Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 641]
| |
Begroeting van prof. Dr. J. Moors
| |
[pagina 642]
| |
het werd in die vorm nooit uitgegevenGa naar voetnoot(1). Moors heeft namelijk het in 1942 verkende terrein grondiger bewerkt en de oorspronkelijke bescheiden opzet is uitgegroeid tot het monumentale boek van XX-518 blz.: ‘Oorkondentaal in Belgisch-Limburg, in 1952 door het Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek uitgegeven als nr. 2 in de prachtige reeks Bouwstoffen en Studiën voor de Geschiedenis en de Lexicografie van het Nederlands. Hierin verzamelde de auteur alle originele, authentieke, gedateerde charters uit Belgisch-Limburg van voor 1400. We lezen in het prospectus dat de uitgave strikt diplomatisch is, volgens de voorschriften van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en dat slechts 10 van de 173 opgenomen stukken reeds vroeger in druk verschenen waren. Het werk bevat een volledig glossarium van de plaats- en persoonsnamen en een karakterisering van de Limburgse oorkondentaal van de 2e helft van de 14e eeuw aan de hand van typische verschijnselen uit spelling, klank- en vormleer. Wegens de beperkte tijd die me is toegemeten kan ik er niet aan denken uit te weiden over Moors' verder wetenschappelijk werk. Een zeer algemeen overzicht moge volstaan. Hij schreef en werkte mee aan schoolboeken voor het onderwijs in het Nederlands, publiceerde vertalingen uit het Frans en het Engels, gaf aanvullingen en verklaringen van taalkundige aard bij franstalige historische werken, schreef een aantal wetenschappelijke artikels over taalkunde, Luikse oorkonden, dialectologie, literatuur, opvoeding en onderwijs, en nog honderden kortere artikels, bladvullingen en recensies in diverse tijdschriften; hij hield vele lezingen over filologische en didactische onderwerpen, vooral voor Luikse en Limburgse verenigingen. Op één belangrijk onderdeel van zijn wetenschappelijke bedrijvigheid wens ik hier speciaal de aandacht te vestigen. Toen bijna 15 jaar geleden de ‘Commissie belast met de voorbereiding van de Nederlandse tekst van de grondwet, de wetboeken en de voornaamste wetten en besluiten’ opnieuw werd opgerichtGa naar voetnoot(2), werd Moors een van de secretarissen. Als insider | |
[pagina 643]
| |
- ik ben ook lid van die Commissie - kan ik getuigen dat hij vrij vlug meer was dan secretaris: hij werd zo wat het ‘taalkundig geheugen’ van de Commissie. Het gebeurt herhaaldelijk dat, als de Commissie geneigd is een bepaalde Nederlandse formulering te gebruiken als tegenhanger van een Franse tekst, Moors naar zijn fiches grijpt en waarschuwt: ‘Oppassen! Zoveel jaren geleden hebben we in dat wetboek in een precies parallel geval een andere wending gebruikt!’ Hoe kostbaar dergelijke waarschuwingen zijn is duidelijk voor al wie zich rekenschap geeft van het grote belang dat een woord, een nuance, een bepaalde wijze van formulering kunnen hebben in een wettekst. Een zover mogelijk doorgedreven consequentie is dus geboden. Hoe belangrijk het werk van die Commissie is voor wat we de ‘ontvoogding van het Vlaamse volk’ kunnen noemen is overduidelijk. Vroeger was alleen de Franse tekst van de wetten rechtsgeldig. Nu worden de door de Commissie ontworpen en door het Parlement goedgekeurde teksten eveneens rechtsgeldig. Het is echter niet voldoende dat deze officiële Nederlandse teksten door juristen worden gebruikt. Ze moeten ook voor het grote publiek, voor alle nederlandssprekenden toegankelijk worden gemaakt. Het lag voor de hand dat Moors ook deze taak op zich zou nemen, niet alleen omdat hij als secretaris het volledigst was gedocumenteerd, maar ook omdat hij het Juridisch Woordenboek van zijn voorganger Verdeyen in 1949 persklaar had gemaakt, zodat hij volledig met de methode van bewerking vertrouwd was. In 1963 verscheen van zijn hand het Dictionnaire Juridique Français-Néerlandais; Nederlands-Frans Juridisch Woordenboek, waarin hij alle rechtskundige termen uit het door de Commissie bewerkte Burgerlijk Wetboek (met ‘aanverwante’ wetten) alfabetisch heeft verwerkt. Op dit ogenblik legt hij de laatste hand aan een tweede druk van zijn Juridisch Woordenboek. Laten wij hopen dat daarin de tekst van het Strafwetboek en van het Wetboek van Strafvordering, die ondertussen klaar zijn gekomen, zal zijn verwerkt. Van de andere werken die hij op het getouw heeft, zal ik liever niets verklappen. Als men nu geneigd zou zijn zich deze man met zijn zware leeropdracht, tijdrovend commissiewerk en een reeds rijke persoonlijke bibliografie voor te stellen als een typische kamergeleerde, zou men de bal volkomen misslaan. Moors is aanwezig | |
[pagina 644]
| |
op bijeenkomsten en vergaderingen van allerlei aard, hij neemt actief deel aan studiedagen en congressen, hij stelt belang in alle problemen die de mensheid op onze dagen beroeren, hij is zelfs gemeenteraadslid van de kleine Waalse gemeente waar hij verblijf houdt. Met een woord: niets van wat des mensen is, is hem vreemd. Ik beschouw hem als een van de voornaamste vertegenwoordigers van de ‘Vlaamse aanwezigheid’ te Luik. Onze Academie verheugt zich erover dat, na een hiaat van vele jaren - Mansion overleed in 1937, Verdeyen in 1949 - de Luikse universiteit opnieuw in haar schoot is vertegenwoordigd en wel door een van Verdeyens meest begaafde leerlingen, Jozef Moors. |
|