Aanhangsel
Op woensdag, 17 april 1963, heb ik te Antwerpen bij het voor geopend verklaren van een Congres voor de geschiedenis van de Nederlandse vroomheid aan de aanwezigen een aantal vragen gesteld. Omdat deze vragen nog steeds bij de voortzetting van het vorsingswerk hun betekenis behouden, laat ik ze hier als een aanhangsel bij ons laatste hoofdstuk volgen.
1. | Welke vertalingen van bepaalde Bijbelboeken die nog vóór de bekende middelnederlandse vertaling van het boek ApocalypsisGa naar voetnoot(1) uit de laatste jaren van de dertiende eeuw zijn ontstaan, hebben een duidelijk spoor in de middeleeuwse literatuur achtergelaten? |
| |
2. | Verder de ‘crux philologorum’. Wie was Hadewijch? |
| |
3. | Gaan de vermelding van een werk van Hadewijch met de titel Proverbia en de vermelding van een Latijnse tekst van haar Visioensverhalen in de zeventiende-eeuwse noot bij het Hadewijchhandschrift CGa naar voetnoot(2) op twee tot nog toe niet teruggevonden teksten terug? |
| |
4. | Moeten wij de Lijst der volmaakten als een authentieke tekst van Hadewijch beschouwen? |
| |
5. | Verplicht de eenenveertigste preek uit de Limburgsche Sermoenen er ons toe tot de echtheid te besluiten van Hadewijch's tiende brief? |
| |
6. | Heeft Hadewijch zich, door ontlening langs directe of langs indirecte weg, van bepaalde werken bediend van Sint Augustinus? |
| |
7. | Welke waren de buitenlandse relaties van Hadewijch? |
| |
8. | Moeten wij de zalige Eva van de Sint-Maartenskerk als de auteur beschouwen van de verloren Romaanse Vita waarop de Vita sanctae Julianae Corneliensis teruggaat? |
| |
9. | Waar heeft Gerard Appelmans als kluizenaar geleefd en hoe kwam hij aan zijn theologische scholing? |