rationalistische hoogepriesters der makke mediocratie, die zich het recht gelooven over alles te spreken zonder iets grondig te kennen. Gij hebt noties van een heeleboel dingen, maar het Eénige dat ge moest weten weet ge niet meer. Dat heeft u verwijderd van de Kunst. Gij hebt niets te maken met de Kunst.
Zij hebben steeds den mond vol met woorden als Waarheid, Natuur, Natuurlijkheid, en wat weet ik al. Lieve God! zij zijn wel de onnatuurlijkste voorbrengselen van het Groot Absurde. In hun geest groeien al de vieze kromme knollige woekerplanten der conventies, de malsche en vetvleezige cactussen der gemeenerede-waarheden, de gore en garstig-riekende zwammen der clichés; uit de melaatsche en vochtige fonguskorst der dogmata, kruipen de ontelbare leugens omvangen en omrankt door het viltkruid der formules. En overal slingeren rond de lianen der gemeenplaatsen, en ziehier eindelijk, sponsachtig, wrattig, knobbelig, loodsbleek, stinkend, netelig en puistig, het geslacht der ontelbare en veelvoudige vooroordeelen.
In hen is het natuurlijk Gevoel dood, zij hebben den zin verloren van het Ware. Voor hen is het Ware: het aangenomene, de conventie, - en slechts dat is natuurlijk, waaraan zij gewoon zijn.
Het verkrachten der overlevering is een heiligschennis. Als zij iets ongewoons zien, dan lachen ze. Poovere sullen!
Wat zij kunst noemen is het allerblindste realisme, of - als ze zéér ontwikkeld zijn - de artisterij der aanwoekerende dilettanti en decadenten. Wie nog puur ziet met kinderoogen, en de fijnste, grondigste gevoelens weergeeft rechtstreeks en natuurlijk, wie in den volsten zin van 't woord een Mensch is, die blijft een apocalupsis.
Het is juist omdat wij een natuurlijke, ware, frisch-gezonde Kunst willen dat wij u herhalen, o ontwikkelde bruten: gij hebt niets te maken met de Kunst. Er bestdaat een slag van ontwikkelde menschen - de gevaarlijkste! - die steeds toegevend meêloopen, en zij sukkelen de voorhoede achterna van al wie hardnekkig strijden willen om de levende Kunst (die houding komt