Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Hoort vrienden altesamen.
Ga naar margenoot‡PEriculoose tijden
Sijnt nu aen allen zijden
Sheeren dach, na tbelijden
Is na by int verschijnen
Ga naar margenoot*Want vechten ende strijden
Sietmen sonder vermijden
Tkint den Vader benijden
Deen vrient den anderen pijnen
Ga naar margenoot†De liefde triumphant
Wert cout in elcken cant
Ga naar margenoot‡En boosheyt abundant
Hout nu de ouerhant
Veel valsche Propheten
Met Mammons gheest beseten
Schijnheylich int vermeten
Verleyden tvolc, met een geueynst samblant.
Veel gheueynsde ypocrijten
Ga naar margenoot*Gaen wel in Schaeps habijten
Maer vol nijdich verwijten
So zijnt Woluen bloetgierich
Soeckende eyghen profijten
Ghelijck Mammons subdijten
Die haerlier tijt verslijten
Na tvleeschs wellusten vierich
Ga naar margenoot†En in een schijnsel vranck
Van ghebedekens lanck
Ga naar margenoot‡Leyden de vroukens cranck
Gheuanghen met bedwanck
Op etende inwendich
De huysen (seer behendich)
Der weduwen ellendich
| |
[Folio 291v]
| |
Wacht v van sulcke, want ter doot loopt haer ganck.
Nae Daniels verclaren
Seer by int openbaren
Is tgrouwelijck beswaren
Der verwoesting ertuerlijck
Onchristelijcke scharen
Als Babilons dienaren
Tcleyn Hoopken niet en sparen
Maer veruolgent gheduerlijck
Ghehuerde Leeraers coen
Valsch van opinioen
Door Sathanas beuroen
Ga naar margenoot*Teeckens, en wonder doen
So dat de wtghelesen
Waert mogelijck in desen
Oock verleyt souden wesen
Hierom siet toe, wilt v om waken spoen.
Ga naar margenoot† Waect, bidt, tot allen stonden
Dat ghy verhert in sonden
Niet en valt nae tvermonden
Int becorens beswaren
Want vele boose gronden
Sijn ter werelt beuonden
Ga naar margenoot‡Wachters blent, stomme honden
Egipsche toouenaren
Ga naar margenoot*Dienaren Baals fel
Ga naar margenoot†Propheten Jesabel
Sielen moorders niet el
Tvolck brengende int ghequel
Verwoesters, vol oneeren
Vanden wijnberch des Heeren
Die Tlant schandaliseren
Ga naar margenoot‡Scheyt v van sulcke, na des Heeren beuel.
Ga naar margenoot* Wilt v van sulcke scheyden
Want tzijn der goeder weyden
Vertreders, die verleyden
Donnoosel Schaepkens deerlijck
Voedende op drooghe heyden
Met deesemich verbreyden
| |
[Folio 292r]
| |
Ende voor sulck arbeyden
Ga naar margenoot*Sijn wol en melck begheerlijck
Ga naar margenoot†Des Cruycen Chrisit ient
Sijnt vianden bekent
Meesters der secten blent
Vol boosheyt sonder ent
Ga naar margenoot‡Sprinchanen ydiooten
Wt dafgronts put ghesprooten
Babels medeghenooten
Voor een waerschouwen, v van henlieden went.
Ga naar margenoot* Went v van buyck ghesellen
Die schijnheylich int spellen
Niet dan van vrede rellen
En selue zijn tweedrachtich
Hoe sy henlien verstellen
Tzijn die de waerheyt vellen
En donnoosele quellen
Met droomen lueghenachtich
Hierom wel voor v siet
Ende verwondert niet
Wat schijnheylich bediet
Van henlien oock gheschiet
Ga naar margenoot†Want de Duyuel figuerlijck
Verstelt hem seluen puerlijck
In een Enghel vercuerlijck
Gheen wonder ist, al doen zijn dienaers yet.
Siet toe op alle bede
Ga naar margenoot‡Voor tkint vol der onvrede
Der verderffelijckhede
Sheeren partije ghebleken
Twelck hem stelt in Gods stede
Hem verheffende mede
Bouen God, oft Gods zede
Door des Duyuels insteken
Doende openbaer bloot
Wonder en teeckens groot
Wiens dwalinghe ter noot
Brengt de siele ter doot
Dus Vrienden wtuercoren
| |
[Folio 292v]
| |
Wilt ghy niet zijn verloren
Ga naar margenoot‡Mijdt quaden schijn al voren
Ga naar margenoot*Hout v aen Christum, het Fondament minioot.
Gheen ander fondatie
In Syons generatie
Machmen teeniger spatie
Leggen, dan Christum claerlijck
Dus dat (vol des Gheestes gratie)
Ga naar margenoot†Niet is Svaders plantatie
Hoe groot van estimatie
Wert wtgheroeyt veruaerlijck
Hierom het woort aencleeft
Dat God ghesproken heeft
Ende oock daer na leeft
Op dat ghy niet en sneeft
O vriendekens ydoone
Ga naar margenoot*Al quamer in persoone
Een Enghel wt den Throone
Die anders leert, hem gheen ghelooue geeft.
Voor tslot vrienden verheuen
Ga naar margenoot†Wilt gheen ghelooue geuen
Elck Gheest hier in dit leuen
Maer proeftse al te same
Oft sy oock zijn beseuen
Van God, diet al doet beuen
Want daer zijn bouen schreuen
Propheten onbequame
Al seytmen openbaer
Ga naar margenoot‡Christus is hier oft daer
Gheloouende voorwaer
En gaet haer gheensins naer
Maer vierichlijck wt minnen
Met gherustheyt van sinnen
Soect hem inwendich binnen
Ghy vint hem daer, Ga naar margenoot* als Hooft ende pijlaer.
|
|