Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4(1900)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 262] [p. 262] De Zomeravond Als 't avond is op 't land, zit Meuë Ree Bij 't drempelken van 't huis, en laat zijn droomen Lijk misten gaan en doezelig weerekomen, Met al 't gemijmer van den avond mee. Er varen wolken door de deemstering In bange tochten, hopeloos en lage. Zij rijzen langs de breede verten, trage Als uren door den nacht. De zonnesching Is dood, maar, uit de schemerende klaarten Van 't westen, komen hunne grauwe vaarten Al hooger op, al wijder en benauwder voort, Heel stil en machtig. Op hun randen gloort Het laatste straaltjen uit. Nu gaan ze en wegen Lijk dichte vlakten op het zwijgend land, Zoodat ze samenhangen allentwege In eindloos blauw gesmeur - langzamerhand. [pagina 263] [p. 263] De lucht is moe en loom. De huizen staan In hunnen boomgaard, achter dorenhagen, Met lichtjes altemet langs 't blikkerend raam, En verder, boven 't donkere loof der linden, Glooit de oude toren weg. De zoete winden Zijn uitgestorven en de stilten dragen 't Rumeur van verre wagens over 't veld, En uit de smisse klare hamerslagen. Maar heinde en wijd ligt macht, zonder geweld. Bij 't drempelken zit Meuë Ree en luistert Hoe eendlijk tegen de verlichte ruit Dezelfde zoevende avondvlinder stuit, En hoe een muggenzwerken ommefluistert Boven zijn hoofd. 't Wordt allenthalve nacht. De tijd tert bang en angstig voort en wacht Naar onvoorzienbare uren. Plechtig drijven De stonden door, maar 't is een stille-blijven Van denken en van doen. Op 't hooge zand Gaat 't moede werkvolk éen voor éen Ree's deure Voorbij. Hun goeien-avond hangt overhand In 't weere danig vreemd en stil te treuren, En sterft eentonig, als een vroom gerucht. [pagina 264] [p. 264] Een flauwe weerlicht bibbert door de lucht En, als de muggenzwerm uiteen gevlucht Is en het avondvlinderken omlage Nog waggelt, ploffen in het stuivend stof Eenzame regendruppels, met een dof En zacht gedoen, zoodat omhoog een trage Frischheid walmt... Een koolbeest zwirrelt voorbij Ree's gezichte. Ree gaat in huis en duwt zijn deurken dichte.... Het dondert. Herman Teirlinck. Vorige Volgende