Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: O mensch wat moecht ghy bedincken.
VVilt met my vrolick wesen
Ghy Christenen alle ghemeen
Ick heb (Hoort doch na desen)
Gheuonden so schoonen Ga naar margenoot† Steen
Die van de wercklieden verworpen was
Tot een Hoecksteen is hy ghecomen te pas
Daer zijnder veel met allen
Ouer desen steen gheuallen.
Hoort toe toch allegader
Wat het voor een Steen mach zijn
Het is twoort van Godt den Vader
Ten is gheen Carbonckel noch Robijn
Gheen Tourkois, noch ooc geen Diamant
Maer een Ga naar margenoot* Coninck der Coninghen playsant
Christus ons Heer verheuen
| |
[Folio 345r]
| |
Ga naar margenoot†De wech, de waerheyt, en tleuen.
Ga naar margenoot‡ Hy is dat Hooft der Ghemeenten
De gherechtighe Ga naar margenoot* zijn oock zijn leden fijn
Vlees, been van zijn ghebeenten
Hoe moghen wy hem nader zijn?
Ga naar margenoot†Hy heeft ons in eewigher liefden ghetrout
Als ons Oseas claer ontfout
Wy en willen hem niet verlaten
Ga naar margenoot‡Al sou ons de werelt haten.
Wy zijn oock zijne rancken
Ga naar margenoot* En hy is oock de rechte wijnstam
Wy moghen hem wel dancken
Ga naar margenoot†Dat hy onse sonden op hem nam
Ga naar margenoot‡Hy heeft ons met zijn bloet beurijt
Door ghenade schelt hy onse boosheyt quijt
Dus moghen wy hem wel prijsen
Ende danckbaerheyt bewijsen.
Ga naar margenoot* Hy is dat licht vol eeren
Ga naar margenoot†Ende oock de verrijsenis goet
Ga naar margenoot‡Een Heer bouen alle Heeren
Ga naar margenoot*Diemen alleen aenbidden moet
Alle ghewelt sal hy brenghen te niet
En al watter oock heymelijck gheschiet
Dat sal hy openbaren
Als ons de Schrift gaet verclaren.
Den bant heeft hy ontbonnen
Daer wy mede waren beswaert
Ga naar margenoot†De doot heeft hy verwonnen
Als de Schriftuer verclaert
Ga naar margenoot‡Thantschrift heeft hy te niet ghedaen
Dat teghen ons was, wilt dit verstaen
Dus laet ons vast aen hem houwen
Gheen ander goden betrouwen.
Ga naar margenoot* Hy sal altijt regneren
Int huys van Jacob claer
Ga naar margenoot†Sijn Rijck en sal niet mineren
Maer eeuwelijck dueren voorwaer
Ga naar margenoot‡Hy is een Coninck der Coninghen groot
By hem en is gheen verandering bloot
| |
[Folio 345v]
| |
Sijn Rijck sal eeuwich blijuen
Niemant sal hem moghen verdrijuen.
Desen Steen sal mijn siel versaden
Ga naar margenoot*Hy is dat Hemels broot
Ga naar margenoot†Ende oock de Stoel der ghenaden
Verstaet de waerheyt minioot
Ga naar margenoot‡Onse Middelaer Ga naar margenoot* ende Aduocaet
Die tusschen ons en den Vader staet
Als Joannes heeft beschreuen
Wilt desen Steen aencleuen.
Ga naar margenoot† Hy is dat lam rechtueerdich
Ga naar margenoot‡Diet Boeck heeft open ghedaen
Alleen was hy dat weerdich
En niemant anders, hoort dit vermaen
Hy heeft ons met zijn Gheest gheraeckt
Ga naar margenoot*Tot Priesters en Coninghen ghemaeckt
Wie en soude hem niet beminnen?
Met gheheelder hert en sinnen.
Het weten heeft my bedroghen
Ende opgheblasen, O Heer
Ick heb de Schrift gheboghen
Al na mijnen sin so seer
Ick hebse al na den vleesch verstaen
Also meynde ick int leuen te gaen
En Godts Rijck te beeruen
Ga naar margenoot†Vleesch en bloet sal Godts Rijcke deruen.
Desen Steen moet zijn ghepresen
Door zijn ghenade ben ick verlicht
Hy heeft mijn siel ghenesen
En ghegheuen een claer ghesicht
Mijn ooghen heeft hy open ghedaen
So dat ick Gods woort can verstaen
Dat voor my was verholen
Dus hoep ick niet meer te dolen.
Nu oorlof al te samen
Hier mede neme ick mijn ent
Ga naar margenoot‡Wilt v desen Steen niet schamen
Laet het zijn v Fondament
Ga naar margenoot*Daer en mach gheen ander worden geleyt
| |
[Folio 346r]
| |
Also ons Paulus claerlijck seyt
Hier op wilt toch bouwen
Ten sal v niet berouwen.
|
|