Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw
(1976)–Anoniem Van minne spreken...– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Strofische gedichtenHadewijch is de schepper van een voor haar tijd nieuw genre literatuur: de mystieke minnelyriek. Verstechnisch gezien stemmen haar Strofische Gedichten goeddeels overeen met de hoofse minneliederen. Naast een hoofs woordgebruik (o.a. avonture en minne), dat echter mystiek geinterpreteerd wordt, treffen we in negen van de hier opgenomen gedichten (no. 1, 5, 12, 14, 15, 17, 26, 29, 35) een Natureingang aan, waarin een conventioneel natuurbeeld, meestal van de lente, wordt opgeroepen, als beeld of antipode van de situatie van Hadewijch. Daarnaast komt in zes gedichten (no. 1, 9, 12, 15, 26, 35) een tripartition voor; d.w.z. dat elke strofe door een ‘snede’ in een ‘kop’ en een ‘staart’ wordt verdeeld, waardoor zij dan syntactisch of logisch in twee delen uiteen valt; de vierof zesregelige ‘kop’ wordt op zijn beurt weer in tweeën gedeeld door een ‘vore’ na respectievelijk de tweede of de derde versregel. Van een tornada, waarin een wens wordt geuit of de inhoud van het gedicht samengevat, maakt Hadewijch vijf maal gebruik als refrein (no. 9, 15, 17, 26, 29). De rijmklanken van een tornada stemmen overeen met die van de laatste versregels van de voorafgaande strofe. In haar lyriek bezingt Hadewijch de minne, de dynamische relatie tot God. Door objectivering van haar gevoelens probeert zij de minne en haar eigen postie in de wereld te begrijpen. Dat deze objectivering moest geschieden door de morele en anagogische betekenis van haar ervaringen te ontraadselen, was haar door de middeleeuwse cultuur in het hart geschreven. Daarom is de minne voor haar drieledig: eerst is zij een emotie, het ervaren van psychische situaties; vervolgens is zij een morele houding om deze veelal pijnlijke situaties te overwinnen; en ten slotte heeft minne de anagogische betekenis van een totale | |
[pagina 139]
| |
overgave, met als doel te komen tot de vereniging met God. Opgemerkt zij dat minne in deze teksten ook de menselijke partner kan aanduiden. Het uitgangspunt van de Strofische Gedichten is steeds weer het aanvoelen van de onbestendige relatie tussen haar en God, het wee. Dit wee wordt nog versterkt doordat zij, wanneer zij haar liederen dicht, de minne niet bezit in haar voltooiing. Daarbij wordt het wee nog geïntensiveerd door de herinnering aan betere tijden, aan de vereniging met God. | |
Strofisch gedicht 1Ay, al es nu die winter cout,
Cort die daghe ende die nachte langhe,
Ons naket saen een somer stout,
Die ons ute dien bedwanghe
5[regelnummer]
Schiere sal bringhen: dat es in schineGa naar voetnoot5
Bi desen nuwen jare.Ga naar voetnoot6
Die hasel brinct ons bloemen fine;
Dat es een teken openbare.
- Ay, vale, vale, milies -Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ghi alle die nuwen tideGa naar voetnoot10
- Si dixero, non satis est -Ga naar voetnoot11
Om minne wilt wesen blide.
Ende die van fieren moede sijn,Ga naar voetnoot13
Wat storme hen dore die minne
15[regelnummer]
Ontmoet, ontfaense also fijn
Alse:Ga naar voetnoot15ev Dit es daer ic al an winne
Ende winnen sal; God gheve mi al
Datter minnen best become;
| |
[pagina 140]
| |
Na haerre ghenuechten weghe, mesval
Si mi die meeste vrome.Ga naar voetnoot1ev
- Ay, vale, vale, milies -
Ghi alle die avontuere
5[regelnummer]
- Si dixero, non satis est -
Wilt doghen om minnen natuere.Ga naar voetnoot4 + 6
Ay, wat salic doen, alendech wijf?Ga naar voetnoot7
Met rechte maghic tghelucke wel haten.
Mi rouwet wel sere mijn lijf.
10[regelnummer]
Ic en mach minnen noch laten.
Te rechte mi es beide fel,Ga naar voetnoot11
Gheluc ende avontuere.
Ic dole mijns, en es niemant el.Ga naar voetnoot13
Dat scijnt teghen natuere.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
- Ay, vale, vale, milies -
U allen laet dies ontfarmen
- Si dixero, non satis est -
Dat minne mi dus laet carmen.
Ay, ic was ie op die minne stout,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sint icse ierst hoerde noemen,
Ende verliet mi op hare vri ghewout.Ga naar voetnoot21
Dies willen mi allen doemen,
Vriende ende vreemde, jonghe ende out,
Dien ic in allen sinnenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Diende ye ende was van herten houtGa naar voetnoot25
Ende onste hen allen der minnen.
- Ay, vale, vale, milies -
| |
[pagina 141]
| |
Ic rade hen datsi niene sparen,Ga naar voetnoot1
- Si dixero, non satis est -
Hoe ic hebbe ghevaren.Ga naar voetnoot3
Ay arme, ic en mach mi selven niet
5[regelnummer]
Doen leven noch sterven.Ga naar voetnoot5
Ay soete God, wat es mi ghesciet,
Dat mi die liede bederven?
Lietense u mi allene doch slaen,
Ghi soudet best gheradenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Na rechte al dat ic hebbe mesdaen,Ga naar voetnoot10
Ende bleven buten scaden,Ga naar voetnoot11
- Ay, vale, vale, milies -
Die Gode niet ghewerden en latenGa naar voetnoot13
- Si dixero, non satis est -
15[regelnummer]
Ende niet en minnen ende haten.Ga naar voetnoot15
Die wile dat si sijn over mi,Ga naar voetnoot16
Wie sal hare lief dan minnen?
Si ghinghen bat hare weghe vri,Ga naar voetnoot18
Daer si u leerden kinnen.
20[regelnummer]
Si willen u te hulpen staen
Met mi, dies clene behoeven.Ga naar voetnoot21
Ghi cont na recht soenen ende slaen
Ende met claerre waerheit proeven.
- Ay, vale, vale, milies -
25[regelnummer]
Alle die met Gode plechtenGa naar voetnoot25
| |
[pagina 142]
| |
- Si dixero, non satis est -
In soenen ende in rechten.
Ay, Salamon ontradet dat werc,Ga naar voetnoot3
Dat wij niet en ondersoeken
5[regelnummer]
Die dinghen die ons sijn te sterc,Ga naar voetnoot5
Noch dat wi niet en roeken
Hogher dinghen dan wij sijn,
Dat wij die ondervenden,Ga naar voetnoot7-8
Ende laten ons die minne fijnGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Vri maken ende benden.
- Ay, vale, vale, milies -
Die ter hogher minnen rade
- Si dixero, non satis est -
Volclemt van grade te grade.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Der menschen sinne sijn so clene,
Daer mach God wel vele boven.
God es van allen wijs allene.
Dies salmen alles hem loven
Ende laten hem sijn ambacht doen
20[regelnummer]
In wreken ende in ghedoghen.
Hem en es gheen werc so verre ontvloen,
En comt hem al vore oghen.Ga naar voetnoot22
- Ay, vale, vale, milies -
Die hen der minnen volgheven
25[regelnummer]
- Si dexero, non satis est -
Ende haren oghen ghenoech volleven.Ga naar voetnoot26
God moet ons gheven nuwen sinGa naar voetnoot27
| |
[pagina 143]
| |
Ter edelre minnen ende vrie,
Dat wij so nuwe leven daer in,Ga naar voetnoot2
Dat ons die minne benedie
Ende nuwe make met nuwen smake,
5[regelnummer]
Die si can nuwe volgheven.
Die minne es nuwe gheweldeghe orsateGa naar voetnoot6
Dien, die der minnen al nuwe volleven.Ga naar voetnoot7
- Ay, vale, vale, milies -
Dat nuwe der nuwer minnen
10[regelnummer]
- Si dixero, non satis est -
Dat nuwe wilt nuwe bekinnen.Ga naar voetnoot9 + 11
| |
Strofisch gedicht 5Al droevet die tijt ende die vogheline,
Dan darf niet doen die herte fineGa naar voetnoot13
Die dore minne wilt doghen pine.
15[regelnummer]
Hi sal weten ende kinnen al,
Suete ende wreet,
Lief ende leet,
Wat men ter minnen pleghen sal.Ga naar voetnoot18
Die fiere die daer toe sijn ghedeghenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dat si onghecuster minnen pleghen,Ga naar voetnoot20
Si selen in allen weghen daerjeghenGa naar voetnoot21
Stout sijn ende coene
| |
[pagina 144]
| |
Ende al ghereet te ontfaen,
Si troest, si slaen,Ga naar voetnoot2
Van minnen doene.Ga naar voetnoot3
Der minnen pleghen es onghehoert,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Als hi wel kint dies hevet becoert,Ga naar voetnoot5
Want si in midden den troest testoert.Ga naar voetnoot6
Hine can ghedueren
Dien minne gheraect;
Hi ghesmaect
10[regelnummer]
Vele onghenoemder uren.
Bi wilen heet, bi wilen cout,Ga naar voetnoot11
Bi wilen bloede, bi wilen bout:
Hare onghedueren es menichfout.
Die minne al maentGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die grote scout
Haerre riker ghewout
Daer si ons toe spaent.Ga naar voetnoot17
Bi wilen lief, bi wilen leet,
Bi wilen verre, bi wilen ghereet:
20[regelnummer]
Die dit met trouwen van minnen versteet,
Dat es jubileren:
Hoe minne versleet
Ende ommeveet
In een hanteren.Ga naar voetnoot20ev
| |
[pagina 145]
| |
Bi wilen ghenedert, bi wilen ghehoghet,
Bi wilen verborghen, bi wilen vertoghet:
Eer selc van minnen wert ghesoghet,Ga naar voetnoot3
Doghet hi grote avontuere,
5[regelnummer]
Eer hi gheraect
Daer hi ghesmaectGa naar voetnoot6
Der minnen natuere.Ga naar voetnoot7
Bi wilen licht, bi wilen swaer,
Bi wilen doncker, bi wilen claer,
10[regelnummer]
In vrien troest, in bedwonghenne vaer,Ga naar voetnoot10
In nemen ende in gheven
Moeten die sinneGa naar voetnoot12
Die dolen in minne,
Altoes hier leven.
| |
Strofisch gedicht 915[regelnummer]
Altoes mag men van minnen singhen,Ga naar voetnoot15
Eest herfst, eest winter, eest linten, eest zomer,Ga naar voetnoot16
Ende jeghen hare ghewout verdinghen,
Want en ontsteet hare niemen vromer.Ga naar voetnoot18
Maer wi, traghe, segghen dicke in comer:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Soude si mi also na bedwinghen?Ga naar voetnoot20
Ic mach mi metten ghenen minghenGa naar voetnoot21
Die rasten hebben gheploenGa naar voetnoot22
| |
[pagina 146]
| |
Ende bliven thuus. Waer mochtic
Gaen omme mijn verdoen?Ga naar voetnoot1ev
Die nedere metten armen sinnen,Ga naar voetnoot3
Die sijnt die den cost ontsien,
5[regelnummer]
Dat si hen scouwen van der minnen,Ga naar voetnoot5
Daer hen al goet af soude ghescien.
Ocht si hen vanden dienste ontien,Ga naar voetnoot7
Nemen dat sire ane winnen.
Trouwe salse toenen ende arm doen kinnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Vore der minnen rike al bloet.Ga naar voetnoot10
Dese sijnt die dat hare verdaden
Sonder der minnen noet.Ga naar voetnoot12ev
Die gherne woude doghen tsuete ellende,
Die weghe ter hogher minnen lant,
15[regelnummer]
Hi vonde sijn lief, sijn rike, ten ende.
Dies gheeft die trouwe zeghel ende pant.Ga naar voetnoot16
Nu es menich dorpre so truwant:
Hi neemt dat hem es naest ghehendeGa naar voetnoot18
Ende blijft vore minne die onbekindeGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Metter truwanten cleet.Ga naar voetnoot20
Soe en heeft hi vorme noch ere,
Daer minne dat hare bi versteet.Ga naar voetnoot21ev
| |
[pagina 147]
| |
Scone ghelaet ende scone cleder
Ende scone redene scieren den man.
Al doghen om minne ende niet te wreder,Ga naar voetnoot3
Dat es scone ghelaet, die dat wel can;
5[regelnummer]
Die werke sijn die cleder dan,
Met nuwen niede ende niet te ghemeder,Ga naar voetnoot6
Ende den vremden te aller noet ghereder
Dan ane sijns selfs bekinnen.Ga naar voetnoot7-8
Dats varuwe, die tekene scierenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Alre meest vore hogher minnen.Ga naar voetnoot10
Vorwaerdeghe wort ende grote ghichtenGa naar voetnoot11
Buten huus ende scone cost daer binnen
Eren den man meest ende verlichten.
Hier bi machmenne best bekinnen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Alsoe eest oec met hen die minnen:Ga naar voetnoot15
Eest dat si inder waerheit stichtenGa naar voetnoot16
Ende met scoenre cost daer binnen dichten,Ga naar voetnoot17
Alsoet minnen best betame,Ga naar voetnoot18
Ende gheven al minne om minne,
20[regelnummer]
Die ghichte es minnen best bequame.
Ic segghe van minnen ende radeGa naar voetnoot21
Ghecierden cost ende hoghe daet.
Dat trouwe soude ghelden dat minne verdade,Ga naar voetnoot23
Dats meneghen cleyne toeverlaet
| |
[pagina 148]
| |
Die inden bande van minnen staet,Ga naar voetnoot1
In ongebrukenne ende in onghenade.
Die minne loent altoes al comt si spade,
Dats daertoe mine saghe.
5[regelnummer]
Die hare volghen, si liden
Meneghen nacht bi daghe.Ga naar voetnoot5ev
Wie soude van minnen altoes geprisen,
Die ghevet bi daghe so meneghen nacht?
Dien si soude cleden, eren ende spisen,
10[regelnummer]
Dien doet si al ute sijnre macht.Ga naar voetnoot10
Die gherne goude der minnen pacht,Ga naar voetnoot11
Soudsi in allen rechte wisen,Ga naar voetnoot12
Ende met trouwen zeghele so hoghe doen risenGa naar voetnoot13
Daer lief mochte lief hantieren,
15[regelnummer]
Ende in allen ghebrukene van minnen
Eren ende chieren.
Dat scoenste hanteren dat minnen dochte
Dat wareGa naar voetnoot17ev lief met lieve so doremint,
Dat lief met minnen so lief doresochte,
20[regelnummer]
Dat hem el niet en ware bekint
Dan: Ic ben die minne met minnen verwint.
Maer hi waer meer verwonnen die minne vervochte
Ende dan in minnen te nieute werden mochte.Ga naar voetnoot23
Die cracht ghinghe als te voren;Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die hoghe materie, daeraf wardt minneGa naar voetnoot25
Van yersten gheboren.Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 149]
| |
Maer wij, lichtecope metten lichten sinne,
Ons duncken minnen vare swaer,
Wij sijn nieloep met clenen ghewinne.Ga naar voetnoot3
Dies darven wij minnen clare waer.
5[regelnummer]
Ic weet al en wetict niet al daer
Daer mensGa naar voetnoot5ev ghebruket in weelden van minnen;
Maer verlichte redenne doet al bekinnen -
Hoe men minnen ghenoech volsteet.
Daer en es redenne te waer
10[regelnummer]
Noch werc te swaer ende al nuwe ghereet.Ga naar voetnoot9-10
Refrein:
Die vroech hare claer
Hebben openbaerGa naar voetnoot11ev
Ende saen hare bliscap kinnen
Ende glorieren daer binnen,
15[regelnummer]
Eest dat hen wel vergheet,Ga naar voetnoot15
So hebbense, god weet,
Vele beteren coep der minnen
Dan icker noch weet.Ga naar voetnoot18
| |
Strofisch gedicht 12Nu es die edele tijt gheboren
20[regelnummer]
Die ons bloemen sal brenghen int lant.
So sijn die edele die sijn vercoren
Te draghenne dat joc, der minnen bant.
Hen bloeit altoes die trouwe in hantGa naar voetnoot23
Ende edele bloemen met diere vrocht.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 150]
| |
Daer werdt met trouwen dwort doresocht,Ga naar voetnoot1
Daer blivet die minne ghestade
Met eenre vrienscap al doreknochtGa naar voetnoot3
Int hoechste van minnen rade.
5[regelnummer]
Mijn joc es soete, mine bordene es licht,Ga naar voetnoot5
Seghet selve die minnare es der minnen.
Dit word hadde hi in minnen ghedicht.
Daer buten en mach ment niet waer kinnen,Ga naar voetnoot8
Alsoe ic mi can versinnen.
10[regelnummer]
So es hen lichte bordene swaer
Ende si doghen meneghen vremden vaer,
Die buten minnen wonen.
Want der knechte wet es vaer,
Maer minne es wet der sonen.
15[regelnummer]
Welc es die bordenne licht in minnen
Ende dat joc dat soe soete smaket?
Dat es dat edele draghen van binnen,Ga naar voetnoot17
Daer minne die lieve met gheraect
Ende met enen wille so enich maect,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Met enen wesenne, sonder keer.Ga naar voetnoot20
Begherten diepheit scept emmermeer
Ende dat sceppen drincket al die minne.Ga naar voetnoot21-22
Die scout, die minne maent der minnen,Ga naar voetnoot23
Gheet boven menschen sinne.
25[regelnummer]
Het ne mochte nie herte noch sin gheradenGa naar voetnoot25
| |
[pagina 151]
| |
Hoe hi sijn lief met minnen anestaert,
Dien minne met minnen heeft verladen.Ga naar voetnoot2
Want hi ene ure niet en spaert,
Eer hi met minnen al dorevaert,
5[regelnummer]
Hine stare met trouwen in minnen fijn.Ga naar voetnoot5
Want sine vonnessen moeten al sijn
Ghelesen in minnen anscine.
Ende daer siet hi claer waer sonder schijn
In meneghe suete pine.
10[regelnummer]
Hi siet in claerheden dat die mint
Met volre waerheit pleghen moet.
Als hi met waerheiden dan bekint
Dat hi der minnen te lettel doet,Ga naar voetnoot13
Verstormt met pinen sijn hoghe moet,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want in minnen anscine nemt hi alGa naar voetnoot15
Hoe minne der minnen pleghen sal.Ga naar voetnoot16
Ende dat vonnesse suet die pine
Ende doet hem gheven al om alGa naar voetnoot18
Om der minnen ghenoech te sine.
20[regelnummer]
Die hen in minnen ghenoech dus gheven,
Wat groter wondere sal hen ghescien?
Si selen met minnen ane minne een cleven
Ende selen met minnen al minne doresien
Ende met haren verhoelnen aderen al tienGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Int conduut daer minne haer minne al scincket
Ende met minnen hare vriende al dronken drinketGa naar voetnoot26
In wondre vore haren woeden.Ga naar voetnoot27
| |
[pagina 152]
| |
Dat blijft den vremden al ontwincket,
Ende openbaer den vroeden.Ga naar voetnoot2
God geve hen allen die minne begheren
Dat si der minnen also ghereden,
5[regelnummer]
Dat si al op hare rike teren,
Dat si minne in hare moghen minne gheleden.Ga naar voetnoot6
So en mach hen biden vremden wreden
Nemmer messchien, sine leven so vriGa naar voetnoot8
Alse: Ic al minnen ende minne al mi.
10[regelnummer]
Wat mach hen dan meer werren?
Want in hare ghenaden staen si:
Die sonne, die mane, die sterren.Ga naar voetnoot11-12
| |
Strofisch gedicht 14Ten blijdsten tide vanden jare,
Dat alle voghele singhen clareGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ende die nachtegale openbare
Ons maket hare bliscap cont,Ga naar voetnoot16
So heeft die herte meest swareGa naar voetnoot17
Die edele minne hevet ghewont.
Hoe mach die edele sin gheduren,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ja, edelst alre creaturen,
Diet hoechste moet minnen bi naturenGa naar voetnoot21
Ende dan sijn lief niene hevet?Ga naar voetnoot22
Alsenne der minnen strale ruren,Ga naar voetnoot23
So gruwelt hem dat hi levet.
| |
[pagina 153]
| |
In allen tiden als ruert die straleGa naar voetnoot1
Meerret hi die wonde ende brenghet quale.
Alle die minnen kinnent waleGa naar voetnoot3
Dat emmer deen moet sijn:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Suetecheit ochte smerte ochte beide te maleGa naar voetnoot5
In dreeft vore minnen anschijn.
Hoe mach hen gruwelen dan die minnenGa naar voetnoot7
Ende hen dus in minnen verloren kinnen.Ga naar voetnoot8
Si sijn verwonnen dat si verwinnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat onverwonnen groot,
Dat hen alle uren doet beghinnen
Dat leven in nuwer doot.
Hier ne mach hare minne dan niet gheweren.Ga naar voetnoot13
Men moet hare rike, hare cracht verteren
15[regelnummer]
Hoese oec te niete in minnen vervaren.Ga naar voetnoot15
Dats den vremden oncont.
So si die zale hogher begharen,
So diepere wielt die gront.Ga naar voetnoot17ev
In recht van minnen es opghedreghen:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die den slach sleet wert selve ghesleghen,
Dat licht werdt even sware gheweghen,Ga naar voetnoot21
Die cracht wert ierst verwonnen,
Dat rike comt ons hier selve jeghen,Ga naar voetnoot23
Vore alle die minnen connen.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 154]
| |
Maer dier es luttel die om al minne al minnen,
Ende noch men,Ga naar voetnoot1ev die minne met minnen versinnen.
Dies selense alte spade ghewinnen
Dat rike ende den hoghen raet
5[regelnummer]
Ende dat kinnesse dat minne doet kinnen
Dien die hare ter scolen gaet.
Hets jammer groet dat wij dus dolen
Ende ons die hoghe wise blijft verholen,
Die minne den meesteren heeft bevolen
10[regelnummer]
Die lesen in minne fijn.
Die hoechste lesse inder minnen scolen
Dats hoe men minnen ghenoech mach sijn.
Maer die wel te voren termineren,Ga naar voetnoot13
Al eest dat si dan jubileren
15[regelnummer]
Ende met salueerne feesteren
Hare lief in cortere stont,
Opdat si met doghenne concorderen,Ga naar voetnoot17
Hen wert die scole wel cont.
Maer die hier met lieve willen juwieren
20[regelnummer]
Ende met ghevoelne dan ballierenGa naar voetnoot20
Ende met ghenoechten daerinne basieren,
Ic segghe hen wel te voren:
Si moeten hen wel met doechden chieren,
Ochte daer es die scole verloren.
25[regelnummer]
Maer die met waerheiden in minnen dichten
Ende met clare redene dan verlichten,Ga naar voetnoot26
Daer sal die minne hare scole in stichten.
Die selen meestere wesen
| |
[pagina 155]
| |
Ende ontfaen der minnen hoechste ghichten,
Die wonden sonder ghenesen.Ga naar voetnoot1-2Ga naar voetnoot2
Die minne dus ghicht met haren wondenGa naar voetnoot3
Ende toent die wijtheit hare conden,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die nied houdse open ende onghebondenGa naar voetnoot5
Daer se minne met storme doresiet.
Al gruwelt hen dan den onghesonden,Ga naar voetnoot7
Dat en darf ons wonderen niet.
Die minne met allen dus hevet dorewaden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Met diepen honghere, met vollen saden,
Hem en mach dorren noch bloyen scaden
Noch hulpen tijt engheen.
In diepste ghewat, ten hoechsten gradenGa naar voetnoot13
Blijft hare wesen in een.Ga naar voetnoot14
| |
Strofisch gedicht 1515[regelnummer]
Al es die tijt blide overal
Ende al es groene berch ende dal,
Dat wert hem wel clene in scineGa naar voetnoot17
Die ter minnen hevet ongheval.
Ic en weet wies hi verbliden sal.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hem es alle bliscap pine.
Dat en es gheen wonder:
Alse hi es sonder
| |
[pagina 156]
| |
Sijns liefs, na sijn begheren,Ga naar voetnoot1
Ende hi niet en hevetGa naar voetnoot2
Daer hi bi levet,Ga naar voetnoot3
Waerop soude hi dan teren?
5[regelnummer]
Die op minne teret al sonder spoet,Ga naar voetnoot5
Wat hi ghedoghet in orewoet,
Dat mach allene bekinnen
Die hem ter minnen verlaet al goetGa naar voetnoot8
Ende dan van hare blivet onghevoet.
10[regelnummer]
Hem es wel wee ter minnen,Ga naar voetnoot10
Want hi bernet sware
In hope ende in vare
Altoes met nuwen uren;
Want al sijn begheren
15[regelnummer]
Es voeden ende terenGa naar voetnoot15
Ende ghebruken minnen natueren.
Die dus in hongher van minnen leven
Ende noch ghebruken es ontbleven,Ga naar voetnoot18
Ay, wie mach hen gheloven?
20[regelnummer]
Want si hen een ane minne al cleven.Ga naar voetnoot20
Als hen dan minne hare soude al gheven,
So wordet een beroeven
Ende so roerste een vaer.Ga naar voetnoot23
Ay amabaer,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Waer salic, arme, henen?
Eert mi dus quam,Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 157]
| |
Ay utinam,Ga naar voetnoot1
Hadde si mi doch doet gherenen.Ga naar voetnoot2
Dit es een wee wel onbekint.
Het ne werdt van vremden nie ghemint.
5[regelnummer]
Ghenoechten eest te sware,
Want si hare alle uren daertoe wentGa naar voetnoot6
Dat si hare an ghebruken bint
In vriheiden sonder vare.Ga naar voetnoot8
Maer redene claer
10[regelnummer]
Hevet ommaer.Ga naar voetnoot10
Het dunct hare een keren,
Eer siGa naar voetnoot11ev opclemt
Daer si volvent
Hare lief ter hoechster eren.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Minne wilt al minne, sine wilt niet beiden.
Si wilt al uren in suetheit weiden,
In weelden na hare begherte.Ga naar voetnoot17
Redenne heetse merren na ghereidenGa naar voetnoot18
Ende vriheit wilse te hant gheleidenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Daerse met lieve .i. werde.
Dus ghedane stormeGa naar voetnoot21
Maken eyse in vorme.Ga naar voetnoot22
Dats onbekent den vremden,
| |
[pagina 158]
| |
Die alre doet
Vore minnen noedtGa naar voetnoot1-2
Te smakenne nie en gheteemden.
Daer minne die jonghe met nuwen troest,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
So wanen si dan al sijn verloest,
So sijn si alse te hoveGa naar voetnoot6
Ende leven hen selven alrevroestGa naar voetnoot7
Ende wanen hebben voldaen die joest
In allen vollen love.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Alse hen dan hare redenne wect
Ende si hen dat werc ontdect
Dat si hebben te doene
Met nuwen moede,
Werden si bloede
15[regelnummer]
Die teersten waren coene.Ga naar voetnoot15
Ay minne, die fine doghet,
Die alles es voghetGa naar voetnoot17
Ende alle dinc mach dwinghen,
Si moete hare melden
20[regelnummer]
Ende si sal ons ghelden.
Sine sal ons niet ondringhen.
Die alle rouwen
Gesmaken met trouwen,
Si moghen wel blide singhen.
Refrein:
25[regelnummer]
Dats yemant twivelt, dats grote scade:Ga naar voetnoot25
Minne loent altoes al comt si spade.
| |
[pagina 159]
| |
Die hen te hare verlaten
Ende volghen haren hoechsten rade
Ende bliven inden nied ghestade,
Si saelt met minnen orsaten.Ga naar voetnoot4
| |
Strofisch gedicht 175[regelnummer]
Als hem die tijt vernuwen sal,
Nochtan es berch ende dal
Wel doncker ende ontsiene overal.
Doch gheet die hasel bloyen.
Al hevet die minnare ongheval,
10[regelnummer]
Hi sal in allen groyen.Ga naar voetnoot10
Wat hulpet hem bliscap ochte tijd,
Die gherne in minnen name delijt
Ende niet en vint inder werelt wijtGa naar voetnoot13
Daer hi met trouwen op mach rustenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ende vri toe seghhen: Lief, ghi sijtGa naar voetnoot15
Die minen gront mach custen.Ga naar voetnoot16
Wat mach hem bliscap ommevaen,
Die minne in hachten heeft inghe ghedaenGa naar voetnoot18
Ende die de wijdde van minnen woude ommegaenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ende vri ghebruken in trouwen?
Meer dan sterren anden hemel staen
Hevet die minne dan rouwen.
Dat ghetal diere rouwen moet sijn ghesweghen,
| |
[pagina 160]
| |
Die grote sware waghen bliven ongheweghen,
Daer ne gheet gheen ghelike jeghen.Ga naar voetnoot2
So eest best dat mens begheve.Ga naar voetnoot3
Al es mijn deel clene, ic hebber verdreghen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Mi gruwelt dat ic leve.
Hoe mach hem gruwelen ende rouwen tleven,
Die sijn al hevet op al gheghevenGa naar voetnoot7
Ende in donckeren dole wert verre verdreven
Daer hi meer ne waent doen kere,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende in onthopenden storme al wert tewreven.Ga naar voetnoot10
Wat rouwen gheliket dien sere?
Ay ghi fiere, die als met minnen ghestaetGa naar voetnoot12
Ende vri leeft in hare toeverlaet,
Ontfarmt der verdeylder, die minne verslaetGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ende met onthopenden ellende gheet nopen.Ga naar voetnoot15
Och, die raets mach pleghen leve vri in raet;Ga naar voetnoot16
Mijn herte levet in onthopen.
Want ic sach ene lichte wolke opgaen
OverGa naar voetnoot18ev alle swerke, so scone ghedaen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ic waende met volre weelden saenGa naar voetnoot20
Vri spelen in die sonne.
Doen wardt mijn hoghe maer een waen.Ga naar voetnoot22
Al storvic, wie es dies mi wanconne?Ga naar voetnoot23
| |
[pagina 161]
| |
Doen sweec mi nacht over den dach.Ga naar voetnoot1
Dat ic ye was gheboren, o wach.
Maer die sijn al ghevet op minnen sach,
Met minnen saelt wel orsaten noch minne.Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Al bennic weder onder den slach,Ga naar voetnoot5
God troest alle edele sinne.Ga naar voetnoot6
Die minne es in allen beghinne ghenoech.Ga naar voetnoot7
Doe mi minne eerst minnen ghewoech,Ga naar voetnoot8
Ay, hoe ic met al hare al beloech.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Doen deedse me haesselen slachten
Die in deemsteren tide bloyen vroech
Ende men langhe hare vrocht moet wachten.Ga naar voetnoot12
Die beiden mach, hem es wel ghesciet,
Tote dat minne sijn alle met al versiet.Ga naar voetnoot13-14
15[regelnummer]
Ay god, dies en achtic niet,Ga naar voetnoot15
Maer ic bens meer dan te ghemeder.Ga naar voetnoot16
Der minnen ic doch mi selven al liet,Ga naar voetnoot17
Maer mi dede dat wee al leder.Ga naar voetnoot18
Dat es den minnare al te swaer,
20[regelnummer]
Na minne te dolen ende hine weet waer,
Het si in deemsterheit ende in claer,
In abolghe ochte in minne. Gave minne
| |
[pagina 162]
| |
Hare ghewareghe troeste openbaer,
Dat custe alendeghe sinne.
Ay, liet mi mijn lief lieve van minne ontfaen,
Daeromme en worde minne niet al verdaen,
5[regelnummer]
Ende so en ware gheen hoghe maer een waen,
Dat waer groot jammer dat het ghesciede.Ga naar voetnoot6
Ay, den edelen fieren doe god verstaen
Wat selke scade bediede.
Ay, wat ic meine ende hebbe ghemeent,
10[regelnummer]
Heeft god den edelen wel versceent
Dien hi quale van minnen heeft verleent
Omme ghebruken van minnen natuere.
Eert al met al wert vereent,
Smaect men bitteren suere.
Refrein:
15[regelnummer]
Der minnen comen troest, hare ophouden versleet.Ga naar voetnoot15
Dat swert die avontuere.Ga naar voetnoot16
Ay, hoe men al met al beveet,Ga naar voetnoot17
Dat en weten ghene vremde ghebuere.Ga naar voetnoot18
| |
Strofisch gedicht 26Al es verdruevet dach ende tijt,
20[regelnummer]
Dies si al god ghebenedijt.
Men saelt saen beter scouwen.
Lief, dat ghi mi te verre sijt
Ende ane u steet al mijn delijt,Ga naar voetnoot23
Dat sijn ghestade rouwen.
| |
[pagina 163]
| |
Dat es wel recht:
Miere herten licht
Daer ic bi soude leven,
Doelt na u al.Ga naar voetnoot2-4
5[regelnummer]
Siet wat ic sal.Ga naar voetnoot5
Mi en es een twint niet bleven.Ga naar voetnoot6
Ay, wat soude mi iet, lief, dan al ghi?Ga naar voetnoot7
Dat ic u niet en volhebbe, dats mi,Ga naar voetnoot8
Ende ghenoech niet en mach volghevenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Gherechte minne fier ende vri.
Wat men u gave dat iet min si,
Dat ware vore u groet sneven.
Want ghi wilt al minne
Met herten ende met sinne
15[regelnummer]
Ende met geheelre zielen.
Die wanen minnen
Sonder beghinnen,Ga naar voetnoot17
Dat warense ye die vielen.Ga naar voetnoot18
Die coneghinne van Saba
20[regelnummer]
Si volgde Salamoene na.Ga naar voetnoot19-20
Dat was om wijsheit sueken.
Als sine vonden hadde, ja,Ga naar voetnoot22
So worden hare sine wondre gaGa naar voetnoot23
Ende si affeleerde in rueken.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Si gaf hem al,
| |
[pagina 164]
| |
Ende die ghichte stal
Wat so si hadde in binnen,Ga naar voetnoot2
Beide herte ende sin,
Daerne bleef niet in.
5[regelnummer]
Het wart al verswolghen in minnen.
Hets recht si hadde hem al ghegheven.
Hadse iet vermert in vremden weghen
Onder dat arme diede,Ga naar voetnoot8
So ware hare dat hoghe wonder ontbleven.
10[regelnummer]
Nu wertse al in minnen tewreven.
Dies derven noch vele liede.Ga naar voetnoot11
Si nemen te vroech
Al haer ghevoech
Onder die ghesellen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dies salmen spade
Der minnen dade
Van hen te wondere tellen.Ga naar voetnoot16-17
Maer die hen ter vrier minnen reken
Ende inden weghe niet en ghebreken
20[regelnummer]
Ende hen ane minne al cleven
Ende doghen hare ellendeghe treken,
Daer mach men wonders wonder af spreken.
Want si hen also opgheven
Alse omme al dorevaren,
25[regelnummer]
Sonder enich sparen,
Ochte minnenGa naar voetnoot23ev ghenoech gheriven,
An anxt ter doetGa naar voetnoot27
Dat hen dat grote goet
Van minnen soude ontbliven.
| |
[pagina 165]
| |
Ay, dus al verloren in minnen cracht,
Ja, ende dan al vergouden der minnen pacht,
Also men te rechte al soude,Ga naar voetnoot3
Dats ene die alre scoenste hacht
5[regelnummer]
Ende ene onverwonne nuwe macht
Ende wel dat god al woude.
Want dat rechtste volgheven van minnen
Dat es dat ontbliven van binnen.Ga naar voetnoot7-8
Want sine connen niet al volleesten
10[regelnummer]
Ende dat hare dat es saen verdaenGa naar voetnoot10
Inder hogher minnen ontfaen.
Dus comense buten den gheesten.Ga naar voetnoot12
Alse die geweldeghe redene der minnen opdoetGa naar voetnoot13
Ende si hen toent hare grote goetGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat si es bi natueren,
Ocht men haere in minnen ghenoech doetGa naar voetnoot16
Dat si al dat verghelden moet,
Dat wect die creatueren
Ende doetse opstaen
20[regelnummer]
Ende alle ommevaen
In herteliker weelden
Ende gheloeft hen een rike
Sonder enich ghelike
In eweliker seelden.
Refrein:
25[regelnummer]
Die dus verwinnen
In storme van minnen
Dat sijn gherechte helde.
Ende die iet gheroen
| |
[pagina 166]
| |
Ende niet en voldoen,
Hets recht datmense scelde.
| |
Strofisch gedicht 29Doer hogher trouwen minne
So sijn alle mine sinne
5[regelnummer]
In menichfoude pine.
Mijn swaere draghen
Sonder claghen
Werdet mi wel in scine.Ga naar voetnoot8
Die ghene daer ic omme douwe
10[regelnummer]
Ende doghe so meneghen rouwe,
Hi hevet mi doen verstaen
Dat ic met hogher minnen sal ontgaen.
Sal mi hoghe minne
Behouden mine sinne,
15[regelnummer]
So bennic seker des,Ga naar voetnoot13-15
Met verstane van binnen,Ga naar voetnoot16
Dat die minnare onser minnenGa naar voetnoot17
Wel volmaket es.
Want al sijn doen es sonder mate.
20[regelnummer]
Hem en ghenoecht vore minne ghene orsate.Ga naar voetnoot20
Dat bekinnen wel
Die hoghe minne draghen, ende niemant el.
Die hoghe minne draghen,
Si selen luttel claghen
25[regelnummer]
Wat leede hen overgheet.
Si selen sijn alse die vroede,
Altoes met diepen oetmoede
| |
[pagina 167]
| |
In hoghe minne ghereet,Ga naar voetnoot1
Daer minne ghebiedet, si verre, si bi,
In sterven, in leven, so wat si,
In vriheit sonder vaer.
5[regelnummer]
Dat maecte ons hoghe minne ierst openbaer.
Wat so ons god ye onste,
En wardt nieman, die conste
Gherechte minne verstaen,Ga naar voetnoot7-8
Eer dat Maria, die goede,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Met diepen oetmoede
Die minne hadde ghevaen.
Tierst was si wilt, doen wardt si tam.
Si gaf ons vore den leeu een lam.
Si maecte die deemsterheit claer,
15[regelnummer]
Die hadde gheweest doncker wel menich jaer.
Die vader van anebeghinneGa naar voetnoot16
Hadde sinen sone, die minne,
Verborghen in sinen scoet,
Eerne ons MariaGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Met diepen oetmoede ja,
Verholentlike ontsloet.
Doen vloeide die berch ten diepen dale.
Dat dal vloyde even hoghe der sale.Ga naar voetnoot22-23
Doen wardt die casteel verwonnen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daer langhe strijt was an begonnen.
Ons dede elc prophete
Te voren scone behete:
Dat hi rike ware ende sconeGa naar voetnoot28
| |
[pagina 168]
| |
Die ons soude brenghen vrede
Van minnen, ende mechtich mede.
Moyses met Salamoene
Prijsden alle sine cracht besondere,
5[regelnummer]
Sine wijsheit ende sine wondere
Tobyas, Ysayas, Daniel,
Job, Jheremias, Ezechiel.
Si saghen visioene.
Si spraken parabilen scone
10[regelnummer]
Wat ons god noch soude doen.Ga naar voetnoot10
Mar, na minen sinne,Ga naar voetnoot11
Die clare, vrie minne
Bleef van hen al ongheploen,
Want si hadden hare seden alse andere man,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Nu hier, nu daer, nu af, nu an.
Maer Maria en sprac el niet
Dan: Mi werde dat god versiet.Ga naar voetnoot17
David seide hem ghedachte
Van gode, het dede hem sachte
20[regelnummer]
Ende hem ghebrac sijn gheest.Ga naar voetnoot18-20
Nochtan hetet hi van werke starc,
Maer Maria wrachte sterkere werc.
Ja, hi hads wale meest,
Sonder Maria, diene gheheel ontfinc,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
God ende man ende jonghelijnc.
Daer mochtemen der minnen
Ierst clare werc bekinnen.Ga naar voetnoot27
| |
[pagina 169]
| |
Dat was bi diepen niede,
Dat hare dat grote ghesciede,
Dat die edel minne uut wert ghelaten
DienGa naar voetnoot3ev edelen wive
5[regelnummer]
Van hoghen priseGa naar voetnoot5
Met overvloedegher maten.
Want si el ne woude, noch haerre el ne was,Ga naar voetnoot7
So hadse al daer elc af las.
Dus heeftse dat conduut gheleit,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat elker oetmoedegher herten es ghereit.
Die propheten ende al hare kinder
Offerden scape ende rinder.
Dat was hare sacrament.
Si daden hen metten bloede striken.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hare sacramente waren gheliken,Ga naar voetnoot15
Eer Marien dat hoghe prosent,
Die sone, ghesindet wart vanden vader.
Nu comt ten groten etenne allegader
- Die brulocht es ghereet -
20[regelnummer]
Die de minne vindet gheciert in brulochtcleet.Ga naar voetnoot20
Onser vriende der propheten
Harer doghet en doech vergheten.Ga naar voetnoot22
Si was scone ende claer.
Si dogheden alendicheit
25[regelnummer]
Ende grote bitterheit
Der wet wel menich jaer.
Hare sacramenten waren bi gheliken.
Dat si daer vore wouden wiken,Ga naar voetnoot28
| |
[pagina 170]
| |
Men maechs hen dancken wel,
Al segghic dat Marien was el.
Oetmoedeghe vrie sinne,Ga naar voetnoot3
Wildi gheheel al minne
5[regelnummer]
Also minne hare selven levet,Ga naar voetnoot5
Ic rade u dore trouwe,
Al lidi rouwe,
Vertijt alles ende beghevet.
So wert u herte wijt ende diep,
10[regelnummer]
So sal u comen dat conduut dat liepGa naar voetnoot10
Marien sonder mate.Ga naar voetnoot11
Bidt der hogher trouwen dat sijt u vloyen late.
Refrein:
Want hogher trouwen es bevolen
Al die oetmoedicheit doredolen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat sise volleiden salGa naar voetnoot15
Daer Maria es met minnen een in al.Ga naar voetnoot16
| |
Strofisch gedicht 35Die tijt es doncker ende cout.
Dies druven voghele ende dier.
Die herten doghen el menichfout,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die kinnen hare natuere fier
Ende hen dan minne ontbliven sal.Ga naar voetnoot21
Wie oprijst, ic blive int dal,
Van riken troeste onberaden,
Met swaren waghen altoes gheladen.
| |
[pagina 171]
| |
Die waghe es mi alte swaer,
Die niet en leghet bi ghere noet.Ga naar voetnoot2
Hoe mochte een herte ghedueren daer,
Die liden moet so meneghe doet
5[regelnummer]
Als hi ghesmaect, die hem bekint
Altoes van minnen onghemint,
Ende al ontseghet wien si ontfaet,Ga naar voetnoot5ev
Hulpe ende troest ende toeverlaet.
En wilt minne mi minne niet ontfaen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wat soudic dan ye gheboren?
Benic vore minne dus ontdaen,Ga naar voetnoot11
So benic sonder waen verloren.Ga naar voetnoot12
So magic claghen wets na weeGa naar voetnoot13
Al minen tijt voert ane mee,
15[regelnummer]
Sone hopic niet na gheen gheval,
Sint minne mi dus ontbliven sal.
Ic toende der minnen mine pine.
Ic bad hare dat sire hadde ghenade.
Si dede mi met ghelate in scineGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dat sijs en hadde wille noch stade.Ga naar voetnoot20
Wat mi ghesciet dats hare al een.Ga naar voetnoot21
Hoe si mi ye in onsten sceen
Hebben mi hare vremde kere ontgheven.Ga naar voetnoot22-23
Des moetic nachte bi daghe leven.
| |
[pagina 172]
| |
Waer henen es minne? In vinder niet.Ga naar voetnoot1
Minne heeft mi al minne ontseghet.
Waer mi dat ye bi minnen ghesciet
Dat ic een ure hadde ghelevet
5[regelnummer]
In hare hulde, hoe soet mi staet,Ga naar voetnoot5
So sochtic ane hare trouwe aflaet.
Nu moetic swighen, doghen ende dueren
Scarp ordel met nuwen uren.Ga naar voetnoot8
Die vonnessen doen mi bederven,
10[regelnummer]
Dat minne mi dus ontbliven moet.
Al woudic om hare hulde werven,
Daertoe en hebbic gheluc no spoet.
Mestroest heeft mi so wederstaen,
In can confoert en gheen ontfaen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die miere herten ontkeren mach
Dien onghehoerden wederslach.Ga naar voetnoot16
Minne, ghi waert daer te rade
Daer mi God mensche wesen hiet.Ga naar voetnoot17-18
Ghi meinet mi in onghenade.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Si al u scout wat mi ghesciet.Ga naar voetnoot20
Ic waende van minnen ghemint zijn,
Ic ben ontseghet, dats mi in schijn.Ga naar voetnoot22
Mijn toeverlaet, mijn hoghe waen
Es mi te rouwen al vergaen.
25[regelnummer]
Soe soete natuere als minne si,
Waer machsi nemen vremden nijtGa naar voetnoot26
| |
[pagina 173]
| |
Dien si alle uren sticht op mi,
Ende miere herten gront met storme doresnijt?
Ic dole in deemsterheit sonder claer,
Buten vrien troeste, in vremden vaer.
5[regelnummer]
Gheeft, minne, den edelen fieren minne
Ende voldoet in mi al uwe beghinne.Ga naar voetnoot6
Minne heeft mi recht loes ghedaen.Ga naar voetnoot7
Ane wiene salic nu soeken raet?
Dats ane trouwe, wilt si mi ontfaen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat si mi om hare hoghe daetGa naar voetnoot10
Vore minne gheleide, dat ic hare mochteGa naar voetnoot11
Mi al op gheven, ochte sijs iet rochte.Ga naar voetnoot12
Ic bidde hare troeste noch raet en gheneGa naar voetnoot13
Dan si mi hare bekinne allene.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ay minne, doet al u ghenoeghen.Ga naar voetnoot15
Uwe recht, dat es mijn naeste troest.
Ic wille met al mi daer toe voeghen,
Het si ghevanghen, ocht verloest.
Uwen liefsten wille willic vore alGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Gestaen, in quale, in doet, in mesval.
Ghevet, minne, dat ic u minne bekinne.Ga naar voetnoot21
Dats rijcheit boven alle ghewinne.
|
|