| |
| |
| |
Een studie over de geneeskundige recepten, zegeningen en bezweringen in het middelnederlands, met inachtneming van de onvoltooide receptenverzameling van prof. W. de Vreese
Verslag van de heer M. Gysseling, eerste beoordelaar
Het enige werk dat naar aanleiding van deze prijsvraag ingestuurd werd, draagt als titel: Middelnederlandse geneeskundige recepten. Een bijdrage tot de geschiedenis van de vakliteratuur in de Nederlanden. De kenspreuk van de auteur is: ‘Mille mali species, mille salutis erunt’.
Achteraf beschouwd, lijkt de prijsvraag destijds door de Academie in een te ruime zin te zijn gesteld geworden. Inderdaad werd reeds in de Verslagen en Mededelingen van 1963, blz. 275-386, door de heer W. Braekman een uitvoerige en grondige studie gepubliceerd over ‘Middelnederlandse zegeningen, bezweringsformulieren en toverplanten’, waaraan dezelfde auteur in de Verslagen en Mededelingen van 1966, blz. 53-118, een tweede studie toevoegde over een inmiddels door hem te Londen ontdekt handschrift (‘Magische experimenten en toverpraktijken uit een Middelnederlands handschrift’). Daarnaast zijn slechts enkele Middelnederlandse zegeningen bekend, die reeds werden uitgegeven en bestudeerd door de heer J. van Haver in zijn door de Academie bekroond boek Nederlandse incantatieliteratuur, Gent 1964. Doordat de heer Braekman aldus het gras vóór zijn voeten weggemaaid had, zag de auteur van het onderhavige prijsantwoord zich genoodzaakt, zich te beperken tot de Middelnederlandse geneeskundige recepten. Niettemin is zijn werk, dat een voortzetting bedoelt te zijn van W. de Vreese's boek Middelnederlandsche geneeskundige recepten en tractaten, zegeningen en tooverformules (waarvan slechts één aflevering verscheen, Gent 1894), uitgegroeid tot een lijvig boek van 491 getypte bladzijden.
Het eerste hoofdstuk, pp. 1-30, behelst een uitstekend overzicht van de medische en farmaceutische literatuur, en van de recepten in het bijzonder, van de Oudheid tot de Middeleeuwen, waarbij het volle licht valt op de Mnl. teksten, die voortreffelijk gesitueerd worden in het geheel van de internationale stromingen. Van meet af aan blijkt
| |
| |
dat de auteur niet alleen een bekwaam filoloog is, doch dat hij zich tevens grondig ingewerkt heeft in de medische geschiedenis en aanverwante vakken. Een paar kanttekeningen bij dit hoofdstuk: op p. 11 wordt aangestipt dat het glossarium van plantnamen, dat eertijds te Königsberg lag, ‘volgens Jacobs uit het einde van de 11e of het begin van de 12e eeuw’ zou dateren. Het schrift is echter uit het tweede kwart van de 13e eeuw, en ook de taalvormen behoren tot de eerste helft van die eeuw. Op p. 15, regel 2, is Hoogduits wel een lapsus voor Opperduits.
Het tweede hoofdstuk, pp. 31-59, is een minutieuze en zorgvuldige beschrijving van de vijf 15de-eeuwse handschriften (te Gent, Parijs en Brussel), waaruit de recepten gelicht zijn. Hierbij heb ik slechts één opmerking: de onbeholpen hand die op fo 170 vo van hs. Gent UB 1272 enkele recepten neerpende, is m.i. niet uit de 17de doch uit de tweede helft van de 15de eeuw, zodat ook deze recepten hadden moeten opgenomen worden.
Het derde hoofdstuk, pp. 60-128, is een gedetailleerd inhoudsoverzicht van alle recepten, alfabetisch geordend volgens 94 trefwoorden, waarbij telkens ook op de recepten uit De Vreese's torso ingegaan wordt. (Een inhoudsopgave en glossarium van De Vreese's recepten gaf W. Braekman, ‘De Middelnederlandse recepten in W. De Vreeses uitgave’, Versl. Med. 1965, pp. 65-110). Het gedegen vakmanschap, waarvan de auteur hier blijk geeft, dwingt bewondering af.
De blzz. 129-307 brengen de tekst van 1388 recepten, in dezelfde volgorde als in de handschriften (met voetnoten op pp. 308-331). Hiervan heb ik 8 blzz. (nl. 129-136) gecollationeerd met het origineel (UB Gent hs. 1272). De lees- en tikfouten zijn zeldzaam en steeds beperkt tot één letter, doch ze zijn er. Ik trof de volgende fouten aan (de cijfers zijn de nummers van de recepten): 3 jegen, lees jeghen; 4 auons, lees auonts; 18 salie, lees saelie; 26 ekilescorse, lees ekine scorse; 30 neemt, lees nemt; 42 dege, lees deghe; 43 bevleghen, lees bevlegen; 43 plantanginis, lees plantaginis; 53 haseniere, lees hasen niere; 59 temperet, lees temperret; 66 ertuelde, lees ertuelle; 70 betonie, lees betonien. Soms betreft het dus een fout in het handschrift, waar de uitgever overheen leest. Tegen de uitgavetechniek heb ik een paar bezwaren. Waar in het handschrift een zin aanvangt met een kleine letter, heeft de uitgever deze vervangen door een hoofdletter die hij tussen rechthoekige haakjes plaatst; dit werkt misleidend; het is beter, deze haakjes alleen aan te wenden voor in het handschrift verdwenen, door de uitgever toegevoegde tekstdelen; daar in de uitgave
| |
| |
toch een moderne interpunctie ingevoerd wordt, stel ik voor deze haakjes te schrappen. Wat het al dan niet aaneenschrijven van woorden en woorddelen betreft, zou ik liever de lezing uit het handschrift ongewijzigd overnemen. Zo bv. schrijft de uitgever scapine botere, esscine wortelen, gherstin heffele, berghenen smoute, coeyen botre, enz. telkens aaneen; dit zou in het Nieuwnederlands zeker juist zijn, doch voor het Middelnederlands taalgevoel betreft het nog twee verschillende woorden. Zo ook is aaneenschrijven van buuc euele storend bij de lectuur; ook doet ter, daer mede, enz. zou ik gescheiden laten, zoals in het handschrift.
De aantekeningen op pp. 332-384 zijn van tekstverklarende aard: overeenkomsten met elders uitgegeven recepten, toelichtingen, emendaties enz.
Uitzonderlijk belangrijk is het glossarium op pp. 385-491. De kruiden worden zo precies mogelijk geïdentificeerd, de betekenis van de overige vaktermen (ziekten, enz.) en van andere moeilijke woorden nauwkeurig aangegeven. Dat apotheker Dr. L.J. Vandewiele deze woordenlijst kritisch heeft willen doorlezen, verhoogt haar betrouwbaarheid. Van de aangehaalde woorden en woordbetekenissen komt een groot aantal niet voor in het Middelnederlandsch Woordenboek. De auteur is zo ver mogelijk tegemoet gekomen aan de wensen van de beoefenaars van de medische en farmaceutische geschiedenis; de taalkundige blijft daarbij wel eens onbevredigd. Zo bv. worden de woorden aangehaald in de vorm waarin ze in het handschrift voorkomen; dit is uitstekend, doch het ware wenselijk om, bij verbogen vormen (bv. clede, couwen), ook de naamval te vermelden; zo ook zou, bij enclitische vormen als deuel, tborne enz., duidelijk moeten blijken dat d of t het lidwoord is, en zou een verwijzing moeten ingelast worden van het substantief (euel, borne) naar de enclitische vorm of vice-versa.
Bij de woordenlijst maakte ik de volgende aantekeningen:
Alden wordt verklaard als ‘oude’; hoewel deze betekenis uitstekend zou passen bij de inhoud, vloekt de fonetische vorm met de dialectkenmerken van de tekst (men verwacht oude); dus te splitsen in al den ‘geheel de’? Een gelijkaardige opmerking wat altentijde betreft. Braghe(n) is m.i. Mnl. bragen ‘hersenen’. Ceren: de lezing van het hs.: coren, is juist; Mnl. coren ‘braken’ (Mnl. Wdb. III 1913-1914). Dinghen, dinniinghe betekent inderdaad ‘slaap van het hoofd’; zie Mdl. Wdb. s.v. dunninge. Erre, onverklaard: denkelijk met assimilatie uit Mnl. edere ‘klimop’. Ganca: moet dit niet zijn ganta ‘gans’ (Mnl. Wdb. s.v. gent)? Zo ook wordt in no 45 gaend m.i. ten onrechte ge- | |
| |
emendeerd in gaens. Gedroncen: blijkbaar fout voor gedronten ‘gezwollen’ (Mnl. Wdb. II 412 s.v. drinten). Hertsen in deze Hollandse tekst is m.i. een interessante grafie voor hertgen, dus dim. hartje, niet ‘hart’. Matthijsdach wordt terecht gedateerd op 24 feb., doch Mattheus is een tikfout voor Matthias. Tpast: zie Mdl. Wdb. VI 186 past ‘deeg’.
Het prijsantwoord laat een uitstekende indruk na. Het is niet feilloos (welk groot werk is feilloos?). Doch het is de vrucht van een intense en nauwgezette studie op een gebied dat tot verschillende, zeer uiteenlopende disciplines behoort: filologie (met inbegrip van paleografie), medische en farmaceutische geschiedenis, botanica, volkskunde. Dit is zonder enige overdrijving pionierswerk. Ik stel het ingezonden prijsantwoord dan ook zonder aarzelen ter bekroning voor. Het ware daarenboven ten zeerste wenselijk dat het, ontdaan van zijn tekorten, zo vlug mogelijk kon gepubliceerd worden. Dit zou er in zeer aanzienlijke mate toe bijdragen om de enorme achterstand, die de Nederlandse filologie op dit gebied thans vertoont ten opzichte van bv. de Duitse filologie, spoedig in te lopen.
| |
Verslag van prof. Dr. Robert Foncke, tweede commissaris
Het verheugt mij in hoge mate een zeer gunstig oordeel over dit ingediende antwoord op de prijsvraag ‘Middelnederlandse geneeskundige recepten’ ten volle te kunnen onderschrijven.
Van stonde aan en tot het allerlaatste blad geeft de auteur ‘Mille mali species...’ zich te erkennen als iemand, die verstaat hoe een wetenschappelijk onderwerp aan te pakken en de uitwerking ervan volgens de gezondste regels op te bouwen en af te sluiten.
Op een leerrijk inhoudsoverzicht van de later te berde gebrachte recepten (blz. 60-128) volgt zijn eigenlijke tekst van blz. 129-308 betreffende bijna 1400 stuks, geschikt onder niet minder dan 94 trefwoorden. Hij zamelde ze uit 5 belangwekkende vroegereeuwse handschriften, waartoe hij zijn monnikenspeurzin beperkte wegens een toe te juichen opvatting, dat een beperking zich noodzakelijk opdrong; want waar ongetwijfeld nog dergelijke voorschriften te grabbelen liggen in oude archiefbundels - gelijk veelal in kronieken van vroegere kloosters en stichten bij ons en elders - deze nog wachten op regelmatige op- en naspeuring. Een lijst van aan te halen manuskripten leest men trouwens op blz. XII-XIII en wel 45 verschillende; daarvóór
| |
| |
staat overigens een ‘Bibliografie’, blz. I-XII, die uit zeer verscheiden talen werd geraadpleegd.
‘Mille mali species...’ voert alleszins een vaardige veder, die hem een kloeke stijl en een handige taal te boek stellen laat. Zelfs een soms ingewikkelde volzin slaagt hij erin nog goed begrijpelijk te doen verluiden, ofschoon hij zich bij gelegenheid bezondigt aan een te logge woordherhaling en anderzijds nog enkele flandricismen dient weg te wieden: onderlijnen > onderstrepen; - vanaf; - (voor) wat betreft; - plaatsen > stellen; - gezien > gelet op.
Nochtans zelfs naar het uiterlijk is de dissertatie best verzorgd; zo waar onverbeterd gelaten tikfeilen - en deze zijn ook zeldzaam! - moet men erin slechts bij grote uitzondering aanstippen; bijv. blz. 61 kreeg een voetnota geen verwijzing in de tekst; verder dient meermaals de interpunktie juister te worden gemaakt, nl. het spel met de komma en ook de trema dient erin weggelaten.
Zeer bij te vallen goedkeuring zal men gewaarworden allereerst, omdat de door de prijsvraag verlangde vasthechting aan de receptenuitgave door Prof. Dr. de Vreese van allerdichtstbij werd voltrokken; 't gebruik op de voordeligste wijze van diens werk ondervindt er stellig heel tastbaar baat door.
Van veelomvattende kunde levert de auteur doorslaande blijken! Hij bewijst voortdurend dat hij gedrild is op het gebied van de filologie als van de paleografie, o.m. waar hij gelukkige pogingen aanwendt tot datering en dialectonderscheiding van de teksten - waar hij in zijn duidelijk historisch overzicht van de medische en farmaceutische wetenschappen in de oudheid en ook dichter bij ons een zelden zo ingaande uiteenzetting op leerrijke wijze aan de hand doet; - hij hanteert met opvallend gemak de leer van de botaniek en belicht treffend elementen van de volkskunde, weshalve onze folkloristen dankbaar van de verhandeling kennis zullen nemen. In verband met dit laatste zal men wellicht graag zien toevoegen een bondige klassificerende onderscheiding van de recepten, die een erfstuk uit de oudheid vormen, en die van meer volkse allure, ten minste wanneer bekeken met een vlaams oog, welke hij trouwens op blz. 6 reeds begon aan te snijden; - meteen moge er op gewezen worden dat waar de geneeskunde van huisdieren en vee aan de beurt geraakt met profijt is te rade te gaan bij het voor kort verschenen bundeltje van 152 blz. (te Wetteren, 1965) ‘Volksgeneeskunde’ door veearts Dr. J. Wouters.
Het zou wel geen kwaad kunnen, integendeel, zo bij de Inleiding en de Bespreking vóór de opgetekende teksten in voetnota de minder ge- | |
| |
wone woorden en benamingen even werden vertaald of verklaard als handreiking aan wie we hier zonder meer ‘de doorsneelezer’ zullen noemen; want het zou voor menigeen de lektuur van bedoelde blz. grotelijks vergemakkelijken; - hetzelfde zou zijn te verwachten van de toevoeging van twee, drie regeltjes biografie omtrent de vermelde geneeskundige geleerden bij de historische schets.
Zonder twijfel maakt de ‘Index’ een hoogst gewichtig en hoogst belangwekkend stuk van de verhandeling uit.
Hij is opgesteld met voorbeeldige vlijt en scherpe middelnederlandse taalkennis, die waarschijnlijk des schrijvers bemoeiingen in deze nog voort zullen aanwakkeren en hem sommige vermoedens en onderstellingen nog nader doen overwegen. Van waar het kan gebeuren halen wij slechts een paar voorbeeldjes aan: 1o uit recept nr. 352 ‘altenijnde’ = misschien corruptie voor ‘alte venijnde’ = oude, vergiftige (wonden) of voor ‘alrehande’. Ligt het niet vast aan ‘allenthenen’ = Ubique (Aangehaald in Martini Binnart: Biglotton amplificatum (Antwerpen, 1705)... dus ‘over het ganse lichaam’? 's Schrijvers aantekeningen versterkt dit vermoeden zeker! - 2o) bij recept 1104 (juister 1105) ‘albeen’: schors van abeel. Cf. Binnart ‘Allerboom’ = Populus - blz. 392 ‘barghijnesmout’ = vet van een speenvarken; vgl. Binnart: barg/gesneden vercken, Majalis; barghersmeer = Arvira; - blz. 392 boeten = genezen. Maar passender lijkt = beteren. - Meer vluchtige opmerkingen van dit soort zullen meer dan waarschijnlijk ook zijn te vinden in de verslagen van mijn geachte kollega's-medekommissarissen voor het onderhavig werk.
Zij verhinderen echter in uiterst geringe mate de onloochenbare, stralende verdiensten, waarop ‘Mille mali species...’ prat gaan mag en op wier grond wij hem zeer warm applaus spenderen. Wij stellen met geestdrift aan onze Koninklijke Vlaamse Academie dadelijk voor dit antwoord op hare prijsvraag te bekronen en bevelen het anderzijds dadelijk bij haar aan om het zohaast mogelijk onder hare uitgaven van de pers te doen halen, vanzelfsprekend nadat de gewenste en gemakkelijk aan te schakelen oppuntstellingen werden aangebracht. De verschijning in druk van dit werk zal welbeschouwd een onbewimpelde hulde uitmaken aan de verdiensten, welke ons Genootschap alreeds heeft verworven in verband met de hier bestudeerde wetenschappen door haar herhaalde publikaties... van de bundel van Prof. Dr. De Vreese voor tal van jaren al... van de ‘Nederlandse Incantatieliteratuur’ door Prof. Dr. J. van Haver... door de opname in hare ‘Verslagen & mededelingen’ van uitvoerige bijdragen van de hand van W.
| |
| |
Braekman... en nu weder in hun jongstverschenen aflevering van de hand van W. Braekman & M. Gysseling.
| |
Verslag van Stephanus G. Axters, O.P., derde verslaggever
Wanneer men de door ‘Mille mali species, mille salutis erunt’ ingestuurde bijdrage inkijkt, stelt men dadelijk vast dat de auteur van de verhandeling slechts een gedeelte van de door de Academie gestelde prijsvraag heeft beantwoord en de zegeningen en de bezweringsformulieren, waaraan J. Verdam (Over bezweringsformulieren, in Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden, 1900-1901, p. 3-62) een zeer belangrijke bijdrage heeft gewijd, niet in het onderzoek heeft betrokken. De uitsluitend aan de geneeskundige voorschriften uit de vijftiende eeuw in het Middelnederlands gewijde verhandeling is intussen met haar XII + 491 blz. tekst zo uitvoerig geworden dat wij het kunnen op prijs stellen dat de auteur zijn opzet heeft beperkt en ons aldus een meer homogene en degelijker tekst heeft weten voor te leggen.
Reeds bij het lezen van het inleidend hoofdstuk over de geschiedenis van de farmaceutische literatuur door de eeuwen heen stelt men spoedig vast dat de auteur op dit gebied over een niet te versmaden belezenheid beschikt.
Verder kan men het vreemd vinden dat ons, terwijl het omgekeerde zou logischer schijnen, in het derde hoofdstuk de kommentaar van de auteur en eerst hierna de teksten worden medegedeeld. Veel belang heeft deze rangschikking van de hoofdstukken intussen niet.
Voorts zal men het bijzonder op prijs stellen dat wij ook een uitvoerige woordenlijst krijgen waar talrijke aanvullingen voorkomen bij het Middelnederlandsch Woordenboek.
Belangrijk en gewetensvol werk is dit alles in ieder geval en hierom zijn ook wij, zoals de eerste en de tweede verslaggever, van mening dat wij de ingestuurde verhandeling over geneeskundige recepten in het Middelnederlands voor bekroning onvoorwaardelijk kunnen aanbevelen.
|
|