Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Jesabels Priesters zijn opghestaen.
ICk hoorde in Sion een lieffelijcke stem
My docht het was de dochter Jerusalem
Ick luysterde na haer sanghen
| |
[Folio 176r]
| |
Sy loeft haer Bruygom, met gesanc prees sy hem
Ga naar margenoot*Doens was gheuanghen.
Ick wil (sprack sy) teghen Babel te weer
En verworpen Antechrist met zijn valsche leer
En stellen mijn Heer in zijn stede
Ga naar margenoot†Ja strijden ter doot toe, voor mijn Bruydegoms eer
Ga naar margenoot‡Al eer ick Balams wech trede
Ga naar margenoot*En Bel aenbede.
Sout ghy niet knielen bruyt dochter Sion
Als ick v mijn rijcken schat Egypti thoon
Bidt my aen, ick sallen v gheuen
Vercleynt v, en gaet eens tot Babylon
So suldy in vrede leuen
En zijn verheuen.
Ga naar margenoot† Wijct O Sathan, ghy zijt my hinderlijck
Ick bemin mijn Bruydegom bouen v Rijck
Ga naar margenoot‡Veruloeckt sydy met uwen ghelde
Ga naar margenoot*Ic lijt lieuer smaet, met Gods kinders gelijc
Ga naar margenoot†En woon met haer opten velde
Eer ick coos welde.
Mach ic v niet trecken, met so hoogen staet?
So sal ic v wel dwingen met tkeysers placaet
O Bruydegom laet dan zijn macht blijcken
En ghy ons meer preect, na v Bruydegoms raet
Ons handen suldy niet ontwijcken
Wilt noch omkijcken.
Tis beter mijn bruygom gehoorsaem geweest
Van v Ga naar margenoot‡ Hoer van Babel met tgecroonde Beest
Ick acht niet op al v kijuen
Ic ben o Ga naar margenoot* Antechrist, voor v dreygen nz beureest
Ghy moecht toch mijn Siel niet ontlijuen
Doet v gherijuen.
Hoe spreect ghy O Bruyt dus stout onbedacht?
Ga naar margenoot†Weet ghy niet dat ic v te dooden heb macht?
Tgelt v lijf, ons past op v reden
Want al mijn Boelen, zijn van Cains geslacht
Die v wel connen vertreden
Ga naar margenoot‡Voor lang ghebeden,
| |
[Folio 176v]
| |
Het rout my, Ga naar margenoot† grote vermaerde hoer vol list
Ga naar margenoot‡Dat ic lang mijn Vaders goet, met v heb verquist
Ga naar margenoot*En heb v vuyl water gedroncken
V draf, v Ga naar margenoot† suerdeech (mijns vaders broot ick mist)
Hebdy my ghenoech gheschoncken
Door v toeproncken.
O Bruyt snoyt v mont, oft ghy wert gheschent
Ga naar margenoot*Ic sit als een Coningin Ga naar margenoot† in Gods stede ient
Met Paus, Bisschop, cardinaels en deecken
De Conincx der aerden zijn my obedient
Sout ghijt alleene teghenspreecken
Swijcht O ghy Leecken.
Mijn Bruydegom maect dit Ga naar margenoot‡ dootmoedige bekent
Maer vHaer heeft hy met ongeloof verblent
V Wijsen en Rijcke mede
Laet v Ga naar margenoot* Hoerderij, oft v naect een deerlijc ent
Ga naar margenoot†Doet goet, en soect den vrede
Laet v zijn lede.
Ga naar margenoot‡ Wildy ons straffen, ghy zijt ons swaer om seen
Swijcht oft men sal v met den swaersten doot ontleen
Ga naar margenoot*Wy mogen in de Wet niet dolen
V doen is ons teghen, v gheloof ons oneen
Waer v leer recht, ghy hielt gheen scholen
So verholen.
Ga naar margenoot† Mijn Bruydegoms leer, is al te goeden saet
Dan datmen voor honden sou saeyen op de straet
Ghy sout wel als verckens vertreden
Twil geen vrucht dragen, Ga naar margenoot‡ in steenich ackers quaet
Ga naar margenoot*Noch onder geen dijstels mede
Tis oock gheen zede.
Ga naar margenoot† Het geeft my vreemt, en tverwondert my seer
Dat ghy trout sulck een versmaden Heer
Ga naar margenoot‡Die gheen Rijck en heeft op eerden
Ga naar margenoot*De Son heeft hem ooc swert verbrant, dat is meer
Hoe mach v lusten taenueerden?
Ga naar margenoot†Sulck een onweerden.
Mijn Bruydegom heeft dit voor my geleen
Ga naar margenoot‡Dat hem de Sonne so seer bescheen
Ga naar margenoot*Doen hy de persse trade
| |
[Folio 177r]
| |
Hy sach om hulp, maer hy en vant niet een
Sout ghy my nu dit afrade
Swijcht, O ghy quade.
Nu heet ghy my swijghen, Bruyt dochter Sioen
Ga naar margenoot†Om dat ghy zijt ghegaen wt Babijloen
Ghy moet noch een woestijn passeren
Ga naar margenoot‡Als ghy vint bitter water, gheen broot om voen
Suldy wel murmureren
Weer tot my keeren.
Swijcht Antechrist, ic acht v, noch v boel
Noch oock v dienaers opten lueghen stoel
Ick wil by mijn Bruydegom blijuen
Ga naar margenoot*Ghy sult noch branden inden vierighen poel
Wat mach v dan baten v kijuen
En v ontlijuen.
Men sou v niet dooden, wout ghy doen ons raet
Ga naar margenoot†Maer ghi scheyt v van ons, als van hoereerders quaet
Ghi acht ons wech sondich, vol scanden
Ghi noemt v Gods kint, Ga naar margenoot‡ en Christus v Aduocaet
Laet hem dan trecken wt ons handen
Als wy v branden.
Ga naar margenoot*Mijn Bruygom gaet met my in water en vuer
Ga naar margenoot†Oft hy geeft my vlogels om v tontulien, waer duer
Dat roem sal zijn sonder crachte
Ick gae tot mijn Heer, mijn Bruydegoms puer
Adieu ghy Hoer goe nachte
Met v gheslachte.
Ick coom tot v, O Bruydegom mijn Heer
Ga naar margenoot‡Voor v alleen, heb ick ghesondicht seer
Och neemt my toch in ghenaden
Ick was teghen Antechrist inde weer
Hy ginck v seer versmaden
En my afraden.
Ick seyt v wel, dat hy sou comen ras
Ga naar margenoot*En dat hy doen al in de werelt was
Dat ghy voor v sout seene
Maer o Bruyt, ghy coemt my noch wel te pas
Willecom moet ghy alleene
Ga naar margenoot†Mijn vleesch, mijn beene.
| |
[Folio 177v]
| |
Ga naar margenoot‡ Ic heb v (O bruyt) voorsien voor swerelts gront
Coemt, haest v, Ga naar margenoot* bereyt v lampen terstont
Ga naar margenoot†Vertreckt toch niet een vre
Tlaetste geclanck is al gegaen wt mijn mont
Ga naar margenoot‡Coemt totter Bruyloft pure
In schoon bordure.
Ga naar margenoot* De Draeck is quaet, O Bruydegom mijn Heer
Om dat ik my scheyde van Antechrists leer
En volghe O Bruydegom v zeden
Om dat ick met Babel gheen Ga naar margenoot† hoerderij meer
Wou doen, als Antechrists ander leden
Noch wel deden.
Nu suldy ontfangen toprecht strijders loon
Een eewich Ga naar margenoot‡ croon der eeren, O dochters van Sion
Ga naar margenoot*Niet ydel sal v arbeyt zijne
Ga naar margenoot†Ick wil voor v staen dienen om mijn tafel schoon
Ga naar margenoot‡En lauen met melck en wijne.
Ga naar margenoot*Voor v cleyn pijne.
Treet voort des Lams bruyloft is bereyt
Ga naar margenoot†Tghemeste Calf, met een bruylofts cleyt
Een Trourinck wtghenomen
Ga naar margenoot‡Een Cus des vreedts, met een Croon vol schoonheyt
Dit schinck ick v O vrome
Teen willecome.
Ga naar margenoot* Coemt o Vriendinne, mijn lieffelijcke bruyt
Coemt O teere Roosken die door doornen spruyt
Ga naar margenoot†Coemt O ghy Crijgherinne
Coemt O orloochs vrouwe Ga naar margenoot‡ en doet v truercleet vuyt
Ghy sult den strijt wel winnen
Ga naar margenoot†Coemt en gaet binnen.
Hoe salich zijnse, O Prince hoort mijn
Ga naar margenoot*Die tot des Lams bruyloft gheroepen zijn
Ga naar margenoot†En die gheen onschult en maken
Maer die haer hals buygen, Ga naar margenoot‡ met Hester fijn
En na ghehoorsaemheyt haken
In alle saken.
Oorlof aen Broeders, Susters fijn
Ick bid v, neemt dit in danck van mijn
Ick groet v hertelijck hier mede
| |
[Folio 178r]
| |
Ga naar margenoot*Hout dat ghy hebt, Ga naar margenoot† schouwet alle valsche schijn
Ick wensch v Godes vrede
Wilt voor my bede.
|
|