Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Coemt wt des doots beswaren. | |
[Folio 109v]
| |
Ga naar margenoot‡GHenade ende vrede
Van Godts bermherticheyt
Ende troost des Gheests mede
In uwer herten bereyt
Wensch ick v mijn lieue huysvrou fijn
Ga naar margenoot*En dat Christus Gods soon ghepresen
Ga naar margenoot†Vwe Bruydegom mach zijn.
Wilt doch ghedachtich wesen
Mijn alderliefste wijf
Hoe eerlijck in Godts vreesen
Ga naar margenoot‡Dat wy twee waren een lijf
Maer wy beloofdent oock den Heere fijn
Dat wy souden zijn te vreden
Om zijnen naem ghescheyden te zijn.
De tijt is nu voorhanden
Ick ligghe hier ghebonden stijf
Godt moet ick doen een offerhande
Ga naar margenoot*Voor de waerheyt verlaten het lijf
O Heer laet my doch troost gheschien
Door uwen Gheest so wilt my helpen
Als ick mijnen rug de slaghen sal bien.
Och mijn alderliefste vrouwe
Al lijdt ghy nu ongherief
Ga naar margenoot†Blijft doch den Heer ghetrouwe
Dat bid ick v mijn schaep, mijn lief
Laet ons met Judith bekennen gheheel
Ga naar margenoot‡Dat onse straffinghe is noch minder
Dan onse sonden, want die zijn veel.
Ga naar margenoot* Al gaet ons Godt castijden
Het en sal niet langhe dueren aen
Dat wy om de waerheyt moeten lijden
Dat is al om beters wille ghedaen
Des Heeren werck is wonderlijck
De werelt sal hy beschamen
Ga naar margenoot†En maken ons tot Priesters, Coningen rijc.
Al zijn de Godloosen verheuen
Ghelijck eene water vloet
Al wort Godts volck nu verdreuen
Ende al stortmen nu haer bloet
| |
[Folio 110r]
| |
Ga naar margenoot‡Godt die wilse straffen hier na
Alle die zijn wtuercoren
Veruolghen, dooden, en brenghen in scha.
De Schriftuere gaet vermonden
Ga naar margenoot*Dat Godt zijnder knechten doot
Sal hert wreken tot dien stonden
Als hy coemt in heerlicheyt groot
Want onse vianden sullen onder gaen
Ga naar margenoot†Inden vierighen poel worden ghesmeten
De rooc haers brants en wort niet wtgedaen.
Ga naar margenoot‡ Dan sullen de gherechtighe blincken
Als vlammen in de stoppelen fijn
Aen Sions borsten drincken
Olie der vruechden, en nieuwen wijn
Ga naar margenoot*Blinckende cleederen worden haer aengedaen
Ga naar margenoot†Ende croonen also schoone
Ga naar margenoot‡Op Sions berch sullen sy heerlijck staen.
Ga naar margenoot* De Heer sal vanden Hemel comen
Met veel duysent Heylighen al.
Om de werelt te verdomen
Ga naar margenoot†De Basuynen maken gheschal
Troost v hier mede mijn huysvrou fijn
Als ghy sult hooren segghen
Dat ick om Christo ghestoruen sal zijn.
Orlof al ist met weenen
Janneken Verstralen mijn
Godt wil v en mijn kinderkens cleene
Eenen goeden Vader zijn
Ende draghet doch nu mijn bootschap me
Aen alle Broeders en Susters reene
Die doe ick groeten met des Heeren vre.
|
|