Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 5
(1863)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 265]
| |
Het geslacht van Molhem.In het derde deel van het Vaderlandsch MuseumGa naar voetnoot(1), heb ik by het uitgeven van den Rinclus, gevraegd, wie Gielis van Molhem was, die dat stuk gedeeltelijk in onze tael overbracht, en ik uitte de gissing, dat men hem voor eenen monik uit de abdy van Afflighem kon houden. Het geslacht, waeruit hy gesproten was, ontleent ongetwyfeld zynen noem aen het dorp Molhem, in de nabyheid van Assche, en dus niet zeer verre van Brussel, gelegen. In 1287 vindt men eenen Menzo de Molhem met andere brabantsche edelen opgenoemdGa naar voetnoot(2). Of Gielis wel juist in het dorp Molhem geboren was is vry onzeker; want reeds vroeg vindt men te Brussel een geslacht gevestigd, dat Van Molhem hiet, en waertoe zekere Catharina behoorde, die omtrent het midden der veertiende eeuw leefde, en voorkomt in eene akte, welke ik hier laet volgen. Men kan in allen gevalle, schijnt het my, gerust aennemen, dat de dichter Gielis van Molhem in Brabant, het zy te Brussel, het zy in de omstreken van die stad geboren was. 20 April 1355. | |
[pagina 266]
| |
mino solutionis communiter in bursa currentis, medietatem in festo nativitatis Johannis Baptiste et medietatem in natale Domini annis singulis capiendas et habendas supra domistadium cum domibus suprastantibus, sicut supra Altam Stratam, iuxta portam quondan Leonii dicti Crane versus ObbruxselGa naar voetnoot(1), cum medietate putei stante inter dictum domistadium et domum quondam dicti Leonii, cum duobus domistadiis sitis ibidem retro domum quondam Johannis dicti Nerinc, prout in litteris scabinorum super hoc confectis, que apud nos sunt, plenius continetur. De quibus quidem sedecim libris predictis ex parte dictorum pauperum assignamus ad dicta bona et solvere promittimus annuatim et hereditarie capellano ecclesie beate Gudile Bruxellensis viginti solidos ejusdem monete, terminis antedictis, pro anniversario dicte domicelle Katherine in eadem ecclesia beate Gudile annuatim et perpetue solempniter celebrando, sub tali videlicet forma: si contingat in posterum predicta bona sive predictum censum aliquo modo peiorari vel defalcari in parte vel in toto, quod absit! quod extunc dictum capitulum hujusmodi defectus dampnum nobiscum comportabit secundum sue exigentiam portionis. In cujus rei testimonium sigillum predictorum pauperum de Capella presentibus est appensum. Datum anno Domini Mo ccc.mo quinquagesimo quinto xxa die mensis Aprilis. Het is zonderling, hoe weinige inlichtingen wy tot hiertoe over onze oude dichters bezitten. De meeste zijn ons slechts by name bekend: omtrent hunne geboorteplaets, hunnen stand in de maetschappy, enz. weten wy doorgaends niets of zeer weinig. Dikwijls ook kunnen wy ter nauwer nood den tijd, waerin zy geleefd of de plaets, waer zy gebloeid hebben, aenduiden. De onverschilligheid onzer voorouders omtrent onze middeleeuwsche schryvers is onbegrypelijk. Het is waer, sedert de zoo gezegde wederopkomst der letteren in de zestiende eeuw, hield men zich uitsluitelijk met latijn en grieksch bezig, en men zag met verachting neêr op al wat vaderlandsch was. |
|