Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4(1900)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Wieders De bende neurt wat vrije kerels zongen, Doch heft niet aan wanneer hen gade slaat De meester op zijn vork geleund. De tongen Zijn stom zoolang de boer te staren staat. Het is een lied - de voois is wat gewrongen En 't hapert ietwat aan de strenge maat - Voor welk de kerels stout ten strijde sprongen, Een lied van oproer, 't lied van slaaf en laat. Zij wieden nu waar 't oog van 't vlas eens lacht... En zwijgen weer, ten grond gebukt en zuchtend. Uitzinnig-zachte schalt het leeuwerkslied Hoog in de heldre stilte van den uchtend. Met zoete stem vertolkt hij hunne klacht, Een lied van hoop, maar droever ken ik niet... Leonce du Catillon. Vorige Volgende