Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Het reedt een Ridder wt iaghen. | |
[Folio 290v]
| |
O Mensch Ga naar margenoot* na dat goede wilt sporen
Verstaet, verstaet, ick schenck v daerom dit Liet
Nu laet, nu laet ons worden Ga naar margenoot† van nieus herboren
Oft wy moghen int rijck Gods comen niet.
Ga naar margenoot‡ O menschen besnijdt uwe herten
Bedwingt, Ga naar margenoot* bedwingt v tonge, betemt v lijf
Gedinct, gedinct Ga naar margenoot† dat daer naect eewich smerten
Na dese werelt, haer quaet bedrijf.
Johannes die heuet beschreuen
Wie daer, wie daer, Ga naar margenoot‡ den wille des Heeren wet
Tis waer, tis waer, sy sullen eeuwich leuen
Ga naar margenoot*Staet af van tquaet, en doet het goet.
Hoe sullen wy het goede nu pleghen
Den val, Ga naar margenoot† den val van Adam heeft ons geschent
Gants al, gants al Ga naar margenoot‡ zijn wy tot tquaet genegen
Siet daerom Ga naar margenoot* is ons Gods Soon ghesent.
Dus bidt nu tot allen vren
Voor dien, voor dien nu Ga naar margenoot† geestelijck zijn ghesint
Ga naar margenoot‡Die strien, die strien al teghen haer natueren
Veel meer men hier noch te campen vint.
So wie hier, alsomen mach lesen
Tot in, Ga naar margenoot* tot in dat eynde volstandich blijft
Ick vin, ick vin, sy sullen salich wesen
Spreeckt Christus, so Mattheus schrijft.
Ga naar margenoot† Ghy die nu slaept, wilt eens ontwaken
Doet aen, Ga naar margenoot‡ doet aen dat harnas Gods seer ris
Wilt gaen, wilt gaen, v tot den strijt opmaken
Terwijlen den tijt van gracy is.
Ga naar margenoot* Dit is nu eenen tijt van gracy
Men leest, men leest Ga naar margenoot† dat God nu wil storten vuyt
Sijn geest, zijn geest, op alle vleesch O Nacy
Ghy moecht nu wel worden Ga naar margenoot‡ Christus bruyt.
Ga naar margenoot* Maer ghy moest wt zijnen Geest werden
Vernieut, vernieut, so ick dit Liedt began
Nu vliet, nu Ga naar margenoot† vliet dat quaet, en Ga naar margenoot‡ wilt volherden
Houdt inden gheest met strijden an.
Ga naar margenoot* Sy moeten door Adam al steruen
Wie hem, wie hem tot Christum niet bekeert
| |
[Folio 291r]
| |
Ga naar margenoot†Sijn stem, zijn stem te hooren doet ons verweruen
Dat eeuwich leuen, so de Schrift leert.
Nu wiltet toch in danck ontfanghen
Mijn const, mijn const, en mijn verstant is cleyn
Mijn gonst, mijn gonst mijn hertelijc verlangen
Is met v sielen weluaert ghemeyn.
|
|