Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4(1900)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] De jonge God In de dagende zon een jonge God zoo schoon als de zonne zelf, met blikken blauw als 't hemelgewelf. En hij rees als een reus met vlammend oog, Een lach op de lippen en 't harte hoog, Zijn stap dreunde sterk en hij tartte 't lot. In het vroedende brein een nieuwe tijd Geboren uit Liefde en Recht, Door wil en wraak, geweld en gevecht. En hij droeg eene wereld groot van daad, Zijn zending bewust. Met vrij gelaat Vervloekte hij 't veile en aanbad den strijd. En hij ging door de wei vol zilvren doom Op bloemen gespreid voor hem.... Toen lierde lauw de leeuwerikstem. [pagina 93] [p. 93] En de beek loech zoo blij, de zon die schong, De Schepping het Hooglied zoo weeldrig zong, En de aarde werd jong in dien jongen droom. Met de golvende lok, in blank gewaad, Zoo rein als de versche sneeuw, Ontsloot hij wijd de poorten der Eeuw, En zijn liefde zong luid den forschen zang, Dien mensch'lingen stamelden eeuwen lang In 't donker, geknield naar den dageraad. Leonce du Catillon. Vorige Volgende