Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1901)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] De Moeder en de Zoon de moeder Ik draag u aan mijn hart, al ben ik jaren-zwaar. Voelt ge mijn adem als een vlamken op uw haar?... de zoon Ach, zwijg: ge zijt een vrouw langs leêge levens-straten... de moeder Hoe, heb ik niet mijn zoen op uw gelaat gelaten? de zoon Uw zoen is op mijn mond gelijk mijn tranen: zout... de moeder Mijn zoon, mijn zoon; ik ben voor u als duister goud... Ziet ge me niet, om u zoo troostloos-droef te wanen? de zoon Mijn moeder, 'k zie u vréemd in 't licht van mijne tranen... de moeder Bemint ge mij dan niet, mijn kind?... Zie hoe ge leeft in iedren tragen traan die in mijne oogen beeft. Ziet ge niet heel uw leve' in mijn grijze oogen leven? [pagina 119] [p. 119] de zoon Neen, arme moeder... de moeder Noch uw wonder-dolste daên die vrédig als een herfst over mijn lippen gaan, mijn zoon? de zoon Ik heb mijn wil een harder beeld gegeven; een andre vrouwe leeft voor mijn onsterflijkheid... Des ben ik droef, o vrouw die mijne moeder zijt. Kan ik nog de' uwe zijn?... de moeder Helaas, de schoone dagen om úwe liefde en vreugde in deemoed stil gedragen;... - en thans, in úwe aanwezigheid zoo gansch alleen.... Ziet ge niet dat ik ween? de zoon ... Ziet ge niet dat ik ween? Karel van de Woestijne. Vorige Volgende