[Nummer 2]
Portretten.
Paul Verlaine.
Voorhoofd heel bleek, geboogd, had recht geloken
Donkere oogstreep, en jongensneusje, en proefmond die gedoken
In hangsnor, kin in haar, schuin, dat te strooken
De hand ging, latjes-hand, leedjes, gebroken
Leek 't, nu gezet, zoo 't been, stijf, strak voor 'm uitgestoken,
Bleek van d' emotie dat, vreemd dier, verstoken
Voor mensche' altijd, die 'm jaagde' en in een hok
Sloten, schand' voor al-tijd, nu zijn gesproken
Woord hij zou hooren doen, hooren en hopen
Liefde van menschen, die hun ooren open
Zetten voor hém: las zóo, tonen gebroken,
Orglend hervoor, ál-door, uit dat gedoken
Hoofd: álmaar bleef de ooglijn geloken,
Tot groeid', tumultueus, 't schoon, bleek, 't gewroken
Hoofd om, handklappe', absolutie volsproken -
Lachten, schreiden d'oogen, opengeloken? -
5 Nov. 92
| |
Antoon Derkinderen.
Slanke Messias, die met blonde kuif en
Bleeke gelaat en moede extatische oogen,
Liep op een markt en kathedralen-bogen
Peinzend bemaalde in rose-en-blauwe-duiven-
Kleurge vizioenen, of als kleur van druiven:
Midden-eeuwsch vroomheid-rijk, daar opgetogen
't Jubelde en spitste naar waar, goud in hoogen,
Madonna pralend de oogen deê neêrhuiven: -
Slanke Messias, die ten top van droomen
Klom, en daar greep met niet-grijpende handen
Die niet bleek ijl, maar lichaam, vleesch vol schromen:
Schromende vrouw, koelend handen die branden,
Brandend die koel gewijde vorme' aankomen:
Madonna-zijn, zijn vrouw door d' aardsche landen.
Maart '93 Albert Verwey.
|
|