Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– Auteursrechtvrij§ Na de wijse: Niet al ghelijck, Die roepen Heere Heere.
Ga naar margenoot† BLaest met trompet
In Sion onuerhoedich
Op sHeeren Berch net
Huylt en weent tranen oueruloedich
Ras onghelet
Al dInwoonders voorspoedich
Der Aerden besmet
| |
[Folio 32v]
| |
Moeten verstoort worden weemoedich
Ga naar margenoot‡ Want de dach om tvolck pijnen
Vol duystere bruwijnen
Diet al sal doen verdwijnen
Is na by int verschijnen
Ga naar margenoot* Ghecrijsch, discoort
Wert dan in tswerelts rijcke
Ghesien, ghehoort
En was noyt van dach der ghelijcke.
Ga naar margenoot† Snel onuersien
Sal sHeeren dach ghenaken
Om toncruyt wtwien
Ga naar margenoot‡ Comende als vier, hittich int blaken
Niemant ontulien
Mach sHeeren dach der wraken
Vrienden by dien
Ga naar margenoot* Wilt neerstich bidden en waken
Ga naar margenoot† Want dien dach vol onurede
Wert bittere van zede
Een dach der duysterhede
Vol drucks en gramschap mede
Een dach ghestelt
Om door steden en hoecken
Sterck met ghewelt
Alle de boosheyt tondersoecken.
De Heere goet
Sal in dien dach gheresen
De menschen onuroet
Verdriet aendoen (also wy lesen)
Ga naar margenoot‡ Blint sonder moet
Sullen sy zijn mispresen
Ende haer bloet
Sal als stof wtghestort wesen
Als dreck wert haer lichame
Ga naar margenoot* Haer siluer en gout tsame
Salse na den betame
Niet verlossen der blame
Verderuen groot
Sal in dien dach ghebueren
| |
[Folio 33r]
| |
Op d’Aerde bloot
Onder alle die creatueren.
tVier toornich wreet
Is ontsteken behendich
En tsal bernen heet
Tot donderste Helle onendich
Ga naar margenoot† Wrake bereet
Heeft Godt seer ellendich
Sgheests bruylofts cleet
Dient aenghedaen, blinckende Ga naar margenoot‡ wtwendich
Want den boosen ter schanden
tVier des toorens voorhanden
Sal al tgroeysel der landen
Verslinden en verbranden
De tijt haest nv
Van het verderuen smertich
Ga naar margenoot* Betert doch v
Leetwesen toogende rouhertich.
Huylt met gheclach
Voor v sonden fenijnlijck
Want sHeeren dach
Coemt ghelijck een woestheyt verdwijnlijck
Noyt yemant sach
Sulcken dach ooghenschijnlijck
Met handen gheslach
O wee, o wach, Ga naar margenoot† wert tgheschrey pijnlijck
Steeckten en smerten treurlijck
Sullen voelen gheduerlijck
Als een vrouwe suerlijck
Kinderkens baert natuerlijck
Wee henlien al
Die dan vol sonden crielen
Want op dien dach sal
Godts toorne de sondaers vernielen.
Ga naar margenoot‡ Siet dien dach hier
Als een ouen int gloeyen
Sal comen schier
Om de Godtloosen te verbroeyen
In gheen quartier
| |
[Folio 33v]
| |
Sal tack noch wortel groeyen
Het swaer dangier
Salt dien dach al tsamen wtroeyen
Want Godt (na Schrifts verhalen)
Sal wintstormich hier dalen
Ga naar margenoot† Met viervlammich doorstralen
Ga naar margenoot‡ Om loon na werck betalen
Ga naar margenoot* Waeckt wel hier by
Eer dat ghy coemt in weene
Want dien dach onury
Weet niemant meer dan hy alleene.
Ga naar margenoot† Niemant weet yet
Van sHeeren openbaren
Somen blixem siet
Van het Oosten na tWesten varen
Sghelijcks gheschiet
Sheeren coemstich verclaren
Wel hem die dan niet
Ga naar margenoot‡ Naeckt wert vonden metten sondaren
Want in dien dach verheuen
Des Oordeels wreet beseuen
Sal elck, na daet bedreuen
Rekenschap moeten gheuen
Ga naar margenoot* Ia woorden, maer
Onnut, ydel ghesproken
Sullen hier naer
Van Godt niet blijuen onghewroken.
Ga naar margenoot† Wt dijn woorden fijn
Suldy sonder beswijcken
Gherechtueerdicht zijn
Oft wt v woorden verdoemt blijcken
Want na taenschijn
Sal Godt tOordeel niet strijcken
Maer ins tijts termijn
Straffen den armen als den rijcken
Want Godt niet om verstercken
Ga naar margenoot‡ Sal gheen persoon aenmercken
Neen, maer leeck ende clercken
Ga naar margenoot* Loonen na hare wercken
| |
[Folio 34r]
| |
Ga naar margenoot† Met zijn monts sweert
Aen bey zijden scherpsnedich
So sal Godt expeert
Straffen al die zijn vonden ledich.
Ga naar margenoot‡ Ledich beswaert
En blijft ter Merckt niet staende
Maer inden wijngaert
Werckt neerstich, so Schrift oyt vermaende
Ras onghespaert
Ga naar margenoot* Wert de Basuyne slaende
En met gheluyts aert
Ga naar margenoot† De Hemelen werden vergaende
En dElementen cierich
Sullen seere dangierich
Smelten van hitten vierich
O vriendekens manierich
Ga naar margenoot‡ Als desen tijt
Gheschiet, schickt dat ghy claerlijck
Onstraffelijck zijt
En onbeuleckt in vrede eerbaerlijck.
Die hier tijt heeft
Die wake tallen stonden
Want als tijt begheeft
Ga naar margenoot* Werter gheenen tijt meer beuonden
Hebt ghy ghesneeft
Met de Godloose honden
Ter tijt dat ghy leeft
Toont oprecht leetwesen van sonden
Wilt tot den Heere vluchten
En na Iohannes pluchten
Met rouhertich versuchten
Ga naar margenoot† Doet boetweerdighe vruchten
Ga naar margenoot‡ Want aen den boom
Is ghestelt hier op dAerde
De bijl seer vroom
Om den boom vellen na zijn waerde.
Elck boom die draecht
Gheen vruchten goet ghebleken
Ga naar margenoot* Daer de worm knaecht
| |
[Folio 34v]
| |
Int Helsche vier wert hy ghesteken
Eer ghy belaecht
Wert, van diet al sal wreken
Ga naar margenoot* Gansch schoone wtuaecht
V oude sondighe ghebreken
Ende na het behooren
Ga naar margenoot† Als zaet wt Godt gheboren
Ga naar margenoot‡ V gherechticheyt vercoren
Bereyt voor dat oordeel voren
Verloren laet
Ga naar margenoot* Gheenen tyt vrienden ingienich
Maer bereet staet
Teghen sHeeren coemste onuersienich.
Ga naar margenoot† Alsment niet meent
Sal des Heeren dach rijsen
Blijft niet versteent
Maer met een gheestich veriolijsen
Het herte reent
Van tsuer deesems afgrijsen
Ootmoedich vercleent
Weent en wilt goet berou bewijsen
Ga naar margenoot‡ Met lendenen en ghedachten
Op gheschort, door sGheests crachten
Wilt den Bruydegom verwachten
Ga naar margenoot* De wijse maechden slachten
Sult ghy certeyn
Die waren in ghelaten
Met olie reyn
Der caritaten in haer vaten.
V vaten schoon
Des gheloofs, na tbeschrijuen
Met olie ydoon
Der liefden, wilt gheestich verstijuen
Daer niet v loon
Ga naar margenoot† Wert met de dwase wijuen
Wien tHemels troon
Als dander niet mochte beclijuen
Maer moesten blijuen buyten
Dus door des gheests virtuyten
| |
[Folio 35r]
| |
Eer de duer gaet sluyten
Opent ws sins conduyten
Hier niet en vaeckt
Maer altijts sonder letten
Ga naar margenoot+ Nuchteren waect
Voor tgeluyt van sHeeren trompetten.
Ga naar margenoot‡ Strompets gheluyt
Sal druckich dus soneren
Ghy doode coemt vuyt
Wilt ten oordeel compareren
Ga naar margenoot* Verciert als Iuyt
Met sgheests blinckende cleeren
Wert Christus Bruyt
Salich met die Schaepkens vol eeren
Ga naar margenoot† Maer de Bocken onblijde
Werden teewigen tijde
Ghestelt ter slincker zijde
Met de vermaledijde
Int Helsche torment
By sDuyuels metghenoten
Daermen sonder ent
Verdoemt in moet blijuen gesloten.
Dus voor een slodt
Met stantuastich betrouwen
Vriendekens Ga naar margenoot‡ vreest Godt
En gheduerich tot sdoots benouwen
Hout zijn ghebodt
Ghehoorsaem sonder flouwen
Dat ghy salich lodt
Crijcht duer sgheests gracelijck bedouwen
Want Godt niet om versieren
Hoochst Princier der Princieren
Diet al heeft int regieren
Aenschout Ga naar margenoot* herte ende nieren
Sterck ende cranck
Tmoet al voor hem vertooghen
Sijn oordeel stranck
Hebt doch (vrienden) altijt voor ooghen.
|
|