Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1969
(1969)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 220]
| |
Eyckiana IIIGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 221]
| |
de Blijde Inkomst van Filips de Goede in 1458 te Gent. Hij noemt het de ‘eindeutigste Zeugnis’ van de vanzelfsprekende overname door de Fonteinisten van de gegevens voorgesteld op de altaartafel en opgeluisterd door al de teksten waarvan vele later zijn verloren gegaan. Wij hebben destijds dit historisch dokument van het eerste Lam Godsspel, 1458, voor het eerst onderzocht en belicht in verband met de navorsing van het retabelGa naar voetnoot(4). De Kronijk van VlaenderenGa naar voetnoot(5) geeft de zeer nauwkeurige beschrijving van de voorstelling in ‘levende beelden’ van ‘Het Lam Gods’ (al de binnenpanelen uitgezonderd die van Adam en van Eva) met de opschriften en teksten, die de rederijkers van het retafel afgelezen of zelf bijgevoegd hebben. Het is inderdaad een zeer belangrijk dokument, want 26 jaar na de plechtige inhuldiging (1432) van het altaarstuk is het voor de navorsing de dichtst vooruitgeschoven uitkijkpost en de meest gewaarborgde inlichtingsbron. Het verheugt ons dat Prof. von Einem zoveel belang hecht aan de Toog van de Fonteinisten en daaruit een bewijs put voor zijn stelling van de Zin-Eenheid der altaartafel. Maar alvast voegen wij er aan toe dat het eerste Lam Gods-spel ook de bron aangeeft van de Vadertraditie, want tot tweemaal toe wordt de hoofdpersonage genoemd: ‘God den Vadere’. Als dit dokument de Zin-Eenheid bewijst, waarom dan ook niet de stelling van de Vaderfiguur. Het heeft voor de beide problemen dezelfde geschiedkundige waarde en draagkracht. De daar ontstane lijn van de Vadertraditie loopt dan ook door in de aangehaalde bewijzen ten voordele van de Zin-Eenheid, zoals wij verder zullen zien. | |
[pagina 222]
| |
Prof. von Einem beijvert zich om de eenheid van conceptie te bewijzen uit de ‘Schrift- und Bildquellen’. Dat het meesterstuk door twee verschillende handen werd vervaardigd is, volgens S., geen bezwaar. Twee oorkonden wijzen volgens hem op die Zin-Eenheid. Vooreerst de fundatie in 1435 van een dagelijkse mis ‘ter heeren van Gode, ziner ghebenedider moeder ende allen zinen heligen’. De tweede oorkonde is de herwijdingsakte (na de Beeldenstorm van 1588) van het altaar met deze formule: ‘In honorem Dei Omnipotentis et memoriam omnium Sanctorum’Ga naar voetnoot(6). Die twee teksten hebben natuurlijk ook belang wat het probleem van de middenfiguur betreft. Hieruit te besluiten tot de Majestas Domini en de Allerheiligenvoorstelling vinden wij wel wat gewaagd. De registratie werd opgesteld 1435, 13de mei, een datum die verwijderd ligt van het Allerheiligenfeest 1 november. De woorden: ‘ter heeren van Gode, ziner ghebenedider moeder ende allen zinen helighen’ lijken mij een doodgewone formule, waarbij de actor van de registratie zeker niet gedacht heeft aan de Majestas Domini, noch aan het Allerheiligenfeest in de maand mei. Trouwens dat is niet de enige formule, in dien zin, die voorkomt in de oorkonde van 1435. We treffen er vier plaatsen aan waar herinnerd wordt aan ‘Gode’ en waar blijkbaar geen allusie wordt gemaakt op de Majestas Domini of het Allerheiligenfeest: 1e ‘dat de dienst van Gode wel ende devotelike..’ (p. 92), 2e ‘twelke bij der gratien van Gode’ (p. 92), 3e ‘omme den dienst Gods’ (p. 93), 4e ter eeren van Gode ende omne zelve den loon Gods’ (p. 93). In deze laatste vier teksten, die gewone uitdrukkingen zijn welke voorkomen in kerkelijke oorkonden, is geen spraak van Kristus noch van Maria of van de heiligen. Hier kunnen dus evengoed de Drievuldigheid, God de Vader of Kristus bedoeld zijn. Aan de eerste aangehaalde tekst: ‘ter heeren van Gode, ziner ghebenedider moeder ende allen zinen helighen’ gaat ook iets mank. Op het eerste gezicht zou men menen dat ‘Gode’ hier voor Kristus bedoeld is, aangezien er volgt: ‘ziner ghebenedider moeder’, maar dat is niet zo heel zeker. Voor onze begrippen van klaar omlijnde dogmatische gegevens en duidelijke scheiding van de drie Personen in één goddelijke natuur is er voor die formule geen moeilijkheid. Dit was echter in de jaren 1435 niet het geval en vooral niet voor leken als de actores van de registratie, | |
[pagina 223]
| |
zij het dan ook kerkelijke. Wij hebben immers vroegerGa naar voetnoot(7) reeds aangetoond dat in de 13de, 14de en 15de eeuwen het begrip ‘Gode’ zonder onderscheid en tegelijkertijd God de Vader en God de Zoon betekent. Dit kwam vooral voor in de mysteriespelen, waar De Vader en De Zoon in éénzelfde personage ten tonele kwamen. Zelfs de dichter en teoloog Petrus Dorlandus zag in die manier van God te noemen en voor te stellen geen aanleiding tot verwarring van de Goddelijke Personen. Wat nu de tweede tekst van 1588, 13de januari, de herwijdingsformule ‘in honorem Dei Omnipotentis et memoriam omnium Sanctorum’ betreft, kunnen wij zeggen dat de drie Personen der H. Drievuldigheid evengoed bedoeld kunnen zijn, maar dat de woorden: ‘Dei Omnipotentis’ eerst en meest God de Vader beduiden. Wil men dan toch in die formule een allusie zoeken op het Allerheiligenfeest (op 13de januari), dan moet men aannemen dat dergelijke Allerheiligenviering niet denkbaar is zonder haar kulminatiepunt in de verheerlijking van God de Vader. Dat deze twee oorkonden ‘vanzelfsprekende’ (von Einem) argumenten bevatten voor de Majestas Domini en de Allerheiligenvoorstelling lijkt mij helemaal niet vanzelfsprekend. Daartegenover staat, zoals uit het eerste Lam Gods-spel blijkt, de Vadertraditie heel wat steviger. Met deze teksten staan wij feitelijk op het gebied van de geschreven bronnen die, volgens S., te vinden zijn in de Apokalyps, de Allerheiligenliturgie van brevier en missaal, alsook in de teologische literatuur die handelt over de oorsprong en de betekenis van het Allerheiligenfeest. Die afbakening van de geschreven bronnen is toch al te beperkt. De eigentijdse teologie heeft ook haar invloed gehad op de raadgevers en inspirators, althans wat de teksten betreft. Vele ervan kunnen wij niet verklaren uit de Heilige Schrift noch uit de Allerheiligenliturgie, maar we vinden ze terug bij de middeleeuwse teologen, zoals bij Hugo RipelinusGa naar voetnoot(8), vooral deze van de middenfiguur zijn klassieke teolo- | |
[pagina 224]
| |
gische teksten, die eerst en meest, zo niet uitsluitend, op God de Vader moeten toegepast worden.
***
De Geschreven Bronnen Uit de Allerheiligenliteratuur heeft de auteur twee schrijvers laten opdoemen, namelijk Jacobus van Voragine en Honorius van Autun. De eerste herinnert aan de oorsprong van het Allerheiligenfeest door de legendarische droom te vertellen van de custos der Romeinse Sint-Pietersbasiliek. Prof. von Einem resumeert het visioen van de koster aldus (vetjes van ons): ‘Einer der Hüter der Petersbasilika in Rom war bei einem Rundgang durch die Kirche eingeschlafen. Er hatte einen Traum und sah den allmächtigen Gott (‘Regem Regum’) auf einem Thron sitzend, zu seinen Seiten die Engelchöre (‘omnes angelos in circuitu morantes’). Zur Rechten Gottes thronend Maria (Virgo Virginum cum dyademata praefulgenti), zur Linken Gottes Johannes der Täufer (‘vestitus pilis camelorum’). Zum Thron kommt die ‘innumerabilis multitudo virginum, multitudo venerabilium seniorum, cohors in habitu pontificali...’ ‘Postea processit innumerabilis multitudo militiae, demum advenit turba diversarum gentium infinita’. Dit is inderdaad een algemeen overzicht van een Allerheiligenviering in de Hemel. Wij vinden dan ook de weerkaatsing van die voorstelling terug op de binnenpanelen van het retabel. Heeft de visionair echter God de Vader of God de Zoon, Kristus, als de Rex Regum in zijn droomgezicht gezien? Het is alles behalve duidelijk, te meer dat S. ‘Rex Regum’ - ‘De Koning der Koningen’ vertaalt door ‘allmächtige Gott’. Er heerst bepaald verwarring nopens de middeleeuwse benamingen van God, van God de Vader en van Kristus. Het komt er op aan dat we, vooral in onderhavig geval, aangaande die namen van God, aan de hand van de middeleeuwse teologie, klaarheid hebben. Om alle onzekerheid en dubbelzinnigheid te vermijden zullen wij hier de oorspronkelijke en integrale teksten van de geschreven bronnen meedelen, dat kan trouwens voor de verdere navorsing van groot nut zijn. Hier volgt de tekst van Jacobus van Voragine: Legenda Aurea, heruitg. door Dr. Th. Graesse, Breslau, 1890. Reproductio phototypica editionis tertiae 1890 door Otto Zeller, 1965, p. 727 (vetjes van ons). ‘Cum enim in hac die custos ecclesiae Sancti Petri ex devotione omnia altaria circuisset et omnium sanctorum suffragia implorasset et demum | |
[pagina 225]
| |
ad altare sancti Petri rediisset, ibi paululum requiescens extra se rapitur et ecce vidit REGEM REGUM in sublimi solio consistentem et omnes angelos in ejus circuitu commorantes. Tunc virgo virginum in dyademate praefulgenti advenit, quam innumerabilis multitudo virginum et continentium sequebatur. Hinc REX protinus assurrexit et posito solio juxta se sedere fecit. Post hoc advenit quidam vestitus de pilis camelorum, quem sequebatur multitudo venerabilium seniorum; deinde advenit et alius pontificali habitu decoratus, quem aliquorum chorus in habitu consimili sequebatur, postea vero processit innumerabilis multitudo militum. Post quos advenit turba diversarum gentium infinita. Omnes igitur ante REGIS solium advenerunt et ipsum flexis genibus adorarunt. Is autem, qui in pontificali habitu erat, matutinas coeteris prosequentibus inchoavit, angelus autem, qui praedictum custodem ducebat, eidem visionem exposuit, asserens virginem in prima acie matrem Dei esse, vestitum de pilis camelorum Johannem baptistam cum patriarchis simul et prophetis, pontificali ornatum habitu Petrum cum caeteris apostolis, milites martires, turbam reliquam confessores. Qui ideo omnes ante REGEM venerant, ut pro honore sibi hac die a mortalibus exhibito gratias agerent et pro orbe universo orarent’.
In dit visioen, dat als een show (sit venia verbo) mag aangezien worden, ontmoeten wij al de heiligen die, aangevoerd door Maria, Jan de Doper en Petrus, hulde komen brengen aan de Rex Regum, de Koning der Koningen. Tot viermaal toe is hier in de tekst van de Rex Regum of de Rex sprake. Wie is die Rex Regum? Laat ons vóór elke kommentaar de duitse en franse vertalers nakijken of zij juist hebben vertaald en de oorspronkelijke tekst niet verraden hebben. Hier volgen de beide vertalingen. De betwiste woorden zijn in kapitalen gedrukt. Benz, Richard, Die Legenda Aurea des Jacobus de Voragine aus dem Lateinischen übersetzt, Union Verlag, Berlin, 1963, pp. 905-906. ‘Denn als an diesen Tage der Küster der Kirche zu Sanct Peter in groszer Andacht alle Altäre umgangen und aller Heiligen Beistand hatte angerufen, und zuletzt wieder kehrte zu Sanct Peters Altar, um daselbst ein wenig zu ruhen, da werd er verzückt, und sah den KÖNIG DER KÖNIGE auf hohem Thron, und alle Engel im Umkreis um ihn her. Da kam mit strahlender Krone die Jungfrau der Jungfrauen daher, der folgte die unzählbare Schar der Jungfrauen und Enthaltsamen. Da stund UNSER HERR alsbald gegen sie auf, und hiesz sie sich setzen auf einem Thron, der neben ihn gesetzt ward. Darnach kam einer, der war gekleidet mit Kamelshaaren, dem folgte eine grosze Schar ehrwürdiger Greise. Darnach kam ein anderer, gekleidet mit bischöf- | |
[pagina 226]
| |
lichem Gewand, dem folgte ein Chor in gleicher Weise gekleidet. Darnach kam eine unzählbare Menge der Ritter; und zujüngst eine unendliche Schar unterschiedlicher Völker. Als sie zu des KÖNIGS Thron kamen, knieten sie alle nieder und beteten ihn an. Der aber im Bischofsgewande hub an die Messe zu singen, und sangen die andern alle mit. Der Engel aber, der den Küster leitete, erklärte ihm das Gesicht und sprach: dasz die Jungfrau in der ersten Schar die Mutter Gottes sei gewesen, der in den Kamelshaaren Johannes der Täufer mit den Patriarchen und Propheten, der im Bischofsgewand Sanct Peter mit den Aposteln, die Ritter die Märtyrer, die übrige Schar die Bekenner. Die kämen an dem Tage alle vor den KÖNIG, um für die Ehre Dank zu sagen, die ihnen an dem heutigen Tage von den Sterblichen würde erboten, und für alle die Welt zu beten.’ Jacques de Voragine, La Légende Dorée, trad. du latin d'après les plus anciens manuscrits par Teodor De Wyzewa, Paris, 1902, pp. 607-608. ‘Le jour de la Toussaint de cette année-là, le gardien de l'église de Saint-Pierre, après avoir pieusement fait le tour de tous les autels et imploré les suffrages de tous les saints, s'assoupit un moment devant l'autel de saint Pierre Il fut alors ravi en extase et vit le ROI DES ROIS assis sur son trône, avec tous les anges autour de lui. Puis vint la Vierge des Vierges, avec un diadème de feu autour de la tête, et suivie de la foule innombrable des vierges. Dès qu'elle entra, LE ROI se leva et la fit asseoir sur un trône, près de lui. Puis vint un homme vêtu de poils de chameau, et suivi d'une multitude de vieillards vénérables; puis un autre homme, en habits de pontife, suivi d'un groupe d'hommes habillés de la même façon. Derrière eux s'avança une foule innombrable de soldats, que suivait à son tour une foule infinie d'hommes de toutes les nations. Tous, parvenus devant le ROI DES ROIS, s'agenouillèrent devant lui et se mirent à l'adorer. L'homme en habits pontificaux entonna les matines; et ainsi commença le service divin. Et l'ange qui avait conduit le susdit gardien lui expliqua ensuite le sens de cette vision. Il lui dit que la Vierge assise sur le trône était la mère de Dieu, que l'homme vêtu de poils de chameau était saint Jean-Baptiste ayant derrière lui les patriarches et les prophètes; que l'homme en habits pontificaux était saint Pierre, suivi des apôtres; que les soldats étaient les martyrs, et que la foule était formée des saints confesseurs. Et l'ange dit au gardien que tous ces saints étaient venus en présence du ROI DES ROIS, pour le remercier de l'honneur que lui rendaient, en ce jour, les hommes, et pour prier pour le monde entier’.Ga naar voetnoot(9) Zoals boven reeds gezegd werd geeft von Einem met zijn vertaling | |
[pagina 227]
| |
van ‘Rex Regum’ door ‘Allmächtigen Gott’ aanleiding tot een verkeerde opvatting van wat door Rex Regum, Koning der Koningen, bedoeld wordt. De ‘Allmächtige Gott’ is zeker geen adekwate vertaling van Rex Regum. R. Benz is nauwkeuriger, ofschoon hij eenmaal verkeerdelijk Rex van de oorspronkelijke tekst vertaalt door ‘Unser Herr’. Teodor de Wyzewa heeft de vier teksten betreffende de Rex Regum, eensluidend vertaald door Le Roi des Rois. Wie is nu die Rex Regum van Jacobus van Voragine? Aan de hand van de oorspronkelijke tekst en van de beide vertalingen is niet uit te maken of hier God de Vader of Kristus bedoeld wordt met de Rex Regum. Wij hebben die benaming van God: ‘Rex Regum et Dominus Dominantium’, die ook prijkt op de mantelzoom van de middenfiguur van het retabel, onderzochtGa naar voetnoot(10). Volgens de gegevens van de H. Schrift wordt zij evengoed gezegd van God (Deut. 10,17; Mak. 13,4; Ps. 136, 3), van God de Vader (1 Tim. 6, 15) en van Kristus het Lam (Apok. 17, 14; 19, 16). Maar gezien in het geheel van de teksten, die de middenfiguur van het retabel sieren, menen wij dat Van Eyck God | |
[pagina 228]
| |
de Vader heeft bedoeld. De tweede bron uit de Allerheiligenliteratuur, die S. aangeeft, is de preek: ‘De Omnibus Sanctis’, ‘Over Allerheiligen’, van Honorius van Autun, waarin deze zeer uitvoerig de allerheiligenviering in de hemel beschrijft. Zonder twijfel mag ook deze tekst aangezien worden als een vermoedelijke bron voor de geestelijke inhoud van ‘Het Lam Gods’. Prof. von Einem geeft een korte samenvatting ervan (die hieronder volgt) en citeert de slotzin van de preek waar Kristus, volgens hem, voorkomt als de centrale figuur, die heel de allerheiligenviering beheerst. ‘Von Predigtliteratur mag an die weitverbreitete Predigt des Honorius von Autun, ‘De Omnibus Sanctis’, erinnert werden, in der das himmlische Jerusalem und der himmlische Garten geschildert werden, den die heilige Männer und Frauen als Blumen schmücken. Zu den Patriarchen und Propheten, Aposteln und Evangelisten, Märtyrern und Bekennern, Jungfrauen, Büssern und Glaubigen gesellen sich hier die Stammeltern Adam und Eva. In hellem Licht steht Johannes der Täufer, der auf das Lamm hingewiesen hat. Das Lob der Dreieinigkeit und der Jungfrau ertönt. Engelchöre schauen das Angesicht Gottvaters. ‘Alle Heiligen rufet an mit Herz und Hand; unter Gelöbnissen und Danksagungen befehlt Euch ihnen, damit Euch alles, was Ihr im ganzen Jahr wider die christliche Religion verfehlt habt, der Heilige aller Heiligen, Christus, durch ihre Fürsprache verzeihe!’ Het wil ons voorkomen dat we deze bron in haar geheel moeten onderzoeken om alle elementen ervan naar voren te brengen. Daarom zullen wij de volledige tekst voorleggen vergezeld van kommentaar. De belangrijkste zinnen worden door ons in kapitalen gezet. Tekst en Kommentaar van Honorius' Sermoen, P.L. 172, pp. 1014-1022. Als men de ganse preek doorleest zal het duidelijk worden dat Kristus niet de figuur is die de Allerheiligenviering in de hemel beheerst en dat de figuur van God de Vader de hulde van alle heiligen in de hemel naar zich trekt en aldus het centrum is van de hemelse glorie. Kristus is zeker een ondergeschikte figuur, die de massa der heiligen aanvoert als de schoonste trofee van zijn verlossingswerk van het mensdom, waarvoor Hij zich als slachtoffer heeft gegeven. Door zijn ver-
1Confitebuntur coeli mirabilia tua, Domine, etenim veritatem tuam 2in Ecclesia sanctorum (Psal. LXXXVIII). Coeli cottidie reprae- 3sentant Dei mirabilia dum mundum illustrant per solem et lunam | |
[pagina 229]
| |
4et sydera. Veritatem ejus confitetur Ecclesia sanctorum dum omnia 5per CHRISTUM, QUI EST VERITAS, facta esse plaudit congre- 6gatio justorum. Coeli mirabilia Dei confitebuntur quando cum 7astris omnique creatura incomparabili splendore inmutabuntur. 8Tunc Ecclesia sanctorum veritatem Dei confitetur, quia in judicio 9a Christo generatio rectorum benedicetur (Psal. CXI). Mirabilia 10Dei confitentur coeli quia angeli, in quibus Deus habitat, jugiter 11jubilant magnalia Dei. Veritatem ejus confitetur sanctorum Eccle- 12sia, quia perhenniter collectio beatorum in coelesti Hierusalem 13resonat Christi beneficia. Et quia hodie, karissimi, sollemnia om- 14nium sanctorum celebramus, in congregatione nostra CHRISTUM 15DEI VERITATEM cum angelis corde et ore concinamus, sanctos 16ejus dignis praeconiis extollamus, ut eorum meritis adjuti IN 17GAUDIO DOMINI aeternaliter congaudeamus. 18In primis igitur in voce exultationis et jubilationis magnifi- 19cemus DOMINUM DEUM SUMMUM QUEM QUI SUA MA- 20JESTATE TOTUM CONDIDIT MUNDUM, quem jugiter jubi- 21lat concentus angelorum cujus dulcis laus est in Ecclesia sanctorum 22(Psal. CXLIX). Recolenda est nobis devote in unitate trinitas; 23adoranda est suppliciter in trinitate unitas, per quam angelica 24dignitas sublimatur, hominum humilitas ad coelestia sublevatur. 25SANCTUS, inquam, SANCTORUM in sanctis suis est hodie lau- 26dandus, cujus sanctitate fidelium populus est sanctificandus, aeter- 27na vita remunerandus, perhenni gloria beatificandus. Deinde 28GLORIOSA DEI GENITRIX perpetua virgo Maria summis lau- 29dibus a nobis extollatur per quam perditus mundus ad vitam res- 30tauratur; quae REGINA COELORUM cunctis angelis est hono- 31rabilis, DOMINA MUNDI omnibus sanctis venerabilis. Huic dienste is de hemel ontsloten en bevolkt en om zijn eer en glorie danken en loven al de zaligen God de Vader. Van deze beschouwing, opgediept uit de bron van Honorius, is het gemakkelijk af te leiden, dat wij op het retabel in de middenfiguur God de Vader en niet Kristus hoeven te zien. Volgen wij nu Honorius op de voet. Vooraf moet de Heer, de Allerhoogste God, die door zijn Majesteit heel de wereld heeft geschapen (19) geloofd worden. God de Vader eerst en ook de H. Drievuldigheid (22). Onmiddellijk
32hodie dulci armonya jubilemus per quam cum sit porta vitae, 33ingressum ad vitam perpetuam habemus. Post haec sunt a nobis 34glorificanda BEATORUM SPIRITUUM NOVENA AGMINA | |
[pagina 230]
| |
35miranda, in quibus expressum est signaculum Dei similitudinis, 36quique feliciter perfruuntur claritate summae beatitudinis. Hii 37digni sunt semper FACIEM PATRIS cernere, et quia sol et luna 38mirantur ejus pulchritudinem, jugiter in eum prospicere. Ex qui- 39bus tres, scilicet Michahel, Gabriel, Raphael, Patrem et Filium 40et Spiritum sanctum suis nominibus praeferunt; alii ter trino 41numero sanctam Trinitatem exprimunt. Hos si digna vita collau- 42dantes venerabimur, eis utique in vera vita cum sanctis Domino 43consonantes coaequabimur. Dehinc justum est ut homines ange- 44lorum concives hodie ymnis efferamus, quos angelis jam polo 45socios SUMMUM DEUM cum illis laudare praedicamus. Ex 46quibus in primis SERIES PATRIARCHARUM laudibus reco- 47latur, de quorum semine Christus propagatur, qui est gloria om- 48nium sanctorum et gaudium et laeticia angelorum. Hii figuris 49Christum et Ecclesiam praesignaverunt et quodammodo vivis 50operibus mysteria Ecclesiae repraesentaverunt. Adam namque, qui 51de munda terra procreatur, de cujus latere femina formatur, fi- 52guram Christi gerit qui de casta virgine generatur, de cujus latere 53Ecclesia aedificatur. Alii praecipui patriarchae bisseni forma sunt 54SENATUS APOSTOLORUM DUODENI. Per hos etenim, sci- 55licet, Seth, Enoch, Noe, Melchisedech, Abraham, Ysaac, Jacob, 56Joseph, Moysen, Job, Samuelem, David, qui nominatim expri- 57muntur, quasi firmis columnis fideles ante legem in justitia ful- 58ciuntur. Post hos sunt nobis PROPHETAE rememorandi et magnis 59praeconiis recitandi, qui futura Christi mysteria quasi praesentia 60praenunciaverunt, et Christum pro mundo passurum suis passio- 61nibus glorificaverunt. E quibus Helyas vel Helyseus Christum 62praenotat, quorum alter mortuos suscitat, alter vivus coelos pene- daarna gaat de lof der hemelingen naar de Sanctus Sanctorum, de Heilige der Heiligen, Kristus (25). Nu volgen, zeer uitgebreid en breed getekend, vele van de figuren die wij op het retabel ontmoeten. De Glorierijke Moeder Gods (28) als de Koningin van de hemel (30) en de Heerseres over de wereld (31). In die hoedanigheid is ook de Madonna voorgesteld door Van Eyck. De negen koren en engelen. (34) Zij zien altijd het aangezicht
63trat. Quatuor autem praecipui, videlicet Esayas, Jeremyas, Eze- 64chiel, Daniel, figuram IIIIor evangelistarum habuerunt, qui 65quadruplum mundum copiosis scriptis impleverunt. Porro XII, | |
[pagina 231]
| |
66scilicet Osee, Johel, Amos, Abdias, Jonas, Micheas, Naum, Aba- 67cuc, Sophonias, Aggeus, Zacharias, Malachias, XII apostolos ex- 68presserunt, qui populum sub lege fidelem scriptis et exemplis 69ad vitam instruxerunt; inter quos major inter natos mulierum 70JOHANNES BAPTISTA maximus fulsit, qui velut Lucifer verum 71Solem praeveniens nuncius aeterni diei mundo illuxit. Hic PATRIS 72AGNUM crimina mundi ablaturum digitto demonstratre, unda 73tingere meruit, quem prophetarum chorus futurum longe prae- 74cinuit. 75Nunc, karissimi, novae gratiae praedicatores, vitae aeternae 76praecones, mundi judices, Ecclesiarum principes, APOSTOLOS 77scilicet et EVANGELISTAS, dulcisono melo resonemus, summa 78devotione celebremus qui VERBUM PATRI COAETERNUM, pro 79nobis incarnatum, oculis videre, manibus contrectare, auribus 80audire, secreta Patris ab ore ipsius ediscere, ipsum DEUM VI- 81DERE AD PATRIUM THRONUM conscendere, et omnia lin- 82guarum genera per Spiritum sanctum percipere meruerunt, qui 83sponsam Christi Ecclesiam signis et scriptis, velut gemmis et mo- 84nilibus, ornaverunt, proprio sanguine laverunt atque impositam 85naviculae sanctae crucis strenui nautae de salo hujus saeculi ad 86portum vitae evexerunt; quam IIIIor evangelistae velut quadrigae 87Dei doctrina sua de IIIIor angulis orbis in coeleste palacium 88perduxerunt. Ex quibus Petrus in Ytalia pro Christo crucifigitur, 89Andreas in Achaia crucis supplicio addicitur, Johannes in dolio 90ferventis olei Romae afficitur, Jacobus in Judaea gladio occiditur, 91Thomas in India lancea perforatur, Bartholomeus in India infe- 92riore excoriatus decollatur, Philippus in Asia cruci appensus lapi- 93dibus interimitur, Jacobus Hierosolimis de templo praecipitatus van de Vader (37) en loven de Hoogste God (de Vader) (45). De aartsvaders. Zij prefigureren Kristus en zijn Kerk; vooral Adam, uit wiens zijde Eva is gevormd, stelt Kristus voor, uit wiens zijde de Kerk zal geboren worden. Twaalf aartsvaders (46), zoals de twaalf kleine profeten, worden aangezien als de voorafbeelding van de twaalf apostelen. De vier evangelisten worden vooruitgezien in de vier grote profeten (58). De profeten komen na de aartsvaders en zijn, zoals even gezegd, de voorafbeelders van de apostelen en de evangelisten.
94conto perimitur; Symon et Tatheus in Persida feriuntur, Mattheus 95in Aethiopia gladio, Mathias in Judaea ferro astris mittuntur. 96Paulus quoque, qui plus illis omnibus laboravit, pro Christo cer- | |
[pagina 232]
| |
97vicem Romae praebere non dubitavit. Hii SUMMI DEI AMICI 98summique inperatores, gloriosi senatores, jam in angelica curia 99gloriantes triumphant, per quorum censuram omnes illorum imi- 100tatores verique laudatores in sorte justorum tripudiant. 101Post hos MARTYRUM est a nobis laudandus CHORUS quo- 102rum suffragio mundus in maligno positus (I Joan. V) est salvan- 103dus; qui AETERNI REGIS BONI MILITES, pro donativo suo 104pugnantes, sanguinem suum fuderunt, jamque victoria ab hosti- 105bus potita vernanti serto laureati in coelis triumphare meruerunt. 106Ex quibus signifer Stephanus lapidatur, Laurentius sequax vivus 107assatur, Georgius rota dissipatur, Mauricius gladio transverbe- 108ratur, Caesarius hodie in mare praecipitatur. Alii variis suppliciis 109excruciati ferro trucidantur, alii laqueis vel flammis vel undis 110strangulantur, alii a bestiis dilacerantur, alii flagris, alii fame, 111alii praecipicio enecantur. Hii omnes diversis modis mundo facti 112ludibrium jam amicti STOLIS ALBIS in conspectu Agni merue- 113runt cum PALMIS angelorum contubernium. Hos laudibus prose- 114quamur ut quandoque Agnum cum ipsis sequi laudando mereamur. 115Exinde lucernas Ecclesiae, scilicet CONFESSORES, domus Dei 116inclitos pictores, exaltemus; merita illorum digna laude praedi- 117cemus qui fluentis Scripturarum totam Ecclesiam irrigaverunt, 118signis et bonis exemplis egregie decoraverunt. Ex quibus Martinus, 119Nicolaus, Remigius, Odalricus et alii quamplures gloriosis mira- 120culis velut luminaria mundi fulserunt. Ambrosius, Augustinus, 121Ieronimus, Gregorius et alii quamplurimi affluentia Scripturarum, 122ceu quatuor paradysi flumina, HORTUM DEI perfundentes, 123impetu praedicationis CIVITATEM DEI laetificaverunt (Psal. 124XLV). Hii quia Dominum a nuptiis revertentem pervigiles exspec- Onder hen is er een, die op biezondere wijze uitschittert: Jan de Doper. Hij mocht met zijn wijsvinger het Lam van de Vader (71) aanwijzen en met water dopen. De apostelen mochten Het Woord van de Vader (78) zien en horen, de geheimen van de Vader (80) vernemen en Hem, Kristus, als God zien opstijgen naar de Vaderlijke troon (81). Het zijn de vrienden van de Hoogste God (97). De martelaren (101), de goede strijders van de Eeuwige Koning (Kristus) (103); zij schouwen Het Lam en wuiven het toe.
125taverunt, jam in GAUDIO DOMINI super omnia bona ipsius 126constitui meruerunt (Luc. XII). 127Horum laudibus conjunguntur MONACHORUM et HERE- | |
[pagina 233]
| |
128MITAREM coetus, qui carnem suam viciis et concupiscentiis 129crucifixerunt (Gal. V) et ideo cohaeredes Christi (Rom. VIII) 130jam centuplum receperunt (Matth. XIX). Horum conversationem 131mundus inhorruit, atque a se perhorrescens, ut immunda purga- 132menta evomuit, et ipsi habitu et actu mundo illuxerunt seque ab 133eo toto corde et corpore elogaverunt, hominum frequentiam fu- 134gientes, in solitudine bestiis cohabitantes et ideo colloquio et 135visione angelorum perfrui meruerunt. Inter quos praecipue BENE- 136DICTUS praeclaris signis et prodigiis ut ignivomum jubar 137resplenduit, atque egregia doctrina lucernam viae properantibus 138ad vitam praevius dux nobiliter praebuit. De quorum etiam col- 139legio Antonius, Bachumius, Hylarion, Macharius et alii innume- 140rabiles signis et sanctae vitae exemplis tamquam stellae in caligine 141noctis hujus mundi lucebant, et multos se imitantes de naufragio 142hujus saeculi ad veram lucem pertrahebant. Hii quia aliquando 143in derisu et in similitudinem improperii habebantur, et vita illorum 144insania, finis autem illorum exterminium estimabantur, ecce jam 145inter filios Dei computantur (Sap. V). 146Hinc dignum est ut melos candidulis VIRGINIBUS aptemus 147et earum praeconia sonoris vicibus concrepemus. Quae sexum cum 148saeculo vicerunt, carnis illecebras et mundi pompas spreverunt, 149minas et praemia tyrannorum contempserunt et per diversa suppli- 150cia in Sponsi sui amplexu diu cupitos venerunt. Ideo nunc secun- 151tur AGNUM quocunque ierit et canticum novum cantant quod 152nemo alius cantare poterit (Apo. V). Ex quibus Tecla bestiis 153objecta igni cruciatur; Agatha praecisis namillis super ignitas 154testas volutatur; Agnes flammis invecta jugulatur; Caecilia fer- 155venti balneo imposita gladio enecatur; Margareta variis poenis De belijders (115), waaronder de vier grote kerkvaders, die de akker des Heren hebben bebouwd en de Stad Gods hebben gesticht (122). De monniken en eremijten: Deze, geleid door Benediktus. De maagden (146) volgen het Lam, zingend een nieuw lied. De weduwen en weduwnaars. De boetelingen en al de gelovigen die zalig zijn geworden. De multi militum, de vele strijders, die de Kerk hebben verdedigd (190).
156dilaceratur; Lucia, rogo imposita, ferre trucidatur. Simili exitu 157aliae innumerae discruciatae Christum Virginis Filium adierunt; 158aliae vero per pia studia ad matrem Virginem his sociandae per- | |
[pagina 234]
| |
159venerunt. Haec quia accensis lampadibus venienti Sponso obvia- 160bunt, cum eo ad nuptias intrabunt (Matth. XXV). 161Harum laudibus VIDUAE associantur, in quibus nuptiae Chris- 162ti causa non iterantur. Ex quibus Felicitas cum filiis VII se 163hostiam vivam Deo obtulit; Symphorosa cum totidem victima 164Christi succubuit; Theodota cum tribus filiis, Sapientia cum toti- 165dem filiabus pro Christo immolari meruit. Sic aliae plurimae 166diversis poenarum generibus affectae regnum coeleste sunt adep- 167tae. Aliae vero piis laboribus continentiae studentes, jam cum 168prudentibus virginibus sunt gaudentes. Jam nunc plectrum linguae 169CONJUGATIS solvamus eosque condigno honore solvamus, per 170quorum procreationem saeculum reparatur, a quibus et Christo 171cottidie in suis membris ministratur. Ex quibus Adranus, hortante 172conjuge, pro Christo mortem sustinuit; Marcellianus cum Marco, 173instigante Sebastiano, spretis uxoribus, se discrimini obtulerunt; 174Eustachius cum uxore et filiis hodie necem subuit. Alii vero innu- 175merabiles per bona opera consecuti sunt divicias incomparabiles. 176Cum his laudem prosequamur POENITENTES, eorum exem- 177pla sequi studentes, qui peccata sua elemosinis redemerunt, ac 178sequentibus bonis transacta mala operuerunt. Ex quibus ille quem 179species monialis decepit, kartam diabolo traditam per Basilium 180recepit, Theophilus, ob ambitionem apostata factus, manuscriptum 181per Dei genetricem poenitens a diabolo rehabuit. In Vita Patrum 182facinorosus, in sepulchris a daemonibus flagellatus, multis signis 183claruit; Maria Aegyptiaca, Pelagia, Thays sororque solitarii, 184foedae meretrices, per poenitentiam factae sunt fervidae Christi 185amatrices. Alii vero absque numero poenitendo ditati sunt vitae 186praemio. De landbouwers, de vrome vrouwen en de onderdanige kinderen (192). Dan worden sommige groepen nog eens voorgesteld als zovele en verschillende bloemen, die de hof van God versieren (203). De Rex Gloriae (213), de Koning der Heerlijkheid, naam die wij verder nog zullen ontmoeten, kan zowel van God de Vader als van Kristus gezegd worden. Het tweede deel van de preek (216) is een fakultatief bijvoegsel.
187Horum laudibus OMNES FIDELES subjungamus ex quorum 188numero nos ipsi esse satagamus. Qui ut Ecclesiae membra corpori 189effuse inhaeserunt et per operationem nunc ad caput Christum | |
[pagina 235]
| |
190pervenerunt. Ex quibus MULTI MILITUM ut matrem Ecclesiam 191defendant saepe pugnando propium fundunt cruorem; plerique 192AGRICOLAE ut eam pascant per laboris liquescunt sudorem; 193plurimae MULIERUM per castitatis pollent pudorem; quamplu- 194res PUERORUM florent parentibus deferendo honorem. His quia 195in vinea Domini desudantibus impii insultant, jam in requie lau- 196des Deo persultant. Hii omnes ut varii flores hortem Dei orna- 197verunt atque aeternae vitae odorem factis et dictis spiraverunt. 198Unde cum Ysaac Jacob benedixit talia verba dixit: Ecce odor 199filii mei sicut agri pleni, cui benedixit Dominus (Gen. XXVII). 200Isaac Jacob benedixit quia Christus fidelium populum benedic- 201tum addicit. Ager plenus est totus mundus odore sanctorum 202repletus. Diversi flores sunt diversi justorum mores. Ex quibus 203PATRIARCHAE ut flos narcissus fide vernabant; PROPHETAE 204ut jacinctus spe coruscabunt; APOSTOLI velut palmites de vera 205vite pullulantes, uvae florem caritate praeferebant; MARTYRES 206pacientia ut rosa candebant; CONFESSORES ut crocus sapientia 207fulgebant; VIRGINES castitate ut lilium nitebant; MONACHI 208purpuram regni humilitatem ut viola praemonstrabant; CONJU- 209GATI aliique fideles per alios flores expressi in virtutibus radia- 210bant. Hii omnes in aspectu Dei exultantes epulantur et in laetitia 211delectantur (Psal. LXVII). Amplius non esuriunt neque sicient 212(Apoc. VII), sed omnibus deliciis pro voto affluent, adhuc duplex 213gaudium habituri cum corpore et anima simul REGEM GLO- 214RIAE in decore suo sunt visuri. Tunc quippe sicut sol fulgebunt 215et aequales angelis erunt. 216(Si vis, potes hic finem facere; si autem expedit, haec adice). 217De hac felici angelorum et hominum copulatione promittit Do- Honorius zegt aan de lezer of aan de leerling-predikant: U kunt hier eindigen of, als gij het nuttig vindt, wat volgt toevoegen. Hij beschrijft verder het Hemels Jerusalem, het Vredesvisioen, dat een zalig samenzijn is van engelen en mensen, waar de ware Vrede, die Kristus is, in de Vader (221) van aangezicht tot aangezicht wordt aanschouwd. God de Vader is ook hier dus de hoofdpersoon waar allen, ook Kristus, naar heenwijzen. Al de boven vermelde groepen van zaligen worden weer ten tonele gebracht, maar nu als zovele delen van de He-
218minus prophetica locutione: Ecce ponam Hierusalem in lapides 219preciosos (Isa. LIV). Hierusalem, quod dicitur visio pacis, est 220angelorum et hominum cohabitatio quae veram pacem CHRISTUM | |
[pagina 236]
| |
221IN PATRE FACIE AD FACIEM contemplatur. Haec in lapides 222pretiosos ponetur quia Hierusalem ut civitas de electis hominibus 223in virtutibus preciosis construetur. Sternam per ordinem lapides 224ejus. Lapides Hierusalem per ordinem sternentur dum electi pro 225meritis inter ORDINES ANGELORUM disponentur. Muros ejus 226in smaragdos. Muri Hierusalem smaragdinei sunt angelici ordines 227noveni; qui jugi visione Dei viridescunt et perhenni gloria splen- 228descunt. Fundamenta ejus in saphiris. Fundamenta Ecclesiae PA- 229TRIARCHAE fuerunt qui eam coelestibus factis praefigurando 230fundaverunt, et ideo ut saphyrus aerio colore fulserunt. Propug- 231nacula ejus in jaspides. PROPHETAE sunt Ecclesiae propug- 232nacula, quia eorum scripta sunt tuta contra daemones et haere- 233ticos defensacula. Hii erant ut jaspis viridantes, quia in fide erant 234pulchre vernantes. Portas ejus in lapides sculptos. Portae sunt 235APOSTOLI, per quorum doctrinam intramus Ecclesiam, et per 236quorum censuram introducemur ad gloriam. Heae de sculptis lapi- 237dibus aedificantur, quia bona exempla scriptis et factis aposto- 238lorum veluti sculpta fidelibus repraesentantur. Omnes terminos 239ejus in lapides desiderabiles. Omnes termini ejus Ecclesiae sunt 240omnes populi, omnes linguae, omnes nationes, omnes gradus, 241omnis conditio, omnis aetas, omnis sexus. Hii ponuntur in lapides 242desiderabiles, quia de his omnibus eliguntur aedificio Dei apta- 243biles. Universos filios tuos doctos a Domino; universos filii Eccle- 244siae a Domino docti erunt cum in illa vita omnia in Deo videbunt; 245nichil est enim quod eos lateat cum Deum, in quo omnia con- 246sistunt, inspiciunt. Multitudinem pacis filiis tuis. Ibi multi- 247tudo pacis filios Ecclesiae occupabit, quia torrens pacis de omni- 248moda gloria in eis redundabit. In justicia fundaberis. In justicia melse Stad Jerusalem. Dan volgen nog mystieke beschouwingen over het contemplatieve en aktieve leven, dat zich vooral uit in de werken van barmhartigheid, over de acht zaligheden en over de zeven gaven van de H. Geest. Het slot van het sermoen (325) herinnert nog eens aan de instelling van het Allerheiligenfeest door de pausen Bonifatius en Gregorius, en zet de toehoorders aan om te bidden, samen met alle heiligen, voor het verkrijgen van vergiffenis van de zonden, bedreven in het ver- 249haec civitas fundabitur, quia in Christo locabitur per quem unius- 250cujusque meritum juste remunerabitur. Ponam visitationem tuam 251pacem (Isa. LX). Cum hic a Domino visitamur, pro peccatis fla- | |
[pagina 237]
| |
252gellamur; ibi autem nostra visitatio erit pacis multiplicatio. Et 253praepositos tuos justiciam. Cum praelati hic a nobis facta nostra 254juste exigunt, digne nos poenis subigunt; ibi autem justicia nobis 255imponitur cum Christus justicia nobis in praemio dabitur. In terra 256tua non audietur ultra iniquitas quia ibi regnabit aeterna aequi- 257tas. In terminis tuis non erit contricio et vastitas, quia exuberat 258ibi dulcis consolatio et caritas. Salus muros tuos occupabit et portas 259tuas laudatio; quia inter angelos et sanctos per apostolos intro- 260ductos erit perpetuae salutis jocunda congratulatio. Non erit tibi 261amplius sol ad lucendum per diem, nec splendor lunae per noctem, 262sed erit tibi Dominus in lucem sempiternam et Deus tuus in glo- 263riam aeternam. Non occidet ultra sol tuus et luna tua non minue- 264tur, quia Dominus pro luce sempiterna tibi stabilietur. Populus 265tuus omnes justi in perpetuum, terram haereditabunt, ubi gau- 266dium et laeticiam obtinebunt. Non aedietur in te ultra vox salutis 267et exultationis et vox gaudii cantici et gratulationis. In civitate 268quippe sonant jugiter organa sanctorum; ibi suavissimo melo 269dulcisonum ymnum jubilant sine cessatione concentus angelorum. 270Haec civitas vocatur Dominus, ibidem, quia Deus ibi erit in om- 271nibus electis idem. In hac gloria angeli per caritatem permanse- 272runt, ad hanc omnes sancti per fidem et operationem pervenerunt. 273Horum neutrum sine altero valet; conjuncta hominum ad vitam 274transferent. Sine fide est enim impossibile placere Deo (Hebr. XI), 275et fides sine operibus dicitur mortua esse (Jac. XX). Unde et 276populo Dei lex in duabus tabulis datur (Exod. XXXI), quia per 277fidem et operationem homo salvatur. In una namque tabula tria 278ad Deum pertinentia continebantur quibus fides Trinitatis expri- 279mebatur. In altera VII ad proximum pertinentia promulgabantur, lopen jaar. De Heilige der Heiligen zal vergiffenis schenken door de tussenkomst van al de heiligen. Honorius spreekt de hoop uit, eens met alle heiligen en engelen verenigd te zijn in de eeuwige zaligheid. Dit slot is eschatologisch gekleurd, want de predikant ziet de Rex Gloriae, de Koning der Glorie, als in een toekomstig verschiet. Als de Rex Gloriae zal gekomen zijn (340) en als Hij het godsrijk zal gesticht hebben (341), zullen allen verenigd worden in zijn Paleis, sa-
280per quae operatio instruebatur. Legitur quod, Jacob duas sorores 281habuerit pro quibus septenis et septenis annis servierit, et ex una 282VI filios, ex altera duos tantum genuerit (Gen. XXIX, XXX). | |
[pagina 238]
| |
283Jacob populum fidelium exprimit, qui per duas vitas, activam 284scilicet et contemplativam, ad haereditatem vitae aeternae pervenit. 285Lia quippe est saecularis vita quae VI filios generat dum VI opera 286Evangelii perficere properat, esurientes scilicet pascendo, sitien- 287tibus potum tribuendo, nudos vestiendo, hospites recipiendo infir- 288mos visitando, incarceratos omnesque afflictos consolando (Matth. 289XXV). Pro hac conjuge Jacob VII annos servit dum devotus po- 290pulus VII legalia praecepta implere contendit, scilicet patrem et 291matrem honorare, nullum manu vel lingua mortificare, non moe- 292chari, nec furari, non falsum testimonium dicere, non rem alte- 293rius concupiscere, non uxorem nec omnia illius auferre (Eod. XX). 294Porro Rachel pulchra est spiritualis vita; quae duos filios parit 295dum jugiter vel legere vel orare aut verbum Dei audire vel aliis 296praedicare satagit. Pro hac etiam Israel VII annos famulatur dum 297fidelis populus VII evangelicis institutis inhianter subjugatur; 298dum student esse spiritu pauperes, mites, lugentes, justiciam esu- 299rientes, misericordes, mundicordes, pacifici (Matth. V). Et ut his 300florere mercantur, VII donis Spiritus sanctie informatur, et haec 301assequi VII peticionibus Dominicae orationis precantur. Per spiri- 302tum namque timoris sunt voluntarie pauperes ut a malis liberari 303valeant et regnum coelorum haereditate capiant. Per spiritum 304pietatis sunt mites ne in temptatione inducantur et terram viven- 305tium possidere digni habeantur. Per spiritum scientiae sua et 306proximorum mala lugent; in se peccantibus debita indulgent ut 307et illorum debita relaxentur et tristicia eorum in gaudio conversa 308consolentur. Per spiritum fortitudinis fame et siti justiciae affic- 309ciuntur et ideo pane cottidiano vel supersubstantiali saturabuntur. 310Per spiritum consilii misericordes esse conantur ut voluntas Dei men met de Bruid en de Bruidegom. De hemel schijnt dus te wachten op een voltooiing, op de stichting van een nieuwe gemeenschap ( ). Op een door God alleen gekend ogenblik zal de verlossingstijd afgesloten worden en zal de tijd der zaligheid in vervulling gaan. Dat schijnt mij ook de sfeer te zijn van ‘Het Lam Gods’; ook daar is het alsof men wacht op een voltooiing van het verlossingswerk van Kristus. Het Lam staat er steeds in offerende toestand en de fontein borrelt de verlossingsgenaden. De schitterende kroon, voor de voeten van de
311sicut in coelis cum angelis, ita et in terra cum hominibus perfi- 312ciatur, et ipsi misericordiam Christum consequantur. Per spiritum 313intellectus sunt mundicordes ut eis regnum Dei adveniat et Deum | |
[pagina 239]
| |
314facie ad faciem sicuti est videant (I Joan. III). Per spiritum sa- 315pientiae sunt pacifici ut Patris nomen in eis sanctificetur, et ipsi 316filii Dei vocentur. Et quia in his singulis persecutionem propter 317justiciam patiuntur, ideo regnum coelorum jure haereditario cum 318angelis summa beatitudine sortiuntur. Et quia eis homines expro- 319brant, maledicunt, omne malum propter nomen Domini mentien- 320tes dicunt, beati erunt; quia in gaudio et exultatione copiosam 321mercedem habebunt (Matth. V). 322Debet autem nosse vestra fraternitas cur haec sancta instituta 323sit sollemnitas. Romae antiquum templum Pantheon in honore 324omnium deorum, immo daemoniorum, erat, quod papa Bonifa- 325cius, eliminata omni spurcicia ydolorum, in honore Dei Genitricis 326Mariae et omnium martyrum in Maio dedicaverat. In primis enim 327non nisi sanctae Mariae et martyrum festivitas colebatur, sed pro- 328cessu temporis, Christiana religione crescente, etiam confessorum 329sollemnitas instituebatur. Unde quidam Gregorius papa eandem 330festivitatem in honore omnium sanctorum hodierna die instituit 331celebrari, ut quicquid toto anno humana fragilitas in celebratio- 332nibus sanctorum neglexisset, eorum meritis possit hodie relaxare. 333Igitur, karissimi, omnium sanctorum meritis et precibus quaerite 334hodie Dominum (Psal. CIV) orando; quaerite faciem ejus semper 335bene vivendo; et invenietis requiem animabus vestris (Matth. 336XI) in aeterna gloria regnando. Omnes sanctos ore et corde invo- 337cate, votis et laudibus vos eis commendate ut quicquid toto anno 338gessistis contra Christianam religionem, SANCTUS OMNIUM 339SANCTORUM CHRISTUS relaxet vobis per illorum interces- 340sionem; et cum IDEM REX GLORIAE admirabilis fieri in omni- 341bus sanctis suis venerit, atque de angelis et hominibus unam rem- Vader, lijkt mij bestemd voor de eindverheerlijking van Het Lam, Kristus, waar hemel, aarde en gans de schepping op wachten.
342publicam fecerit, vos in hac copulatione mereamini in clarissimo 343regni ejus palacio congregare, et in nuptiis Sponsi et sponsae cum 344omnibus choris angelorum et sanctorum perenne alleluia decantare.
***
De Beeldbronnen. Na de geschreven bronnen komt S. aandragen met de geschilderde bronnen uit de kunsttraditie van vóór Van Eyck. Iedereen zal het met | |
[pagina 240]
| |
hem eens zijn om te beweren dat de beeldbronnen voor de schilder een grotere rol gespeeld hebben dan de geschreven bronnen. Ik denk echter dat men het met hem niet eens zal zijn, waar hij beweert dat zelfs de opdrachtgevers en raadgevers inzicht moeten gehad hebben in de kunsttraditie vanaf de vroegkristelijke tijd. Een feit is toch zeker dat wij de struktuur van de vroegkristelijke kunstwerken terugvinden in het altaarstuk van Van Eyck. Aan de hand van vele voorbeelden wordt dit hier zeer overtuigend aangetoond. Die struktuur bestaat uit een bovenste zone, waar de grote figuren prijken en uit een onderste zone, waar de kleine worden afgebeeld. Op de bovenste zone ziet men de openlijke verheerlijking van Kristus, op de onderste zone de verborgene. Het triomfbeeld van Kristus en de Allerheiligenviering schijnen de motieven te zijn geweest van de ontwerper en schepper van het retabel. Daaruit zou dan volgen dat de middenfiguur niet God de Vader maar Kristus is. Dat deze traditie, overgenomen door Van Eyck, doorstroomt tot in de nabijheid van de meester ziet S. in de voorstelling op de gestikte paramenten van Het Gulden Vlies (Wenen, Kunsthistorisches Museum), alhier ontworpen en vervaardigd in de eerste twintig jaren van de 15de eeuw. Prof. von Einem schrijft daarover het volgende: ‘Auf den drei grossen Chormänteln ist die Glorie des Himmels dargestellt: Gottvater, Maria, Johannes der Täufer, darunter die Engelscharen, Heilig Bekenner, Propheten- gleichsam das ganze Programm des Genter Altares, freilich in einzelne Figuren aufgelöst.’ Weerom geldt hier het twee-zonen-systeem: de grote figuren op de schilden van de koormantels en daarrond de kleine figuren. Het is zeer opvallend en merkwaardig dat de figuren van de drie schilden zeer gelijken op die van het Gentse Retabel en op die van ‘De Levensbronnen’ (Prado, Madrid), zodat hier gerust mag gewaagd worden van een beïnvloeding door Van Eyck. De hoofdfiguur op het schild van de middenste koormantel is, mijns inziens, wel God de Vader. Trouwens ook S. ziet er God de Vader in, zoals boven door hem wordt toegegeven, alhoewel de titel van de cliché luidt: Christus-Pluviale. Een vergissing? De vraag is nu, hoe brengt S. dat overeen met de Majestas Domini? Hij voert toch de gestikte voorstelling der koormantels aan als een bewijsgrond voor die stelling. Dezelfde struktuur van het Gentse Retabel kan men terugvinden op een vermoedelijk jeugdwerk van Van Eyck; ‘De Levensbronnen’ (Madrid, Prado). Ook daar blijft de twijfel zweven over de middenfiguur, Kristus of God de Vader. Als men er van uitgaat dat de Ver- | |
[pagina 241]
| |
heerlijkte Kristus steeds wordt uitgebeeld met het Lam aan zijn voeten, zoals in de vroegkristelijke kunst, dan moet op ‘De Levensbronnen’ en op ‘Het Lam Gods’ de middenplaats ingeruimd worden voor Kristus. Maar wat dan met de sterk doorwegende traditie van de Vaderfiguur? Heeft men hier te doen met een teologische dubbelzinnigheid of met een verwisselbaar tema? Tenslotte kunnen wij alleen vaststellen dat hier twee verklaringen parallel samenlopen: de Vadertraditie, die meer steunt op de schriftelijke bronnen en de Kristustraditie, die haar steun vooral vindt in de beeldbronnen. Al met al zijn de eigentijdse bronnen en getuigenissen ten voordele van de Vaderfiguur. Van Eyck kan evenwel het tweezonen-systeem hebben overgenomen, zonder zich gebonden te achten aan de figuur van God de Vader of van Kristus. We zijn dus met het probleem van de middenfiguur nog niet klaar. De navorsing heeft daarvan nog geen besliste oplossing gevonden. Dit moge des te meer alle kunstkritici, en vooral de Vlaamse navorsers, aanzetten om onverdroten verder te zoeken, want het kleinood van onze Vlaamse Kultuurschat is dat waard. |
|