Van Nu en Straks. Jaargang 1(1893)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Sonnetten] De zee is ruischende, ruischende in den nacht, Donkre ademen, sombere rythmen zacht, Bange deiningen, droef, en ver bevende; Boven 't vage licht in droom zwevende. Rusteloos ruischen de deiningen, eind'loos rein, Samen sidderen de bevende klanken; Golven gebaren snikkende, de blanke, Biddende omhoog, om in 't licht te zijn. Zóó, met deiningen eind'loos van droeve baren, Komt in dit donker leven aangevaren Mijn ziel, die is droefruischende in den nacht, Dien nacht, om haar reinkuische licht gebracht, Zóó opsnikkende, biddende droef uit Om Licht, met zacht, donkerruischend geluid. [pagina 22] [p. 22] Zoo zacht, zoo zachtruischende als een stroom, Rein, en zoo klaar, en zoo kalm-spiegelend... Puur als blanke wateren, en wiegelend Meêdeinend Licht, als een bevende droom... Zoo kuisch en tevreê, zoo welgebeden vroom, Ons Leven in Liefde, mijn ziel spiegelend Hâár ziel, en zóó zacht wiegelend Omhoog, dat het Eeuwige Godslicht koom'... Maar zoo onbewust nog, zoo peinzend, met vragen: Wáár zal de reine stroom eenmaal verkwijnen, Wáár zal mijn droom in 't Eindeloos verdwijnen? Rusteloos ruischende, naar horizon, Als deinende zee naar de reine zon, Mijn Ziel droomend naar 't verre Lichte-dagen... Henri Borel. Vorige Volgende