Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 2(1897)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Zang Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Ooft-beladen glooit, in haar vruchten-rust, naar 't laatste dage-rood, glooit de aarde, in 't plooien-kleed der goud-zwaar' herfst-gewaden moede als een moeder is van voede' en van verzaden, zóo: moede en blijde, in de armen van de Dood; - in de open armen van de Dood, zoet als de haven waar verre tochten zich aan hope komen laven; - in de open haven, troostend als een goden-schoot... Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Zomer-dagen laaien hun laatste brand van zwaar gebroei... o kind dat vóor mijn zijn uw wijze liefde hebt gedragen, en ál de sterren weet die we in veel nachten zagen, en de' adem van den Tijd in de' adem van den wind: Zomer laait uit nu, kind, in 't staêge licht-vervagen; de aard laat de barens-daad ter vlije rust vertragen, - - en 'k voel dat de eeuwigheid in deze' avond begint... We zullen gaan door 't land der herfsten, en, verloren in herfstige eenzaamheid, zal ons veel vrede zijn... Zie, de avond graaft in de aard zijn laatste zonne-vore; en wij, - ons liefde werd in wetens-ernst geboren, - 't geweten van den herfst zal om ons leden zijn... Ons liefde is moe van lam gezeur en mooie logen. - We gaan door 't land van herfst; - o, sluit uw levende oogen, - we gaan ter zoete Dood in 't kallem Aard-gedein. Karel van de Woestijne. Vorige Volgende