghe end die samen daer op leggen al soe heit alsmen liden mach.Ga naar voetnoot(129) End ist dat die spenen vloyen van bloede soe salmense doen stelpen. þ Men sal nemen garwe end die salmen stampen end eyn cruyt heet centum galliGa naar voetnoot(130). Dise .ij. gestampt end daer op geleit plaesters wise dat stelpt ser bloet. þ Offte men sal nemen garwe end die salmen stampen end daer nae salmense sieden in wyn end dan salmen dat cruyt daer op leggen. þ Eyn ander. Men sal nemen achia ende wyt van spaengen end dragagantum end dit salmen puluerisiren end dan temperen myt borne. Daer nae salment plaesteren op eynen doeck end dan salment leggen op die spenen. þ Noch eyn ander. Men sal nemen scellen van ysere end die salmen puluerisiren end loet asschenGa naar voetnoot(131) wanGa naar voetnoot(132) dit doet ock seer bloet stelpen offte men sal die selue puluere wel wryuen myt garwen dat stelpt ock sere. Men salt dick wile aff doen end men sal die puluere dick wile stroyen op die spenen. þ Noch eyn ander cure. Men sal nemen achia .ʒ.iij. end spaens wyt end dragagantum .ana.ʒ.j. Dit salmen puluerisiren end dan salment temperen myt edicke end myt sape van wegebreide end men sal dit smeren op eyn doeck end dan salment daer op leggen. End synt die spenen diep int fundament soe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
salmen eyne wieke smeren daer myt end die salmen steken int fundament. End ist dat die spenen luttel bloeden soe en salmense nyet stelpen want die natuer soe purgirt (fol. 49v) haer daer mede. End isser mer dan eyn die vloyt þ Soe salmen nemen eyn stockelkyn van eynen wyngarde end dan salmen stecken ten end int fier end daer myt bernen die aderen op den yrsten dach allutkenGa naar voetnoot(133). End des anderen daghes noch mer end op den derden dach alte male. End die selue cauterisiren machmen doen myt eynen heyten yser. End vynt vele dynghen die bloet stelpen in den antidotarius die daer ock thoe dynen.
24. þ Noch eyn ander gewis stuck van allen maniren van spenen. Du salt nemen eyn cruyt dat hit synt thoenis cruytGa naar voetnoot(134) end die wortelen van den cruyde synt gestaltGa naar voetnoot(135) gelick die spenen recht als haselnoten. End der wortelen suldy al so veil nemen als eyn goet hantfoll. End dan suldi nemen .iiij. kannen wyns off .iiij. kannen biers, beter wyn, end sult die wortelen myt den wyn sieden in eyn nuwen erden pot end .ij. kannen sult dien in sieden end dan suldi .ij. kannen wyns off biers weder om daer op gitten dat duppen weder om voel sy. End van den dranck sal der siecken alle dage dryncken .ix. daghe lanck op den .ix. dach salle hey den dranck alle wt hebben. End dan sal hey genesen end gesont werden. probatum est, ich weit voer waer dat eyn gewis stuck is.
25. þ Van der ghelsoecht. Ictericia dat is die gelsuecht is dat die natuerlicke varwe verkert in die huet end wert gheel yteri(fol. 50r)ca is eyn name nae eynen vogel die men heit ycteriane. End die lieden die heiten aureolus. End die ghelsucht is eyn vuul sucht off siecheit in die huyt. Somtyt comtGa naar voetnoot(136) vander gallen somtitz vander leueren. Dat vander leueren comt is van .ij. maniren als van ontemperden in die leuer van hitten. Ock comt van verstopder leuer; die comt van ontemperheiden in die leuer van hitten dier is ock .ij. maniren sy comt by dat die leuer ontempert is van apostemenGa naar voetnoot(137). Es die leuer ontempert myt apostemen dit syn die teykene; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sy hebben rommelinge ende swere in die rechte syde end sy moghen qualicken haer spise verteren end die vryne is roet. End sonder apostemen heuet die seluer teyken sonder rommelinghe end die vryne hoe geverwet. End gheuet gheyne ander teyken dan dat aensichte is gheel off groene off luttels roetz. Gelsucht die van apostemen comt die werken daer aff vyndi int capittel van apostemien in die siede. Comet van hitten soe geneset dus. þ Haer spise so moet syn cout end versch als swynen voete end kiekene myt sape van wyn besien off myt edicke end prumen end peren end cryeken end cleyn vischen wt lopende reuyren die leuende syn. Dan seldine purgiren myt desen drancke. þ Nemt mirabolani citrini, cassiafistula, tamarindi. Dese puluert end in wyn gheleit te weiken eyn nacht end smorgens coleret end dryncket. þ Eyn ander. Nemt trifera saracenica gescarptGa naar voetnoot(138) myt scamonea end hebben sy vaste lichame soe gheuet hem alle daghe trifera saracenica. End hebben sy moru soe gheuet hem (fol. 50v) triasandali myt gersten mele; hem is goet gedroncken endiuie water end succoreie. Dese syn alle goet teghen verhitte leuer: cicoream, melck, epatica, tremeren, endiuie, scariola, latuwe end nachtscade, berba iouis, violetten, porteleine roy plantaginis, scolopendria, totum sandali, rosen. Comt die sicheit van verstopten grouen humoren die onthouden syn in die leuer soe is die vryne dick van coleren gelicke gelase om dat die gate verstopt syn daer die roede coleren vloyen soude vander gallen. Dit syn die teykene: die vryne is wel geverwet end vet, smer[t] onder die corte rybben aen die rechte syde. End mach tierste dinck nyt hulpen in dese specie þ Soe nemt radick wortelen, celidonie wortelen, scarpe perte wortelen alsoe vele als al die ander end siedet in borne tot .iij. toeghen soe dat die sieke dryncke. End ock is goet in den dranck ghetempert trifera saracenica. Die gelsucht comt om dat die gate verstopt syn die de humoren draghen ter maghen. Die stront is alder meyst gelu end sy hebben rommelinghe end op blasinge in die maghe. Die selue cure seldy doen die men doet teghen die verstopte leuer. Ock comt die siecheit van dat die gaten verstopt syn die gaen van der gallen in die darme. Dit syn die teykene: die digestie is wyt end die sieke wil keerenGa naar voetnoot(139) ock seldi hier doen die wercken van voere end doen se dryncken nachtscade sap end plantaginis sap. Die ghelsucht comt somtitz van melancolien vander mylten ter leueren. End daer thoe is goet mede te purgiren. Theodoricum................................................................................. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. [Van der watersucht]
(fol. 52r) dat bier doer leckenGa naar voetnoot(140) recht als men loghe mackt, end dat bier suldi .iij. off .iiij. mael soe heit doer dat puluer laten lecken. End gheuen den siecken des biers thoe dryncken eyn goet cruysenGa naar voetnoot(141) vol al soeGa naar voetnoot(142) warm als hey dat dryncken mach er .ij. wren soe sal der sieken begynnen thoe spuwen end thoe schiten en seyken. End dat water sal hey quyt werden end wech gaen end sal genesen geringhe want ick weit dat waer is end op recht is.
27. þ Eyn waerhafftich end bewertGa naar voetnoot(143) water vur die watersucht dat heft ioncker conraet klotz dat salmen al so macken. Nemt gel lylien wortelen thoe latyn genant Acori .v. pont, houdetGa naar voetnoot(144) kurbs wortelen genant Brionia eyn pont. End dat onder eyn ander gestoten al soe versch in den mey end dan water aff ghebrant. End gyff den sieken eynen guden dronck. Dan leg im in eyn bed end decken warmGa naar voetnoot(145) thoe dat doe .iiij. off .v. mael soe te bricktGa naar voetnoot(146) die water sucht end gaet van im.
28. þ Vur dat roet menysoen eyn gewis oprecht stuck. Du salt nemen eyn stuck peper koeck end eyn stuck roggen brotz, eyn soe veil als des anderen, end sult dat ryuenGa naar voetnoot(147) op eyn ryue. End dan suldi nemen eyn halff kan roetz wyns end daer aff suldi macken eyn dick bieren broetGa naar voetnoot(148). End sult datGa naar voetnoot(149) den sieken teten geuen, het sal van stonden aen stelpen, ick weit dat op recht is.
29. þ Noch eyn ander gewis stuck vur dat roet menysoen. (fol. 52v) Du salt nemen die schellen vanGa naar voetnoot(150) sleen holt end salt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan nemen eyn roet kan wyns. End salt die schellen myt den wyn sieden op die helff. End dan saltu den sieken den wyn thoe dryncken [gheuen] al mael eyn geleskenGa naar voetnoot(151) vol warm. Dat sal dan stelpen. probatum est.
30. þ Eyn puluer thegen den steyn; aldus salmen scryuen in die apoteick. Accipe saxifrage, millij solis .ana..ij. Carui, anisi, apij, petrocillij, maratrum, macedonia, genciane, dauci cretici, seminis rute, speragie, brusci, cimini, juniperi, semin[i]s vrtice, sileris montani, pulegij, acori, bacca lauri, ana ..j. cucumerum, cucurbite, penidiarum, ana ..ij. Spice nardi, squinanti, sticados, acorni, valeriana, lapidis lincis, lapidis agapis, ana ..s., turbith .ʒ.ij., galange ʒu ʒ ana .ʒ.iij. Hyr aff mackt puluer end des smorgens genomen eynen lepel vol in dranck of in eten end daer geuast end ghewandelt .v. wren off .vij. nae dat genomen is.
31. þ Noch eyn ander stuck vur den steyn. Soe nemt dat bloet van eynen bock end die mylte end die nyeren end den peserick myt den cullen end die cleyne darme. End doet dit alle gader cappen cleyn. End dan soe doet in eynen groten darm end latet wel syden end dan gheuet den sieken tetene. End als hey .iij. mont vol gheten hefft [...]. Est dat saeke dat die sieke eynen rynck aen syner hant hefft end daer eynen steyn in were, Galienus seit dat die steyn wten ryngeGa naar voetnoot(152) soldGa naar voetnoot(153) springenGa naar voetnoot(154). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantekeningen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Glossarium van Materia MedicaGa naar voetnoot(25)A
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Q
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Y
|
|