Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Rijst wten slaep, nu niet en vaeckt.
REyst buyten tslants Ga naar margenoot‡ als coopman vroet
Soect peerlen goet // met snelder spoet
Ga naar margenoot*Beraet v niet met vleesch noch bloet
So moechdy wijsheyt vinden
En speelt niet meer, Ga naar margenoot† doet ware boet
Ga naar margenoot‡Valt God te voet // wt recht ootmoet
Ga naar margenoot*Sijn last is licht, zijn iock is soet
Wilt v met hem verbinden
| |
[Folio 297v]
| |
So wort ghy zijn beminden.
Ga naar margenoot* Een reden sprack Herodes snel
Die luyde wel // recht als v spel
Dat is Gods stem, gheens menschen el
Spraken die daer om stonden
Hy schreef de eer hem toe rebel
Tot zijn ghequel // de Ga naar margenoot† wormen fel
Aten hem haest zijn vleesch en vel
Gods straf heeft hem verslonden
Hy haet hooueerdich gronden.
Tot v spreeck ick, ghy allegaer
Die hier en daer // rijdt ver en naer
Doet costen veel, en moeyten swaer
Om smenschen prijs, mits desen
Gods prijs en soeckt ghy niet een haer
Ghy Heydensch schaer // dits openbaer
Hoe moechdijt lijden // Hemelsch Vaer
Doncruyt is hooch gheresen
Sy willen v niet vresen.
O mensch verlaet v niet altsaem
Op uwen naem // hoort wat ick raem
Al heet ghy schoon Christen eersaem
Die na den vleesche leuen
Die zijn gheen lit aen Gods lichaem
Ga naar margenoot‡Geen ranck bequaem // vruchtbaer van faem
Ga naar margenoot*Ghesint als Christus na tbetaem
Ga naar margenoot†Maer Slanghen zaet beseuen
Van zijnen raet ghedreuen.
Ga naar margenoot‡ Rijst wt den slaep, van tsondich seyt
V hert bereyt // huylt, weent en schreyt
Wascht reyn v handen van boosheyt
Ga naar margenoot*Helpt weduwen en weesen
Ga naar margenoot†Die honghert spijst, den naeckten cleyt
In huys hem leyt // so Schriftuer seyt
En blijft geen caf, verkeert in weyt
Ga naar margenoot‡So wort v licht gheresen.
Ga naar margenoot* In dees werelt, seyt Christus fijn
O Jonghers mijn // houdt aen de lijn
| |
[Folio 298r]
| |
Sult ghy druck lijden, cleyn termijn
Als ander vruecht hanteren
Sy kiesen eewich doncker pijn
Voor tclare schijn // Ga naar margenoot† Ruesen in wijn
Rethorijck, Musijck moet by haer zijn
Sanck, spel en triumpheren
Wee haer tsal haest verkeeren.
Ga naar margenoot‡ Can wijnstock vijghen draghen pleyn
Oft vijchboom cleyn // oly ghemeyn
Vloeyt soet en sout wt een fonteyn
Ga naar margenoot*Can een Lupaert zijn vlecken
Oft Moor zijn huyt verkeeren reyn
Ga naar margenoot†Quaey boom draecht geyn // goe vrucht certeyn
Ga naar margenoot‡Die vuyl is, wort noch meer onreyn
Twoort speelt ghy sonder schrecken
Al wout ghy met Godt ghecken.
Als ghy behaecht den menschen sot
En houdt v rot // in Babels cot
En segt, Ga naar margenoot* ick ken den Heer, ghy spot
Ghy zijt een lueghenare
Want ghy en houdt niet zijn ghebot
V deel en lot // is droncken tslot
Ga naar margenoot†Wie ouertreedt, heeft gheenen Godt
Den Sone noch den Vare
Ga naar margenoot‡Mammon dient ghy te gare.
De dach des Heeren naect recht voort
Tbasoen accoort // is nu ghehoort
De wreede rechter is ghestoort
Ga naar margenoot*Sijn booch heeft hy ghespannen
Huylen, schreyen, wee, angst en moort
Coemt v aen boort // ghy die discoort
Waert teghen zijn volck, geest en woort
Want hy sal v verbannen
Ga naar margenoot†Als caf ten viere wannen.
Prijs en lofbrieuen swerelts wijt
Vrientschap, iolijt // soeckt ghy met vlijt
Ga naar margenoot‡Blijft Gods viant, int aertsche crijt
Want Ga naar margenoot* niemant mach twee Heeren
Te passe dienen teender tijt
| |
[Folio 298v]
| |
Deen hy belijt // dander benijt
Dus Ga naar margenoot† wie ghy dient, diens knecht ghy zijt
Och menschen laet v leeren
Wilt v tot Godt bekeeren.
Ga naar margenoot‡ Van Abels tijden inden eest
Alsomen leest // verstaet den keest
Sijn daer weynich vromen gheweest
Veel drucks was haer beuolen
Die onbeureest // teghen Gods Gheest
Strijden, benijden, in dit foreest
Sy hebben Ga naar margenoot* moeten dolen
In speloncken en holen.
Ga naar margenoot† Godt salmen vreesen, niemant meer
Om schand noch eer // hy dreycht v seer
En speelt niet langher met zijn leer
Maer wilt daer vast op bouwen
Eer ghy cruypt in speloncken teer
Ga naar margenoot‡En roept van veer // voor onsen Heer
O hueuels, bergen valt op ons neer
Bedeckt ons voor tbenouwen.
Ga naar margenoot* Jaecht na volcomen liefd en vre
En heyliche // so Paulus de
Ga naar margenoot†Versaeckt v selfs, na Christus ze
Houdt hem in v ghedachten
Neemt op v cruys, draecht daechlijcks me
Al doet v we // versaecht niet dre
Veruolghen sy v van lant tot ste
Wilt uwen loon verwachten
Hope doet pijn versachten.
Ga naar margenoot‡ Die lieuer heeft eenich playsant
Huys, leuen, pant // hoe triumphant
En is Christum niet weerdich, want
Men moet hier al verlaten
Ga naar margenoot*Kiesen met Moyse smaet en schant
Dringhen ghebant // door sweert en brant
Na ons Hemelsch Vaderlant
Ouer de Ga naar margenoot† enghe straten
| |
[Folio 299r]
| |
Hier ghelt gheen spel noch praten.
Eerst heeftmen Propheten bespiet
Ga naar margenoot‡Beelsebub siet // men Christo hiet
Ghy haet het cruys, en waeyt als riet
Ghy moecht v niet verschoonen
Op lip, in ooren, verder niet
Coemt Christus siet // thert van hem vliet
Ga naar margenoot*Hy clopt, maer ghy gheen wooning biet
By v mach hy niet woonen
Ga naar margenoot†Hoe zijt ghy dan zijn soonen?
Na v O Prins der Princen blij
Verlang ick vrij // Ga naar margenoot‡ in barens tij
Ga naar margenoot*Mijn toeulucht, Ga naar margenoot† schilt en steen zijt ghy
Ga naar margenoot‡Als tHert na een Fonteyne
So dorst mijn siel O Godt na dy
Staet aen mijn zij // in desen strij
Orlof Rethorica neemt van my
Dit Liet wt liefden reyne
Gheeft Godt den prijs alleyne.
|
|