| |
| |
| |
Inleiding tot een geschiedenis van de mystiek in de Nederlanden door Stephanus G. Axters, O.P. Lid van de Academie
| |
| |
Een woord vooraf
Met God komt men, in de eeuw der techniek, niet zo spoedig klaar als sommigen wellicht hadden verwacht. Tussen nieuwsjes in over werkstakingen en over verkeersongevallen kon men immers op 1 maart, 1962, in een Noordnederlandse krant het bericht lezen dat één van de drie vrijmetselaarsloges in Frankrijk, de Nationale loge van Frankrijk namelijk, voortaan het bestaan van God, het gezag van de Bijbel en de onsterfelijkheid van de ziel door de bij haar aangesloten leden verlangt te zien erkennen.
Dit feit heeft zich intussen niet in een luchtledig voorgedaan. Hoewel men dit niet wist te bereiken, werd er immers in het jaar 1965 te Genève een ernstige poging aangewend om het atheïsme niet op eenzelfde voet als de verschillende geloofsbelijdenissen door de internationale konventie te laten beschermen. Voor deze motie was er geen belangstelling. Belangstelling was er daarentegen wel voldoende om in het in het jaar 1949 in gebruik genomen nieuwe tehuis van de Uno te New York een ‘The United Nations meditation room’, een kapel voor inkeer te laten inrichten, waar sinds 1958 de afgevaardigden van de verschillende naties bij welke geloofsbelijdenis zij ook aansluiten, een paar ogenblikken in gebed kunnen doorbrengen, vooraleer zij bij vaak gecompliceerde problemen hun verantwoordelijkheid gaan nemen.
Een dergelijke maatregel moet men niet begrijpen als een van hoger hand opgelegd ‘Diktat’, maar integendeel als het antwoord dat, over de confessionele grenzen heen, in de eeuw van de atoomsplitsing zo wat overal wordt gegeven op de steeds opnieuw door velen gestelde vraag: ‘Moeder, waarom leven wij?’
Ook heeft men het litterair formaat van Salvatore Quasimodo of dat van Rune Pär Olofsson, dat van Norman Nicholson of ook dat van Frans Werfel niet nodig om bij zijn antwoord op een dergelijke vraag eerlijk te blijven.
Dit maakt dan ook de niet te onderschatten verschuiving volkomen begrijpelijk welke men steeds duidelijker op de boekenmarkt vaststelt. Hadewijch en de zalige Jan van Ruusbroec, die het zo vaak in een Geschiedenis van de Nederlandse literatuur met enkele volzinnen hebben moeten stellen, behoren thans, met de hulp van een vertaling, in het buitenland tot de gezochte auteurs.
Dergelijke feiten hebben ons stilaan leren inzien dat een onder- | |
| |
zoek naar de houding van de Nederlandse Vromen tegenover de Godservaring tot de ‘desiderata’ behoort waar onze tijd met steeds meer aandrang om verzoekt.
De houding van de Vromen tegenover de Godservaring kan men wellicht, tot op een zekere hoogte, in een Geschiedenis van de vroomheid op de voet volgen. Met enkele meer principiële problemen, die zich steeds opnieuw laten gelden, komt men echter bij een historisch overzicht niet in het reine. Tot een klare kijk op dergelijke problemen komt men eerst na dat men met talrijke teksten heeft voeling genomen, waarom sommigen wellicht de mening zullen zijn toegedaan dat een aanhangsel bij een voltooide Geschiedenis de plaats is waar men deze nog het best kan onder de loupe nemen. Een aanhangsel lijkt ons echter voor dergelijke problemen een al te bescheiden plaats en wij zijn dan ook van mening dat zij nog het best zullen tot hun recht komen in een Inleiding tot de Geschiedenis van de Nederlandse mystiek. Voor bronnenverkenning en bronnenontleding verwijzen wij hierbij naar onze in het jaar 1960 voltooide Geschiedenis van de vroomheid in de NederlandenGa naar voetnoot(1).
| |
| |
| |
Lijst van sigla en afkortingen
a. = annus |
AA.SS. = Acta Sanctorum |
AB. = Analecta Bollandiana, Brussel |
AGAU. = Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht |
art. = articulus |
Br. = Brieven (Hadewijch) |
c. = caput |
Cant. cant. = Cantica canticorum |
co. = corpore |
col. = columna |
coll. = collectie |
C R H. = Commission royale d'histoire |
D Sp. = Dictionnaire de spiritualité |
dist. = distinctio |
ed. = editio |
ed. crit. = editio critica |
etc. = et cetera |
Expl. = explicit |
f. = folio |
fasc. = fasciculus |
GCS. = Die Griechischen Christlichen Schriftsteller, Leipzig |
HT. = Historisch Tijdschrift |
id. = idem |
Inc. = incipit |
l. = liber |
lat. = latijn |
Mgd. = Mengeldichten (Hadewijch) |
MGH. = Monumenta Germaniae historica |
ms. = manuscriptum |
mss. = manuscripta |
NAKG. = Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis |
no = numero |
nis = numeris |
NS. = Nieuwe serie |
OGE. = Ons Geestelijk Erf, Antwerpen |
Op. cit. = opere citato |
p. = pagina |
PG. = Patrologia Graeca (Migne) |
PL. = Patrologia latina (Migne) |
qu. = quaestio |
r. = recto |
RB. = Revue biblique |
RBen. = Revue bénédictine |
resp. = responsio |
RHE = Revue d'histoire ecclésiastique |
| |
| |
s.a. = sine anno |
ser. = series |
serm. = sermone |
s.l. = sine loco. |
SRG. = Scriptores rerum germanicarum |
SRM. = Scriptores rerum merovingicarum |
s.s. = sine signatura |
SS. = Scriptores |
Stg. = Strophische Gedichten (Hadewijch) |
Suppl. = supplement |
t. = tomus |
tit. = titulus |
v. = verso |
Vis. = Visioenen (Hadewijch) |
VSp. = La Vie Spirituelle |
vv. = versus |
| |
| |
| |
Bibliografie
A. De teksten
Acta Capituli Windeshemensis, Acta van de Kapittelvergaderingen der Congregatie van Windesheim, ed. S. van der Woude, in Kerkhistorische studiën, t. 6, 's-Gravenhage, 1953. |
A. Alardi, O.P., Les Allumettes d'amour du jardin délicieux de la confrairie du S. Rosaire, Valencijn, 1617. |
Alexander van Hales, O.F.M., Summa theologica, t. I-IV, Quaracchi, 1924-1948. |
Alijt Bake, Mijn beghin ende voortganck, Gent, Rijksarchief, s.s. |
Antonius a Spiritu Sancto, O.C.D., Directorium mysticum, ed. cura Bernardi a S. Sacramento, O.C.D., Parijs, 1904. |
Arnulf van Leuven, O. Cist., Carmen de sancta cruce, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 4459-70, f. 150 r. - 152 r. |
J. D'Assignies, O. Cist., Allumettes vives pour embrazer l'âme à la hayne du péché et l'amour de la vertu, Dowaai, 1629. |
Sint Augustinus, Confessionum libri tredecim, ed. M. Skutella, in Bibliotheca Teubneriana, Leipzig, 1934. |
Bartholomeus Anglicus, O.F.M., De proprietatibus rerum, in het ms. Florence, Biblioteca Mediceo-Laurenziana, Plut. XXI sin. Cod. III, n. 622. |
Beatrijs van Nazareth, Seven manieren van minne, ed. L. Reypens, S.J., en J. van Mierlo, S.J., in Leuvense studiën en tekstuitgaven, Leuven, 1926. |
Jean Bernard, O.P., Le fouet divin des jureurs, parjureurs, et blasphémateurs du très-sainct nom de Dieu, de Jesus et des saincts, Dowaai, 1618. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica canticorum in Sancti Bernardi opera, t. I-II, ed. J. Leclercq, O.S.B., C.H. Talbot en H.M. Rochais, O.S.B., Rome, 1957-1958. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, in het Ms. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I.G.40 (Moll, 39). |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 364. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, Excerpten, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 2964. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, Excerpten, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II, 2972. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 3401. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica canticorum, Nederlands, Excerpten, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV, 226. |
| |
| |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica Canticorum, Nederlands, Excerpten, in het ms. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 73.F.23. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Sermones super Cantica canticorum, Nederlands, Excerpten, in het ms. Utrecht, Stedelijk Museum, 1569. |
Sint Bernardus van Clairvaux, O. Cist., Tractatus de consideratione, ed. J. Leclercq, O.S.B., en H.M. Rochais, O.S.B., in Sancti Bernardi opera, t. III, Rome, 1963, p. 393-493. |
Bertken van Utrecht, Suster Bertkens boeck tracterende van desen punten, ed. C.C. van de Graft, Een boecxken gemaket ende beschreven van suster Bertken die LVII iaren besloten heeft gheseten tot Utrecht in die buerkercke, in Zwolse drukken en herdrukken, Zwolle, 1955. |
De bibliotheek-katalogen:
Atrecht (Arras), ed. Ph. Grierson, La bibliothèque de St.-Vaast d'Arras au XIIe siècle, in RBén., t. II, 1940, p. 117-140. |
Elno, ed. J. Desilve, De Schola elnovennsi sancti Amandi a saeculo IX ad XII usque, Leuven, 1890, p. 152-174. |
Kloosterrade, ed. F. Sassen, De middeleeuwsche Bibliotheek der abdij Kloosterrade, in NAKG, NS., t. XXIX, 1937, p. 19-76. |
Lobbes, ed. J. Warichez, L'abbaye de Lobbes depuis les origines jusqu'en 1200, Etude d'histoire générale et spéciale, in Recueil de travaux publiés par les membres des conférences d'Histoire et de Philologie, fasc. XXIV, Leuven-Parijs, 1909, p. 254-56, 271-280. |
Sint-Andries bij Brugge, ed. D. de Bruyne, O.S.B., Un ancien catalogue des manuscrits de l'abbaye de Saint-André-lez-Bruges, in RBén., t. XXXVII, 1925, p. 273-275. |
Sint-Maartensabdij, Doornik, ed. L. Delisle, Le Cabinet des manuscrits de la bibliothèque nationale, t. II, Parijs, 1868, p. 487-492. |
Stavelot, ed. J. Gessler, Les catalogues des bibliothèques monastiques de Lobbes et de Stavelot, in RHE., t. XXIX, 1933, p. 86-96. |
Villers, ed. H. Schuermans, Etudes sur la bibliothèque de l'ancienne abbaye de Villers, 1309, in Annales de la société archéologique de l'arrondissement de Nivelles, t. VI, 1898, p. 193-236. |
|
Sint Birgitta van Zweden, Revelationes, ed. Card. Turrecremata, Keulen, 1628. |
Pieter Bloemeveen, O. Cart., Formula brevis introductoria in vitam internam vel contemplativam, ed. L. Verschueren, O.F.M., Hendrik Herp, O.F.M., Spieghel der volcomenheit, in Tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf, t. II, Antwerpen, 1931, p. 7-15. |
Dat boec der minnen (Die rede van den 15 graden), ed. J.M. Willeumier-Schalij, Leiden, 1946. |
Boec van der minnender zielen, in het ms. Gent, Universiteitsbibliotheek, 259, p. 1-340. |
Boetius a Bolswert, Duyfkens en Willemynkens pelgrimagie tot haeren beminden binnen Jerusalem, Antwerpen, 1623. |
Sint Bonaventura, Commentaria in quatuor libros sententiarum, t. I-X, Quaracchi, 1882-1902. |
| |
| |
Bruud van Cantiken, in het ms. Gent, Universiteitsbibliotheek, 218, f. 1 r. - 363 r. |
Claesinne van Nieuwlant, Dit is dat gespreeck geweest met Clusin, op den begijnhoff geheeten in die Hoeyer, binnen Gendt, ao 1587 den 27 november, ed. L. Reypens, S.J., Markante mystiek in het Gentsch Begijnhof, Claesinne van Nieuwlant (± 1550-1611), in OGE., t. XIII, 1939, p. 312-352. |
Clemens van Alexandrije, Stromata, ed. C. Stählin, in GCS., t. 15, Leipzig, 1906. |
The Cloud of Unknowing, translated into modern English with an Introduction by Clifton Wolters, in Penguin Books, s.a. (1961). |
Croene des loofs, in het ms. Londen, British Museum, Eg. 677, f. 11 r.-36. |
Cronica villariensis monasterii, ed. G. Waitz, in MGH., SS., t. 25, p. 195-219. |
Pieter Croon, Cocus Bonus ofte geestelijcke Sinne-Beelden ende Godtvruchtighe uytlegginghen op alle de ghereetschap van den Kock, Brugge, 1663. |
R. de Coster, O.F.M., Den kleynen gheestelijcken blaes-balgh om de goddelijcke liefde te doen blaecken, Antwerpen, 1632. |
Den bogaert der glorioser Magher Marien, in het ms. Gent, Universiteitsbibliotheek, 946. |
Der sangen sang, in het ms. Londen, British Museum, Add. 15310-15311. |
Dionysius van Rijkel, O. Cart., Commentaria in primam quinquagenasm psalterii, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. V, Montreuil, 1898, p. 393-690. |
Dionysius van Rijkel, O. Cart., Enarratio in Canticum Canticorum Salomonis, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. VII, Montreuil, 1898, p. 291-447. |
Dionysius van Rykel, O. Cart., Commentaria in librum De coelesti seu angelica hierarchia, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. XV, Doornik, p. 7-283. |
Dionysius van Rijkel, O. Cart., De discretione et examinatione spirituum, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. XL, Doornik, 1911, p. 261-319. |
Dionysius van Rijkel, O. Cart., De fonte lucis ac semitis vitae, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. XLI, Doornik, 1912, p. 91-131. |
Dionysius van Rijkel, O. Cart., De contemplatione libri tres, in Doctoris ecstatici D. Dionysii cartusiani opera omnia, t. XLI, p. 133-289. |
Dit is eyn devoot lietgen vanden heilighen kerste, in ms. Gent, Universiteitsbibliotheek, 1330, f. 46 b - 47. |
Dit syn die seven weën van Onser liever Vrouwen int lange, Antwerpen, Willem Vorsterman, s.a. |
Dit sijn XXX suverlike groeten totten ledikine onser liever sueter vrouwen Maria, in de mss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 11.171, f. 154-156; - 21.953, f. 196-200; - en Gent, Universiteitsbibliotheek, 2364, f. 97 v. - 100. |
Meester Eckhart, Preken, ed. Fr. Pfeiffer, Deutsche Mystiker des vierzehnten Jahrhunderts, t. II, Göttingen, 1924. |
Epistola de caritate, ed. A. Combes, Essai sur la critique de Ruysbroeck par Gerson, t. I, in Etudes de théologie et d'histoire de la spiritualité, t. IV, Parijs, 1945, p. 772-790. |
Eusebius, Contra Marcellum, in PG., t. 24, col. 707-826. |
| |
| |
Sint Franciscus van Assisi, Canticum fratris solis, ed. P. Sabatier, Speculum perfectionis seu S. Francisci Assisiensis legenda antiquissima auctore fratre Leone, in Collection de documents pour l'histoire religieuse et littéraire du moyen âge, Parijs, 1898, p. 284-285. |
Gabriël a Sancto Joanne Baptista, O. Carm., De Bruydt Christi Christina ghekleedt naer de mode van Parijs en Paradijs, Antwerpen, 1690. |
Gebed Anima Mariae in de mss. Gent, Universiteitsbibliotheek, 1734, f. 128; 2364, f. 44 r., -v.; alsook Haarlem, Bisschoppelijk Museum, 61, f. 94 a - 95 a |
Geert Groote, ed. W. Mulder, S.J., Gerardi Magni Epistolae, in Tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf, t. III, Antwerpen, 1933. |
Gerard Appelmans, Glose op den Pater Noster, ed. L. Reypens, S.J., Oude mystieke teksten, I, Gheraert Appelmans, Glose op het Vaderons, in OGE., t. I, 1927, p. 83-107. |
Gerard van Luik, O. Cist., Liber de doctrina cordis, ed. Fr. Aloysio de Aquino, Napels, 1605. |
Gerlach Peters, Breviloquium, ed. W. Moll, Gerlach Peters en zijne schriften, Eene bijdrage tot de kennis van den letterarbeid der school van Geert Groote en Florens Radewijns, in Kerkhistorisch Archief, t. 2, 1859, p. 174-199. |
Gerlach Peters, Brieven, ed. W. Moll, Gerlach Peters en zijne schriften, Eene bijdrage tot de kennis van den letterarbeid der school van Geert Groote en Florens Radewijns, in Kerkhistorisch Archief, t. II, 1859, p. 202-214, 218-229. |
Gerlach Peters, Soliloquium, ed. J. Strange, Gerlaci Petri Ignitum cum Deo Soliloquium, Keulen-Bonn-Brussel, 1849. |
Gesta virorum illustrium monasterii Villariensis, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 7776-7781, f. 31 v. - 98 v. |
Guido Gezelle, Gedichten, gezangen en gebeden, en Kleengedichtjes, ed. P. Allossery, t. 1-2, in Jubileumuitgave van Guido Gezelle's volledige werken, Amsterdam, 1930. |
Guido Gezelle, Tijdkrans, ed. J. de Cuyper, t. 1-2, in Jubileumuitgave, 1931. |
Guido Gezelle, Rijmsnoer, ed. Fr. Baur, t. 1-2, in Jubileumuitgave,... 1931-1932. |
Guido Gezelle, Laatste Verzen, ed. Fr. Baur, in Jubileumuitgave,..., 1936. |
Goswinus de Bossuyt, O. Cist., Vita B. Arnulfi villariensis, in AA.SS. Junii, t. 7, p. 558-579. |
Granum sinapis, ed. M. Bindschedler, Der Lateinische Kommentar zum Granum sinapis, Bazel, 1949, p. 38-41. |
D. Gravina, O.P., Vox turturis, Keulen, 1638. |
Guibert van Gembloers, O.S.B., Epistola Guiberti ad Radulphum monachum Villariensem, in Catalogus codicum hagiographicorum bibliothecae regiae Bruxellensis, parte I, t. I, Brussel, 1886, p. 496-498. |
Hadewijch, Brieven, ed. J. van Mierlo, S.J., t. I-II, in Leuvense studiën en tekstuitgaven, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, 1947. |
Hadewijch, Mengeldichten, ed. J. van Mierlo, S.J., in Leuvense studiën en tekstuitgaven, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, 1952. |
Hadewijch, Strophische Gedichten, ed. J. van Mierlo, S.J., in Leuvense studiën en tekstuitgaven, t. I-II, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, s.a. (1942). |
Hadewijch, Visioenen, ed. J. van Mierlo, S.J., in Leuvense Studiën en tekstuitgaven, t. I-II, Leuven-Gent-Mechelen, 1924. |
| |
| |
Heinrich Seuse, O.P., Opera, quae quidem haberi potuerunt, omnia... e suevico idiomate latine translata, vertaler Laurentius Surius, O. Cart., Keulen, Johannes Quentell, 1555. |
Henrich Seuse, Horologium sapientiae, ed. C. Richstätter, S.J., Turijn, 1929. |
Hendrik Egher van Kalkar, Epistole quedam religiosi patris domini Henrici Kalkar, in het ms. Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, 819. |
Hendrik Egher van Kalkar, Ortus et decursus ordinis Cartusiensis, ed. H.B.C.W., Vermeer, Wageningen, 1929. |
Henricus Pomerius, Liber de origine monasterii Viridis vallis in Zonia, in het ms. Brugge, Stadsbibliotheek, 425, f. 112 r - 139 r. |
Henricus Pomerius, De origine monasterii Viridis vallis una cum vitis B. Joannis Rusbrochii primi prioris huius monasterii et aliquot coaetaneorum eius, in AB., t. IV, 1885, p. 257-322. |
V. Hensbergh, O.P., Des bruydegoms bloemich beddeken, Antwerpen, 1616. |
Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren, ed. D. de Man, 's-Gravenhage, 1919. |
Sint Hildegarde van Bingen, Liber vitae meritorum, ed. J.B. Pitra, Nova sanctae Hildegardis opera, in Analecta sacra Spicilegio Solesmensi parata, t. VIII, Monte Cassino, 1882, p. 1-244. |
Sint Hildegarde van Bingen, Epistolarum liber, in PL, t. 197, col. 145-382. |
Sint Hildegart, Novae Hildegardis vel ad Hildegardem epistolae, in Analecta sanctae Hildegardis opera spiicilegio solesmensi parata, ed. J.B. card. Pitra, Analecta sacra, t. VIII, p. 328-440, 518-582. |
Hoe men groeten sal alle die lede onser liever Vrouwen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 11.171, p. 154-166. |
Indica mihi, ed. St. Schoutens, O.F.M., Hoogstraten, 1906. |
Sint Ireneus, Fragmenten, in PG (Migne), t. 7, col. 1225-1264. |
Jakob van Vitry, Orientalis et occidentalis historia, Dowaai, 1597. |
Jakob van Vitry, Vita Mariae Oigniacensis, in AA.SS. Junii, t. V, p. 547-572. |
Jan Brugman, O.F.M., ed. P. Grootens, S.J., Onuitgegeven sermoenen van Jan Brugman, O.F.M., in Studiën en tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf, t. VIII, Tielt, 1948. |
Jan Busch, Chronicon Windeshemense, ed. K. Grube, Des Augustiner propstes Johannes Busch Chronicon Windeshemense und Liber de reformatione monasteriorum, in Geschichtsquellen der Provinz Sachsen und angrenzender Gebiete, t. 19, Halle, 1886. |
Jan van Leeuwen, Boec vander bedinghen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV, 401 (Olim ms. Lier, Dominicanenklooster, 1), f. L d - LXVII d. |
Jan van Leeuwen, Rolie van der waedegher minnen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV, 401 (Olim ms. Lier, Dominicanenklooster 1), f. LXXIII d - LXXVI d, door ons opgenomen in onze bloemlezing Jan van Leeuwen, Een bloemlezing uit zijn werken, Antwerpen, 1943, p. 130-135. |
Jan van Leeuwen, Van den drien coninghen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV. 401 (Olim het ms. Lier, Dominicanenklooster, 1), f. LXXVIJ a - C II d. |
| |
| |
Jan van Leeuwen, Een ghetughe, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV, 401, (Olim ms. Lier, Dominicanenklooster, 1), f. CXXXVI a - CLXXI c. |
Jan van Leeuwen, Redene ende ondersceyt tusschen die ghene die God gheroepen ende ewelec uutvercoren heeft, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV. 401, (Olim ms. Lier, Dominicanenklooster, 1), f. CLXXII a - CCIJ c. |
Jan van Leeuwen, Van den seven teekenen der sonnen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 888-890, f. 33 a - 71 b. |
Jan van Leeuwen, Vanden IX choren der inghelen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 888-890, f. 74 a - 93 d. |
Jan van Leeuwen, Van seven alte wonderleke manieren van alindecheyden, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV. 401, (Olim ms. Lier, Dominicanenklooster, 1), f. 267 c - 270, opgenomen in onze bloemlezing, p. 183-188. |
Jan van Leeuwen, Van sevenderhande manieren van menschen die gode minnen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 888-890, f. 93 d - 102 d. |
Jan van Leeuwen, Hoe dat men alle ongherechticheit laten sal, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 888-890, f. 108-130. |
Jan van Ruusbroec, Dat rijcke der ghelieven, ed. J.B. Poukens, S.J., in Jan van Ruusbroec, Werken2, t. I, Tielt, 1944, p. 3-100. |
Jan van Ruusbroec, Die gheestelike brulocht, ed. L. Reypens, S.J., in Jan van Ruusbroeck, Werken2, t. I, Tielt, 1944, p. 103-249. |
Jan van Ruusbroec, 't Cieraet der gheestelijcker bruyloft, bewerkt door Gabriël van Brussel, O.F.M. cap., Brussel, 1646. |
Jan van Ruusbroec, Van den gheesteliken tabernakel, ed. D.A. Stracke, S.J., in Werken2, t. II, p. 1-366. |
Jan van Ruusbroec, Van den blinckenden steen, ed. L. Reypens, S.J.. in... Werken2, t. III, p. 3-58. |
Jan van Ruusbroec, Van den kerstenen ghelove, ed. L. Reypens, S.J., in... Werkeno, t. III, p. 61-78. |
Jan van Ruusbroec, Van den VII sloten, ed. M. Schurmans, S.J., en L. Reypens, S.J., in... Werken2, t. III, p. 81-126. |
Jan van Ruusbroec, Spieghel der eeuwigher salicheit, ed. L. Reypens, S.J., in... Werken2, t. III, p. 129-219. |
Jan van Ruusbroec, Van den XII beghinen, ed. J. van Mierlo, S.J., in... Werken2, t. IV, p. 3 - 224. |
Jan van Schoonhoven, Commendatio sive defensio libri fratris Johannis Ruusbroec De ornatu spiritualium nuptiarum, ed. A. Combes, Essai..., t. I, p. 684-716. |
Jan van Schoonhoven, Epistola ad magistrum Jacobum, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.129, f. 27-29. |
Jan van Schoonhoven, Epistola missa fratri Symoni in Eemstein, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.129, f. 151-155. |
Jean de Gerson, De mystica theologia speculativa, ed. A. Combes, Joannis Carlerii de Gerson de mystica theologia, in Thesaurus mundi, Lugano, s.a. (1958), p. 1-123. |
Jean de Gerson, Theologia mystica practica, ed. A. Combes, Joannis Carlerii de Gerson de mystica theologia, in Thesaurus mundi, Lugano, s.a. (1958), p. 125-217. |
| |
| |
Jozef van de Heilige Barbara, O.C.D., Het geestelijk kaertspel met herten troef oft het spel der liefde, Antwerpen, 1666. |
Johannes Tauler, Des hoochverlichten D. Johannes Tauleri, Van eenen volcomen Evangelischen leven christelijcke Predicatien oft Sermonen, op allen Sondaghen ende Feestdagen van den gantsen Jaer, Frankfurt, Peter van Dieren, 1565. |
Johannes Tauler, Gheestelijcke Predicacien des verlichten Doctor Joannis Tauleri, Bewijsende den rechten grondt des warachtighen christen levens, vertaald door M. Bartholt François, Antwerpen, Hieronymus Verdussen, 1593. |
Johannes Tauler, Geestelycke Sermoenen ghemaeckt door den hoogh-verlichten Leeraer Joannes Taulerus van d'Orden der Predick-Heeren op alle de Sondaghen ende Heyligh-daghen van het gheheele Jaer, vertaald door Johannes de Lixbona, O.P., Antwerpen, Hieronymus Verdussen, 1647. |
Joseph a Spiritu Sancto, O.C.D., Enucleatio mysticae theologiae S. Dionysii Areopagitae... 1684, ed. crit. cura Anastasii as. Paulo, Rome, 1927. |
San Juan de la Cruz, Subida del Monte Carmelo, in Obras de San Juan de la Cruz, Burgos, 1925. |
Dat kaetspel ghemoralizeert, ed. J.A. Roetert Frederikse, Leiden, 1915. |
Kerstlied: Herders, brengt melk en soetigheyd, ed. Fl. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied, Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd, Tekst en melodieën, t. 3, 's-Gravenhage-Antwerpen, 1907, p. 1955-1956, no 505. |
L. Le Vasseur, Ephemerides Ordinis Cartusiensis, t. I, Montreuil, 1890, p. 70-74. |
De Limburgsche Sermoenen, ed. J.H. Kern, in Bibliotheek van Middel-Nederlandsche Letterkunde, Leiden, s.a. (1895). |
Louis de Blois, O.S.B., Bourdon des ames devotes, Dowaai, 1634. |
Maarten van Torhout, Vanden levene Ons Heren, ed. W.H. Beuken, Purmerend, 1929. |
Margareta Poirette, Le mirouer des simples ames anienties, ed. R. Guarnieri, Il movimento del libero spirito, Testi e documenti, in Archivio italiano per la storia della pietà, t. IV, 1965, p. 513-708. |
A. Miraeus, Vita et translatio corporis V. Joannis Rusbroquii, ord. eiusdem, in Viridi Valle, prope Bruxellam, An. 1622, die 8 Nov. facta; bij De Windesemensi, Lateranensi, Aroasiensi et Congregationibus aliis Canonicorum regularium ord. S. Augustinii, Brussel, 1622. |
De Nacomelinc, Het traktaat Alle minnare der waerheit, ed. W. de Vreese, Bijdragen tot de kennis van het leven en de werken van Jan van Ruusbroec, II, in Het Belfort, a.X, 1895, t. II, p. 106-113. |
Obituarium van Groenendaal, ed. M. Dijkmans, Obituaire du monastère de Groenendael dans la forêt de Soignes, in CRH., in-8o, Brussel, 1940. |
Gaspar Ophuys, Originale coenobii Rubeevallis in Zonia, prope Bruxellam in Brabancia, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II, 480, f. 1-193. |
De Ordo L., ed. M. Andrieu, Les Ordines Romani du haut moyen-âge, t. 5, Les textes (Suite) (Ordo L.), in Spicilegium sacrum lovaniense, Leuven, 1961. |
Origenes, Commentarium in Cantica canticorum, ed. W.A. Baehrens, in GCS., t. 33, Leipzig, 1925, p. 61-241. |
Origenes, Homiliae in Canticum canticorum, ed. W.A. Baehrens, in GCS., t. 33, p. 27-60. |
Passio Sancti Quintini, in de AA.SS. Octobris, t. XIII, p. 781-787. |
| |
| |
Petrus Horn, Vita Gerardi Magni, ed. W.J. Kühler, De ‘Vita magistri Gerardi Magni’ van Petrus Horn, in NAKG., NS., t. VI, 1909, p. 332-370. |
Petrus Lombardus, Libri IV sententiarum, t. I-II Quaracchi, 1916. |
Maria Petyt, Het leven van de weerdighe moeder Maria a Sta Teresia (alias) Petyt, vanden derden Reghel vande Orden der Broederen van Onze L. Vrouwe des Berghs Carmeli, ed. Michaël a Sancto Augustino, t. I-IV, Gent, 1683. |
Philippus a Sanctissima Trinitate, O.C.D., Summa theologiae mysticae, ed. cura Bertholdi Ignatii a Sancta Anna, O.C.D., t. I-III, Brussel, 1874. |
Adriaan Poirters, S.J., Het daeghelijcks nieuwe-jaer-spieghelken van Philagie, Antwerpen 1673 - Heruitgave J. Salsmans, S.J., bij de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Leuven, 1937. |
Proza-fragment van S. Lutgart's leven, in OGE., t. XI, 1937, p. 284-299. |
Pseudo-Dionysius Areopagita, De divinis nominibus, in Dionysiaca..., t. I, s.l. (Brugge), 1937, p. 3-561. |
Pseudo-Dionysius Areopagita, De mystica theologia, in Dionysiaca..., t. I, p. 563-602. |
Pseudo-Dionysius Areopagita, Epistola prima ad Gaium, in Dionysiaca, t. I, p. 605-608. |
Quinta synodus generalis, Constantinopolitana II, ed. J.D. Mansi, Sacrorum conciliorum nova et amplissima collectio, t. IX, Parijs, 1901, col. 225 c - 227 c. |
Radulphus de Rivo, Gesta pontificum leodiensium, ed. J. Chapeaville, Qui gesta pontificum leodiensium scripserunt auctores praecipui, t. 3, Luik, 1616, p. 19-22. |
Reiner van Luik, Lacrymarum libelli tres, in PL., t. 204, col. 153-180. |
Sint Rembert van Torhout, Vita Anskarii, ed. G. Waitz, in SRG., in usum scholarum, ex MGH. recusi, Hannover, 1884, p. 13-79. |
Richard van Saint-Victor, Benjamin major, in PL., t. 196, col. 63-202. |
Rainer Maria Rilke, Das Buch vom mönchischen Leben, in Sämtliche Werke, t. I, Wiesbaden p. 251-301. |
Rainer Maria Rilke, Das Marien Leben, in Sämtliche Werke, t. I, Wiesbaden, 1955, p. 665-681. |
Rainer Maria Rilke, Duineser Elegien, in Sämtliche Werke, t. I, p. 683-726. |
Rudolf Dier van Muiden, Scriptum de magistro Gherardo Grote, ed. G. Dumbar, Analecta seu vetera aliquot scripta inedita, t. 1, Deventer, 1719, p. 1-11. |
Rupert van Deutz, O.S.B., In Cantica canticorum, de Incarnatione Domini commentaria, in PL., t. 168, col. 837-962. |
Rupert van Deutz, O.S.B., De glorificatione Trinitatis et processione Sancti Spiritus, in PL., t. 169, col. 13-202. |
Rupert van Deutz, O.S.B., In Apocalypsim, in PL., t. 169, col. 827-1214. |
Rupert van Deutz, O.S.B., De divinis officiis, in PL., t. 170, col. 11-352. |
St. Trudperter Hohe Lied, ed. H. Menhardt, in Rheinische Beiträge und Hilfsbücher zur germanischen Philologie und Volkskunde, fasc. 21-22, Halle (Saale), 1934. |
Sint Teresa van Avila, ed. P. Silverio de Santa Teresa, O.C.D., Obras de Santa Teresa de Jesus, Burgos, 1922. |
Theologia Deutsch, ed. H. Mandel, in Quellenschriften zur Geschichte des Protestantismus, fasc. 7, Leipzig, 1908. |
| |
| |
Sint Thomas van Aquino, O.P., Summa theologiae, in Sancti Thomae Aquinatis Doctoris Angelici opera omnia iussu impensaque Leonis XIII P.M., t. IV-XII, Rome, 1888-1906. |
Thomas van Cantimpré, O.P., Miraculorum et exemplorum memorabilium sui temporis libri duo, Dowaai, 1605. |
Thomas van Cantimpré, O.P., Vita piae Lutgardis, in AA.SS. Junii, t. IV, p. 189-209. |
Thomas Hemerken van Kempen, De imitatione Christi, ed. M.J. Pohl, Thomae Hemerken a Kempis... opera omnia, t. II, Freiburg i. Br., 1904, p. 5-263. |
Thomas Hemerken van Kempen, Sermones de vita et passione Domini, scilicet ab adventu Domini, ed. M.J. Pohl, Thomae Hemerken a Kempis... Opera omnia, t. III, Freiburg i. Br., 1904, p. 61-313. |
Thomas de Jesu, O.C.D., Enucleatio mysticae theologiae S. Dionysii Areopagitae episcopi et martyris, in Venerabilis patris Thomae a Jesu... Opera omnia, t. II, Keulen, 1684, p. 455-581. |
Tractatus de membris beate et intemerate Dei genetricis et virginis Marie, in het ms. Trier, Stadtbibliothek, 648/1573, f. 7-94. |
Triginta octo quaestionum solutiones, petente Wiberto monacho Gembloacensi per sanctam Hildegardem ad ipsum transmissae, in PL., t. 197, col. 1037-1054. |
Van dat beschouwelyck leven, in het ms. Heeswijk, Abdij van Berne, archief, s.s. |
Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepenveen, (handschrift D), ed. D.A. Brinkerink, Leiden, 1904. |
Verbum Jesu Christi ad quandam iuvenculam, ed. St. G. Axters, O.P., De anonieme begijn van Tongeren en haar mystieke dialoog, in OGE., t. XV, 1941, p. 96-97. |
Vita fratris Abundi, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 19525. |
Vita Aldegundis I, in AA.SS. Belgii, t. IV, Brussel, 1787, p. 315-324. |
Vita Aleydis de Scarenbeka, in AA.SS. Junii, t. II, 1867, p. 471-477. |
Vita Beatricis, ed. L. Reypens, S.J., Vita Beatricis, De autobiografie van de Z. Beatrijs van Tienen, O. Cist., 1200-1268, in Studiën en Tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf, t. XV, Antwerpen, 1964. |
Vita et conversacio Salome priorisse in Diepenveen, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 8849-8859, f. 149, r.-164 v. |
Vita et conversacio Ysentrudis de Mekeren, sororis domus magistri Gerardi, ed. W.J. Kühler, Levensbeschrijvingen van devote zusters te Deventer, in AGAU., t. XXXVI, 1910, p. 67-68. |
De vita et moribus V.P.D. Gerardi Eligii, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 4051-68, f. 190-192. |
Vita Geretrudis, ed. B. Krusch, in MGH., SRM., t. II, 1888, p. 453-464. |
Vita Godefridi Sacristae, ed. E. Martène, O.S.B., en U. Durand, O.S.B., Thesaurus novus anecdotorum, t. III, Parijs, 1717, col. 1339-44. |
Vita Idae Leeuwensis, in AA.SS. Octobris, t. XIII, p. 107-124. |
Vita Idae lovaniensis, in de AA.SS. Aprilis, t. II, p. 158-189. |
Vita Idae Nivellensis, in het ms. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 8895-8896, f. 1-28. |
Vita Ivettae Huyensis, in AA.SS. Januarii, t. 2, p. 145-169. |
Vita Odiliae viduae leodiensis, in AB., t. XIII, 1894, p. 199-287. |
Vita sancti Petri luxemburgensis, auctore anonymo, in AA.SS. Julii, t. 1, p. 448-54. |
Columbanus Vrancx, O.S.B., Van een gheestelijk Paasch-Ey, Gent, 1595. |
| |
| |
(Willem Jordaens), Epistola ad fratres de capella Thosan in Flandria super interpretatione libri sequentis, ed. A. Combes, Essai sur la critique de Ruysbroeck par Gerson, t. I, p. 591-594. |
| |
B. De belangrijkste literatuur
A. Ampe, S.J., Denys l'Aréopagite (le Pseudo-), Ruusbroec † 1381, in DSp., t. III, Parijs, 1957, col. 361-365. |
A. Auger, Etude sur les mystiques des Pays-Bas au Moyen-Age, Brussel, 1892. |
A. Auger, De doctrina et meritis Joannis van Ruysbroeck, Leuven, 1892. |
St. G. Axters, O.P., Bijdragen tot een bibliographie van de Nederlandsch Dominikaansche Vroomheid, in OGE., t. VI, 1932, p. 5-39, 113-156; t. VII, 1933, p. 5-33, 117-165, 241-304; t. VIII, 1934, p. 39-104, 141-201. |
St. G. Axters, O.P., Joannes Tauler in de Nederlanden, in Johannes Tauler, Ein deutscher Mystiker, Gedenkschrift zum 600. Todestag, Essen, s.a. (1961) p. 348-370. |
St. G. Axters, Hadewijch als voorloopster van de zalige Jan van Ruusbroec, in Dr. L. Reypens-Album, in Studiën en tekstuitgaven, van Ons Geestelijk Erf, t. XVI, Antwerpen, 1964, p. 57-74. |
Charles Baudelaire, L'Art romantique, Parijs, 1900. |
J. Boutonier, L'Angoisse, in Bibliothèque de philosophie contemporaine, Parijs, 1945. |
H. Bremond, La poésie pure, avec ‘un débat sur la poésie’ par Robert de Souza, Parijs, s.a. (1926). |
H. Bremond, Prière et poésie, Parijs, 1926. |
J. Cambell, O.F.M., Les écrits de Saint François d'Assise devant la critique, in Franziskanische Studiën, t. 36, 1954, p. 82-109, 205-264. |
M. Cappuyns, O.S.B., Jean Scot Erigène, Sa vie, son aeuvre, sa pensée, bij Universitas Catholica Lovaniensis, Dissertationes,... ser. II, t. 26, Leuven, Parijs, 1933. |
H. Choquetius, O.P., Sancti Belgi Ordinis Praedicatorum, Dowaai, 1618. |
Paul Claudel, Parabole d'Animus et d'Anima: pour faire comprendre certaines poésies d'Arthur Rimbaud, in: Oeuvres complètes de Paul Claudel, t. 15, s.l. (Parijs), en s.a. (1959), p. 36-38. |
M. d'Asbeck, La mystique de Ruysbroeck l'Admirable, Parijs, 1930. |
A. Deblaere, S.J., De mystieke schrijfster Maria Petyt (1623-1677), Gent, 1962. |
E. de Bruyne, Het aesthetisch beleven, in Philosophische Bibliotheek, Antwerpen-Brussel-Nijmegen-Utrecht, 1942. |
J. de Guibert, S.J., Theologia spiritualis ascetica et mystica, Quaestiones selectae in praelectionum usum, Rome, 1937. |
J. Deschamps, De middelnederlandse handschriften van de grote en de kleine ‘Der zielen troest’, in Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, t. 17, 1963, p. 111-167. |
J. Durantel, Saint Thomas et le Pseudo-Denis, Parijs, 1919. |
C.H. Ebbinge Wubben, Over Middelnederlandsche vertalingen van het Oude Testament, Bouwstoffen voor de Geschiedenis der Nederlandsche Bijbelvertaling, 's-Gravenhage, 1903. |
| |
| |
R. Fruin, De Zeventien Provinciën en haar vertegenwoordiging in de Staten-Generaal, ed. P.J. Blok, P.L. Muller en S. Muller Fz., Robert Fruin's verspreide geschriften, t. 9, 's-Gravenhage, 1904, p. 1-28. |
R. Garrigou-Lagrange, O.P., Perfection chrétienne et contemplation selon S. Thomas d'Aquin et S. Jean de la Croix5, Saint-Maximun, s.a. (1923). |
L. Gillet, Histoire artistique des ordres mendiants, Parijs, 1912. |
P. Glorieux, Gerson (Jean), in DSp., t. VI, Parijs, 1965, col. 314-331. |
M. Grabmann, Die mittelalterlichen Lateinischen Uebersetzungen der Schriften des Pseudo-Dionysius Areopagita, in Mittelalterliches Geistesleben, t. I, 1926, p. 449-468. |
N. Greitemann, De studiis exegeticis Devotionis Modernae, Dissertatio exegeticohistorica, Warmond, 1935, Pro manuscripto. |
M. Heidegger, Was ist Metaphysik, Bonn, 1929. |
J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen, Haarlem, 1919; tiende druk, Haarlem, 1963. |
J. Huijben, O.S.B., Bartholamaeus Anglicus en zijn invloed, in OGE., t. I, 1927, p. 61-79, 158-179. |
J. Huijben, O.S.B., Ruysbroeck et saint Jean de la Croix, in Etudes Carmelitaines, t. 17, 1932, fasc. 2, p. 239-247. |
J. Huijben, O.S.B., Les origines de l'école flamande. L'école bénédictine, in VSp., Suppl. a 21, t. 59, 1939, p. 23-39, 100-126, 170-186. |
J. Huijben, O.S.B., en P. Debongnie, C.S.S.R., L'auteur ou les auteurs de l'Imitation, in Bibliothèque de la Revue d'Histoire ecclésiastique, fasc. 30, Leuven, 1957. |
A. Hyma, The christian Renaissance, A history of the ‘Devotio Moderna’, Grand Rapids, Michigan, 1924. |
W. James, The Will to Believe, and other Essays, in popular Philosophy, Londen, 1898. |
P. Janet, De l'angoisse à l'extase, t. I-II, Parijs, 1928. |
Fr. C. Koeman, Collections of maps and atlases in the Netherlands, Their History and present state, in Imago mundi, Supplement, t. 3, Leiden, 1961, p. 120-144: Outline bibliography of the atlases published in the Netherlands before 1800. |
J. Koopmans, Das altkirchliche Dogma in der Reformation, in Beiträge zur evangelischen Theologie, Theologische Abhandlungen, herausgegeben von E. Wolf, München, 1955. |
A. Le Bail, O.C.R., Bernard, Saint, in DSp., t. I, Parijs, 1937, col. 1454-1499. |
E. Mâle, L'art religieux à la fin du Moyen Age, Parijs, 1908. |
J. Maréchal, S.J., Etudes sur la psychologie des mystiques, t. I-II, in Museum Lessianum, Section philosophique, fasc. 2 en 19, Brussel-Parijs, 1937-1938. |
Fr. Ohly, Hohelied-Studien, Grundzüge einer Geschichte der Hohelied-Auslegung des Abendlandes bis um 1200, Wiesbaden, 1958. |
Erhard Platzeck, O.F.M., Das Sonnenlied des heiligen Franziskus von Assisi, München, 1956. |
A. Poulain, S.J., Des extases naturelles, in Revue du monde invisible, I-IV, 1901-1902, p. 660-70. |
P. Quercy, Les hallucinations, in Nouvelle Encyclopédie philosophique, Parijs, 1936. |
L. Reypens, S.J., Le sommet de la contemplation mystique chez le bienheureux Jean de Ruusbroec, in Revue d'ascétique et de mystique, t. 3, 1922, p. 250-272; t. 4, 1923, p. 256-271; t. 5, 1924, p. 33-59. |
| |
| |
L. Reypens, S.J., Pelgrim Pullen, Een heilig mystiek leider en zijn onuitgegeven werk, in OGE., t. 3, 1929, p. 125-143. |
L. Reypens, S.J., Sint Lutgarts mystieke opgang, in OGE., t. 20, 1946, p. 7-49. |
L. Reypens, S.J., Een nog onbekende mystieke grootheid in onze veertiende-eeuwse mystieke letteren, in OGE., t. XXXVII, 1963, p. 241-267. |
L. Reypens, S.J., De auteur van het ‘De osculo amoris’ ontdekt, De Groenendaler Mag. Willem Jordaens van Heerzele († 1321-1372), in OGE., t. XL, 1966, p. 129-135. |
R. Roques, Contemplation, extase et ténèbre chez le Pseudo-Denys, in DSp., t. II, Parijs, 1953, col. 1885-1911. |
P. Rousselot, Pour l'histoire du problème de l'amour au moyen âge, in Beiträge zur Geschichte der Philosophie des Mittelalters, t. VI, Münster i.W., 1908. |
D.A. Stracke, S.J., Een oud-Frankisch visioenenboek uit de zevende eeuw, in HT., t. VII, 1928, p. 18-38, 167-182, 340-371. |
Fr. Vandenbroucke, O.S.B., Le divorce entre théologie et mystique, in Nouvelle Revue théologique, t. 82, 1950, p. 372-389. |
Fr. Vandenbroucke, O.S.B., Histoire de la spiritualité chrétienne, t. II, s.l. (Parijs), en s.a. (1960), p. 273-644. |
L. van der Essen, Etude critique et littéraire sur les Vitae des saints mérovingiens de l'ancienne Belgique, in Recueil de travaux,... fasc. 17, Leuven-Parijs, 1907. |
C. van der Wansem, S.J., Het ontstaan en de geschiedenis der Broederschap van het Gemene Leven tot 1400 (Universiteit te Leuven, Publicaties op het gebied der Geschiedenis en der Philologie, ser. 4, t. 12, Leuven, 1958. |
J. van Ginneken, S.J., Het beste dat wij aan de wereld gaven, in De Gids, a. 93, 1929, t. I, p. 222-244. |
Paul van Ostayen over de typographie van zijn ‘Bezette stad’, in Het Getij, t. 7, 1922, p. 85-88. |
Paul van Ostayen, Gebruiksaanwijzing der lyriek, Paralipomena, in Vlaamsche Arbeid, t. 22, 1927, p. 50-63. |
Pr. Verheyden, Frans Vervoort, Minderbroeder († 1555), Werken, Uitgevers, in Handelingen van den Mechelsen Kring voor Oudheidkunde, t. XXX, 1925, p. 100-115. |
D.A. Vorster, Protestantse Nederlandse mystiek, Amsterdam, 1948. |
G.E.M. Vos de Wael, De Mystica theologia van Dionysius Mysticus in de werken van Dionysius Carthusianus, Nijmegen-Utrecht, s.a. (1942). |
J.M. Vosté, O.P., L'aeuvre exégétique de Théodore de Mopsueste au IIe Concile de Constantinople, in RB., t. 38, 1919, p. 394-395. |
A. Wauters, Hugues van der Goes, Sa vie et ses aeuvres, Brussel, 1872. |
|
-
voetnoot(1)
- T. I-IV, Antwerpen, N.V. De Sikkel, 1950-1960.
|