| |
| |
| |
Bedenkingen bij het rapport van de Belgisch- Nederlandse commissie voor de spelling van de bastaardwoorden
door Prof. Dr. A. Van Loey
Lid van de Academie
De opdracht van de commissie bestond erin, te ‘adviseren, op welke wijze, in afwijking van de woordenlijst, een spelling van bastaardwoorden zonder keuzemogelijkheid kan worden bereikt, waarbij een zo consequent mogelijke opzet in fonologische zin en een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing wordt nagestreefd’.
In die opdracht zit een principiële fout. Die fout zit niet in de regeling van de spelling in die zin, dat geen keuzemogelijkheid bij dubbele spelling meer zou bestaan: eenheid, zoveel mogelijk, wordt door iedereen gewenst.
De principiële fout bestaat in de vermenging van fonologische stelsels, en de hierbij rijzende moeilijkheden worden vooral duidelijk in de vaststelling van de mate waarin een ‘bastaardwoord’ eigenlijk ingeburgerd is.
Dergelijke moeilijkheden bestaan niet in die mate in een fonologische spelling van de Nederlandse taal. De vereenvoudiging van de spelling van Nederlandse woorden (1954) is een betrekkelijk eenvoudig werk geweest, in die zin, dat in hoofdzaak enkele overtollig geworden letters zijn geschrapt (type stenen i. pl. v. steenen, lopen i. pl. v. loopen, vis i. pl. v. visch enz.). Het behoud van die letters was alleen gerechtvaardigd door een intern-nederlandse traditie, die op etymologie berustte, en etymologie als richtsnoer bij spelling kan alleen door enkele filologen gehanteerd worden. Die band met de etymologie, die verticale binding, in de tijd, kon dus zonder groot bezwaar verbroken worden, en vereenvoudiging van de spelling was mogelijk.
Helemaal anders is het gesteld met een wijziging van de spelling van de zgn. bastaardwoorden. Bastaardwoorden zijn eigenlijk vreemde woorden, waaronder wel internationale woorden en vaktermen voorkomen. Vele dergelijke woorden zijn, anders dan
| |
| |
de Nederlandse woorden, gekenmerkt door een horizontale binding, d.i. een synchrone binding met ons omringende talen, door min of meer talrijke mensen min of meer goed gekend, en die binding is duidelijk. De toepassing van een Nederlandse fonologische spelling op een schriftbeeld dat berust op de fonologie van een vreemde taal, of een traditie aldaar, brengt niet meer schrapping maar verandering van letters met zich mee, het voert ons tot zulke wijzigingen dat inconsequenties, willekeurige beslissingen, verwarringen onvermijdelijk het gevolg zijn.
Ter illustratie en staving mogen enkele voorbeelden volstaan.
De commissie beschouwt een formeel kenmerk, bijv. een Franse genasaleerde vocaal, als een factor die de vernederlandsing verhindert: daarom behoudt nuance, met genasaleerde a, zijn c, vandaar ook nuanceren, terwijl lanseren, met orale a, een s krijgt (tegenover Frans lancer) (pp. 21, 26, 13). Dit betekent dan dat, fonologisch beschouwd, de oppositie genasaleerde a ≠ orale a in het Nederlands zijn aanduiding vindt in de spellingsoppositie c ≠ s, iets dat geen Nederlands is, en ook geen Frans (vgl. lance, l'anse). Dat onverantwoord procédé vinden we terug in essence, annonce ≠ finansiën, insident.
Dat we met een fonologische spelling op twee gedachten gaan hinken, heeft de commissie ook ingezien. Ze schrijft immers (p. 6): ‘De grootste fonologische moeilijkheden leveren de Franse en Engelse woorden, die in de uitspraak, ook al is die naar de maatstaven van de talen van herkomst niet altijd correct, hun vreemde karakter behouden’. Dit betreft bijv. de Franse zj gespeld g of j. In die verlegenheid moet dan wel de reden gezocht worden, waarom journaal zijn Franse spelling ou behoudt (tegenover de vernederlandsing goeverneur), denkelijk omdat de opeenvolging j + ou een waarschuwing moet zijn om wel zjoe (zjoernaal) te zeggen: m.a.w. een spelling joernaal zou een uitspraak met nederlandse j (als in ja) kunnen suggereren. Hier wordt dan j = zj beheerst door de erop volgende ou = oe, zodat men nu eens een Frans systeem krijgt (journaal), dan weer een Nederlands (goeverneur)! - Een en hetzelfde woord krijgt een hybridische spelling: in muzicus bijv. wordt de s vernederlandst, maar de c niet ‘op grond van vreemde morfologie’ (p. 10), en zo ook akademicae, kollegae. - Onmogelijk bleek uiteraard een fonologische spelling van couchette, douche(n), beige, subsidiair, crayon, corps, (appel) beignet.
| |
| |
Een ongelijkmatige behandeling is het type natie ten deel gevallen: omdat twee uitspraken bestaan (nasie, naatsie) wordt slechts een spelling, de traditionele, behouden (natie), om het aantal dubbele spellingen niet nodeloos te vermeerderen en om niet één uitspraak te diskwalificeren (p. 9); daartegenover wonen we een andere behandeling bij van de woorden keramiek en seramiek, kristelijk en christelijk (p. 10). Waarom voorts nog dejeunee maar cahier (was kajee niet mogelijk?), kapusjon maar machine (was masjiene niet mogelijk?), eksellentie maar ex-minister (was eks-minister niet mogelijk?). Misschien hangt het antwoord af van de appreciatie, door de taalgebruiker, van de graad van inburgering van het woord, of van een al te ingrijpende wijziging van het woordbeeld.
Dat de commissie terughoudendheid heeft betracht ten aanzien van een spellingwijziging van canard, circuit, fauteuil, foulard, marechaussee, is volkomen begrijpelijk, maar waarom dan ook niet bij chauffeur, etui, capuchon, en dgl.?
In zake appreciatie van de mate, waarin sommige woorden kunnen beschouwd worden als reeds ingeburgerd dan wel (nog) niet, kan men van mening verschillen. De commissie heeft de woordfrequentie als leidend beginsel afgewezen (p. 5), omdat onvoldoende voorstudies op dit terrein zijn verricht en omdat woordfrequentie een te sterk wisselende grootheid is: de commissie wil dus op stevige criteria steunen. Daartegenover schrijft ze zelf (p. 12): ‘De onzekerheden waartoe de Woordenlijst-1954 heeft geleid, hebben naar het inzicht van de commissie de maatschappij meer toegankelijk gemaakt voor een progressief gerichte spellingwijziging...’. Hier nu gebruikt de commissie geen objectieve, stevige criteria, maar vertrouwt ze haar inzicht. Men kan de commissie dus niet van een zeker subjectivisme vrijpleiten. Vandaar ongelijkmatige behandeling: vreemdtalig is nog requiem maar vernederlandst is kwatertemper, en zo cricket maar kokpit, cocktail maar keek, larghetto maar spagetti, café-chantant maar odeklonje, choquant maar sjofeur, quarantaine maar kworum. Waarom hebben de volgende woorden of woordvormen een traditionele spelling behouden: circa, biceps, circum-, rosacee, insekticide, en waarom niet abses (zou het niet apses behoren te zijn?), konduktrise, direktrise (Regel 21).
Vaktermen op verschillende gebieden van wetenschap en techniek, die van Grieks-Latijnse herkomst zijn (zoals cytologie enz.,
| |
| |
p. 3) gaan beschouwen als bastaardwoorden, zelfs al zijn ze ‘kunstmatig gevormd’, is wel heel vreemd: dan zijn credo, quinquagesima, scenario (p. 8) enz. ook al bastaardwoorden, en toch worden laatstgenoemde niet vernederlandst. De Grieks-Latijnse herkomst van technische en wetenschappelijke termen gaan wegdoezelen in een Nederlandse spelling is bepaald geen winst. Daarenboven leidt omspelling in fonologische zin hier alweer tot verwarring. Zo wordt op p. 9 voorgesteld, bij woorden als hymne, hypnose, de y door i of ie te vervangen, al naar de uitspraak, en de commissie kiest het teken i. Haar argument is, dat i in woorden als illegaal, immanent enz. nooit een beletsel heeft gevormd voor de ie-uitspraak. Daarom dan bijv. de spelling psiche (bij psyche en hiermee gevormde woorden, p. 15). Maar nu van tweeën een: 1) ofwel wordt psyche op zijn Nederlands gespeld, en dan is het, evenals bij gieten, giechelen, biecht, zonder meer psieche; 2) ofwel wordt psyche gespeld met i zoals in illegaal, stichisch, maar dan wordt de Griekse y op één lijn gesteld met een Latijnse i, of een Franse i, of een Griekse i, en past men op het Nederlands de fonologische spelling van andere talen toe. Is het, in zulke omstandigheden, dan maar niet eenvoudiger de traditionele spelling psyche te behouden, en zo ook in hymne, hypnose, enz.?
Het opgeven van de traditionele spelling, het scheuren van het verband tussen grondwoord en afleiding heeft bij de spelling van afleidingen van persoonsnamen ook al geleid tot nodeloze complicaties, tot inconsequenties: op p. 21 (1A 2) worden van vernederlandsing uitgesloten ‘persoonsnamen, in eigenlijk en oneigenlijk gebruik, ook in samenstellingen’, dus bijv. (we citeren) Luther, Hercules, Lucullus; een hercules, lutherbijbel, lucullusmaal (en ook, naar men gerust mag opmaken, herculesarbeid). ‘Maar niet in afleidingen’: de commissie spelt dus herkulies (met k) en dan vraagt men zich te vergeefs af, waarom herculesarbeid met c blijft, maar herkuliese gestalte een k krijgt; lutherbijbel behoudt de traditionele th, maar het adjectief luthers (dat de commissie niet noemt) zou dan luters (zonder h) worden: plaats dan naast elkaar lutherbijbel en luterse kerk! En stel ook tegenover elkaar lucullusmaal en (het niet vermelde) lukullies maal. Hoe zou men met zulke ongerijmde wijzigingen akkoord kunnen gaan? Dergelijke woordbeelden, evenals bij voorbeeld fransiskaan en St.-Franciscus, Karteziaans en Cartesius of Descartes, sezarisme en Caesar (p. 21) zijn noch wetenschappelijk, noch pedagogisch te verantwoorden
| |
| |
en zouden in de praktijk eerder een complicatie dan een vereenvoudiging opleveren. Ofwel streeft men naar een consequente, echt fonologische spelling, die het woordbeeld grondig zou wijzigen; ofwel tracht men meer eenheid te bereiken in het traditionele systeem zonder nieuwe inconsequenties in te voeren.
De commissie heeft zich dus vaak in een netelige positie gebracht. Ze zou er zich eigenlijk toe hebben moeten beperken, eenheid te brengen in de verwarring, die sedert 1954 met betrekking tot de dubbele spelling heeft bestaan. De eerste oorzaak van onze tegenwoordige en met dit Rapport rijzende nog grotere spellingmisère is voor een groot deel te zoeken in de ongelukkige formule van de dubbele spelling. Een hinder is de onnederlandse spelling van bastaardwoorden en vreemde woorden in het onderwijs en in het leven hoegenaamd niet: het aanleren van een ‘moeilijke’ spelling maakt deel uit van de inspanning die, op een zeker peil van ontwikkeling, vereist wordt bij het juiste begrijpen, onthouden en hanteren van nieuwe begrippen, samen met de uitspraak van het vreemde woord. Daarover heeft de commissie zelf trouwens behartenswaardige woorden gezegd (p. 20).
|
|