Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1964
(1964)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Secretarie / secretariaat en andere woorden op -aat
| |
De Franse woorden secrétairerie en secrétariatBeide ‘Nederlandse’ woorden zijn blijkbaar ontleningen aan het Frans. Secretariaat is het haast ongewijzigde Franse woord secrétariat. Wat secretarie betreft, volgens de gewone interpretatie is deze vorm, met syncope van -re-, uit het Franse secrétairerie ontstaan: aldus b.v. Salverda de GraveGa naar voetnoot(1), die als parallelle gevallen pesterie, tavernie en tresorie citeert. Het W.N.T., XIV, 1270, zegt dat secretarie ‘hetzij onder den invloed van secretaris uit fr. secretairerie, of onafhankelijk van dit woord gevormd is naast secretaris.’ Ik geloof dat de etymologische waarheid nog anders is. Het mfr. kende reeds zowel de vormen | |
[pagina 230]
| |
secretairie, secretarie als secretererie, secretairerieGa naar voetnoot(1) zodat de verkorte vorm direct uit het Frans kan zijn overgenomen en de syncope van -re- dus niet in het Nederlands hoeft te zijn gebeurdGa naar voetnoot(2), al was dit uiteraard ook wel mogelijk. Laten we nu even nagaan wat de Franse woordenboeken zeggen over de twee woorden: E. LittréGa naar voetnoot(3): Scrétairerie, s.f. Lieu où les secrétaires d'un ambassadeur, d'un gouverneur, etc. font et délivrent leurs expéditions. // Ensemble des employés d'une secrétairerie. - - Secrétariat, s.m. 1o Fonction, emploi de secrétaire. // 2o Temps durant lequel on exerce cette fonction. // 3o Lieu où le secrétaire d'une administration, d'une compagnie, d'une ambassade, fait et délivre ses expéditions, et où sont déposés les registres, les archives, etc. De andere Franse woordenboeken brengen niets nieuws. Ze schrijven Littré af of geven een samenvatting. Eén enkel bewijs: Larousse Universel (2 vol., 1923): Secrétairerie: Lieu où les secrétaires d'un gouvernement, d'un ministre, etc., font et délivrent leurs expéditions et où ils gardent les minutes. Ensemble des employés de ce service. - Secrétariat: Fonction de secrétaire. Bureau de secrétaire, dépôt de ses actes. Het is opvallend dat bij secrétairerie telkens gesproken wordt van ‘bureau d'un ambassadeur, d'un gouvernement, d'un ministre’, bij secrétariat allereerst van ‘d'une administration’ (Littré) of zelfs van ‘bureau du secrétaire’ (Larousse) in het algemeen. Het eerste is dus blijkbaar het plechtige, het tweede het gewone woord. Wat de drie betekenissen van secrétariat betreft (zie Littré), van de eerste (fonction) geeft W. von Wartburg (o.c., XI, 374) bewijsplaatsen op vanaf 1538, van de tweede (temps) vanaf 1680, van de derde (lieu) vanaf 1611. De afleiding secreta(i)rie / secretairerie is ouder dan secrétariat. De oudste betekenis, nu uit de woordenboeken verdwenen, was, evenals die van secrétariat: dignité, fonction de secrétaire. Het eerste voor- | |
[pagina 231]
| |
beeld van secretarie met de actuele betekenis (lieu où...) bij W. von Wartburg dateert van 1596. In 1619 komt secrétairie voor met de betekenis: l'ensemble des employés d'une secrétairerie. | |
Korte geschiedenis van secretarieSedert wanneer komen beide bastaardwoorden in het Nederlands voor? Secretarie is blijkbaar veel ouder dan secretariaat. Het komt voor in het Middelned. Wdb., VII, kol. 944. Verdam geeft als betekenis op ‘een geheim of afgezonderd, voor iemand gereserveerd vertrek; kabinet’, verwijst naar ofr. segreterie, fra. secrétairerie, geeft een bewijsplaats uit de Spieghel Historiael (einde 13e eeuw), verwijst naar Ducange, die het woord vermeldt met dezelfde betekenis en met die van ‘sacristie’ of ‘consistorie’ en voegt er ten slotte aan toe: ‘Het ned. secretarie heeft, gelijk bekend is, de betekenis: het kantoor van een geheimschrijver ener gemeente of van een ander lichaam van bestuur.’ Al heeft Verdam reeds één Mnl. voorbeeld gevonden, in de oudere woordenboeken van het moderne Nederlands (Kiliaan, d'Arsy, HalmaGa naar voetnoot(1)), komt secretarie niet voor. Indien het dan al bekend was, schijnt het dus toch niet gebruikt te zijn. Trouwens Salverda de Grave (o.c.) geeft sekretarie op met exponent 4, wat betekent ‘ontleend na 1600’. Hier dient vermeld dat deel VII van het Mnl. Wdb., waarin secretarie voorkomt, in 1912 verscheen: Salverda de Grave kon het dus in 1906 niet kennen! Wel vinden we het woord bij Fr. Pomey in zijn Novum Dictionarium Belgico-Latinum (einde 18e eeuw): Secretary: Munus Secretarii, SecretariatusGa naar voetnoot(2). Ook bij P. Weiland in het Nederduitsch Taalkundig Woordenboek, deel S (1810), blz. 430: Secretarij, z.n.v. ...Een vertrek, of gebouw, waar de secretaris van eene stad, of een dorp, zijn werk verrigt, en zijne papieren bewaartGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 232]
| |
Blijkens Weiland was dus reeds in 1810 de betekenis van secretarie beperkt tot: bureau van een gemeentesecretaris, bij uitbreiding gemeentehuis, dus tot de actuele betekenis van het woord (zie verder). Wat niet belet dat Servaas De Bruin in zijn Algemeen Woordenboek of Nederlandsche Tolk van vreemde woorden en uitdrukkingen (Utrecht, 1864) secretarie nog omschrijft als ‘het kantoor van den Secretaris’. Wat vertellen de moderne woordenboeken over secretarie? We beginnen natuurlijk met het W.N.T. In deel XIV (1936), kol. 1270 v., bewerkt door Dr. Knuttel, lezen we: Secretarie: 1. Bureau waar het administratieve werk voor een gemeentebestuur of ook wel voor een ander publiek lichaam wordt verricht (er volgen acht voorbeelden; het 1e is van 1580, het 2e van 1656). 2. Vroeger ook: kantoor in het algemeen (er volgt slechts één voorbeeld, 1656). Knuttel, die het hele materiaal overziet, spreekt dus in de eerste plaats van de administratie van een gemeentebestuur; de algemene betekenis (nr. 2) was ook voor hem reeds verouderdGa naar voetnoot(1). Vermelden we nog dat het W.N.T. slechts drie samenstellingen met secretarie kent, nl. staatssecretarie, gemeentesecretarie, gouvernementssecretarie, wat ook in een bepaalde richting wijst. Laten we nu een oudere en een nieuwe uitgave van Van Dale vergelijken. In de uitgave van 1898, ongewijzigd herdrukt in 1904, lezen we: Secretarie: kantoor van een secretaris; kantoor voor de akten en geschriften eener gemeente; gemeentehuis op een dorp; ...de beambten aan een secretarie verbonden. - In de uitgave van 1961, de 8e, is dat vervangen door: Secretarie: bureau waar en personeel waardoor het administratieve werk voor een publiek lichaam, inz. voor een gemeentebestuur wordt verricht, ‘ambtenaar ter secretarie’; (ook) het bureau van een polderbestuur; gemeentehuis op een dorpGa naar voetnoot(2). Betekenis 2 van het W.N.T. was betekenis 1 in de oude Van Dale. In de nieuwe V.D. is die betekenis eenvoudig weggevallen! Alleen bet. 1 is bewaard en enigszins anders geordend. | |
[pagina 233]
| |
Iets dergelijks is gebeurd in het Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal van Koenen. In de 9e druk (1912) lezen we nog: Secretarie: bureau van den secretaris. In de 21e druk (1946) wordt het woord omschreven als: bureau's die de secretariswerkzaamheden doen als één geheel, inz. de ambtenaren die het administratieve werk van een gemeentebestuur of ook wel voor een ander publiek lichaam verrichtenGa naar voetnoot(1). Hier ook is dus de algemene betekenis verdwenen en vervangen door de meer beperkte. Van Goors Nederlands Woordenboek door Van Haeringen, 2e druk (1946) vermeldt: ‘Secretarie: bureel van den secretaris; administratie-afdeling van een gemeente.’ Dit is in zijn bondigheid enigszins misleidend. Als we vergelijken met het lemma ‘secretariaat: ambt van secretaris; bureau van een secretaris’ wordt de bedoeling duidelijk. ‘Van den secretaris’ betekent: van de gemeentesecretaris, de secretaris bij uitstekGa naar voetnoot(2), ‘van een secretaris’ betekent: van een secretaris in het algemeen. In het Prisma-Vreemde-Woordenboek van A. Kolsteren (1955) is secretarie: werkkamer voor personeel op gemeentehuis (voor administr. werk v. gemeentebestuur); het gezamenlijk personeel aldaar. En in de Vreemde Woorden van Fokko Bos3 (1955) is secretarie: kantoor van een gemeente- of rijkssecretaris. Noch het Bastaardwoordenboek van Broeckaert (1895), noch het Prisma-Woordenboek Nederlands van A. Weijnen (1955) vermelden secretarie. Beide geven secretariaat op. Over de vertaalwoordenboeken, waaraan we weinig hebben, zal ik straks even spreken. Eén uitzondering wil ik maken voor het Nederlands-Engels Woordenboek van Jansonius (1950), waarin aan secretarie slechts 1 ½ regel wordt gewijd. Het komt er slechts voor in de uitdrukking ‘ter secretarie’, vertaald door: at the (town)-clerk's office. Aan secretariaat worden 13 regels gewijd! Dat de hier geciteerde woordenboeken het bij het rechte einde hebben blijkt uit een kleine enquête betreffende de betekenis van secretarie in de tegenwoordige Nederlandse omgangstaal. Vier noordnederlandse collega's-neerlandici verklaarden begin 1962 eenstemmig dat secretarie voor hen betekent: de plaats waar de gemeentelijke administratie wordt verricht, en dan nog alleen de burgerlijke stand en derg., niet | |
[pagina 234]
| |
de andere onderdelen van de gemeentelijke administratie; ook wel: die administratie zelf. Geen van de vier professoren kende het gebruik van secretarie voor een ander overheidskantoor. Een jong neerlandicus, die sedert enkele jaren in Nederland verblijft, drukt zijn mening uit als volgt: ‘Secretarie blijkt vrijwel uitsluitend bekend te zijn in de betekenis: gemeentehuis op een dorp. Ik hoorde “naar 't secretarie, op 't secretarie”Ga naar voetnoot(1). Op de enveloppen van het gemeentebestuur van Leiden (en waarschijnlijk ook wel van andere gemeentes) staat: Gemeente Secretarie, maar meer dan een ambtelijke benaming voor de gemeentelijke administratie blijkt dat niet te zijn.’ In onze boekjes over taalzuivering wordt secretarie uiteraard niet behandeld: het woord is in Zuid-Nederland immers helemaal ongebruikelijk, zelfs vrij onbekend. Slechts toevallig wordt het woord vermeld door Constant H. Peeters in zijn Nederlandse Taalgids (blz. 410, kol. 2) (1930), waar hij een citaat geeft uit A.C. Meyer, Wandelingen op Nederlands Taalgebied (1904): ‘Secretaris was vroeger geheimschrijver, maar nu er geen geheimen meer zijn, is hij maar een schrijver, evenals de griffier. En de secretarie is de schrijverij.’ De bedoeling van Meyer was blijkbaar het gebruik van schrijver i.p.v. secretaris te hekelen. | |
SecretariaatSedert wanneer komt het woord secretariaat voor? Het feit dat we het voor Weiland (1810) niet in de woordenboeken vinden, is geen bewijs dat het niet bestond. Trouwens het W.N.T. geeft een voorbeeld van 1753. Het woord kwam blijkbaar eerst alleen voor met de betekenis ‘ambt’. Weiland, Nederduitsch Taalkundig Woordenboek (1810): Secretariaat, z.n.o. ...Het ambt van eenen secretaris: ‘Hij verzoekt om een secretariaat’. W.N.T., XIV, 1270: Secretariaat: 1. Het ambt of de waardigheid van secretaris, thans bepaaldelijk van een vereeniging, een commissie enz. (4 voorbeelden: 1 van 1753, een uit de brieven van A.R. Falck, 1795-1843, een uit Potgieter). 2. Bureau van den secretaris (2 voorb. zonder opgave van bron, blijkbaar uit de gewone tegenwoordige taal). In alle moderne verklarende woordenboeken worden voor het Ned. | |
[pagina 235]
| |
secretariaat de twee betekenissen opgegeven die het Fr. secrétariat heeft. Eén voorbeeld: Van Dale8 (1961): Secretariaat: 1. ambt, betrekking van secretaris; 2. bureau van een secretaris; ook zijn personeelGa naar voetnoot(1). Zie verder de woordenboeken van Koenen, Broeckaert, Weijnen, Verschueren, Kolsteren, Fokko Bos. Ik zei reeds dat de vertaalwoordenboeken Frans-Nederlands, Nederlands-Frans niet veel licht bijbrengen, omdat niet altijd duidelijk is wat precies met de opgegeven vertalingen wordt bedoeld. Men kan uit hun gegevens wel eens verkeerde besluiten trekken. Ik citeer drie voorbeelden. Kramers (1884): Secretariaat: secrétariat, charge, fonction, emploi de secrétaire. - Secretarie: secrétairerie, lieu où les secrétaires s'acquittent de leur fonction; (partic.) bureau de la mairie. Ensemble des employés d'une secrétairerie. - Voor het Fr. secrétariat worden drie betekenissen vermeld: ambt, tijdsduur, bureau. Alleen bij de eerste staat secretariaat als vertaling opgegeven! Grootaers12 (1954): Secretariaat: secrétariat, secrétairerie, chancellerie. - Secretarie: secrétariat, mairie (F), maison communale (B). Secrétariat: secretariaat (ambt), secretarie (kantoor). Gallas2 (1953): Secretariaat: secrétariat, secrétairerie, chancellerie. - Secretarie: secrétariat, secrétairerie (gebouw). - Secrétariat: secretarisschap, ambt; secretarie, kantoor van de secretaris. Hier wordt ‘secretariaat’ zelfs niet als mogelijke vertaling vermeld! Alleen het Engels-Nederlands Woordenboek van Jansonius (o.c.) laat aan duidelijkheid niets te wensen over: Secretariaat (instelling): secretariat: de bond heeft een vast -; hier is gevestigd het algemeen -; op het -; de afdeling -; het - van de onderneming; (mensen daaraan verbonden): er zijn bekwame mensen onder het -; (gebouw daarvan); (kantoren daarvan); (kantoor van de secretaris): op het -; (ambt van de secretaris), secretary-ship: het - bekleden; het - neerleggen; het - (blijven) waarnemen. | |
BesluitUit het bovenstaande blijkt ten overvloede dat secretariaat thans het gewone woord is zowel om het kantoor van een secretaris aan te duiden als voor zijn personeel of zijn ambt. Secretarie heeft nog slechts één beperkte betekenis en is slechts in Noord-Nederland gebruikelijk. | |
[pagina 236]
| |
Het Nederlands heeft dus niet alleen het woord secretariaat uit het Frans overgenomen, maar ook achtereenvolgens zijn twee verschillende betekenissen. De verhouding van secretarie tot secretariaat in het Nederlands is een getrouwe weergave van de verhouding van secrétairerie tot secrétariat in het Frans. Misschien heeft vroeger wel een betekenisdifferentiëring bestaan - of althans een aanloop daartoe - tussen secretariaat (ambt) en secretarie (kantoor van een secretaris), maar nu is, in het gewone taalgebruik, hiervan geen spoor meer te bekennen. Ik acht het niet uitgesloten dat er later een nieuwe betekenisdifferentiëring tot stand komt tussen secretarisschap (ambt) en secretariaat (bureau). Met deze laatste betekenis kunnen we secretariaat nog moeilijk missen, maar om de betrekking aan te duiden beschikken we over een gemakkelijke, voor de hand liggende afleiding op -schap, iets wat het Frans niet heeft. Misschien vinden we een aanwijzing in die richting in wat W. Kempen schrijft over het AfrikaansGa naar voetnoot(1): ‘In hierdie verband kan daarop gewys word dat daar tans in Afr. 'n hele konkurrensie bestaan tussen -aat en -skap, veral t.o.v. (akademiese) rangname, bv. lektoraat / lektorskap, professoraat / -skap, rektoraat / -skap, sekretariaat / sekretarisskap. Die ‘volk’ skijn -skap te verkies. | |
Andere woorden op -aatIn het Nederlands treft men een vrij groot aantal woorden aan op -aat, meestal overgenomen uit het Frans, soms direct uit het Latijn. Laten we proberen ze te classificeren volgens hun betekenis en onderzoeken of er gevallen voorkomen die semantisch vergelijkbaar zijn met secretariaat.
A. Wegens hun betekenis komen de volgende woorden niet in aanmerking voor vergelijking met secretariaat:
1. Uitsluitend een persoon wordt aangeduid door: acrobaat, advocaat, aristocraat, autocraat, democraat, fysiocraat, homeopaat, kandidaat, plutocraat, potentaat, psychopaat, renegaat, technocraat, telepaat, theocraat.
2. Een uitsluitend of vooral concrete betekenis hebben: brokaat, carbonaat, certificaat, concordaat, dictaat, duplicaat, predikaat, silicaat, traktaat. | |
[pagina 237]
| |
3. Collectieve betekenis hebben: aggregaat, conglomeraat, syndicaat (belangengroep, België: vakvereniging), duümviraat, triumviraat, decemviraat.
B. Woorden die qua betekenis met secretariaat kunnen vergeleken worden. Er zijn heel wat woorden op -aat die een ambt (ook toestand) of waardigheid uitdrukken: Apostolaat, auditoraat, baccalaureaat, commissariaat, concubinaat, consulaat, decanaat, diaconaat, directoraat, doctoraat, emeritaat, episcopaat, kardinalaat, lectoraat, licentiaat, noviciaat, patriarchaat, patronaat (beschermheerschap), pontificaat, professoraat, protectoraat, rectoraat, vicariaat. Slechts weinige van die woorden hebben uitsluitend, zoals baccalaureaat en doctoraat, de betekenis ‘ambt, waardigheid’. Vaak krijgen ze duratieve betekenis. In een paar gevallen wordt dat in de woordenboeken aangegeven: pontificaat (Van Dale: het paus-zijn; duur van een pauselijke regering), professoraat (V.D.: ambt, leerstoel; tijd dat iemand professor is), rectoraat (id.). Ook apostolaat, consulaat, decanaat, diaconaat, directoraat, emeritaat, episcopaat, kardinalaat enz., dus bijna al deze woorden, kunnen de duur aanduiden van het bekleden van ambt of waardigheid, al staat het niet in de woordenboeken vermeld. Licentiaat betekent als mannelijk substantief de bezitter van een bepaalde academische graad (volgend op het bacculaureaat in de middeleeuwen; schonk recht tot lesgeven), die nu nog bestaat in België en in Zweden, niet in Nederland. Licentiaat onz. betekent: de waardigheid, de graad van licentiaat. Dit is het enige dergelijke geval van betekenisdifferentiëring met genusverschil. Een vereniging van personen kan door het onzijdige substantief worden aangeduid: het (Belgische) episcopaat (alle bisschoppen); het electoraat: 1. hoedanigheid van kiezer, 2. de kiezers; het rectoraat: ook R.K. kerk die onder een rector staat; het vicariaat: ook zeker pauselijk bestuurscollege; het patronaat: ook R.K. vereniging van jongens of meisjes. Interessanter voor ons worden de gevallen waarin naast de betekenis ‘ambt, waardigheid’ een plaatsaanduidende betekenis kan worden uitgedrukt. Vooreerst enkele woorden die het gebied kunnen aanduiden waarin het ambt wordt uitgeoefend: decanaat, episcopaat (bisdom, zie V. Dale; weinig bekend bij ons), patriarchaat, protectoraat, electoraat (zie V.D.). Hierbij zou ook markizaat (gebied van een markies, | |
[pagina 238]
| |
markgraafschap) horen, maar het woord komt niet voor met de betekenis ‘waardigheid’. Ten slotte komen de woorden die, net als secretariaat, niet alleen het ambt of de waardigheid aanduiden, maar ook het gebouw of het gedeelte ervan (bureau, lokaal) waar het ambt wordt uitgeoefend. Er zijn vier zeer duidelijke gevallen: commissariaat, consulaat, decanaat en directoraat, waarbij telkens in Van Dale (en andere woordenboeken) ‘bureau’ of ‘woning’ als tweede of derde betekenis wordt vermeld. Hieraan moeten, althans wat Zuid-Nederland betreft, toegevoegd worden: rectoraat, auditoraat en monitoraat. Het laatste woord is een neologisme, nog niet opgenomen in de woordenboeken en daarom ook niet vermeld in de algemene lijst hierboven onder B. Het wordt te Leuven gebruikt met de betekenis ‘ambt’ en ‘bureau’ van een monitor, b.v.: hij hoopt het volgend jaar een monitoraat te krijgen; de volgende studenten moeten zich aanmelden op het monitoraat. Een zeer gewoon zinnetje te Leuven, ook te Gent, is: daarna ontvangst op het rectoraat. Deze betekenis van rectoraat staat niet in de woordenboeken, ook niet in de Franse. Auditoraat is opgenomen in het W.N.T., supplement I (1956), kol. 2036: Auditoraat, analogisch gevormd naast auditor, naar het voorbeeld van dergelijke woordparenGa naar voetnoot(1): 1. Auditeurschap. 2. (In België) Militaire rechtbank. Er volgt een verwijzing naar W. Pr. Encycl. 13, 626b en één extr. uit Brulez (Pakt 174) (1950): ‘Binnenkort zou B gedemobiliseerd worden, maar thans was hij nog verbonden aan het militair auditoraat dat politieke processen instrueerde’. - De betekenis ‘militaire rechtbank’ is natuurlijk fout. De tekst van Brulez is zeer duidelijk: ‘hij was verbonden aan de diensten van, de bureaus van de militaire auditeur.’ Plaatselijke betekenis hebben ook juvenaat en pensionaat, die een bepaald soort van onderwijsinrichting aanduiden, maar zij hebben geen abstracte betekenis. Wij stellen dus vast dat de plaatsaanduidende betekenis die secretariaat kan hebben, geen alleenstaand feit is; ze komt precies op dezelfde wijze voor bij fonetisch en semantisch parallelle woorden. Er is geen reden om te betreuren dat er geen semantische differen- | |
[pagina 239]
| |
tiëring gebeurd is - of ‘gehandhaafd’ is, als ze ooit heeft bestaan - tussen secretarie (plaats) en secretariaat (ambt). De spraakmakende gemeente heeft er anders over beslist! Het was trouwens moeilijk om zo'n verschil in te voeren, resp. te handhaven, want er waren geen parallelle gevallen van twee woorden met gelijkaardig betekenisverschil. Onder alle tot dusver geciteerde woorden op -aat zie ik er, behalve secretariaat, maar twee die een vorm op -ie naast zich hebben, nl. licentiaat (licentie) en diaconaat (diaconie). Bij licentie vermeldt Van Dale alleen: 1. ongebondenheid, 2. verlof, vergunning. In België, te Leuven b.v., betekent licentie ook: de studiejaren besteed aan het behalen van een licentiaat. - Een diaconie is volgens Van Dale een rechtspersoonlijke instelling tot uitoefening van het diaconaatGa naar voetnoot(2). Naar geen van beide woordparen kan dus verwezen worden als naar een parallel geval van de eventuele betekenisdifferentiatie tussen secretarie en secretariaat. Er zijn geen interne factoren aanwezig waarop men zich zou kunnen beroepen om zich te verzetten tegen een feitelijke toestand, door externe factoren op normale wijze in het leven geroepen. De belangrijkste externe factor was hier blijkbaar zoals in vele andere gevallen, beïnvloeding door het Frans. |
|