Verloren Sone
(1908)–Anoniem Verloren Sone– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |||||||||||||
II. Overzicht van de litteratuur betreffende het volksboek.
Ofschoon de ons bewaard gebleven drukken der Historie van den Verloren Sone niet vermelden dat het volksboek vertaald is, hebben wij hier toch niet met een oorspronkelijk Nederlandsch werk te doen. Het volksboek is zoo min een in de Nederlanden ontstane dramatiseering van de bekende gelijkenis uit het 15de hoofdstuk van het Lucas-evangelie, als een vrije Nederlandsche bewerking van een der Latijnsche tooneelstukken die dezelfde stof tot onderwerp hebben, b.v. van den in 1529 verschenen Acolastus van den Haagschen rector Gnapheus. Ons volksboek is een dramatisch gedicht, waarin echter de handeling telkens afwisselt met een verhalend gedeelte - aan het begin van de hoofdstukken waarin de Historie verdeeld is - dat als inleiding dient van een volgend tooneel. Of dit de oorspronkelijke vorm is van het Nederlandsche boek, valt niet met zekerheid uit te maken, | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
daar wij geen andere redactie kennen. Maar het is natuurlijk mogelijk dat die stukken proza eerst naderhand in de plaats zijn gekomen van verzen en dat ons volksboek de bekorting is van een aanvankelijk veel uitgebreider tooneelstuk. Iets dergelijks is b.v. geschied met de Historie van Jan van Beverley (zie Nederl. Volksboeken VI, 43 vlg.; Tijdschr. v. Boek- en Bibliotheekwezen III (1905), 140 vlg.). Het voorbeeld van onzen Verloren Sone is eene Fransche ‘moralité’, die inderdaad veel grooter is dan de Nederlandsche bewerking. Verschillende tooneelen, die bij ons ontbreken of in de stukken proza alleen in het kort worden aangeduid, zijn daar dramatisch uitgewerkt. Het Fransche stuk telt omstreeks 1500 verzen; dus meer dan tweemaal zooveel als het onze. Toch volgt daaruit niet met zekerheid dat ons volksboek ooit anders is geweest dan wij het kennen. De oorspronkelijke bewerker kan evengoed terstond bij het vertalen zijn voorbeeld hebben bekort. Van de Moralité de l'Enfant Prodigue par Personnages, translatée de Latin en François, selon le texte de l'Evangile, heb ik geen exemplaar kunnen raadplegen. Ik ken slechts het vrij uitvoerige overzicht van den inhoud, dat de gebroeders Parfaict mededeelen in hunne Histoire du Théatre françois III (ao. 1745), 139-144. Ik neem dit hier in zijn geheel over.
‘Le Rustre & l'Enfant gâté ouvrent la Scene, par le conseil qu'ils tiennent sur les moyens de gagner leur vie: La conclusion de leur discours, est que possédant plusieurs talens, ils doivent s'attacher à celui qui peut les entretenir doucement, sans craindre les recherches de la Justice. D'un autre côté, le Pere de famille uniquement occupé du chagrin que lui cause le cadet de ses fils, ne peut gouter tranquillement la satisfaction qu'il reçoit de l'aîné: & prie Dieu d'avoir pitié de ce libertin, & de le préserver de mauvaise rencontre. Le Pere.
S'il ne s'amende, seurement,
Il sera cause de ma mort.
Prince du Ciel, vueillez permettre
Mon fils venir à meilleur port:
| |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
Car si tousiours est en tel estre,
Il sera cause de ma mort.
O! quel reconfort!
Quel mauvais rapport
J'ay de luy, j'en suis
Navré si très-fort,
Et par tel effort,
Que plus je n'en puis.
O combien d'ennuis,
Par jour & par nuitz
Prend un poure Pere,
Pour ses mauvais fils,
En péchez confitz.
O douleur amere!
O fiere misere!
Je crois si la mere,
N'eust point enfanté
Enfant qui s'ingere
A tout vitupere,
Que bon eust esté.
‘Pendant ce tems-là, le Prodigue conduit par le Rustre, & l'enfant gâté, va dans une maison de débauche, où il dépense bientôt le peu d'argent qu'il a sur lui. Il court à la maison paternelle, d'où il rapporte quelque argenterie, & de la vaisselle d'étain qu'il vient de dérober. Son retour surprend la Compagnie, qui ne comptoit plus le revoir. Cependant le Pere apprenant le vol de son fils, redouble ses soupirs. Oubliez cet ingrat, lui dit son fils aîné. Le Pere.
Certes, mon filz, je n'en puis mais,
Car c'est ma génération:
Vostre mere, dont Dieu ait l'ame,
Ce me semble étoit preude femme;
Bien sçay que tous deux estes miens.
| |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
Le Frere.
Pere, vous estes abusé,
D'aimer si fort le HoqueleurGa naar voetnoot1)
Qui vous a du tout déprisé,
Et faict au coeur tant de douleur.
‘De son côté, le Prodigue plus amoureux que jamais, joue avec deux Filoux: ceux-ci s'entendent avec la Gorriere, & sa Compagne, qui sous prétexte de le conseiller lui font perdre tout son argent. Il reste une derniere ressource au Prodigue; il va à son Pere, & lui demande sa légitime. Le Vieillard la lui remet en pleurant; & ce misérable ne s'en voit pas plutôt en possession, qui revient la dissiper de la même maniere. Le lendemain matin, n'ayant plus d'argent, la Maîtresse du lieu, & les deux filles le dépouillent pour leur payement. La Gorriere. le chassant.
Allez villain.
Fin-coeur-doux.
Allez, Maraut,
Venez-vous chercher les GorrieresGa naar voetnoot2)
Faire banquetz & bonne chere,
Et vous n'avez de quoy fournir?
‘Le Prodigue se retire tristement, & n'osant retourner chez son Pere, il prend le parti de servir, & entre chez un Maître, qui le prend pour garder ses cochons. Le Prodigue habillé en Valet d'Ecurie.
Sou,
Sou, Sou, Gorret, je m'en vois
Garder les pourceaux dans ces bois.
| |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
‘Malgré son état, le Maître soupçonnant que ce Valet peut être d'une condition plus relevée, lui demande qui il est. Le Prodigue lui fait un fidéle récit de son malheur, & le Maître en honnête homme, lui conseille d'aller se jetter aux pieds de son pere, & de lui demander pardon. En chemin le Prodigue rencontre l'Amy de Bonne-Foy, qui prévenant l'esprit du Pere, l'engage à oublier toutes les fautes de ce fils, & à le reprendre chez lui. Le Pere en effet, le reçoit les larmes aux yeux, avec d'autant plus de joye, que cet Enfant, vraiment repentant, déteste si parfaitement sa vie passée, qu'il la donne pour exemple aux Spectateurs, en leur conseillant d'éviter d'y tomber, & termine ainsi la Piece. Le Prodigue aux Spectateurs.
Veu aussi avez les Mysteres
Du vilain estat de luxure,
Les pauvretez, & les miseres
Qu'il faut enfin qu'on y endure.’
Gelijk men ziet is een goed deel van den inhoud niet in onze bewerking overgenomen: de beraadslaging der beide klaploopers aan het begin, de weeklacht van den vader over het wangedrag van zijn jongsten zoon, het gesprek tusschen den vader en den oudsten zoon na het ontdekken van den diefstal, het in dienst treden als varkenshoeder en de belangstellende vraag en raadgeving van den heer aan zijn knecht ontbreken. De aan deze tooneelen ontleende aanhalingen bij Parfaict vinden wij dus niet in onzen tekst terug. Wel is dit echter het geval met de scene in het bordeel, en daaruit blijkt dat de bewerker van het Nederlandsche stuk het Fransch bijna woordelijk heeft vertaald. Men vergelijke slechts de woorden waarmede de berooide Verloren Sone in onzen tekst wordt weggejaagd (blz. 25): Lustelijck gheestken.
Packt u wech vuyl catijf.
Lodderlijck dierken.
Wech, wech, vuyl rabout
Comdy soecken te glorieren
| |||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||
Bancketten maken ende goede ciere
Sonder te hebben om te volbringhen.
Ook de epiloog van het stuk bewijst dit. Men vergelijke den Franschen tekst bij Parfaict (p. 140) met den onzen (zie blz. 41): ‘Il est à noter, que lesdits Personnages sont trois principaux: le Pere & ses deux Enfans: desquels le plus jeune est l'Enfant Prodigue. Et moralement celui Pere est Dieu, & ses deux Enfans sont deux manieres de gens au monde; les uns bons, & les autres pécheurs. Par l'Enfant aîné sont entendus les Justes, qui tousiours demeurent avec Dieu leur pere, par grace: & par l'Enfant Prodigue, les Pécheurs, qui despendent les biens receuz de Dieu follement en volupté, & plaisance mondaine.’ Verder is leerrijk de lijst der personen in het Fransche stuk: ‘En ceste présente Histoire sont douze Personnages, c'est assavoir.
Wij vinden hierin gemakkelijk terug onze personen: De Roeckeloose, de Vader, de Verloren Sone, de Weerdinne, Lustich gheestken, Lodderlijck dierken, 't Verdorven kint, d'Outste Sone, de Knape en de Vrient (vol trouwen). Le Maistre, de heer bij wien de Verloren Sone zich als knecht verhuurt, treedt in ons volksboek niet handelend op. Evenmin vinden wij bij ons den Acteur genoemd, doch dit is slechts toeval, want deze was het die de verhalende gedeelten moest zeggen. Het is wel opmerkelijk dat in het Fransche stuk de Acteur optreedt. | |||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||
Dit schijnt er op te wijzen dat de Historie van den Verloren Sone eigenlijk voor vertooning met marionetten bestemd was. De oude drukken van het Fransche stuk zijn ongedateerd, maar worden op omstreeks 1535 en 1540 gesteld (Parfaict III, 139; Nisard, Livres populaires II, 217). Onze Nederlandsche bewerking kan bezwaarlijk veel jonger zijn. Het stuk zou uit het Latijn zijn vertaald. Er is geen reden om aan deze mededeeling van den Franschen uitgever te twijfelen. Welk echter het Latijnsche voorbeeld geweest is, is nog niet uitgemaakt. Over de verschillende Latijnsche drama's van den Verloren Zoon wordt uitvoerig gehandeld is de hierboven aangehaalde verhandelingen van Holstein en Spengler. |
|