Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1966
(1966)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Rouwhulde ter nagedachtenis van Prof. Dr. P. de Keyser
| |
[pagina 188]
| |
folklore, en ietwat later de verklaring van middeleeuwse schrijvers en de encyclopedie. De verscheidenheid van deze onderwijsbedrijvigheid is opvallend, zij moet bij Paul De Keyser hebben beantwoord aan een zeer grote verscheidenheid in de culturele en wetenschappelijke belangstelling. Terecht noemde Prof. Van Elslander aan het slot van een bijdrage aan het leven van onze betreurde collega gewijd, hem een erfgenaam ‘van de universaliteit van onze humanisten uit de 16e eeuw’Ga naar voetnoot(2). Doch hoe voortdurend actief Paul De Keyser ook was als cultuuroverdrager langs alle media die hem ter beschikking konden staan, toch lag ongetwijfeld het centrum van zijn leven aan de studie- en schrijftafel. De zeer uitgebreide bibliografie die hij ons heeft nagelatenGa naar voetnoot(3) wijst op een rusteloze schrijversbedrijvigheid. Wat eens te meer opvalt is de veelzijdigheid van zijn publicaties: studies over middeleeuwse, 16e- en 17e-eeuwse en hedendaagse letterkunde, tekstuitgaven, folkloristische, kunsthistorische of pedagogische studies, bijdragen over boekwezen en esthetica wisselen elkaar voortdurend af in deze rijk-gevariëerde lijst. Welke diepere eenheid kan men zoeken in deze ‘overweldigende, ogenschijnlijk door niets of niemand te stuiten productie’, zoals onze collega Vanderheyden in 1962 juist karakteriseerdeGa naar voetnoot(4)? Ik geloof dat men die eenheid kan vinden in De Keysers liefde voor het nationale, volkse cultuurbezit, of zoals collega Vanderheyden het uitdrukt, zijn ‘cultus voor het oude volkse’Ga naar voetnoot(5). Ook de simpelste vulgarisatie was deze dienaar van zijn volk niet te min. Ons heeft een collega verlaten wiens bescheiden eerzucht het was zijn volk door de pen voortdurend en ook door het geringste te dienen. Toen Paul De Keyser in september 1961 aan de Gentse universiteit tot het emeritaat werd bevorderd, heeft, te midden van de droefenis om dit afscheid, zijn benoeming tot lid van onze Koninklijke Academie op 21 maart 1962 zijn levensavond voorzeker vreugde kunnen schenken. | |
[pagina 189]
| |
Ongeveer vier jaar heeft hij zich in ons academisch milieu bewogen. En eens te meer schonk hij ons het beeld van een onstuitbare werklust. Voortdurend was hij commissaris bij de beoordeling van aangeboden bijdragen en uitgeschreven prijsvragen, voortdurend was hij ook bereid tot het houden van lezingen. Hij las over Franz De Backer, middeleeuwse teksten, rederijkersliteratuur, volksliedkunst uit de 18e eeuw, Leonard Willems, enz. Met bijzondere liefde denken wij terug aan zijn bijdrage over de geschiedenis van ons huis: ‘Het Huys van Oombergen, voormalig Damansteen, zetel van onze Academie’, verschenen in de jaargangen '64 en '65 van onze Verslagen en Mededelingen. In ons milieu bewoog zich Paul De Keyser als de uitermate beleefde mens, niet enkel beleefd krachtens een savoir-vivre maar tevens door ware deugdzaamheid. Hij was een zacht en voorzichtig mens, steeds beminnelijk in de omgang, zeer verdraagzaam en tevens bescheiden. Wie heeft bovendien niet ondervonden dat zijn dienstvaardigheid onuitputtelijk was? Zo scheidde van ons een waar humanist, niet enkel verliefd op de letter van het humanisme, maar ook trouw aan zijn pure geest. Volgens de uitdrukkelijke wens van onze overleden collega, heeft zijn uitvaart in familiale intimiteit plaatsgevonden. Het past deze wens te eerbiedigen, het siert ons hem volledig te begrijpen, al heeft hij onze Academie hierdoor ook verplicht hem van op ietwat verdere afstand het laatste afscheid op aarde toe te spreken. Maar dat wij hier, in ons eigen huis, dit afscheid met hartelijke eerbied zouden uitspreken, is toch zeker een zijner wensen geweest, al zij het niet de laatste. Wij vervullen hem uit ganser harte, met menselijk en collegiaal eerbiedige piëteit. |
|