Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4(1900)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Elegie 'k Heb u mijn moede ziel niet toegewijd. Geen liefde zal ik in uw hart doen gloren, en 'k heb niet koestrend aan mijn borst gevlijd het weeke heimwee om het lang verloren. Nooit heeft mijn schuchter stem u stil verhaald, hoe 'k dwepen kon met d'eenvoud van uw wezen, toen de eerste droom van schoonheid, onbepaald vóór mij, uit bleeke smarten kwam gerezen. Eens kwam het licht, het licht zoolang verbeid. De droom werd waarheid! Ach, na luttel stonden van weten, wolkte weg zijn godlijkheid; voor eeuwig was de hersenschim verzwonden! Thans daar er matheid door de luchten schoof, en mijn geloof in hooge menschendeugden verkwijnde en stierf: mijn zoet geloof in liefde, steeds hergloeid door nieuwe vreugden, [pagina 150] [p. 150] thans bleekt uw beeld in mijn herinn'ring, vroom en zacht, als ik alleen met mijn gedachten, 't gewoel ontvlucht - o, zacht gelijk een droom van sterren over blauwe zomernachten... Ik zie uw lach en hoor uw stem, die zoet, oprecht en teer nog koesteren mijn herte. En ziet en hoort gij niet hoe ik mijn groet vol stillen dank u toezend uit de verte? God! laat mij dit verleen voor al mijn leed! Laat mij den weemoed om een kinderliefde, die nooit een aardsch begeeren gloeien deed, en nooit met wilde pijn het hart doorkliefde; een liefde lijk een lach der blijde Lent, een liefde, nimmer laf van lang gekluister, een liefde, roerend door wat onbekend geheimvol optrilt uit haar morgenluister. Laat mij het laatste licht, den laatsten groet van wat ik schiep, zoo schoon, heel lang geleden; al vloeide vaak nog zwakheid door mijn bloed, al heb ik vaak om 't weerzien u gebeden... [pagina 151] [p. 151] Haar wederzien! o, koud, verflenst wellicht, al de onschuld van haar oogen dood in tranen... Neen, laat me nog, mijn God, dit laatste licht, Laat door geen weerzien die herinn'ring tanen. 1898. Jef Mennekens. Vorige Volgende