Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Frans Netscher en de Vlaamsche OntwakingIN Hollandsche tijdschriften verschijnt er thans nogal veel Vlaamsch werk. Hollandsche uitgevers beginnen er naar uit te zien. Stijn Streuvels zet zijn triomftocht door Holland voort. En Frans Netscher, in het Januari-nummer der Hollandsche Revue, stelt nu vast dat Vlaanderen ontwaakt is. Maar van die ontwaking (het Vlaamsche ‘réveil’ heet hij dat) geeft hij de zonderlingste voorstelling. Er loopen daar beweringen onder, die we maar dadelijk bij den schabernak moeten vatten, anders zullen we die overal aantreffen. Die ontwaking, dat ‘réveil’ als ge wilt, zou 't werk zijn van wat hij ‘het geslacht van 1900’ noemt... En dat geslacht van 1900 zou rechtstreeks uit De Nieuwe Gids voortgesproten zijn..... Dat is voor Frans Netscher zoo klaar als een klontje. Maar, maar, - niemand hoeft hier de trompet te blazen: wij zijn al zeer langen tijd wakker, en wel wakker! Zakelijk geantwoord: de zuiverste en oorspronkelijkste stem die over ons land klonk was die van een grijsaard, ons aller meester, Guido Gezelle. Hij verpersoonlijkt de Vlaamsche herwording. Meer dan een derde van zijn werk ontstond vóór 1860. Zijn leerling Hugo Verriest schreef ‘Avondrust’Ga naar voetnoot(1) in 1877, en werkt thans nog meê aan dit tijdschrift der jongeren. Een leerling | |
[pagina 49]
| |
van Verriest was Albrecht Rodenbach (gestorven in 1880), die met Pol de Mont, lang vóór De Nieuwe Gids bestond, hier ‘réveil-tijdschriften’ uitgaf, en eigenlijk is het zijne traditie, die wij nog voortzetten. In 1889 kraaide met leutig jeugdige geestdrift een tweede Jong Vlaanderen. Al viel het, de geestdrift brandde verder, en dáár kwam Van Nu en Straks uit, in 1893. Maar toen had Buysse al zijn ‘Biezenstekker’ gemaakt, en verzen van Prosper Van Langendonck verschenen sedert 1883. Van 1887 zijn er al die even goed mogen heeten als het beste wat in Holland toen voortgebracht werd. Wat heeft ‘het geslacht van 1900’ hiermeê te maken? Het is waarlijk onze schuld niet, zoo 't Hollandsche publiek eerst nu van al dat leven wat gemerkt heeft. Van Nu en Straks heeft verspreide krachten tot broederlijke samenwerking vereenigd: de Vlaamsche ontwaking is niet uitsluitend zijn werk. Maar al ware 't nu zoo, dan nog zou men heel bepaald mogen tegenspreken, dat die ontwaking onder den invloed der Nieuwe-Gids-beweging heeft plaats gehad. De stichters van V.N. & S. stonden het dichtst bij de Fransch-Belgische schrijvers (geen Walen, zooals Netscher meent, maar bijna allen verfranschte Vlamingen); zij zijn opgegroeid in dat kunstleven, dat van Brussel uit ons Beotië bevrucht heeft, en waarin de grootste rol toekomt aan La Jeune Belgique, Les XX, en de volksconcerten van Dupont. Daarom wil ik nu zeker de beteekenis, welke De Nieuwe Gids voor ons gehad heeft, niet geringschatten: de Noord-Nederlandsche beweging is ons een gewichtige ruggesteun geweest, zij heeft ons meer vertrouwen gegeven in onze eigen uitdrukkingsmiddelen, meer moed om in ónze taal te beproeven wat de Jeune Belgique hier gedaan had. Verder mag het van twee onder ons (meer niet) wellicht beweerd worden, dat zij vooral door de lezing van Nieuwe-Gids-proza hun taalgevoel hebben gezuiverd: van de Bom (?) en van mij. Netscher zegt ergens dat ‘Vermeylen, de patriarch en alhoeder van jonge Vlamin- | |
[pagina 50]
| |
gen’ (maar, den Goden zij dank! ik ben de jongste van de heele bende!) ‘regelrecht van onder de vleugelen van Willem Kloos gekomen is.’ Daar kan ik moeilijk zelf over oordeelen. Maar 't zou nu maar weinig bewijzen: want de waarheid is, dat mijn vrienden veel meer invloed op mij hebben gehad, dan ik op hen. De gedachtengang onzer kritiek is niet die van de N.G. De motieven onzer kunst zijn niet uit Holland overgewaaid; dat moet in 't bijzonder opgemerkt worden voor Van Langendonck, die ietwat Kloos'sche sonnetten dichtte, lang voor hij Kloos te lezen kwam, ja zelfs voordat Kloos verzen had uitgegeven. Van Langendonck, de Bom, Hegenscheidt, hebben eerst en vooral hun eigen leven geheeld, in den passenden vorm. Welke lectuur is hier van overwegende beteekenis geweest? Voor Van Langendonck: Vondel, enkele Vlamingen, Hélène Swarth, Platen. Voor Buysse: Maupassant en Zola. Voor Hegenscheidt: Goethe, Shakespeare, Wagner. Voor Streuvels: de Oud-Vlaamsche dichters, Gezelle, Tolstoj, Dostojevskij, Andersen.... Maar geen Nieuwgidsers! Dat Van Nu en Straks geen uitlooper van De Nieuwe Gids is, dat er nevens de Hollandsche letterkunst, ook eene uit den Brabantschen grond opschoot, en nog eene andere in West-Vlaanderen, dat de ontwaking in verschillende streken tegelijk heeft plaats gehad, ziedaar juist wat ook den Noord-Nederlander moest verheugen. Want het bewijst dal er thans een werkelijk Groot-Nederlandsche literatuur aan 't worden is. En dat onze ‘jonge richting’ aan diepere stroomingen gehoorzaamt dan doorgaans vermoed wordt.
August Vermeylen. |
|