Veelderhande gheestelicke liedekens
(1558)–Anoniem Veelderhande gheestelicke liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse. Help God my mach ghelinghen.
GHy Christen broeders te samen
Wilt aenhooren een liedeken recht
Uol hoochprijselicke namen
Uanden sone Gods ghesecht
Aenschout die Schrift al na den gheest
Op dat ghy recht moecht bekennen
Dat hy vant beghin is gheweest. Ga naar margenoot+
Inden eersten wilt aenmercken Ga naar margenoot+
Hoe Christus is dat Goddelick woort Ga naar margenoot+
Daer door zijn Uader ginck wercken
| |
[pagina 140]
| |
Ga naar margenoot+ Inden beghin, so wy hebben ghehoort
Ga naar margenoot+ Als God hemel ende aerde fondeerde reyn
So was dit woort by hem verheuen
Ga naar margenoot+ Een metten Uader ghemeyn.
Wy bekennen na Schrifts belijden
Ga naar margenoot+ Elck een met ooren hoort
Ga naar margenoot+ Hy was van eewighen tijden
Ga naar margenoot+ Wie can vertellen zijn gheboort
Ga naar margenoot+ Hy is Gods euen beelde alleyn
Dat schijnsel zijnder heerlicheyt
Een spieghel zijns wesens reyn.
Ga naar margenoot+ Wten mont des alderhoochsten verheuen
Ga naar margenoot+ Is dat woort van eewicheyt
En dat woort was by God beneuen
Ga naar margenoot+ En God was dat woort, so Ioannes seyt
Ga naar margenoot+ Hy is alleen die wijsheyt Godes groot
Ga naar margenoot+ Gheboren vanden Uader
Om ons te verlossen vander doot.
Ga naar margenoot+ Als de mensch Gods ghebot had ghebroken
Ga naar margenoot+ Door des listighen duyuels raet
So heeft God tot hem ghesproken
Ga naar margenoot+ Ende belouet eenen saet
Die ons soude verlossen van sviants nijt
En breken zijn hooft in stucken
Hieromme zijn wy verblijt.
Ga naar margenoot+ Dit saet vol alder eeren
Wert Godes bruyt hier toe gheseyt
Ga naar margenoot+ Uan tbeghin te genereren
Door die beloften hoort dit bescheyt
Ga naar margenoot+ Uan geslacht tot geslacht so Matheus verclaert
Ga naar margenoot+ Na der beloften in figueren
Ga naar margenoot+ Is die Sone gheopenbaert.
Dit saet, willet recht aenschouwen
Ga naar margenoot+ Wt den ghelooue na den gheest vry
Ga naar margenoot+ Als eenen waren Isaac vol trouwen
Nochtans voor Abraham was hy
Hy is die wijse Salomon pertinent
| |
[pagina 141]
| |
Uanden rechten Dauid ghecomen Ga naar margenoot+
Nader beloften bekent.
Hy wert oock Dauid gheheeten Ga naar margenoot+
Als een wortel een rechte stam Ga naar margenoot+
Dauid noemde hem een Heer vermeten
Eer hy op aerden quam Ga naar margenoot+
Alle Coninghen waren van hem een figuer
Dat hy eewelick soude regneren Ga naar margenoot+
Met zijnen scepter puer. Ga naar margenoot+
Dese roede was in Syon gheseten
Als een plantinghe des Heeren wel Ga naar margenoot+
Hooch edel bouen alle Propheten
De gherechte Emanuel Ga naar margenoot+
Hy is dat woort der gherechticheyt
Eenen rechten vorst des vreden Ga naar margenoot+
Als Esaias heeft gheseyt.
Desen soon vol alder eeren Ga naar margenoot+
Die in Godlicker ghedaente wasGa naar margenoot+
Die ghinck hem seluen verneren
Na des Uaders wille te pas
De ghedaente eens knechts nam hy aen
Om ons exempel te wesen
Sijn voetstappen na te gaen. Ga naar margenoot+
Een reyne maghet ghepresen Ga naar margenoot+
Uan God voorsien en hooch gheacht
Als sy consenteerde in desen Ga naar margenoot+
Ontfinck sy door des gheests cracht Ga naar margenoot+
Sy gheloofde Gods woort en is ghewis Ga naar margenoot+
Een kint wt haer gheboren Ga naar margenoot+
Ons tot een sone ghegheuen is.
Desen soon hooch van weerden
Uan den hemel hemelsch somen beuint Ga naar margenoot+
Die andere Adam op eerden Ga naar margenoot+
Nochtans en was hy niet eertsch ghesint
Al vander eerden en was hy niet Ga naar margenoot+
Dat woort is vleesch gheworden Ga naar margenoot+
Als ons Ioannes bediet.
| |
[pagina 142]
| |
Ga naar margenoot+ Als hy hem op der werelt verclaerde
Heeft hy ghetoont zijn Godlicke macht
Ga naar margenoot+ Sijn Uader hem openbaerde
Ga naar margenoot+ Als zijn beminde sone gheacht
Ga naar margenoot+ Dit isset broot vanden hemel ghedaelt
Ga naar margenoot+ Sijn vleesch is ons een spijse
Ga naar margenoot+ Onse schult heeft hy betaelt.
Ga naar margenoot+ Alle dat hy van zijnen Uader hoorde
Ga naar margenoot+ Ende wat hy te vooren hadde ghesien
Dat selfde hy verantwoorde
Noyt sulcken wonder en sachmen gheschien
Ga naar margenoot+ Daer en hadde noyt mensch God aenschout
Dan die eenighe soon des Uaders
Wel hem die op hem betrout.
Ga naar margenoot+ Die dooden gaf hy dat leuen
Ga naar margenoot+ En de blinden haer ghesicht
Ga naar margenoot+ De sonden mocht hy vergheuen
Dees wercken vielen hem licht
Ga naar margenoot+ Hy is de poort ende rechte baen
Niemant en coemt totten Uader
Hy en moet door den Sone gaen.
Ga naar margenoot+ Dese Soon die mach ons leeren
Ga naar margenoot+ Want hy selfs de waerheyt is pleyn
Sijn schaepkens gaet hy informeren
Ga naar margenoot+ Door zijnen gheest een vertrooster alleyn
Ga naar margenoot+ Wilt draghen zijnen last, so hy ons ghebiet
Hy is een fonteyne des leuens
Sijn gratie gheeft hy om niet.
Ga naar margenoot+ Onse sonden heeft hy ghedraghen
Ga naar margenoot+ Ueel smerten met grooter noot
Al van tbeghin der daghen
Ga naar margenoot+ Is dat Lammeken ghedoot
Uoor ons ouertredinghe heeft hy ghebeen
Ga naar margenoot+ Doen wy Gods vianden waren
Ga naar margenoot+ Stelde hy zijnen Uader te vreen.
Dits onse salichmaker warachtich
Ga naar margenoot+ Een rechte arm van zijnen Uaer
| |
[pagina 143]
| |
In hem so woont lijfachtich Ga naar margenoot+
Die volle Godheyt eenpaer
Ioannes noemt hem warachtich Godt Ga naar margenoot+
Daer toe dat eewich leuen
Dit is die sommighe een spodt.
Laet ons den Uader door Christum bidden Ga naar margenoot+
Ende vergaderen in zijnen naem Ga naar margenoot+
So is hy by ons int midden Ga naar margenoot+
Die hem inden gheest aenroepen bequaem
Tot prijs zijns Uaders altijt voorwaer
So hem Thomas heeft beleden Ga naar margenoot+
Bekennen wy Christum claer.
Desen Sone vol van ghenaden Ga naar margenoot+
Gaf zijnen discipelen de macht Ga naar margenoot+
Sy deden wel wonderdaden Ga naar margenoot+
Door zijnen naem gheacht Ga naar margenoot+
Hy beualse te doopen in zijnen naem Ga naar margenoot+
Alle die hier aen gheloouen
Die zijn daer oock toe bequaem.
Al dat daer meer staet beschreuen
Uan desen soon excellent
Bekennen wy al beneuen
Dat oudt ende niewe testament
Hy is God ouer al in eewicheyt
Int neghenste totten Romeynen Ga naar margenoot+
Heuet Paulus wt gheleyt.
Ten heeft my niet verdroten
Al om te dichten dit liet
Om mijn rechte medeghenoten
So isset wt liefden gheschiet
En nemet ten besten mijn cort ghesanck
Soument al van Christo verhalen
Mijn liet viel veel te lanck.
|
|