Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |
Commentaar en kritiek bij het rapport van de Belgisch-Nederlandse commissie voor de spelling van de bastaardwoorden
| |
[pagina 346]
| |
Een beetje geschiedenis1.Spellingvrede heeft er in ons taalgebied nooit lang geheerst. Men had kunnen hopen dat de regeling van De Vries en Te Winkel, in Nederland en België aanvaard, voor lange tijd rust zou hebben gebracht, maar Kollewijn zorgde vlug voor leven in de brouwerij. Zijn actie voerde via Marchant, Terpstra, Slotemaker naar de spellingwijzigingen van 1946/1954, die één geheel vormen. Een onmiddellijk na de oorlog (1945) bijeengeroepen Nederlands-Belgische commissie kwam vlug klaar met enkele gemakkelijke vereenvoudigingen, die onmiddellijk werden ingevoerd: het schrappen van de casus-n, van de tweede e en o in open lettergreep; van ch in gevallen als vis(ch), mens(ch)en. De oplossing van de moeilijke gevallen: 1. het voornaamwoordelijk gebruik (het genus der substantieven), 2. de schrijfwijze van de bastaardwoorden en 3. van de tussenklanken in samenstellingen, werd uitgesteld en overgelaten aan een nieuwe commissie, die ook een volledige nieuwe woordenlijst zou samenstellen. Het werk van deze commissie, vervat in het bekende ‘groene boekje’ van 1954, wordt vooral gekenmerkt door het zoeken naar een voorzichtig compromis tussen conservatieve en progressieve opvattingen, welk compromis slechts kon worden bereikt door in bepaalde gevallen de keus tussen twee vormen vrij te laten. De kwestie van het genus of de voornaamwoordelijke aanduiding kreeg de volgende oplossing: de van ouds vrouwelijke substantieven (zij-woorden) werden in twee groepen gesplitst; een groep, semantisch of formeel (door de uitgang) herkenbaar, bleef verplicht vrouwelijk (dus zij-woorden); de woorden van de resterende, zeer talrijke groep mochten willekeurig door hij of zij worden vervangen, mochten dus naar keuze als mannelijke of vrouwelijke substantieven worden behandeld en kregen daarom in de Woordenlijst het distinctief v. (m.). Deze compromisoplossing van een belangrijk taalkundig probleem bleek in de praktijk zeer handig, want er kwam weinig protest. Des te heftiger werd er geprotesteerd tegen de vrijheid die in bepaalde gevallen gelaten werd bij de veel onbelangrijker spelling van de bastaardwoorden: ph en rh werden radikaal vereenvoudigd tot f en r, maar bij c en th werd vaak de keus gelaten. Met deze | |
[pagina 347]
| |
democratische maatregel, die iedereen zou moeten bevredigen, omdat hij ieders opvatting eerbiedigt, nam haast niemand genoegen! Men noemde hem verwarrend, ondoelmatig, halfslachtig, onlogisch, dwaas, gek, onzinnig enz. enz. Het zijn de dubbelvormen van de bastaardwoorden die belet hebben dat er na 1954 rust op het spellingfront is ontstaan. Bij de regeling van de schrijfwijze der tussenletters, die ook weer extreme oplossingen had vermeden, en bij een paar extraatjes die buiten de eigenlijke opdracht van de commissie vielen, zou men zich na enig gesputter wel hebben neergelegd! | |
2Na 1954 is er nog wat gedokterd aan de spelling van de bastaardwoorden, maar zonder veel succes. Dan maar weer een nieuwe commissie ingesteld, nl. een Belgisch-Nederlandse commissie voor de spelling van de bastaardwoorden. Ongelukkig genoeg werden reeds bij het begin een paar fouten begaan: de samenstelling van de commissie was vrij eenzijdig en de meegegeven opdracht was, in haar tweede helft althans, vrij tendentieus. Zij moest namelijk ‘adviseren op welke wijze, in afwijking van de woordenlijst, een spelling van bastaardwoorden zonder keuzemogelijkheid kon worden bereikt, waarbij een zo consequent mogelijke opzet in fonologische zin en een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing werd nagestreefd’. Men ontkomt niet aan de indruk dat het politiek gezag tweemaal de verkeerde opdracht heeft gegeven. Twintig jaar geleden moest de Woordenlijstcommissie een oplossing zoeken in conservatieve richting; vijftien jaar later wordt het roer omgegooid en moet een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing worden nagestreefd. Was het niet beter de deskundigen op serene wijze naar een optimale oplossing te laten zoeken zonder hun vooraf te vertellen wat zij moeten bereiken? Als er een opdracht diende gegeven, had ze aldus kunnen luiden: ‘Geen innovaties meer! Handhaaf slechts een van de dubbelvormen van de woordenlijst en streef hierbij naar consequentie’. Vergissingen zouden uiteraard worden weggewerkt en met enige handigheid kon hier en daar nog wel iets worden bijgeschaafd. Op die manier zou men een aangepaste, niet een gewijzigde, d.w.z. een nieuwe spelling krijgen. | |
[pagina 348]
| |
Eilaas, deze commissie ontving de verkeerde opdracht en regelde daarenboven nog een aantal dingen die buiten haar opdracht vielen. Feitelijk komt een deel van de spelling weer op de helling en het oorlogje is weer aan de gang! | |
Brengen deze voorstellen spellingvrede?De verzuchting die men vaakst hoort, luidt: ‘Laat het nu gedaan zijn! We zijn bereid nog een paar kleinigheden te slikken, als het niet anders kan, maar laat ons dan als 't u blieft voor 50 of 100 jaar met rust!’ Hierop bestaat echter weinig kans als de hier besproken voorstellen worden aanvaard. De voorstellen van deze Commissie betekenen, net als die van alle vorige commissies sedert De Vries en Te Winkel, een stap vooruit in derichting van de veralgemening van de eerste spelregel van D.V. & T.W. - die van de beschaafde uitspraak - (nu heet dat fonologische spelling!) - maar meer dan een stap is het niet. Ook deze Commissie voelt aan dat men bij de aanpassing van de spelling binnen zekere grenzen moet blijven: zij formuleert, op blz. 20-22 van het rapport niet minder dan een 15-tal regels waardoor bastaardwoorden - of gedeelten van zulke woorden - van vernederlandsing worden uitgesloten. Engelse woorden worden niet aangepast, Franse en Latijnse gedeeltelijk. Het geheel maakt de indruk van geschipper en compromis. Het kan ook moeilijk anders! Het aantal van de ‘preserverende’ regels en de moeilijkheid voor de meeste taalgebruikers om de toepasselijkheid van een aantal van die regels vast te stellen maakt ze in de praktijk van elke dag bijna waardeloos. Wat het rapport op blz. 7 (midden) van bepaalde bastaardwoorden zegt, nl. ‘dat de leerlingen het woordbeeld tegelijk met het begrip leren kennen’, mag men wel op de meeste vreemde woorden en bastaardwoorden toepassen! Waarom zich dan uitsloven om zoveel mogelijk een sluitend geheel van logisch verantwoorde regels te vinden, die toch ergens tot minder gewenste resultaten leiden? Het is dus een illusie te menen dat deze voorstellen gemakkelijker tot spellingvrede zullen leiden dan die van vroegere commissies. Ze gaan veel te ver voor velen, niet ver genoeg voor anderen. Het ligt voor de hand dat een aantal ‘progressisten’ | |
[pagina 349]
| |
met de voorstellen van de Commissie geen genoegen zullen nemen. Aangemoedigd door de herhaalde vereenvoudigingen kort na elkaar, zullen zij met des te meer klem verdere fonologisering eisen van de spelling èn van de Nederlandse èn van de vreemde en bastaardwoorden. Is het trouwens niet vreemd te streven naar een fonologische spelling van de bastaardwoorden, als die voor honderden Nederlandse woorden niet geldt: ei en ij, ou en au zijn verschillende grafiën voor dezelfde tweeklank; het teken e vertegenwoordigt drie verschillende vocalen (é, è, ə) en is daarenboven onderdeel van enkele dubbeltekens (eu, oe, ie); de regel van de analogie geldt voor hand/handen, dag/dagen, niet voor gans/ganzen, duif/duiven; enz. | |
Commentaar bij de regelsDeze commentaar maakt geen aanspraak op volledigheid. Zo b.v. zijn de in het andere verslag reeds gesignaleerde inconsequenties niet meer behandeld. Regel 1 (blz. 20-21). Latijnse woorden die uitsluitend een vreemd meervoud hebben, blijven helemaal onveranderd: codex, codices; custos, custodes, maar de woordeinden -cus, -ca, -cum beinvloeden de rest van het woord niet. Dus: codices en akademici; praesens, praesentia en prezes, prezessen (en prezides?); graecus, graeci zouden volgens de nieuwe regel grecus, greci worden; collo, mv. colli, blijft onveranderd, maar colli, mv. colli's (of collies) wordt kolli, kollies; curiosum, mv. curiosa blijft onveranderd, maar practicum, mv. practica wordt nu prakticum, praktica; enz. Regel 4 (blz. 21). Engelse woorden blijven onveranderd, met uitzondering van een kleine aantal ‘volledig ingeburgerde’ woorden. Hoe groot dat kleine aantal precies wordt, weet de commissie waarschijnlijk zelf nog niet. In deze regel worden er acht genoemd: bokskalf, flet, kokpit, lebel, resen, tenk, trem, trenen, op blz. 7 nog twee andere: bebie en keek. Waarom wordt voor deze woorden een uitzondering gemaakt? Welk is het criterium van ‘volledig ingeburgerd zijn’? De commissie wijst de woordfrequentie als leidend beginsel bij de vernederlandsing af, omdat er onvoldoende voorstudies op dat terrein zijn verricht (blz. 5). Er zijn er nog minder verricht op het terrein van het ‘ingeburgerd zijn’! Waarop berust dan deze greep tenzij op willekeur? | |
[pagina 350]
| |
Daarenboven lezen we op blz. 22 (onder, C) dat in woorden die op twee of meer wijzen kunnen worden uitgesproken, de betrokken lettertekens niet veranderen. Welnu, flat, tank en tram spreekt men in Zuid-Nederland algemeen met a. Waarom geldt hier de regel niet die ingeroepen wordt om auto, politie, universeel enz. onveranderd te laten? De a- uitspraak, gehonoreerd in de Woordenlijst, zou nu fout worden! - In label, racen, trainen, baby en cake hoor ik een duidelijke diftong. Voor een Nederlands oor maakt dat misschien geen verschil met de gesloten e in woorden als week en weet, maar voor wie de e in deze woorden niet diftongeert is het verschil tussen de vocalen van keek (pret. van kijken) en cake, van rees (pret. van rijzen) en race volkomen relevant en de grafieën lebel, trenen enz. zijn dan fonologisch fout! - En waarom geldt voor cake regel 7 niet (blz. 22): ‘Aan het woordeinde niet uitgesproken e (b.v. compote) verhindert vernederlandsing’? Regel 6 (blz. 21). Het al of niet aaneenschrijven van woordkoppelingen lijkt wel een zeer zwakke grond voor al of niet vernederlandsen! Wie postscriptum zou schrijven, zou niet hoeven te vernederlandsen; wie aaneenschrijft moet zelfs het Latijnse meervoud aanpassen en postskripta spellen. - Waarom een travestie als odeklonje voor eau de cologne, dat ik nog nooit op die manier hoorde uitspreken en dat blijkbaar ook voor de meeste Nederlanders een vulgarisme in de uitspraak vertegenwoordigt (cfr. de reacties in de Nederlandse pers), in deze ernstig bedoelde voorstellen als buitenbeentje is opgenomen, ontgaat mij. Regel 2 (blz. 22). Een vrij willekeurige greep! Het suffix -aine belet de vernederlandsing van het hele woord (quarantaine), het suffix -air(e) niet (kapillair, nesessair). Het woordeinde -ier werkt preserverend voor het hele woord (cahier, croupier, regel 6, blz. 23), het woordeinde -ière niet (barrière, kassière)Ga naar voetnoot(1). Regel 5 (blz. 22). Weer een willekeurige uitzondering: de als g gespelde zj belet de vernederlandsing van het hele woord (bougie) maar niet als op de g nog een e volgt (kamoeflage). Regel A, 1 (blz. 23). In de Woordenlijst van 1954 was ae slechts in enkele woorden verplicht gebleven. Misschien is er geen bezwaar de regel te veralgemenen. Is echter de hybridische spelling aka- | |
[pagina 351]
| |
demicae, kollegae niet verkeerd? Dat is zuiver Latijn, alleen door intellectuelen soms gebruikt. Regels 3 en 4 (blz. 23). De commissie kan natuurlijk theoretisch wel verantwoorden waarom au in bastaardwoorden ongewijzigd blijft en eau in o verandert. Maar de gewone taalgebruiker zal niet begrijpen waarom niveau en plateau tot nivo en plato worden omgespeld en epaulet en aubade ongemoeid worden gelaten. - Dat de willekeurige uitzondering sjofeur geen succes is, hebben de reacties in de pers voldoende bewezen. Regel 5 (blz. 23). In 1954 werd het accent op de eerste lettergreep weggelaten. Nu valt het overal weg, b.v. preseance, reverence. Dat betekent nog grotere belasting van het reeds overbelaste letterteken e. - Als etage afzonderlijk zonder accent wordt geschreven, dan ook bel-etage (analogie). Waarom ook niet? Regel 8. (blz. 23). De spelling van de gesloten i/ie-klank is een zeer moeilijk geval. Als ik de desbetreffende regels van deze commissie in hun geheel vergelijk met de regels van 1954, vind ik ze niet hanteerbaarder en de resultaten weinig beter. We blijven zitten met hinderlijke gevallen als markiezen - markizin; naïeve - naïveling; semieten - semitisme. De oplossing is vrij eenvoudig, maar men durft ze blijkbaar niet aan. Men hoeft slechts de regel toe te passen die geldt voor a, e, o, u; enkel teken (in casu i) in open lettergreep, dubbel teken (in casu ie) in gesloten lettergreep. De uitzondering die voor ee aan het woordeinde geldt, is hier totaal overbodig, daar er nooit gevaar dreigt voor verkeerde lezing. Als men deze logische regel, die volkomen past in het spellingsysteem van de Nederlandse vocalen, nog niet aandurft, is dat omdat men de grafieën giten, vrizen, liden, stiren te revolutionair acht! Zou die vereenvoudiging erger zijn dan die van bo(o)men, scho(o)ne, be(e)nen, kaste(e)len in 1945? De regels van de Bastaardwoordencommissie brengen ons niet dichter bij de ideale regel waartoe het Nederlands vroeg of laat moet komen. Ze laten zeer vele ie's in open lettergreep bestaan en voeren er zelfs nieuwe in, b.v. aan het woordeinde abrie, taksie. Hoe kan de commissie die tot opdracht kreeg de bastaardwoorden zo consequent mogelijk in fonologische zin te spellen, het verantwoorden dat dezelfde gesloten i-klank in één woord op twee manieren wordt gespeld in dezelfde positie (open lettergreep), b.v. in inspiratieloos, semitiese. | |
[pagina 352]
| |
Schrikt men nog terug voor de radicale regel dan kan men voorstellen hem (voorlopig) slechts toe te passen op de zeer talrijke vreemde woorden en bastaardwoorden, terwijl in de Nederlandse woorden ie zou worden geschreven (of anders geformuleerd: zou blijven) in alle posities. Zulke halfslachtige regeling zou echter principieel verkeerd zijn en slechts als overgangsmaatregel aanvaardbaar. Er is nog een andere gemakkelijke oplossing: altijd ie spellen voor de gesloten klank zowel in open als in gesloten lettergreep. Dan kan men verwijzen naar oe en eu die ook altijd op dezelfde manier worden gespeld. Deze regeling blijkt uit een oogpunt van economie minder gewenst en zou trouwens zeer veel wijzigingen van bestaande grafieën meebrengen. Zie daarover het rapport van de commissie op blz. 8v. Nog een paar opmerkingen naar aanleiding van de i/ie regel: a) tegen de wijziging van het suffix -isch tot -ies kan men inbrengen dat het bestaande spellingbeeld erdoor wordt gestoord en dat de nieuwe grafie een veel te nadrukkelijke ie suggereert. Het ligt wel in de lijn van de normale evolutie van het Nederlands dat de vocaal van dit onbeklemtoonde suffix binnen afzienbare tijd kleurloos wordt, zodat het dan rustig -əs kan worden geschreven, zoals het woordeinde in notaris, vonnis. Inde Belgische uitspraak is trouwens de uitspraak -is normaal. Waarom zou die ‘geëvolueerde’ uitspraak fout zijn, als we vaststellen dat slordigheden als ‘op die menier, aventuur’ in Nederland oog- of liever oorluikend worden toegelaten? De vervanging van -isch door -ies was toch niet dringender dan die van het suffix -lijk door -lek. Tegen -is(ch) met i kan niet meer bezwaar bestaan dan tegen de i in woorden als illegaal, immanent, irreëel, waarvan de commissie zegt dat ze nooit een beletsel heeft gevormd voor de ie-uitspraak (blz. 9). b) de ie-klank aan het woordeinde (blz. 24, 2 boven). Hier heeft men een willekeurige splitsing aangebracht: 1) in Griekse, Latijnse en Italiaanse woorden: i; 2) in woorden uit andere talen: ie. Dus: alibi - abrie; vermiselli - bamie. c) Op welke grond berust de keuze van de afleidingssuffixen die ie van het grondwoord onaangetast laten? Wenst men zo weinig mogelijk te wijzigen aan het bestaande? Is het dan niet beter eenvoudig bij de traditie te blijven? Regels 9 tot 16 (blz. 24-25) zijn deels behoudend, deels onbe- | |
[pagina 353]
| |
langrijk. Alleen regel 13 (ou wordt oe) is nogal verstrekkend: die moet opnieuw worden bekeken, eventueel beperkt. - Route, dat roete zou worden, is een betwistbaar geval. In het Zuiden wordt het woord meestal zonder duidelijke eind-e gesproken, net als loupe, compote. In een volkswijsje rijmt roet op hoed (en 's zondags op de roet met zijnen nieuwen hoed). Volgens de regels van deze commissie wordt loep, gehonoreerd in de Woordenlijst van 1954, onmogelijk: de niet uitgesproken eind-e van loupe belet vernederlandsing. - Dat kamoeflage wel met oe mag, journalist niet, is een ongewenst gevolg van de regels! Regel 18 (blz. 25).: ui (+ wie) blijft ongewijzigd, behalve in biskwie en etwie. Die uitzonderingen zijn moeilijk te verantwoorden. Regel 21 (blz. 26). Vervanging van c door s. De (meestal facultatieve) vervanging van c door k door de vorige commissie is een moeilijke kwestie gebleken, die - terecht - veel kritiek heeft uitgelokt. Radicale vervanging van c door k is wel onmogelijk, wordt trouwens ook door deze commissie niet voorgesteld. Theoretisch kan er niet meer bezwaar zijn tegen de vervanging van c door s dan tegen die van c door k. In het licht van de moeilijkheden met c = k lijkt het echter niet aanbevelenswaardig een gelijkaardig experiment met c = s te wagen. Trouwens uit de voorstellen van de commissie blijkt dat er weer heel wat uitzonderingen noodzakelijk zijn. De woorden op -ice zijn niet afzonderlijk besproken. Twee woorden met die uitgang, conductrice en directrice, staan in de lijst van de woorden waarin c door s zal worden vervangen (blz. 12). De bedoeling is dus wel deze woorden om te spellen tot konduktrise en direktrise, wat meebrengt dat men zal schrijven: een belgiese inspektrise, een russiese kantatrise, een niet-ariese kuratrise (Bij het ongewijzigde curatorium, dat volgens de woordenlijst alleen curatoria als meervoud heeft. Het meerv. ontbreekt bij Van Dale). Komt -ice niet in aanmerking als ‘preserverend’ woordeinde? Dan loopt men echter vast met inspekteur - inspectrice, kurator - curatrice enz., tenzij men analogieinvloed laat gelden, zoals elders. Zal de analogie geen deus ex machina worden, waarop willekeurig beroep kan worden gedaan? Onder regel 21, a, lezen we dat c (= s) blijft in ‘onveranderde antiek-Latijnse woorden’. Hoe zal de gewone taalgebruiker uitmaken of hij met een onveranderd Latijns woord - en nog wel een ‘antiek-Latijns!’ - woord te doen heeft? Circa lijkt hem misschien | |
[pagina 354]
| |
duidelijk, al zou hij waarschijnlijk niet meer bezwaar hebben tegen sirka (of sierka) dan tegen luukse en fraksie, maar biceps? De algemene indruk gewekt door regel 21 is: De commissie durft in een aantal woorden c door s vervangen, in een aantal andere niet. Ze ontwerpt hiervoor moeizaam regels die onvolledig blijken en moeilijk hanteerbaar zijn. Zou hier het uitpikken van enkele woorden (b.v. sent, sitroen), een systeem dat elders herhaaldelijk werd toegepast, geen betere resultaten hebben opgeleverd? Regel 22 (blz. 26). Eenvoudige, gemakkelijke regel. Toch kan de vraag gesteld worden: waarom 2 k's in akkoord, akku, akkiet? Men schrijft er maar één in akant, akoestiek, akolei, akoniet, galop, galon enz. enz. Zal iemand, beïnvloed door het spellingbeeld, beweren dat in de eerste drie woorden een korte, velare a wordt gesproken, in alle andere een korte palatale a? Eigenlijk geldt het hier slechts een retorische vraag! Het moeilijke probleem van de enkele of dubbele consonant heeft ook deze commissie niet behandeld. Regels 22 tot 26. Goede regels. Akkwizitie (regel 23): een of twee k's? Zie vorige opmerking. Regel 27. De commissie stelt voor de ch, uitgesproken als sj ongewijzigd te laten en slechts in 11 woorden om te spellen tot sj. De verantwoording van deze regel vindt men op blz. 6-7 van het rapport, waar wordt vastgesteld dat het Franse foneem dat door ch wordt voorgesteld, niet gelijk is aan sj in Nederlandse woorden als sjees, sjouwen. Het vreemde karakter van het Franse foneem moet door het niet wijzigen van ch ook in de spelling worden erkend. Alleen ‘in woorden waarin de Franse klank altijd en ook door beschaafd spreken wordt vernederlandst’, wordt ch vervangen door sj. Dat betekent dus dat de commissie oordeelt dat chauffeur algemeen met Nederlandse sj en marechaussee meestal met Franse ch wordt gesproken! Beantwoordt deze constatering wel aan de werkelijkheid? Is men niet dichter bij de waarheid als men zegt dat haast alle Noordnederlanders in alle Franse woorden de ch als Ned. sj uitspreken, niet alleen dus in de 11 woorden waarin men omspelling wil aanvaarden? De keuze van die elf woorden is dan volkomen willekeurig. Geen mens zal begrijpen waarom men wel schrijft sjofeur, maar niet maresjosee, wel sjampetter, niet sjarlatan, wel sjiek, niet sjarmant, sjek, wel sjagrijn, niet sjevron, wel marsjeren, niet klisjeren, sjaperonneren. | |
[pagina 355]
| |
Wij hebben trouwens de indruk dat de commissie zelf overtuigd was van de praktische onbruikbaarheid van het criterium dat ze op blz. 6 inroept, want in de formulering van regel 27 wordt er niet van gerept! Het feit dat in geen enkel geval een vernederlandsing van g of j tot zj wordt voorgesteld (zie regels 29 en 32, blz. 27) is nog een argument om ook voor ch (= sj) geen enkele uitzondering te maken. Of meent de commissie werkelijk dat in alle woorden met g/j het Franse foneem ž op de ‘correcte’ manier wordt gesproken en nooit als de stemhebbende parallel wordt gerealiseerd van de Ned. sj in sjees, sjofel? Daar de commissie een algemene overheveling van ch naar sj niet wenselijk acht, is het beter aan ch niet te raken. Regel 28 (blz. 27). Het spellen van ch of k naar gelang van de uitspraak is in se een goede regel (chrisant naast krisant), maar het is opvallend dat de ch-klank die zeer uitzonderlijk in het Noorden wordt gehoord in christelijk wél wordt gehonoreerd, maar dat de k-uitspraak die in het Zuiden zeer gewoon is in alle woorden van de chronos-familie (kronisch, kronologie) niet wordt erkend! Regel 30 (blz. 27): gn wordt soms wel, soms niet veranderd in nj. Weer een halfslachtige regel! Banjo is al lang aangepast. Het is beter aan de rest niet te raken. Regels 31 (blz. 27) en 40 (blz. 28): de niet uitgesproken h wordt geschrapt. Dat kan zonder bezwaar gebeuren. Regel 33 (blz. 27): (i)ll in woorden als carillon, fusilleren blijft onveranderd, behalve in kanalje en rapalje. Deze uitzonderingen worden verantwoord op blz. 9: ‘Naast de correcte vreemde uitspraak is hiervoor een zuiver Nederlandse gangbaar... Alleen de Ned. uitspraak is gehonoreerd; op Franse wijze uitgesproken zijn het vreemde woorden die niet worden opgenomen in de woordenlijst der Nederlandse taal.’ Dit argument is betwistbaar. In het Zuiden is de uitspraak rapalje, kanalje ongewoon en wie in het Noorden kanalje zegt spreekt meestal ook kariljon en boeljon met dezelfde lj uit. Daarenboven had men, in de veronderstelling dat de opmerking juist was, twee spellingen moeten opnemen. Als canaille, rapaille met vreemde ‘correcte’ uitspraak, als vreemde woorden worden geweerd, moeten uiteraard bouillon, carillon en de honderden ongewijzigd gebleven Engelse en Franse woorden ook worden uitgesloten! | |
[pagina 356]
| |
Regels 35 (blz. 27) en 37 (blz. 28): Over deze regels, reeds gedeeltelijk toegepast in de woordenlijst van 1954, valt te praten. Regel 38 (blz. 28); sc komt in weinig woorden voor. Daar er in sommige gevallen geen wijziging optreedt (nr. 3) is het de vraag of het de moeite loont de overige woorden (nrs. 1 en 2) wèl om te spellen. Regel 39 (blz. 28): aanpassing van de woorduitgang -tie. Daar bijna overal -tie blijft, is het beter ook geen uitzondering te maken voor -tie na k en p: overbodige complicatie! Regel 41 (blz. 28). Kan die w-spelling niet helemaal vervallen? Regels 42 en 43 (blz. 28). Is het volledig uitbannen van x wel opportuun? De meeste van deze woorden zijn nog erg vreemd. Schrikt de ex-eksellentie niet af? Hierin worden ex- en -tie gehandhaafd, alleen xc wordt vernederlandst. Wel een erg hybridische vorm! Kan men hier de analogie, zo vaak ingeroepen ten voordele van de vernederlandsing, niet tegen wijziging laten gelden? Zou het bij de x(c)-woorden niet beter zijn slechts enkele afzonderlijke gevallen aan te passen, waarin ks geen weerstand oproept (ik denk aan woorden als eksamen, kontekst, sfinks) en de rest ongemoeid te laten? Regel 44 (blz. 29): y ⋝j. Kan zonder bezwaar gebeuren; geldt slechts voor enkele woorden. | |
Voorstellen van de Commissie buiten haar opdrachtDe tussenletters in samenstellingen en afleidingen (blz. 29-30).Voor zeer vele nederlandssprekenden beantwoorden grafieën als ziekeauto, meisjeschool aan de normale uitspraak van die woorden. Toch stuiten ze blijkens de reacties in de pers op scherp verzet, niet alleen bij de talrijken die de meervouds-n nog duidelijk laten horen, maar zelfs bij velen die wensen het meervoudsteken in de geschreven vorm te zien. Misschien kon gedacht worden aan de volgende uitzondering op de regel van de Commissie: ‘men schrijft ook een meervouds-n of -s aan het eerste lid, als de enkelvoudsvorm hinderlijk opvalt’. Dat is echter een subjectief | |
[pagina 357]
| |
criterium, dat ten slotte in honderden gevallen de n weer zou binnenhalen. Het feit dat niemand ooit tegen horlogewinkel en boekverkoper bezwaar heeft gehad, is wel een sterk argument ten voordele van ziekeauto en meisjeschool. | |
Het koppelteken (blz. 30): aanvaardbare wijziging.De voorgestelde regel is gemakkelijker hanteerbaar dan de regels van 1954. Toen werd het koppelteken voorgeschreven in samenstellingen, het weglatingsteken in afleidingen, zodat we h.b.s.-meisje kregen naast h.b.s.'achtig. Deze gevallen worden nu gelijkgeschakeld. | |
Het weglatingsteken (blz. 30).Dit voorstel lijkt minder gelukkig. Vooral de toepassing van de regel op eigennamen leidt tot ongewenste vervorming van de naam: genitieven: Annaas boek, Ottoos fiets, Bredaas omgeving, Pompejies ondergang; meervouden: drie Boticellies, de Holkemaas. De apostrof was even duidelijk en liet de namen (Anna, Breda, Boticelli, Holkema) ongewijzigd. - De apostrof is ook voor de soortnamen even hanteerbaar en duidelijk als de verdubbeling van het klinkerteken en ook hier is dus de nieuwe regel overbodig. Tegen zebraas, pianoos en derg., met dubbele vocaal, kan trouwens aangevoerd worden dat niet beklemtoonde syllaben aldus te veel reliëf krijgen, maar voor menuus en Maries geldt dat bezwaar dan weer niet. Trouwens reeds in 1954 waren zebraatje, pianootje enz. aanvaard en er wordt hier dus niets nieuws ingevoerd. Toch is de verdubbeling van de a in villaatje, zebraatje en de schrijfwijze villa's, zebra's (wat dus nu villaas, zebraas zou worden) betwistbaar. Een groot aantal Nederlandssprekenden - de Zuidnederlanders haast allemaal - spreken villa, zebra enz. met een korte velare a (zie de uitspraak van die woorden in het vertaalwoordenboek van Grootaers), zodat voor die sprekers de grafie villas, zebras, villatje, zebratje, de normale uitspraak zou weergeven. Deze commissie huldigt het principe: ‘Als er twee uitspraken voorkomen, niets wijzigen of allebei honoreren (vodka - wodka)’. In het hier besproken geval wijkt zij af van dit principe en komt slechts een van de twee uitspraken tot haar recht. | |
[pagina 358]
| |
Hoofdletters (blz. 31-36).Hierin zit heel wat goeds, vooral in verband met de beperking van het gebruik van de hoofdletters. Toch kan men allerlei bezwaren aanvoeren. | |
Familienamen (blz. 32, a en b).Hier gaat de commissie haar boekje ver te buiten. Ze weet toch of moet weten dat in België de regel geldt dat familienamen ne varietur worden geschreven met, zo goed als altijd, een vaste hoofdletter aan het begin van de naam: Hendrik De Mol, Jan Van Nes. Zonder enige verantwoording wordt het Belgische systeem als niet bestaande beschouwd. De commissie zou er goed aan gedaan hebben in een opmerking bij nr. 2 erop te wijzen dat er geen aanleiding bestaat om namen met Van, De, Von, met kleine letter te spellen, als er niets voorafgaat dat de kleine letter kan verklaren. Het hindert me te lezen: ‘de Gaulle verlaat Parijs. - Hij woont in de Lignestraat’. (Nr. 3, blz. 24). In Onze Lieve Vrouw, Onze Lieve Heer, met koppeltekens in de Woordenlijst, zijn deze tekens stilzwijgend weggelaten. Enige verantwoording is gewenst. | |
Aardrijkskundige namen (Nr. 4, blz. 24).In de voorbeelden bij deze regel worden weer, zonder enige verklaring of rechtvaardiging, enkele nieuwigheden binnengesmokkeld, zoals Nieuwzeland i.p.v. Nieuw-Ze(e)land (zie Woordenlijst 1954, blz. LXIV, regel 6), Leidsevaart i.p.v. Leidse Vaart (zie Wdl. LXVIII, 3, b Oostendse Vaart) Langenieuwstraat i.p.v. Lange Nieuwstraat. Hoe schrijft de commissie de parallelle gevallen Botnische Golf, Zwarte Zee, Caledonisch Kanaal, Liparische Eilanden, Blauwe Nijl, enz.? In één woord zoals Leidsevaart en Mechelsesteenweg of in twee woorden zoals Verre Oosten? Welk criterium past zij hier toe? Het feit dat de Mechelsesteenweg als voorbeeld wordt geciteerd wijst erop dat een Zuidnederlander hier de hand in het spel heeft (formaties met steenweg zijn Zuidnederlands) en wel iemand die het opneemt tegen de Belgische Koninklijke Commissie voor Toponomie en Dialectologie, die enkele jaren geleden met algemene stemmen min één heeft beslist namen als Tiense Straat en Mechelse Steenweg in twee woorden te schrijven. | |
[pagina 359]
| |
Verbogen vormen en afleidingen van woorden op -ee (blz. 36).Deze regels zijn niet eenvoudiger dan die van 1954, maar ze schakelen enkele hinderlijke gevallen uit. | |
-aarn, -eern, -oorn (blz. 37).De veralgemening van de overschakeling naar -aren, -eren, -oren lijkt voorbarig. Lantaren en doren mogen de enige vormen worden maar deern (meestal nog deerne) en toorn (differentiëring toren - toorn!) blijven best ongewijzigd. | |
De h in Ned. woorden (blz. 37).Mag geschrapt worden in tans, altans. In thuis mag ze worden gehandhaafd. | |
Waster of wasster (blz. 37)?Niet erg belangrijk. De Academie verkiest wasster ter wille van de duidelijkheid. | |
Algemeen besluitIn het rapport van de Bastaardwoordencommissie worden enkele nieuwe regels voorgesteld die de spelling van de Nederlandse woorden iets gemakkelijker zullen maken, b.v. de voorstellen betreffende de tussenklanken -n en -s, de afleidingen van woorden op -ee. Ook wat de spelling van de bastaardwoorden betreft, kunnen enkele gemakkelijk hanteerbare regels zonder bezwaar worden aanvaard, b.v. de veralgemening van t i.p.v. th, het verder wegwerken van ae, qu, y enz. Waar de commissie niet verder is geraakt dan een nieuw compromisvoorstel, b.v. in verband met i of ie, c of k, s of c, kan aanvaarding van de voorstellen zonder meer niet worden aanbevolen. Het lijkt soms geraden eventuele vereenvoudiging op afzonderlijke woorden toe te passen en niet naar een regel te zoeken om vrij willekeurig aangebrachte wijzigingen te motiveren. De commissie heeft dat trouwens af en toe gedaan, b.v. op blz. 21, regel 4 en blz. 26, regel 27. |