Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw
(1976)–Anoniem Van minne spreken...– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
RijmbrievenDe hier volgende teksten in verzen zijn brieven van Hadewijch, waarin zij beginnende godzoekenden op hun weg naar de mystieke eenwording met God aanspoort om zich open te stellen voor de ware dimensies van het minne-leven. Aanduidingen als lieve herte, so groetic di (R. 12, 6), sendic u hertelike groete (R. 14, 3), wijzen duidelijk op een geadresseerde. In de narratio- en petitio-gedeelten benadrukt Hadewijch vooral de eis tot navolging van Jezus Christus, de volharding die nodig is om de minne in gerechtigheid te beleven, het gevaar van de dreiging der illusie bij al te menselijke opvattingen over de minne; want Gods wezen bepaalt de aard van de minne. Deze teksten doen Hadewijch kennen als de geestelijke leidster, die zichzelf helemaal ondergeschikt maakt aan het ultieme karakter van haar boodschap. De bondigheid van de taal vergt van de lezer een welhaast meditatieve houding om de diepste betekenis van de tekst te doorgronden. Nota: De weliswaar traditionele, maar nietszeggende benaming van deze teksten, Mengeldichten, werd vervangen door de aanduiding Rijmbrieven. | |
Rijmbrief 3: Onthechting en zelfverloocheningHadewijch geeft voorbeelden van volledige onthechting en zelfverloochening in Maria, Maria Magdalena en Job. Volledige overgave aan de minne en zo Gods gerechtigheid erkennen, is doel van alle minnenden. | |
[pagina 113]
| |
God si hen allen god diene minnen,Ga naar voetnoot1
Ende hem allene Minnen werdich kinnen,Ga naar voetnoot2
Ende dies beghinnen met worden, met werken,Ga naar voetnoot3
Ende metter wet der heylegher kerken,
5[regelnummer]
Ende voert ane dolen in minnen raet:
Na deemster onthopen hoghe toeverlaet.Ga naar voetnoot6
Ay, hoe onghehoert sijn minnen weghe
Eer minne met minnen wint seghe.
Die seghe in minnen wilt ghewinnen,
10[regelnummer]
Hi moet hem chieren in allen sinnenGa naar voetnoot10
Ende na minnen ghetame sijns al vertienGa naar voetnoot11
Ende met hare doemen ende benedien
Hem selven ende dat hi haet ende mint,
Dat hi minnen so sijn recht bekint
15[regelnummer]
Dat hi niet en wilt ende minne en hevet,
Hem niet tontsegghenne sine ghevet.Ga naar voetnoot9evGa naar voetnoot14ev
Want die mint hem es al vremde: rasteGa naar voetnoot17
Ende pine ende overlaste;
Begherte dore graeftenne alse een wiel;Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
So moet minne dat vervullen gheheel.
Ay, hoe moet hi hem vertien al
Die hem gheheel der minnen gheven sal,
Ende hoe ghestede sijnse in elendegher pinen.Ga naar voetnoot23
Dat doen hare worde, hare werken scinen.
25[regelnummer]
Dat toende die moeder wel der minnen.Ga naar voetnoot25
An hare mocht ment ierst bekinnen.
| |
[pagina 114]
| |
Al was te voren om minne ghedaen,Ga naar voetnoot1
Bi hare mocht ment al verstaen.
Sine ontsach wet noch van maghen,Ga naar voetnoot3
Ghewoente, miede, dreighen, prijs noch claghen.
5[regelnummer]
Si liet al omme hare eneghe lief.Ga naar voetnoot5
Ende waest dan recht datse minne verhief,
Doen makese minne der minnen moeder?
Waeromme verghet des iemant vroeder?Ga naar voetnoot8
Van hare te sprekenne es mi te groet,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Want ic nie en dede dat minne gheboet;
Ende si dede der minnen hoechsten raet
Ende dore doelde hare toeverlaet,Ga naar voetnoot12
Tote dat si op clam int hoechste lantGa naar voetnoot13
Daer si minne in ghebruken volvant.
15[regelnummer]
Dus doet mi nederheit van hare swighen
Ende haerre hoecheyt nighen.
Al droech hare boem vele vrochtenGa naar voetnoot17
Daer men oec af spreken mochte:
Heren, vrouwen, ende joffrouwen,
20[regelnummer]
Die dore minne der hoechster trouwen
Onderdanich waren toter doet
In al dat hen die minne gheboet
Van al den anderen latic bliven.
Van ere willic een deel bescrivenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daermen van gheestegher minnen
Grote tekene ane mach kinnen
Ende groet exempel mach nemen af,
| |
[pagina 115]
| |
Hoe enich si hare der minnen gaf.Ga naar voetnoot1
Dat was Maria Magdalene,
Die ene met minnen was ghemene.Ga naar voetnoot3
Ja, Origenes seghet van Marien:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die minnen van gheestegher Minnen mach lien,
Die dore leiden Marien leven,Ga naar voetnoot6
Ende hen gheheel in minnen gheven;
Ende diene moghen wisen in behaghenneGa naar voetnoot8
Ende segghen: Dit seide hi mi, ic saghenne,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Si selen leven herde elendich
Ende op hare matherie behendichGa naar voetnoot11
Die si ontmoeten in pine, in raste,
In verlichtenne, in coste, in laste,
Op dat si der minnen ghenoeghen moghen;
15[regelnummer]
Si souden hem eens ende alles beloven.Ga naar voetnoot15
Die in allen hem dus der minnen ghevet
Dat minne te hem niet tsegghen en hevet,
Dien toent hem god in enen vlieneGa naar voetnoot18
In sconen ghelate van goet ghescieneGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ende sprect hem toe verhoelne woerde,
Die hi bekint ende die nie en becorde
Vremde herte, die hare vore minne iet spaert
Ende alle uren in minnen niene staert.
Want die fier ende ghewarich der minnen sijn,
25[regelnummer]
Si lesen hare vonnessen in minnen anscijn,Ga naar voetnoot25
| |
[pagina 116]
| |
Ende sijn altoes in minnen wakende.
Hem es enich wonder nakende;Ga naar voetnoot2
Ja, wonder vore ons die minne niet en kinnen,
Maer gherechtecheit vore hen die al gheven der minnen.
5[regelnummer]
Want dat scoenste leven dat ic weet,
Al wetict mi wel onghereet,Ga naar voetnoot6
Dat waer datmen gode liet bewerden
In nemen, in gheven, in storme, in verden,
Waerdt in minnen, waerdt in haten:
10[regelnummer]
Dat soude al effene sijn te maten;Ga naar voetnoot10
Woude god comen, woudi gaen,
Dat soudemen al in minnen verstaen
Ende nemenne also hi selve es minne
Ende en euffenen ghene affectie daerinne.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want god es best met gode tontfane,
Ende te behoudenne ende naest te verstane.
Die hem met hem selven te gode doet,
Ic wane hem god ontbliven moet,
Want nieman hem ghenoech ghedoen en can
20[regelnummer]
Die draghet die ymagie vanden erdschen man.
Ghevoelen wij iet, wij werden gherenen
Ende verliesen redenne ende willenre op lenenGa naar voetnoot22
Ende wanen een sijn met dat wij minnen.
Dus breken wij tspel eer wijt ghewinnen.
25[regelnummer]
Die ane dreghet den erdschen man
Besie die scout der redennen an,
Die sine reghele es ende die hem leertGa naar voetnoot27
Die werke die men ter minnen keert,
Ende hoe men minne mach behouden,
30[regelnummer]
Ende waer met minne hevet minnen vergouden.Ga naar voetnoot30
Als men dus gode hantiert met minnen
| |
[pagina 117]
| |
Ende met minnen sijns gnoech mach kinnenGa naar voetnoot1
Dats hem die mensche niet en onderwint,Ga naar voetnoot2
Alsenne god dus ene minne vint,
So es sijn siele verswolghen in enen wille
5[regelnummer]
Des oversten gherochs inde diepste stille.Ga naar voetnoot4-5
Job seide, hi hadde tverhoelne ontfaen.Ga naar voetnoot6
Oec hevet selc sint so ghedaen.Ga naar voetnoot7
Te rechte eest hen verholen, die nemen
Gerne vremde troeste ende dat ghetemen.
10[regelnummer]
Die gode hen selven willen ghemicken
Ende ghenoechte soeken in allen stickenGa naar voetnoot11
Ende laten hare regele ledich bliven
Ende soeken sonder werc gherinen,Ga naar voetnoot13
Die en selen gode sien noch van hem verstaen
15[regelnummer]
Also minne ende Job hebben ghedaen
Ende si doen die alles om gode vertien
Ende met hem al doemen ende benedien,
Ane wien dat gheet; gods werc es hen
Boven alle ghenuechte in haren sen.
20[regelnummer]
Den minnenden dunct al onghedaen
Wat hi doere minne mach bestaen.Ga naar voetnoot20-21
Ic moet der minnen onmate seden
VerswighenGa naar voetnoot22ev bi mijnre nederheden
Tote daticker bekinne mee.
25[regelnummer]
Dien minne ghevet onghenadich wee,
Dat sal sijn dat alre naeste wesen.Ga naar voetnoot26
Maer salne minne meer ghenesen,Ga naar voetnoot27
| |
[pagina 118]
| |
Legghe hare den breidel op den hals,
Ende si hare onderdanich als,Ga naar voetnoot2
Ende doredole die weghe in minnen raet:
Dat si sijn rijcste toeverlaet,
5[regelnummer]
Ende blive in hare eneghen moet.Ga naar voetnoot5
Ic segghe: Ay edele minne, nu doet
In al uwen hoghen wille met mi;
Eest doet, eest leven, u scout al si.Ga naar voetnoot8
| |
Rijmbrief 9: Leven in dienstbaarheidHadewijch spoort de godzoekende aan tot navolging van Christus in diens algehele onthechting van aards goed. Leven in raste en vreugde vindt men alleen in het strijden en lijden om de liefde tot God. God si u troest ter rechter minnen
Ende doe u hoghe minne bekinnen
Ende die waerheit die ghi hem sculdich sijt
Ende make in hem al uwen vlijt.
5[regelnummer]
Wildi beghinnen dat werc der minnen,
So suldi ane dat werc beghinnen
Dars die gods sone an began,
Doen hi ons leven quam een man.
Also hi leefde suldi leven
10[regelnummer]
Ende alle vroude om hem begheven.
Also hi die sine begaf, sal elc die sine
Begheven, die leven wilt in minnen fine.
Ic bidde u dat ghi beghevet
Uwes selfs ende der minnen levet
15[regelnummer]
In ellende ende in vernoye.
Ic en wille niet dat u moye
Dat u dore gode in minnen mescomt,
Want alle pine dore minne vroemt
Datmen om minne vele doghet,
| |
[pagina 119]
| |
Op dat mens ghene mate en toghet,Ga naar voetnoot1
Als die bi minnen scinen in werre
Ende maken ocsuyn ende tonen hen erre:
Dat es pine die niet en vroemt,
5[regelnummer]
Noch niemanne bate af en coemt.
Want die onspoede bedroeven minne
Ende letten sere in allen sinne.
Maer des hebdi clene te doene.
Ic woude ghi vroet wert ende coene
10[regelnummer]
Jeghen gode strijt te makene,Ga naar voetnoot10
Want het benemt die soete smake
Die minne den ghelieven ghevet,
Dat men ene ure niet met vreden en levet.
Also enich ghevet uwe sinneGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Te gode purlijc in rechter minnen
Dat ghi leeft in soe soeten moede
Dat u sake en werde te goede
Dan allene god ochte niet.Ga naar voetnoot18
Want die van gode smakes hevet iet,
20[regelnummer]
Wert hi gherenen van binnen
In rechten ghevoele siere enegher minnen,
Sone wert hem sake meer te goede;
Noch hi hem selven noch heyleghe noch mensche
En valt hem meer als tenen wensche.Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Hem sijn alle andere saken pine
Sonder om minne in minnen dienste te sine,Ga naar voetnoot26
Alle uren sterven ende om minne doyen
Ocht in ghevoelne van minnen joyen.
Hier inne moet u god verhoghen
30[regelnummer]
Ende en late u ten anderen saken doghen.Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 120]
| |
Al segghic dus deo gracias,Ga naar voetnoot1
Ic en wiste nie wie die ghene was
Die minne gaf bliscap ende vrie weghe.Ga naar voetnoot2-3
Jeghen minne hebbic onseghe;
5[regelnummer]
Het es wel recht, ic swighe der claghe
Dat ic van hare hebbe nachte bi dage;Ga naar voetnoot6
Ic hebbe te clenen cost ghegheven
Om minne daer ic vri bi mochte leven.
Maer al en hebbic ghene vissche,
10[regelnummer]
Ic en wille ghene vorsche
Noch oec vlieder besien
Vore wijn torssche:
Al en hebbic ghene minne,
Ic en wille niet el,
15[regelnummer]
Weder si mi si goet ochte fel.Ga naar voetnoot9ev
| |
Rijmbrief 10: Minnen met minne in minneMen mag niet streven naar het kennen van de natuur van de minne. Men mag alleen maar minnen. Door de begeerte wil de mens steeds meer lijden omwille van de minne, die hart, wil en zinnen gebonden houdt. Wie mint moet doghen, maar zal ook de edelheit der minne leren kennen. So wie steet na sonderlinghen kinnen,
Hem ghebrect een poent van gherechter minnen.
Al selc kinnen eischt men dicke te vroech;
Ende dat en es niet ghenoech.
5[regelnummer]
Want het scijnt een willicheit,Ga naar voetnoot5
Ende niet vanden gheeste een gheleit.
Want waert ene leidinghe van gheeste,
| |
[pagina 121]
| |
God soudt herde saen gheleesten.
Ende dats te kinschelike ghemintGa naar voetnoot2
Datmen vele sonderlingheyden wilt,
Ende verkiest in delite te wesenne;
5[regelnummer]
Dats ghebreken van hoghen levenne.
Men sal om ghevoelne noch om kinnen
Dienen, dan slechts te minnen met minnen in Minnen.Ga naar voetnoot7
Datmen die helle niet en ontsaghe,
Noch om des hemels hope en dade,
10[regelnummer]
Ende datmen omme helle ende om hemel
Ware even blide ende even temel,
Ende datmen minde sonder sate
Ende begerde boven mate
Ende boven redenne ende boven sin,Ga naar voetnoot8-14
15[regelnummer]
Dat ware in minnen groet ghewin.
Als men name, soudemen gheven;
Ende dat minne eyscede soudemen leven.
Als men der zielen kinnisse ghevet,
So weetse datse in minnen levet;
20[regelnummer]
Ende alse ghevoelt alendichede,Ga naar voetnoot20
So machse kinnen der minne sede.
Al datse dan mach gheleisten,
Sal minne ghebieden haerre ende eyschen.
Leeft si dan dus der minnen ghenoech,
25[regelnummer]
Dat es wel der minnen ghevouch.
Men moetse uueffenen met herten, met sinnen,
Ende volghen met trouwen ende met minnen.
Nochtan datmen niet en weet van minnen,
Verliestmen als men mach kinnen.Ga naar voetnoot28-29
30[regelnummer]
Herte ende crachte ende al de sinne,
Ende den wille heeft ghebonden de minne.
| |
[pagina 122]
| |
Ende den menschen moetmen so vele gheven
Datmen gheplaecht wert in dit leven;Ga naar voetnoot1-2
Metten ellendeghen doghet men noet,
Ende metten verslaghenen die doet,
5[regelnummer]
Metten katyven dooghet men smertelijcheit,
Ende metten minnenden hertelijcheit.
Die der minnen om minne te dienste wilt staen,
Hi moet in meneghen onraste ontfaen.Ga naar voetnoot8
Die naheit vander minnen natueren
10[regelnummer]
Die beneemt der sielen hare ghedueren:
So si meer comt, so si meer steelt;
So si meer toent, so si meer heelt.
Die der minnen met minnen sal ghestaen,
Al levende moet hi die doet anegaen,
15[regelnummer]
Om dat hem in minnen iet mochte ontblivenGa naar voetnoot15
Dat hi met arbeide mochte vercrighen.
Die natuere die alle crachte verwent,Ga naar voetnoot17
Doet ende leven gheeft ende nemt;
Si es soe crachtich in haren doene,
20[regelnummer]
Sine ontsiet niet, si es so coene;
In hare es alle die macht van gode.
Der minnen wesen es in hare ghebode;
Daer minne met minnen in minne es
Dat es een grondeloes abes;
25[regelnummer]
Daer moetense al in hare verdrincken
Die hen in hare laten sincken;
Ende die hare volghen in hare natueren
Dien geeft si een onghedurich dueren.
Die minne sprinct uut haers selfs natuerenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ende doet die herten in minnen berueren;
Die volghen der cracht der treckender minnen
| |
[pagina 123]
| |
Selen die edelheit daer sise in heeft kinnen.Ga naar voetnoot1
Dat en mochte niemant anderen vertellen
Noch ghescriven noch ghespellen,
Die minne met minnen heeft ghemint,
5[regelnummer]
Wat hi al wonders in die hoecheit vint.Ga naar voetnoot5
Nochtan en moghen der minnen begherdenGa naar voetnoot6
Met al desen niet ghestilt werden.
Si richt hare in al boven hare hebben:Ga naar voetnoot8
Minne en laet hare en gheen raste hebben.
10[regelnummer]
Al ware te gadere tdoghen al,
Die ye was ende es ende wesen sal,
En mochte also vele niet winnen
Alse begherte van rechter minnen.Ga naar voetnoot10ev
Si grijpt te doghenne boven maten
15[regelnummer]
Ende te werkenne dat hare minne wilt laten;Ga naar voetnoot15
Si ontfeet een onlede ende een onghedueren;
Die minne en laetse niet ghedueren;
Si valt in onrasten van edeldere ontrouwen
Die sterkere ende hoghere es dan van trouwen.
20[regelnummer]
Trouwe die men met redenen mach
Saten, ende met sinne ghewerden mach,Ga naar voetnoot21
Si laet hare dicke ghenoeghen
Dat ontrouwen niene mach voeghen.Ga naar voetnoot23
Trouwen moet dicke ontbliven
25[regelnummer]
Dat ontrouwe mach ghecrighen;
Edele ontrouwe en mach niet restenGa naar voetnoot26
Eer si vercrijcht dat alre beste;
Al dat minne es wiltse vercrighen:
Dies en mach hare niet ontbliven.
| |
[pagina 124]
| |
Hier af ghevoelse meneghe suere,
Dat minne mocht beteren in corter ure;
Dit dreghet si alst quame van ontrouwen,Ga naar voetnoot3
Datse wel weet dat comt van trouwen;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van begherten van onghedueregher minnen
En machse ghene raste ghewinnen,
Ende van begherten der sterkere minnen
Verliesse raste ende ghedueren van binnen.
So si hogher in minnen versinct,
10[regelnummer]
So si na hare begherte onghereder vent;Ga naar voetnoot10
Want men in ellenden niet ghenoch vinden en machGa naar voetnoot11
Noch begherte vervult werden en mach;
Want si comt ute so hogher natueren,
Sine mach in ghene clene dinc ghedueren.
15[regelnummer]
Minne vliet ende begherte volghet naer,
Ende vint emmer ongherede stat daer.Ga naar voetnoot16
Die hoecheit en machse niet vercrighen;
Dat minne selve es moet hare ontbliven.
Mochte die ziele die natuere bekinnen
20[regelnummer]
Daer si van gode in ghemint es met minne,
So soudse sere in verlanghene doyen
Ende al in ghenoechten vloyen.
Dat ware te groten raste in trouwen.Ga naar voetnoot23
Die mint moet doghen vele rouwen:
25[regelnummer]
Die ter trouwen dienste wilt staen
Ende trouwe van trouwen wilt ontfaen
Ende in hogher trouwen wilt leven
Ende in haren dienste nemen ende gheven
Na haren recht, si vri, starc ende coeneGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Altoes haren liefsten wille te doene;
| |
[pagina 125]
| |
Spaert hi daer vore ere ocht ghemac,Ga naar voetnoot1
So es hi die vrient die ter noet ghebrac.Ga naar voetnoot2
| |
Rijmbrief 12: Luister naar de stem der minneGehoorzaam aan de stem der minne. Laat vaderhuis en volk en alle aardse goed achter om haar dienstbaar te zijn. Daartoe zal Christus ons helpen, die de ware liefde heeft geopenbaard. Leef in waarheid en sijt fier ter minne ende coene. In gode, die es onse minne,Ga naar voetnoot1
Also verre alsic minne bekinne,
So ware mi leet hine ware allene
Dat wij minnen ende meynen.Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Met selker minnen als es hi,
Lieve herte, so groetic di,
Ende met dat ic ben, sonder vergheten.Ga naar voetnoot7
Ghi wet wel, al doe ict u weten,
Dat minne wilt ueffennen daer men haer siGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende weten wat men haer es; dan leefse vri.
Immer wiltse horen ende prueven
Om verbliden ende om bedrueven;
Daer en mach minne niet sijn sonder;
Si es emmer tempererende in wonder;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
So sere verstormt es minnen natuere,
Datse niet rusten en mach ene ure
Sine pleghe haers liefs in sueter minnenGa naar voetnoot17
Ochte in storme van sinnen.
God heeft ons wonder ghedaen
| |
[pagina 126]
| |
Dat hi ons met minnen heeft bestaen.
Nadien dat wiere toe sijn ghemaect
Te wetenne hoe minne met minnen smaect,
So keert u met gherechter doghet
5[regelnummer]
Ter soeter minnen al dat ghi moghet,
Te pleghenne met allen goede seden,
Met soeten sinne, met vollen vreden.
Waect inden bant van rechter minnen
Ende pijnt u te verstane die stimme
10[regelnummer]
Daer minne selve mede sprect.
Siet dat ghi hare niet en ghebrect.
Es minne u suete, es si u wreet,
Sijt tharen wille altoes ghereet.
Also plaghics ye, ende also ict verstaGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Steet oec ic: Audi filia.Ga naar voetnoot15
Sidi dochter so gheloeft den vader;
Sijt te sinen dienste ghereet algader.
Voert ane suldi gods werc besienGa naar voetnoot18
Ende alle noet werken in alle dien
20[regelnummer]
Die ws behoeven, al so hise wrachte,Ga naar voetnoot20
In wille, in werken, in ghedachte.
Daer na heethi neyghen die oeren,
Datmen der minnen stemme sal horen:
Ghehorsam te sine van buten, van binnen,
25[regelnummer]
Ende niet te wetenne dan den wille der minnen.
Als men dus der minnen ghehorsam si
So salmen vergheten al daer bi:
Svolcs van vremden ende van bekinden,
Van gheachten ende van gheminden,
30[regelnummer]
Ende vergheten alre creaturen,
Om te ghedinkenne die suetheit van Minnen natueren.
| |
[pagina 127]
| |
Hi heet vergheten thuus haers vader,Ga naar voetnoot1
Omme dat hire ghebruken wilt algader,Ga naar voetnoot2
Ende dat al der gherre sijn verghetenGa naar voetnoot3
Die den hemel hebben beseten,
5[regelnummer]
Inghelen, heyleghen, hier der menscen;
Mochte men van hen hebben dwenschen,
Dat menre bi hem al vergheteGa naar voetnoot6-7
Ende allene van enechheden der minnen wete.
Als ghi omme hem dus wilt vervaren,
10[regelnummer]
Sal die coninc u scoenheit begharen.Ga naar voetnoot10
Want ghene scoenheyt in sine natuere
En ghenoeghet dan sine natuere puere.
Als men el niet en can ghedincken
Dan hem dore cussen ende daer inne sinken,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dats godleec leven na gods ghenoeghe.
Die hem dus enich der minnen al op droeghe,
Die scoenheit beghert hi ende chierter hem mede
Na sijn ghenoeghen, na minnen sede.
Die ghene es godlec, segghen die liede.
20[regelnummer]
Maer dien selke godlijcheit nie en ghesciede,Ga naar voetnoot20
Sine scoenheit en beghert die coninc niet.Ga naar voetnoot21
Ontferme u dats so luttel ghesciet,Ga naar voetnoot22
Ende siet dat die coninc u beghere.Ga naar voetnoot23
Mi dunct dat icker mi af ververe,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dat hi onbeniedt ende onbekint
Vanden sinen blijft ende onghemint,
Dat hi niet met sijnre natueren en mach
| |
[pagina 128]
| |
Ghebruken dies dat hi in minnen versach.Ga naar voetnoot1
Ay, begheeft elcs al ende eyscht dat alGa naar voetnoot2
Ende besiet wat wondere dat al dan werken sal:
Dat eyselijcste wonder dat ye wert,
5[regelnummer]
Die dierste scoenheit die de coninc begert,
Diere hi met sijnre gheheelre natuerenGa naar voetnoot6
Ghebruken wilt in een ghedueren,
Ende dat scone met eenre scoenheit ontmoeten
Ende groeten met eenre enegher groeten;
10[regelnummer]
Ende dat cussen met enen eneghen monde
Ende te vergrondenne die eneghe grondeGa naar voetnoot11
Ende met enen siene te doresiene al
Dat es ende was ende wesen sal;Ga naar voetnoot8ev
Ende dat al met eenre wijsheit vroeden
15[regelnummer]
Ende met enen wille van eneghen moeden,
Ende met enen rike al even rike,
In eenre vormen, in enen ghelike,
Ende in een ghevoelen, in eenre ghewelt van al.
Die voldoet als hi noch weten sal.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ay, mi es onbekint wie dat es.Ga naar voetnoot20
Gode ende sinen gheminden ontfarme des.
Van dienste van minnen wetic raet;
Maer alst te diere ueffeninghen gaet
Hoe men met minnen lieves pleghet,
25[regelnummer]
So es mijn weten saen gheseghet.Ga naar voetnoot25
So varic also pleghet die blinde,
Ende make vanden beghinne mijn inde.
Alse lief met lieve gheet minnen leven,
Daer soudemen scone beghinne gheven;Ga naar voetnoot29
| |
[pagina 129]
| |
Daer moet hijt inden dies niet en weet
Ende dien ghevoelen van minnen es onghereet.
Nu, al en beghert ons die coninc niet,
Dat ons wee si ende verdriet,
5[regelnummer]
Wij selen gherne neyghen die oeren,
Ende alse een sijnre kindere hoeren
Ende sien ende merken ende verstaen
Wat hi wilt ende dore ons heeft ghedaen,Ga naar voetnoot8
Ende selen vergheten vremder dinghe
10[regelnummer]
Ende alre joyen sonderlinghe
Van vrienden van beneden van boven,Ga naar voetnoot11
Ende van allen doghenne der minnen loven,Ga naar voetnoot12
Ende selen hopen omme goet gheval
Dat ons minne noch volgheven sal.
15[regelnummer]
Mochten wij doch om minne ghelaten
Vremde troeste ende orsaten,
Ende wij ons chierden in scone ghelaet,
In hoghen wille, in hoghe daet,
Minden wij met minnen al dat si mint
20[regelnummer]
Ende ware hare glorie ons bekint,
So soudse hare selven doen daer binnenGa naar voetnoot20-21
In een ghebruken, in een bekinnen.
Dies hulpe ons Jhesus Christus
Die selve van minnen allen lostGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ende alle doghet hevet gheopenbaert
Ende met sijnre claerheit verclaert,Ga naar voetnoot26
Hi moet ons minnen condich maken
Ende verclaren al onse saken
Ende onse herte ende onsen sin,
30[regelnummer]
Ende doen sijn eneghe minne daer in,
Die ons doe weten hoe men hem sal
| |
[pagina 130]
| |
In volmaecheyden leven al.Ga naar voetnoot1
Nu sijt met waerheiden al beset
Ende haest u dat ghi ons niene let.Ga naar voetnoot3
Die tijt es cort, hier es vele te doene;
5[regelnummer]
Sijt fier ter minne ende coene.
| |
Rijmbrief 13: Dat suetste van minnen sijn hare stormeEen beschrijving van de paradoxale ervaringen, die de minne met zich meebrengt. Dat suetste van minnen sijn hare storme,
Haer diepste afgront es haer scoenste vorme,
In haer verdolen dats na gheraken,Ga naar voetnoot3
Om haer verhongheren dats voeden ende smaken,
5[regelnummer]
Hare mestroest es seker wesen,
Hare seerste wonden es al ghenesen,
Om hare verdoyen dat es gheduren,
Hare berghen es vinden alle uren,
Om hare quelen dat es ghesonde,
10[regelnummer]
Hare helen openbaert hare conde,Ga naar voetnoot10
Hare onthouden sijn hare ghichten,
Sonder redenne es hare scoenste dichten,Ga naar voetnoot12
Hare ghevangnesse es al verloest,
Hare seerste slaen es hare suetste troest,
15[regelnummer]
Hare al beroven es groot vromen,
Hare henen varen es naerre comen,
Hare nederste stille es hare hoechste sanc,
Hare groetste abolghe es hare liefste danc,
Hare groetste dreighen es al trouwe,
20[regelnummer]
Hare droefheit es boete van allen rouwe,
Hare rijcheit es hare al ghebreken.
Noch machmen meer van minnen spreken:
| |
[pagina 131]
| |
Hare hoechste trouwe doet neder sinken,
Hare hoechste wesen doet diep verdrincken,
Hare grote rijcheit maect armoede,
Haers vele vercreghen toent onspoede,
5[regelnummer]
Hare troesten maect die wonden groot,
Hare hanteren brinct meneghe doet,
Hare voeden es hongher, hare kinnen es dolen,
Verleidinghe es wijse van harer scolen,Ga naar voetnoot8
Hare hanteren sijn storme wreet,
10[regelnummer]
Hare gheduren es in onghereet,Ga naar voetnoot10
Hare toenen es hare selven al helen,
Hare ghichten sijn mere weder stelen,Ga naar voetnoot12
Hare gheloeften sijn al verleiden,
Hare chierheiden sijn al oncleiden,
15[regelnummer]
Hare waerheit es al bedrieghen,
Hare sekerheyt scijnt meneghen lieghen.
Dies ic ende menich dat orcondeGa naar voetnoot17
Wel moghen draghen in alre stonde,
Dien de minne dicken hevet ghetoent
20[regelnummer]
Saken daer wij sijn bi ghehoent,
Ende waenden hebben dat hare bleef.
Sint si mi ierst die treken dreefGa naar voetnoot22
Ende ic ghemercte al hare seden,
So hildicker mi al anders mede;Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Hare ghedreich, hare gheloven
Daer met en werdic meer bedroghen.
Ic wille hare wesen al datse si,Ga naar voetnoot27
Si groet, si fel, al eens eest mi.
| |
[pagina 132]
| |
Rijmbrief 14: Neder sal men in oetmoedicheit sinckenTraagheid in de minne is uit den boze. Ootmoed, zoals Maria ons die voorleefde, zal het kind (de minne) in onze schoot (de ziel) doen volgroeien. In den hoghen name der minnen,
Die u hare wesen moet doen kinnen,
Sendic u hare hertelike groete
Ende bidde hare datse u al moete
5[regelnummer]
Hare wesen tonen toten gronde,
Datmen nie ghegronden en conde.
Ay, hoe diep es die afgront der minnen
Die nieman en conde bekinnen.
Al datmens kint es luttel goet
10[regelnummer]
Sint dats iet ontbliven moet.Ga naar voetnoot9-10
Dats ons ontblijft dat comt bi lidenGa naar voetnoot11
Dat wij so slappelijc vorwert tiden,
Ende met armen troeste leven,Ga naar voetnoot13
Ende so luttel in storme van minnen gheven.
15[regelnummer]
Onse sinne ende onse crachte,
Die lopen souden, staen in hachte,Ga naar voetnoot16
Die weghe ter hogher minne gradeGa naar voetnoot17
Sonder pays ende sonder ghenade.
Die weghe die men loept ter minnen
20[regelnummer]
En moghen die ghene niet kinnen
Die ghemate sijn an hare werken
Ende hen met ghenuechten sterken,
Ende leven in toren om scade, in bliscap om spoede,
Bi vremden wesenne in hoverdeghen moede.
25[regelnummer]
Maer die volmaectelike woude kinnen
Dat moghende wesen vander minnen,
Hi soude met oetmoedegher herten
Gheliken suetheide ende smertenGa naar voetnoot28
| |
[pagina 133]
| |
Ende ontfaen in eenre glorien,
In enen wille, in eenre memorien,
Suete ende suer, in een ghenoeghen,
Ende alle pine sonder bedroeven.
5[regelnummer]
Want minne mach herde wel orsaten
Dat sware dolen harre straten.Ga naar voetnoot6
So neder sal men in oetmoedicheit sinken,
Ja, boven alre menschen ghedincken
Die ter werelt gheboren sijn,
10[regelnummer]
Sal groetheit der minnen comen daer in.
Wildi dus vallen ende in allen nighen,
So suldi volmaecte minne ghecrighen.
Want dat haelde gode neder in Marien,
Ende mettien selven soude hi noch lien
15[regelnummer]
Die hem so neder in minne const hebben:Ga naar voetnoot14-15
Hine mocht hem sine hoecheit niet ontsegghen,
Hi soudenne ontfaen en draghen tghetal
Also een kint in zijnre moeder volwassen sal.
Ghetrouwe vrese es dierste maent,
20[regelnummer]
Die al die werken hoet, ende spaent
Ter heylegher wet ende ter waerheit gheboden.Ga naar voetnoot21
Si doet professie doen in gode.
Ghi wet wel, die professie doet
Dat hi een wesen gheloven moetGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Metten gheselscape daer hi es
Te alder ghehorsamheit te sine ghetes.Ga naar voetnoot26
Alse vrese dan, die eerste maent,
Die ziele dus hevet ghemaent
Talre ghehorsamheit van minnen
30[regelnummer]
Volmaecten dienst, daer sijt mach kinnenGa naar voetnoot30
In doet, in leven, in alle dinc,
Dus ontfeetmen alse Maria ontfinc,
| |
[pagina 134]
| |
Ende in allen so diepe oetmoedicheit daer bi,
Dats: Ecce ancilla domini.Ga naar voetnoot2
Dus es die eerste maent bestaen,
Met ghetruwer vresen heeftmen ontfaen.
5[regelnummer]
Die andere maent es gherne doghen
Om volmaectheit ende nauwe poghen
Die te leerne daermen mach.
Daer vore en spaert ghenen slach.
Waer ghi moghet, bejaghet doghen.
10[regelnummer]
Daer bint die waerheit der kinnessen die oghen.Ga naar voetnoot10
Ontfadi dat sonder uwe mesdaet,Ga naar voetnoot11
So dragdi minne inden hoechsten graet.
Want in verduldicheit leertmen kinnen
Hoemen pleghen mach groter minnen.
15[regelnummer]
Want si doet meest wassen ende op gaen
Dat vat daer minne in es ontfaen.Ga naar voetnoot16
Die derde maent hoghet tghetal,
Alse men dus can verdraghen al
Ende men weet datmen minne dreghet;
20[regelnummer]
Dat es hueffenninghe die menre toe hevet:
Altoes niedich ende onverwonnen
Ende also daer inne hebben connenGa naar voetnoot22
Na die screfture die ons leret alsoe:
Sobrie pie iuste vivamus in hoc seculo.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die vierde maent es die suete natuereGa naar voetnoot25
Daer soe weerdeghe creatuere
Alse minne es, met op wassen sal,
Ende hare menichfuldeghe lede over al.Ga naar voetnoot28
In die stat daer mense in dreghet
| |
[pagina 135]
| |
Ende over al daerse lede hevet,
Sal mense met sueter natueren hoeden
Ende met ontsteken werken voeden.Ga naar voetnoot3
Die vijfte maent es heymelijc begaenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die suete dracht die men heeft ontfaen,
Heymelike te hueffenen die suete minne
Ende die sware pine die minne brinct inne,
Die hi ghevoelt die minne dus dreghet
Ende met oetmoede ontfaen hevet.
10[regelnummer]
Die seste maent es toeverlaat
Daer men alle rijcheit af ontfaet
Ende troest dat dat kint metter vrocht sal comen
Volwassen,Ga naar voetnoot12ev rike, ende gheven alle vromen;
Dus te verlatene op minnen sachGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ende te hakenne na den hoghen dach
Dat gheboren werde dit edele kint
Ende te vollen in vollen van vollen ghemint.
Die sevende maent es gherechticheit,
Die maect te nieute alle arbeit.
20[regelnummer]
Gherechticheit doemt ende benedijt
Elc wesen na sinen tijt,
Ende nemt ende gheeft na ghetamen der minnen
Ende boven verstaen van allen sinnen.
Der gherechticheit dogde sijn boven natuereGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ende maken seker die zielen ende puere,
Ende bi gheenre doghet en mach men bat kinnen
Dan men in waerheiden es van minnen
Dat datmen in dogheden jeghen natuere
Suete smake hevet sonder suere:
30[regelnummer]
Dats blide te sine in vernoye,
Dats in versmaetheyden te hebbenne joye,
Ende te minnen die u doen quaet.
Dats seker van minnen die hoechste daet.
| |
[pagina 136]
| |
Vrient met vrienden, metten bliden blide,
Dats pleghen van minnen in allen tide;
Maer dits jeghen natuere, jeghen macht,
Ende der gherechticheit hoechste pacht,
5[regelnummer]
Daer men gode properlijcst bi dreghet
Ende volcomenlike wassende binnen hevet.
Die achtende maent es wijsheit van minnen
Ende hare wesen in allen weghen kinnen:
Also vele als minne can gheminnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Verslendet die wijsheyt al van binnen.
Die neghende maent es alse wijsheit slint
Al dat si in minnen mint.
Dan comt ter minnen gheweldeghe tijt
Ende stormt alle uren op wijsheit.
15[regelnummer]
Als men met allen dat men es
Ghenoech es der minnen ende ghetes,
So werdt ter neghender maent gheboren
Dat kint dat oetmoet hadde vercoren.
Dan heeft oetmoedicheit haer ghevoech
20[regelnummer]
Daer si hare selven es mede ghenoech.
Tusschen hen tween es dat kint voldreghen
Dat in die grote stat hevet gheleghen:
Int diepste van oetmoede, int hoechste der minnen,
Daer men met allen in allen sinnen
25[regelnummer]
Gode dus leeft met alre macht,
In nuwe minne dach ende nacht.
So werdet god al datmen levet,
Want hi inde scriftuere ghesproken hevet,
So dat hijs niet en mach laten.
30[regelnummer]
Hi sal ons meten metter selver maten
Daer wij hem mede meten.Ga naar voetnoot30ev
Die dan aldus van minnen beseten
Sijn in wille, in werke, boven den sinnen
Te al haren wille ghenoech der minnen,
35[regelnummer]
Sal hi dan also meten weder,
| |
[pagina 137]
| |
So moet hi hen dat hoghe gheven neder
Te haren wille, also sij hen gheven,
Sal hi hen in een al leven;
Anders ware loghenne die orsate,
5[regelnummer]
Sone mate hi niet die selve mate.
Nu es dit kint volwassen gheboren,
Dat bi oetmoedicheit was vercoren
Ende es volwassen in hogher minnen
Ende .ix. maende voldraghen binnen.
10[regelnummer]
Ende elke maent hevet weken viere
Ende elke seghet ghereide ende chiereGa naar voetnoot11
Jeghen den groten hoghen dach
Dat minne volboren werden mach.
Dierste weke es macht, dander conste,
15[regelnummer]
Die derde wille; ende ghestade onste
Die volmaect die viere weken
Ende verwlt de maent sonder ghebreken.Ga naar voetnoot17
Elc weke es van .vij. daghen.
Die daghe sijn die sevenne gaven;Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die moetmen hebben salmen lydenGa naar voetnoot20
Die .ix. maende tharen tiden.
Wijsheit leert watmen doet;
Verstennesse orcont die werken goet;
Met rade versteetmen der minnen ghenoech;
25[regelnummer]
Met crachte werctmen hare ghevoech;
Met conste salmen lieves pleghen;
Met ghenadicheit grote ghichten gheven;
Met heilegher vresen salmen hoeden
Al die werken ende met trouwen voeden.
|
|