Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |||||||||||||||
Universitaire terminologie
| |||||||||||||||
Licentiaat - licentieGa naar voetnoot(1)Blijkens het W.N.T. (VIII, 1880) kwam reeds in het mnl. licentiaet (Verdam spelt licenciaet) voor (< lat. licentiatus, volt. dlw. van licentiare: verlof geven om iets te verrichten) als naam voor de bezitter van zekere academische graad tussen die van baccalaureus en van doctor in. Het was iemand die de bevoegdheid had gekregen om in een bepaald vak van wetenschap onderwijs te geven of een bepaalde praktijk uit te oefenen. Hij bezat de ‘licentia docendi’: de vergunning om voorlezingen te houden. In de moderne tijd duikt, vooral in Zuid-Nederland, licentiaat op met een tweede betekenis, nl. die van ‘de graad van licentiaat’. De meeste woordenboeken geven dan ook op: licentiaat o., acad. graad; licentiaat m., bezitter van die graad. Meestal staat - terecht - het mann. subst. voorop. In een paar wdb. wordt alleen nog licentiaat o. vermeld! - Blijkbaar is deze tweede betekenis (o.) ontstaan: a) analogisch naar doctoraat (o.), baccalaureaat (o.), die een acad. graad, niet de bezitter aanduiden; b) door verkeerde etymologisering uit licentia i.p.v. uit licentiatus (zie Winkler Prins). | |||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||
Het lijkt ons ongewenst dat hetzelfde woord èn een acad. graad èn de bezitter ervan zou aanduiden. Het zou trouwens een unicum zijn. Baccalaureus, doctor, magister, geaggregeerde en gegradueerde kunnen alleen op een persoon worden toegepast. De graad die zij verworven hebben, draagt een afzonderlijke naam: baccalaureaat enz. Kunnen we ons niet redden met licentiaatschap, een woord dat we ongetwijfeld mogen toevoegen aan het lijstje met afleidingen op -schap bij namen van een acad. graad of (en) van hun bezitter: baccalaureaatschap, docto(o)rschap (ook wel doctoraatschap), magisterschap? Met deze vrij zelden gebruikte afleidingen bedoelt men ‘de waardigheid van’, ‘het bezitten van de graad van’ en niet zozeer de graad zelf, zodat licentiaatschap niet precies het woord is dat we nodig hebben. Dat woord bestaat, nl. licentie, maar we vinden het in de woordenboeken nog haast uitsluitend vermeld met zijn moderne betekenissen: verlof, vergunning, door octrooihouders verleend recht. Het onvolprezen W.N.T. (VIII, 1882) vermeldt echter als vijfde betekenis van licentie (< fr. licence of lat. licentia): naam voor zekere academische graad tussen die van baccalaureus en van doctor in. Men kreeg er de bevoegdheid door van licentiaat (zie hierboven). Dan volgen de opmerking ‘niet meer in gebruik’ en twee Leidse voorbeelden (1589, 1592) en een Vlaams (1743). We stellen dus voor het woord (de) licentiaat uitsluitend te gebruiken voor de bezitter van de licentie, een wettelijke academische graad die aan onze Belgische universiteiten in de meeste faculteiten kan worden behaald. We kunnen er trouwens op wijzen dat L. Grootaers reeds jaren geleden met dezelfde bedoeling in zijn Dictionnaire Français-Néerlandais opnam: ‘licence: ... (acad. graad) licentie’ en ‘licencié, -e: licentiaat, -ate’. Tot dusver vond hij echter geen navolgers. Wel lezen we het woord sedert enkele jaren in het Programma der Leergangen van de Leuvense Universiteit en raakt het in gebruik bij een immer stijgend aantal universitairen. | |||||||||||||||
Geaggregeerde - aggregatie - (aggregaat)Onderwijsbevoegdheid voor de hogere graad van het middelbaar of secundair onderwijs verkrijgt men in België, als men slaagt voor een examen dat aggregaat of aggregatie wordt genoemd. | |||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||
Beide termen beantwoorden aan lat. woorden die bij het werkwoord aggregare horen: aggregatum, aggregatio. Bestaat er aanleiding om een van beide te verkiezen? Aggregaat (fr. agrégat) betekent volgens de woordenboeken uitsluitend een ‘samenstel’, een vereniging of ophoping van stoffen tot een geheel, een samenstel van werktuigen, een som, een groep enz. Aggregatie (fr. agrégation) heeft niet alleen een hiermee verwante betekenis, nl. ‘samenvoeging, aaneenvoeging’, maar betekent ook, in ruimer verband, ‘opneming van een persoon in een lichaam of stand’ (Van Dale)Ga naar voetnoot(1), ‘aansluiting van vrome verenigingen aan aartsbroederschappen’ (Kath. Encyclop.). Het is duidelijk dat het woord ook zonder bezwaar kon toegepast worden op de ‘opneming van een persoon in een groep die onderwijsbevoegdheid bezit’. Van Dale, Koenen e.a. geven dan ook als derde (Zuidned.) betekenis: academische bevoegdheid voor M.O. (in België). Verschueren is de enige die aggregaat honoreert met de betekenis die ons hier bezighoudt. Hij onderscheid de lemma's aggregaat I (samenstel), dat alle woordenboeken opnemen en aggregaat II, dat hij van fr. agrégé, in een korps opgenomen, afleidtGa naar voetnoot(2) en dat volgens hem (in België) betekent: 1. m. Eig. tot het geven van M.O. bevoegd verklaard leraar; 2. o. Metn. die bevoegdheid. Het lijkt ons niet twijfelachtig dat aggregatie (lat. aggregatio) als benaming van de bedoelde academische graad te verkiezen is boven aggregaat (lat. aggregatum), dat de gewenste betekenis niet heeft. Verschueren kon hiertoe slechts geraken via aggregaat als benaming voor een persoon - welke betekenis mij totaal onbekend is! - en die dan zou afgeleid zijn van lat. aggregatus, waarnaar hij niet eens verwijst! Als aggregaat voorkomt als persoonsnaam, is het ongetwijfeld een analogieformatie naar kandidaat en licentiaat, of liever, onder invloed van deze woorden kon het bestaande aggregaat een betekenis krijgen die het niet had. Of heeft Verschueren aggregaat eenvoudig gelijkgeschakeld met zijn licentiaat: m. kandidaat-doctor (sic); o. graad van licentiaat? | |||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||
Hoe heet nu degene die voor het aggregatie-examen, voor de aggregatie is geslaagd? Daar het werkwoord aggregeren voorkomt met de betekenis ‘een persoon of groep in een stand, lichaam of vereniging opnemen’ (Van Dale), ligt het zelfstandig gebruik van het volt. deelw. van dat werkwoord voor de hand: een geaggregeerde is iemand die in het korps van de tot onderwijs bevoegden is opgenomen. Deze term beantwoordt dan volkomen aan het fr. agrégé. De aggregatie is in Frankrijk en België een ongeveer parallelle institutie. In Nederland bestaat de aggregatie niet als afzonderlijke academische graad en dat brengt enige moeilijkheid mee. Daar wordt het adj. geaggregeerd gebruikt met een andere betekenis, nl. ‘toegevoegd (als ambtenaar), gezegd van iemand die bij afwezigheid van de chef als zodanig fungeert en wiens handtekening bindt’ (Van Dale en andere wdb.). In België is het woord met deze betekenis totaal onbekend. Als tweede betekenis geeft Van Dale op: (in België) als leraar aangesteld (zonder doctorstitel). Dit is fout! Een geaggregeerd leraar is een leraar die de aggregatie, de graad van geaggregeerde heeft behaald; het bezit van de doctorstitel doet niets ter zake. Nog erger is wat Verschueren meedeelt: een geaggregeerd leraar is voor hem een toegevoegd, plaatsvervangend leraar en een geaggregeerde is een toegevoegde en erkende onderwijskracht! Als de Nederlander de leraar met aggregatiediploma in Frankrijk bedoelt, noemt hij hem eenvoudig agrégé. Als wij zijn Belgische tegenhanger benoemen, wensen wij niet het Fr. agrégé te gebruiken; wij verkiezen de bij aggregatie volkomen passende term geaggregeerde. Deze woorden zeggen echter niet of de bevoegdverklaring betrekking heeft op het middelbaar of het hoger onderwijs. Voor het lager onderwijs bestaat er geen aggregatie. Daarom is het de gewoonte degene die geslaagd is voor het aggregatieexamen te proclameren tot ‘geaggregeerde voor het H.O.’ of ‘geaggregeerde voor het M.O. (of sec. ond.)’. In het laatste geval wordt zelfs nog toegevoegd ‘van de hogere graad’. De ‘regent’ immers verwerft door het eindexamen van de middelbare normaalschool de bevoegdheid om te onderwijzen in het M.O. (S.O.) ‘van de lagere graad’. Hij noemt zich dan ook ‘geaggregeerd leraar’. De vertaling door L. Grootaers in zijn vertaalwoordenboek | |||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||
van de fr. titel agrégé door: geaggregeerde (in Frankrijk), aggregaatleraar (in België) beschouwen we, wat het laatste betreft, als een misgreep. Er is geen reden om een verschillende term te gebruiken voor dezelfde titel en het fabricisme aggregaat-leraar i.p.v. geaggregeerd leraar lijkt ons een onding. | |||||||||||||||
Kandidaat - kandidatuurAlgemeen bekend is de kandidaat, de bezitter van een (lagere) academische graad. In Nederland heeft die graad zelf geen bijzondere naam. Van Dale1 vermeldt: kandidaat... 3. (drager van) de laagste der academische graden, waardoor men tot de studie voor het doctoraal examen wordt toegelaten. - Die haakjes schijnen te suggereren dat kandidaat èn de graad èn de drager ervan aanduidt, wat natuurlijk verkeerd is. De Nederlanders redden zich meestal zonder speciaal woord, met kandidaatsexamen, gewoonlijk verkort tot kandidaats: ‘Hij heeft verleden jaar zijn kandidaats afgelegd’. Desnoods kunnen we kandidaatschap gebruiken, door het W.N.T., III, 1961, vermeld met één voorbeeld: ‘Examina - voor het candidaatschap en... voor het doctoraat’. Hierboven, bij de bespreking van licentiaatschap, zegden we reeds dat de afleidingen op -schap weinig gebruikelijk zijn en vooral de waardigheid, het ‘bezitten van de graad van’ voor de geest roepen: b.v. het kandidaatschap is hem naar het hoofd gestegen. In België gebruiken we algemeen kandidatuur met de betekenis: graad van kandidaat. Het W.N.T. en Van Dale kennen het woord met de betekenis: het kandidaat zijn voor, het dingen naar een ambt, een waardigheid, b.v. er is oppositie tegen die kandidatuur. Van Dale voegt eraan toe: 2. (Znl.) studie voor kandidaatsexamen! Dat is nog iets anders dan ‘graad of waardigheid’! Daar we de samenstelling kandidaatsgraad en de afleiding kandidaatschap minder geschikt achten om plaats te nemen in het rijtje baccalaureaat, doctoraat, licentie en aggregatie, zullen we liever het in Zuid-Nederland reeds ingeburgerde kandidatuur blijven gebruiken om de academische graad aan te duiden. Enkele Noordnederlandse collega's, wier advies werd gevraagd, bleken tegen het woord met deze betekenis geen bezwaar te hebben. | |||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||
Gegradueerde - graduaatUit alle woordenboeken blijkt dat het werkwoord graduer en zijn afstammeling gradueren beide de betekenis hebben: een academische graad verlenen of verkrijgen. Welke graad het is heeft geen belang. Een gegradueerd student heeft aan de universiteit een of andere graad behaald. Het woord wordt ook wel gebruikt in verband met militaire graden. Een gegradueerde is dus iemand die tot een academische (of militaire) graad is bevorderd. De term gegradueerde met de speciale betekenis ‘iemand die een bepaalde acad. graad heeft verworven die tussen die van kandidaat en licentiaat ligt’ schijnt specifiek Belgisch te zijn. Deze betekenis vinden we opgenomen in Winkler Prins (in twee delen) en Van Dale: ‘(in België) niet-wettelijke academische graad tussen kandidaat en licentiaat.’ Om die speciale graad aan te duiden gebruikt men in België in het Frans le graduat, welk woord ik slechts in één woordenboek heb aangetroffenGa naar voetnoot(1), in het Nederlands het graduaat, dat in geen enkel woordenboek is opgenomen. Te Leuven kan men, na drie of meer jaren studie (kandidatuur + 1 j. of meer) de volgende acad. graden behalen: het graduaat in de theologie, het graduaat in de godsdienstwetenschappen, het graduaat in de actuariële wetenschappen, het graduaat in de bedrijfseconomie; vroeger ook het graduaat in de landbouwwetenschappen. In het Frans beantwoordt daaraan telkens ‘graduat en...’. Als benaming van de graad zou ook graduatie kunnen dienen. Het woord komt in de meeste woordenboeken voor met, in academisch verband, de bepaling: verlening van een graad. Gelet op de betekenis van gradueren kan graduatie even goed ‘verkrijging van een graad’ betekenen. Er is m.i. echter geen reden om graduatie niet voor te behouden voor de hierboven vermelde algemene betekenissen en de specifiek Belgische academische graad niet met de specifiek Belgische term (het) graduaat te benoemen. Een reden om de term af te wijzen, zoals bij aggregaat, is hier niet aanwezig en hij sluit op gelukkige wijze aan bij baccalaureaat en doctoraat. | |||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||
Een zin als ‘Die jonge man is een gegradueerde van Leuven’ kan, theoretisch althans, twee betekenissen hebben: 1. Hij heeft te Leuven een of andere academische graad behaald. 2. Hij heeft te Leuven de graad van gegradueerde in een of ander behaald. De contekst zal altijd wel zorgen voor de juiste interpretatie. ‘Hij heeft het graduaat in de actuariële wetenschappen behaald’ is zonder meer duidelijk. Het lijstje van de academische graden en de bezitters ervan ziet er dus uit als volgt:
| |||||||||||||||
Afgeleide betekenissen van kandidatuur, licentie enz.Het is in België de gewoonte de termen die de academische graden aanduiden, ook te gebruiken met de volgende afgeleide betekenissen:
Van Dale honoreert driemaal de eerste van deze afgeleide betekenissen, eenmaal zonder, tweemaal met geografische beperking: baccalaureaat..., algemene academische opleiding voorafgaande aan specialisatie in een bepaalde richting, en de daarop volgende graad; - licentiaat (wij zeggen licentie)..., 2. (België) | |||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||
studiejaren aan het behalen van die graad besteed; - kandidatuur..., 2. (Zuidn.) studie voor kandidaatsexamen. In de praktijk voldoen deze woorden met hun drie afgeleide betekenissen uitstekend. Het is o.i. overbodig nieuwe samenstellingen te smeden of lange omschrijvingen te gebruiken, als ‘de studenten van het eerste licentiejaar’. | |||||||||||||||
Decaan - dekenHet Latijnse woord decanus is tweemaal ontleend: de oudere ontlening is helemaal vernederlandst (deken), de jongere slechts gedeeltelijk (decaan). De nieuwe term betekent uitsluitend: voorzitter van een universitaire faculteit. Deken betekent ‘oudste, overste, hoofd’ in het algemeen, b.v. van een gild, van het corps diplomatique, van de orde der advocaten, van een kapittel of van een aantal parochies (zie Van Dale en het W.N.T.). Alleen in Zuid-Ned. komt het woord nog voor met de betekenis ‘hoofd van een faculteit’. Tot in de tweede helft van de vorige eeuw was deze betekenis ook in het Noorden bekend; het W.N.T. vermeldt twee voorbeelden uit Noord-Nederland van 1864 en 1874. Wij hebben geen reden om het gedifferentieerde woord decaan af te wijzen. Te Leuven is het reeds lang in gebruik. Men kent er nu zelfs een prodecaan voor de afdeling Kortrijk! | |||||||||||||||
Rijksuniversiteit - bijzondere universiteit - vrije universiteitIn artikel 15 van de Nederlandse wet van 22 dec. 1960 tot regeling van het wetenschappelijk onderwijs lezen we dat de bepalingen van afd. I, titel I (van die wet) betrekking hebben op: a) de rijksuniversiteiten (Leiden, Groningen, Utrecht... c) de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, d) de bijzondere universiteiten (Amsterdam, Nijmegen). De bijzondere univ. heten in de volksmond de vrije universiteit (Amsterdam, afgekort ‘de VU’ tegenover ‘de GU’ = gemeentelijke univ.) resp. de Katholieke universiteit (Nijmegen). Bijzonder in dit verband valt onder betekenis 4 van Van Dale: niet van de overheid uitgaande of daartoe behorende: bijzonder | |||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||
onderwijs; bijzondere personen = particulieren. Vrij valt onder bet. 8: niet vallende onder zeker gezag, onder zekere jurisdictie of een beschikkingsrecht van anderen: vrije steden, vrije jacht, vrije beroepen; een vrije universiteit: niet van de staat uitgaand, bijzonder; (Zuidn.) een vrije school. Wij kunnen zonder bezwaar de Nederlandse terminologie overnemen: te Gent en te Luik zijn rijksuniversiteiten gevestigd, te Brussel en te Leuven bijzondere universiteiten. De volksmond kan ze vrije univ., resp. katholieke univ. noemen. | |||||||||||||||
De kandidaat is niet geslaagd, is afgewezenGa naar voetnoot(1)Een student aan een Belgische universiteit die niet slaagt voor zijn examen in de zittingstijd van juni/juli mag meestal na de zomervakantie opnieuw examen afleggen. Soms echter wordt hem de verplichting opgelegd alle colleges een jaar lang opnieuw bij te wonen vooraleer tot het herexamen te worden toegelaten. In het Frans spreekt men in het eerste geval van ajournéGa naar voetnoot(2), in het tweede van refuséGa naar voetnoot(3). De eerste term is vrij duidelijk, de tweede niet: hij suggereert veeleer de uitsluiting van alle recht op herexamen. Deze termen werden tot dusver aan de Nederlandstalige Belgische universiteiten klakkeloos vertaald: de student werd uitgesteld of geweigerd. Geen van beide woorden is helemaal bevredigend. Uitstellen is in het Nederlands ongebruikelijk met een persoon als lijdend voorwerp. Het enige bekende geval is de metafoor ‘een biechteling uitstellen’ R.K. (Van Dale), waarmee men bedoelt dat de absolutie wordt uitgesteld. Weigeren kan wel met een persoonsnaam als lijdend voorwerp worden aangetroffen, maar de geijkte term bij een examen is afwijzen. Het is natuurlijk mogelijk precies te zeggen wat men bedoelt door middel van een lange formule, b.v. ‘afgewezen met mogelijkheid om herexamen af te leggen’, ‘afgewezen met verplichting | |||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||
om de lessen opnieuw te volgen’. Om praktische redenen is een korte term verkieslijk. In geen van beide gevallen is de student geslaagd. Het verschil bestaat alleen in een verzwaring van de sanctie in het tweede geval. Daarom stellen we voor eenvoudig te spreken van niet geslaagd (ajourné) en afgewezen (refusé). Al komen beide termen op hetzelfde neer, toch wekt de tweede door zijn directheid de indruk strenger te zijn dan de eerste. Wat er precies mee bedoeld wordt, leert men onmiddellijk door de praktijk. |
|