Peter Benoit
(17 augustus 1834 - 8 maart 1901)
Onze Meesterzinger is heengegaan.
Geen droefheid, geen mokkende klacht bij dit verscheiden: koninklijk in zijn glorie gehuld, is hij rustig, na volbracht werk, naar de groote stilte gegaan; zwijgen doet nu die sterke stem waarin heel een volk zich verheerlijkt erkende; even als wij bij zonsondergang bewonderend turen en ingetogen blijven, zoo vervult ons ook dit afscheid met bewonderend zwijgen.
Wat is er in Vlaanderen niet al geschied en omgekeerd sinds hij kwam: wij hebben ons zelfbewustzijn weer herwonnen, wij voelen ons een machtigen zelfbewusten stam, eeren onze eigenheid, gaan met vertrouwen de toekomst in; wij voelen ons niet eenzaam, weten ons verbonden aan ons eigen land en aan den wereldgang: wie gaf ons, na Conscience, méér dat gevoel van eenheid en van vertrouwen in ons zelven? Conscience-Benoit! Die twee waren de skalden die ons volk in zijn herwordingsstrijd vóorgingen. Die derde groote, Guido Gezelle, was nog iets anders: hij was de grootste kunstenaar, de zuiverste dichter; niet voor de massa is zijn arbeid; hij was de jongste onder de jongeren. Die twee anderen waren veldheeren; hun kunst was tevens een strijdkreet, zij maakten geschiedenis.